"De Enig Ware God"
"De Enige God, Zijn Geest en Zijn Zoon"
"Gods Wil en Raadsbesluit"
"God de Eer en Heerlijkheid geven"
"Het relatieve en het absolute"
"God en Satan"

De Godheid van God

door John H. Essex.

Deel 6:
God en Satan.

GOD EN SATAN
IN deze serie studies over de Godheid van God, hebben we gepoogd aan te tonen dat we een God hebben die altijd Almachtig is; nog voor geen moment geeft Hij de heerlijkheid van Zijn Almacht over aan een ander. Onze God is een God Die alles uitvoert naar het raadsbesluit van Zijn eigen wil, in statige en onfeilbare stappen doorgaand naar voleinding van een doelstelling die in de diepten van Zijn hart en geest zijn ontstaan al voor de aionen begonnen.
GOD KAN MACHT OVERDRAGEN,
MAAR NOOIT ZIJN ALMACHT
In de loop van de uitwerking van deze doelstelling, heeft God op bepaalde tijden aan sommigen toegestaan een bepaalde hoeveelheid gezag en controle over anderen uit te oefenen, maar nooit tot waar ze, zelfs niet in het geringste, Zijn Almacht zouden ondermijnen.

Dit wordt met kracht aangetoond in Zijn handelen met Satan. In het boek Job trekt God hele duidelijke lijnen van demarcatie waarover de Tegenstander niet heen mag gaan. In Job 1:12 wordt Satan toegestaan alles wat Job had te raken, behalve de man zelf; later, in 1:26, werd het hem toegestaan ook Job zelf te raken, maar niet om zijn leven te nemen. Het feit dat God zulke grenzen kon instellen waarover Zijn belangrijkste tegenstander niet mocht treden, zijn een klare demonstratie van de Godheid van God.

De Schriften onthullen God
Dit is precies de bedoeling van het boek Job. Het is de oudste les in de wereld. Het gaat niet in de eerste plaats over Job, of over zijn vrienden, zelfs niet over Satan, maar over God. God onthult Zichzelf hier in dit boek als De Almachtige, aan Wie alle anderen zich moeten onderschikken, inclusief Satan. Satan is te zien is als een instrument waardoor God werkt om Job te brengen tot een besef van Hem. En laten we toegeven, als we over Job's ervaringen nadenken, dat zijn vrienden geen bevredigend antwoord konden geven op zijn problemen. Ze worden alleen ten tonele gebracht om de nadruk te leggen op het onvermogen van de menselijke wijsheid en de nietigheid van menselijke raad. Job moest slechts van God alleen leren en het resultaat van dit alles is te vinden in hoofdstuk 42, vers 5 en 6

"Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd.
6 Daarom herroep ik en doe boete in stof en as."
Het kwaad is in Gods doelstelling gebracht opdat de schepping dichter tot Hem zou worden getrokken -opdat, in plaats van Hem slechts te horen, ze Hem waarlijk zou zien voor wat Hij is - een liefhebbende Vader, Die altijd het welzijn van Zijn schepselen dicht aan Zijn hart heeft. Maar het kwaad kan slechts zijn ingebracht als God altijd in staat is het te controleren en het te gebruiken tot Zijn eer. Het verhaal over Job toont dit precies aan.

Gods Doelstellingen zijn onveranderd
DE KRACHT VAN SATAN
Het is geruststellend te realiseren dat de Tegenstander geen onbeperkte macht heeft. Alleen God heeft dat.
Toch moeten we de macht en kracht van Satan niet onderschatten. Het is beschreven dat zelfs Michaël, toen hij strijd voerde met de Tegenstander over het lichaam van Mozes, hem niet belasterend kon oordelen, maar zei

"De Here straffe u!"(Judas 9)
Michaël was hoog geplaatst in de hiërarchie in de hemel(zie Dan. 12.1; Openb. 12:7), maar kennelijk stond de Tegenstander hoger in rang.

Het is in feite ook noodzakelijk dat de Tegenstander groter en krachtiger moet zijn dan welk ander geschapen wezen dan ook in Gods universum, met de uitzondering van de Zoon van Gods liefde. Geen minder wezen zou kunnen hopen de leiding van de Here Jezus uit te dagen, want datzelfde zou ongetwijfeld gebeuren door anderen. Geen minder wezen zou kunnen hopen de schare van boodschappers te misleiden en ze van God weg te trekken. Geen minder wezen zou de machten en autoriteiten kunnen oproepen tussen de hemelingen onder zijn onderworpenen (Efe. 6:12). Geen minder wezen zou een onophoudelijke oppositie tegen God kunnen volhouden gedurende de gehele periode die de aionen beslaan. Tegen geen minder wezen zou God ten volle Zijn absolute suprematie kunnen aantonen.

Want het is door de controle over en de onderwerping van Satan dat de Godheid van God het meest zeker is gemanifesteerd. Door de hele Schrift zien we momenten waarin de Tegenstander dichtbij schijnt te komen aan het bereiken van het doel van zijn plannen, maar hij slaagt nooit helemaal. Laten we naar een paar van deze kijken om te zien hoe, in elk geval, de omstandigheden door God overstemd worden om Zijn doelstelling te bevorderen. Maar door te zeggen dat de omstandigheden door God overstemd zijn, moeten we het duidelijk stellen dat God niet improviseert. Hij schept geen nieuwe zaken die aansluiten bij wat er gebeurt, want Hijzelf heeft de controle over iedere wending. Het is God Die bepaalt hoe Zij doelstelling wordt uitgewerkt, niet de Tegenstander. God past zaken niet aan om de Tegenstander's gepruts tegen te gaan; Hij bepaald ze van te voren.

Oppositie tegen God kan niet los staan van Zijn controle.
DE NEDERWERPING VAN DE WERELD(KOSMOS)
Een schijnbare triomf van Satan wordt gezien in de chaos en duisternis waaraan de oorspronkelijke orde van dingen werd onderworpen bij de nederwerping van de wereld (kosmos). God schiep de hemelen en de aarde in licht, want Hij is licht en alles is uit Hem. Maar er gebeurt een nederwerping en duisternis treedt in. Kunnen we ons een meer verlaten en onmogelijke scène voorstellen? Het land in chaos, onder water gezet en alles overdekt met duisternis! Werd Gods doelstelling gedwarsboomd?

Toen de fundamenten van de aarde werden gelegd, was er een groot gejuich geweest bij een aantal van de leidende figuren in de hemelse gewesten (Job 38:7). Zagen zij de aarde als een toneel waarop zich Gods doelstelling zou afspelen? Het wordt ons niet gezegd, maar het is duidelijk dat zij het zagen als een bron van grote vreugde. In feite zou het een platform worden voor de uitvoering van het grootste schouwspel aller tijden, dat zou uitlopen in de komst van grote zegeningen aan allen in Gods schepping, zijzelf inbegrepen. Wat moeten zij wel hebben gedacht toen zij het werk zo in puin zagen liggen? Maar God was niet in paniek, want zelfs deze woestenij lag binnen het plan van Zijn doelstelling.

Vervolgens vinden we de Geest van God, "trillend" gaan over het oppervlak van het water dat de chaos had bedekt en het wordt weer licht. Deze handeling van God wordt door Paulus gebruikt als een illustratie van de manier waarop Hij in onze harten schijnt, de aangeboren duisternis vervangend door

"ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus."
(2Kor. 4:6;NBG)
Maar laten we wel opletten dat, hoewel de duisternis van de nederwerping duidelijk het gevolg was van een opstand tegen God (waarom zou anders duisternis verschijnen?), het niettemin in de uiteindelijke analyse het God is Die de Schepper is van de duisternis, net zoals Hij ook de Schepper is van het kwaad (Jes. 45:7). Let in het bijzonder op de kracht van alle woorden die in dit vers worden gebruikt en hoe invoelend het concept van Schepper is in verband met de onafscheidelijke verbondenheid van het wezen van God. Deze nadruk zou het idee volledig moeten afwijzen dat de oppositie tegen God zijn oorsprong vindt in de hoge vlucht van een kwaadaardig wezen dat geheel onafhankelijk is van Hem.

DE MISLEIDING VAN DE MENSHEID
Na het verwijderen van veel van de nadelige effecten van de nederwerping van de aarde, werd de mens ten tonele gebracht. Zoals we al in eerdere studies hebben gezien, werd de mensheid, Gods speciale creatie, gemaakt naar Zijn beeld, met als hoogste doel een vorm te maken waarin Zijn eigen Zoon Zichzelf zou kunnen offeren voor Zijn hele schepping en zo uiteindelijk allen met God te verzoenen, zowel die in de hemel als die op de aarde zijn (Kol. 1:20). Mocht de mensheid het doel missen, dan zou dat zeker Gods bedoeling dwarsbomen! Satan zal zo gedacht hebben. Maar nee! Ook hier had God al in voorzien, ja zelfs meer! Hij had dit gepland, want bij de schepping had Hij in de mens juist die verlangens geplaatst die het hem onmogelijk maken druk van buiten af te weerstaan; daarom zou de mens zondigen (het doel missen) wanneer die druk zou worden toegepast. Satans aanval op Eva was gericht tegen die gevoelens die "ingebakken" zitten in de term "ziels", maar slim en handig als hij was, was Satan in die tijd, net als in alle andere, toch niet meer dan een instrument in Gods handen, dat onwetend Gods plannen tot op de letter uitvoert. Als de mens niet had gezondigd, dan was er ook niemand geweest om de Heer der Heerlijkheid te kruisigen! Ook was er dan niemand geweest aan wie God Zijn mededogen zou kunnen tonen. En ook zou er niemand geweest zijn in wie Hij Zijn genade ten toon kon spreiden. Maar het is juist Zijn doelstelling om in de komende aionen

"de overweldigende rijkdom zijner genade
te tonen tussen de hemelingen en Hij doet dit door hen te tonen
Zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus. "
Hoe kon Hij dit doen als wij niet eerst ons hadden gedragen
"in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns "?
(Efe. 2:1-8;NBG)

Satan valt de verkozen Lijn aan,
maar Christus zal zijn hoofd beschadigen

VERDERE AANVALLEN DOOR DE TEGENSTANDER
Als we voortgaan door de Schrift komen we vele pogingen van Satan tegen om Gods wil dwars te zitten. Daar waar Gods plannen worden onthuld, is de Tegenstander altijd in de buurt om tegenstand te bieden. Daarvoor werd hij ook geschapen, om God te weerstaan bij iedere wending van Diens doelstelling, want hij moet de functie van zijn werk uitvoeren. We kunnen hier maar een paar van dit soort gebeurtenissen bekijken.

Toen het bekend was bij de Tegenstander, vermomd in de vorm van een slang, dat zijn hoofd door het zaad van de vrouw zou worden beschadigd, viel Satan de lijn van afstamming van het zaad aan bij iedere denkbare mogelijkheid.

Hij viel aan via Sara, door op Abram's vrees in te spelen, zodat hij haar zijn zuster noemde, daarbij er voor zorgend dat eerst Farao en later Abimelech haar als vrouw wensten. De tussenkomst van God verhinderde dit beide keren (Gen. 12:11-20; 20:1-18).

Hij viel aan via Rebekka door haar aan te zetten Izaäk te misleiden in verband met Jakob en zo het geboorterecht en de daarbij horende zegeningen weg te halen bij de eerstgeborene, Ezau. Het was overduidelijk dat God hier al toe had besloten:

"Want toen de kinderen nog niet geboren waren en goed noch kwaad hadden gedaan (opdat het verkiezend voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op grond daarvan, dat Hij riep),
12 werd tot haar gezegd: De oudste zal de jongste dienstbaar zijn,
13 gelijk geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat. "

(Rom. 9:11-13; Gen.25:23)
Hij viel aan via Farao door het in zijn gedachten te brengen een opdracht te geven om alle mannelijke kinderen van de Israëlieten te doden zodra ze geboren waren. Alhoewel het geslacht van Juda, door wie het beloofde zaad zou komen, nog niet in onmiddellijk gevaar was, was het kindje Mozes, die de toekomstige bevrijder van Israël zou worden, dat zeker wel. Maar hij werd gered doordat hij in Farao's eigen huis werd opgenomen, waar hij ook opgroeide en werd opgeleid in alle wijsheid van de Egyptenaren (Hand. 7:22). Als dit geen indringing in het territorium van de Tegenstander was, wat dan wel?

Later, toen de Israëlieten een natie waren geworden in hun eigen land en een koning verlangden, gaf God ze Saul, een man die met kop en schouders uitstak boven ieder van zijn onderdanen. Maar de Tegenstander bracht een godslasterlijke geest in hem om zo te proberen het pasgevormde koninkrijk te onderwerpen aan de Filistijnen. Saul sidderde voor Goliat, maar God voorzag in David, nog maar een jongen, om hem te verslaan. De ontmoeting tussen David en Goliat was in feite de beslissendste in de geschiedenis van Israel tot op dat moment, want al Gods beloften aangaande het volk kwamen samen in David en waren op niets uitgelopen als hij door Goliat was gedood.

De Heer uw God zult gij aanbidden
DE ONTMOETING TUSSEN JEZUS EN SATAN
De beslissendste slag in de geschiedenis van de wereld was die tussen de Tegenstander en Jezus. Satan kwam in eigen persoon naar deze slag; hij benoemde geen tussenpersoon. Nadat hij had gefaald de Heer door Herodes te laten doden bij Zijn geboorte, opende hij nu een frontale aanval toen de Heer verzwakt was door vasten. Maar Jezus weerstond met succes alle testen van zijn opponent en daarin nam Hij de gelegenheid een grote waarheid uit te dragen over Zijn Vader. Want Hij zei tegen Satan

"De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen."
(Matt. 4:10;NBG)
Dit was een aanhaling uit het vijfde boek van Mozes, Deuteronomium (6:13 en 10:20). Ja, alle aanhalingen die Jezus gebruikte met zo'n duidelijk effect naar Satan zijn uit datzelfde boek. David had vijf stenen uit de beek genomen en doodde Goliat waarschijnlijk met de vijfde steen; waarom zou hij anders vijf stenen hebben genomen? De laatste die hij in zijn tas deed was waarschijnlijk de eerste die hij er uit nam. Jezus nam vijf stenen van het stromende water van het Woord van God - de vijf boeken van Mozes en versloeg Satan met welgekozen woorden uit de laatste daarvan.

Satan boodt Jezus alle koninkrijken ter wereld aan en hun heerlijkheid als Jezus hem alleen zou aanbidden. Hiermee deed Satan wat vele despoten en dictatoren hebben gedaan die hebben verlangd naar goddelijke aanbidding naast de trouw als machthebber. Nebukadnezzar deed dit toen hij zijn beeld liet maken, maar zag zijn dwaling in voordat hij stierf (Dan. 3:4-6; 4:37). Hoewel God het koninkrijk aan Nebukadnezzar aanbood, behield Hij het recht te worden aanbeden voor Zichzelf. En hoewel de koninkrijken van deze wereld (tijdelijk) onder het gezag staan van Satan (hij was echt in staat het Jezus aan te bieden!), heeft God nooit aan hem of aan wie dan ook het recht gegeven te worden aanbeden als Degene Die Almachtig is.

Want God is God en Zijn Heerlijkheid zal Hij nooit aan een ander geven, zeker niet aan Satan. Zijn Godheid is absoluut!

Het is niet zonder betekenis dat Jezus tegen Satan zei

"De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen."
Als de opdracht "Ga weg" bedoeld is voor Satan persoonlijk, dan is ook de rest van het vers dat.
"De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen."
Deze uitspraak uit het Woord van God, met gezag door Jezus gebruikt, voorzegt het uiteindelijk lot van Satan als een Tegenstander, maar behoudt hem als een schepsel die uiteindelijk God zal aanbidden. Ook zo zal de Godheid worden verheerlijkt.

Christus was gehoorzaam, zelfs tot in de dood
DE GROOTSTE BEPROEVING ALLER TIJDEN
De opdracht aan Satan, "ga weg", werd onmiddellijk opgevolgd en we lezen
"en zie, engelen kwamen en dienden Hem."
Dit schijnt onze eerdere bewering over de rang van Satan te bevestigen. Boodschappers konden niet dichterbij komen om Jezus te dienen terwijl hij er was, maar zodra hij weg was kwamen ze en dienden Jezus. Alleen Jezus zelf kon Satan bevelen en deze benaderde Jezus niet nog een keer, noch deed hij Hem enig kwaad, rechtstreeks of via tussenpersonen, totdat de vastgestelde
"ure en de macht der duisternis. "
was aangebroken (Luc. 22:53).

Vanaf dát moment scheen alles goed te gaan voor Satan. Hij legde beslag op Petrus, de hoogste der apostelen, en Jezus ontnam hem dat niet, maar bad alleen dat zijn geloof niet zou bezwijken (Luc 22:31,32). Door een ander van Zijn discipelen werd Jezus verraden met een kus; de rest verliet Hem en vluchtte (Matt. 26:56). Jezus werd overgegeven om te worden gekruisigd; om gerekend te worden onder de overtreders; om zelfs door God Zelf te worden verlaten aan dat vreselijke kruis. Was dit niet Satans grootste triomf? Maar zelfs in dit alles was Satan slechts bezig met het uitvoeren van Gods bedoeling en het woord van het kruis wordt zowel de kracht van God als de wijsheid van God. Zodanig is de suprematie van de Godheid dat Hij zelfs de razernij van de Tegenstander kan omzetten in lofprijzing voor Hem. In de ervaring van het kruis kunnen we, boven alles in de Schrift, wederom zien dat Satan slechts een instrument in Gods hand kan zijn. Zijn grootste daad van oppositie brengt alleen maar Gods doelstelling dichterbij!

Neem op de wapenrusting Gods
DE VERLOKKING VAN SATAN VANDAAG
De uitgeroepen gemeente is Satans doel voor vandaag. Hij is doorlopend bezig ons weg te trekken van onze trouw en toewijding aan God en ons af te leiden van een helder begrip van Zijn doelstelling, speciaal van een goed begrip van God Zelf en de omvang van de roeping waarmee Hij ons geroepen heeft. We hebben inderdaad de gehele wapenrusting Gods nodig om te kunnen blijven staan onder de aanvallen van de Tegenstander. Het is niet aan ons om tegen vlees en bloed te vechten (laten we daarom ons niet laten vangen in disputen onder elkaar) maar met machten, met krachten, met de wereldmachten van deze duisternis, met de geestelijke krachten van het kwaad onder de hemelingen. Laten we daarom de wapenrusting Gods opnemen, zodat we in staat zullen zijn te staan in deze boze dag. We worden niet opgeroepen aan te vallen of aggressief te zijn, maar alleen om stevig te staan. Al onze bewapening is defensief; zelfs het zwaard van de geest moet niet agressief worden gebruikt, maar om de slagen van onze tegenstanders af te houden. Het zwaard van de geest is het Woord van God.

We kunnen dit zwaard niet zinvol gebruiken als we er niet goed bekend mee zijn. Laten we ons herinneren dat alle Schrift is geïnspireerd door God en nuttig is om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren, op te voeden in gerechtigheid, tot alle goed werk volkomen toegerust (2Tim 3:16,17).

Paulus worstelde om ieder mens volwassen voor te stellen in Christus Jezus. Hij bad voor ons om

"de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God."
We bidden dat deze artikelen over de Godheid van God ons mogen helpen te komen tot een betere kennis van Hem.

JohnH.Essex.




© Grace and Truth Magazine