| DE ENIGE GOD,
ZIJN GEEST EN ZIJN ZOON
In het huidige tijdperk van genade zijn gelovigen in Christus niet langer onder de wet; deze toestand wordt door Paulus in Galaten benadrukt. We zijn onder genade en het is erg goed voor ons dat we dat zijn, want als we nog onder de wet zouden zijn, dan zouden we gebonden zijn door al haar voorwaarden en onderworpen aan alle straffen voor het breken er van.
Gods WET
Het grote voorbeeld van wet in de Schrift is dat welke God via Mozes gaf aan Israël. Zij die er aan onderworpen waren moesten haar tot in detail bestuderen, zodat ze zeker waren dat ze er gehoorzaam aan waren. De straffen voor het niet houden van de wet waren zwaar en de Schrift maakt het duidelijk dat de wet, als ze gehouden moest worden, ook in haar geheel moest worden gehouden. Jacobus gaat zelfs zo ver te stellen: "Want wie de gehele wet houdt, maar op een punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden." (Jac. 2:10;NBG) Wat een uitspraak!!
Gods wet is onuitsprekelijk precieser dan die van de mensen. Gods wet maakt geen uitzonderingen voor menselijke zwakheden; ze accepteert geen excuses voor menselijk falen. Ze vereist absolute perfectie in het houden ervan en staat geen ontspanning toe. Het maakt niet uit welk deel of deeltje men van de wet niet houdt, zo'n vergissing of overtreding maakt van iemand een wetbreker - een overtreder van de wet - en voorwerp van het rechtvaardige oordeel van God.
Laten we daarom dankbaar zijn dat we niet onder de wet, maar onder genade leven. "Daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen." (Rom. 3:20; NBG) Maar wij "worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus."(vers 24)
Dit is opnieuw een bewijs van de suprematie en godheid van God, want alleen Hij heeft ons in de positie gebracht waarin we worden aanvaard in de Geliefde. God heeft aan ons aangetoond dat de wet aan het kruis van Christus is genageld en dat we beschouwd worden als te zijn gegaan langs het kruis en verder gegaan in een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17)
Maar dit houdt niet in dat we de rechtvaardige principes die de wet inhoud zouden kunnen vergeten en slechts ons eigen plezier zoeken. We moeten niet doorgaan in de zonde opdat genade nog groter zou worden en het zou bedekken. De wet zelf is heilig en de inzetting er van heilig, rechtvaardig en goed (Rom. 7:12)
Zouden we doden? Zouden we overspel plegen? Zouden we stelen? Zouden we valse getuigenis tegen elkaar afleggen? Zouden we begeren? Natuurlijk niet! Zouden we onze ouders eren? Vooral wel, het is het beste om dat te doen!
Dit zijn de zes inzettingen die de menselijke verhoudingen regeren en zorgen voor een goed leven. Paulus heeft veel te zeggen over menselijke verhoudingen en over ons gedrag tot elkaar zolang we nog in het vlees zijn, maar hij gebruikt niet de taal van de wet maar van de genade! Wat een hard gebod was onder Mozes, wordt een zachte uitnodiging in de handen van Paulus. Daar waar we de gelegenheid hebben, moeten we werken voor het goed van allen, in het bijzonder voor de geloofsfamilie (Gal. 6:10).
Maar wat nu met die vier inzettingen die de relatie van de mens met God regelen? Zullen we andere goden voor Zijn aangezicht stellen? Zullen we handgemaakte beelden aanbidden? Zullen we de naam van de Heer, onze God, ijdel gebruiken? Uiteraard zal het antwoord "Nee!" zijn! We zijn niet onder de wet, zoals Israël dat was, voor wat betreft deze zaken en we zullen er niet voor worden gestraft als we deze inzettingen overtreden. Maar ons geweten zal zeker worden aangesproken en we zouden de heilige Geest van God, door wie we zijn verzegeld, bedroeven. We doen er goed aan één dag heilig te houden voor de Heer, niet één Sabbatdag van de zeven, maar de gehele dag van ons aardse leven ons lichaam stellen "..tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer" (Rom 12:1;NBG) " En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld" (Rom. 12:2;NBG) waarin we nu verblijven.
Maar naast de letterlijke opvolging van deze inzettingen is er een figuurlijke manier waarmee we kunnen falen de principes die er achter liggen te onderhouden; een manier die God de heerlijkheid ontneemt die van Hem is en de waarde van Zijn godheid vermindert. Bijvoorbeeld:
We moeten niet doden, maar we doen het vaak! We doden de waarheid van God iedere keer dat we de leugen ondersteunen die, in meerdere of mindere mate, goddelijke eer geeft aan het schepsel in plaats van de Schepper, wanner we ook maar beginnen te denken dat enig wezen anders dan God, ook maar de minste geringste invloed heeft op de uitwerking van het doel dat Hij aan het uitwerken is in overeenstemming met het raadsbesluit van Zijn wil.
We moeten geen overspel plegen, maar we doen het vaak! We plegen overspel met de waarheid van God iedere keer dat we menselijke filosfieën mengen met Zijn waarheid, of onze eigen gedachten toestaan ons af te leiden van wat de Schriften zeggen. We moeten daarmee niet flirten, maar eerder onze gehele aandacht en toewijding geven aan God en Zijn Woord.
We moeten niet stelen, maar we doen het vaak! Israël werd beschuldigd van het God beroven door hun tienden niet naar de opslagplaats te brengen. Wij beroven God iedere keer als we Hem niet de eer een heerlijkheid geven die Hem toekomt, als we Hem niet waardering geven voor het werk dat Hij in ons aan het doen is en een deel van de verdienste ervan op onze eigen rekening schrijven.
We zouden geen valse getuigenis moeten geven, maar we doen het vaak! We geven een valse getuigenis iedere keer als we de waarheid over de Schrift, de hele waarheid en niets dan de waarheid, niet vertellen. We zouden extra waakzaam moeten zijn zodat we niet "de waarheid Gods veranderen" , want dit kan niet worden toegestaan, aangezien iedere verandering, hoe klein ook, afleidt van Zijn godheid. Hij staat geheel achter Zijn Woord en wil geen afwijking er van hebben (Jes. 55:11; Rom. 3:4).
We moeten niet overspelig zijn, maar we doen het vaak! We plegen overspel, ieder keer als we iets voor onszelf verlangen van de heerlijkheid waarvan God heel duidelijk heeft verklaard dat Hij die niet aan een ander wil geven. Dat is als we bijvoorbeeld "zielen winnen voor Christus", alsof wij iets voor God kunnen doen! God zal ons een heerlijkheid voor onszelf geven, maar het zal nooit de heerlijkheid (of maar een deel ervan) zijn die Hij voor Zichzelf heeft gereserveerd als godheid. Wij zullen nooit goden zijn, maar zonen van God!
Dit alles is samengevat in de woorden van dat eerste gebod dat Israël kreeg "Gij zul geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben" Dit is een principe dat we altijd ijverig zouden moeten onderhouden. Het is een principe dat door alle brieven van Paulus heen loopt, want de apostel verklaart in 1 Kor. 8:6 "...is er maar een God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en een Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem." Maar dan voegt de apostel met nadruk toe "Maar niet bij allen is die kennis."
DE HOOGSTE GOD
"Voor ons is er één God" Het is niet voldoende dat we dit weten en erkennen, we moeten er ook nog de volgende waarheid aan toevoegen "Uit wie alles is" en deze aanvullende waarheid is zonder waarde als we niet de veelomvattendheid van alles benadrukken. We kunnen geen deel uit God hebben en deel uit ons zelf. Dit Schriftdeel komt overeen met Romeinen 11, de verzen 33-36, waar de gedachte wordt uitgewerkt " O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?
35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. (NBG) Deze verzen stellen, in absolute zin, de Godheid van God. Ze zijn majesteitelijk in hun ontwerp, alles omvattend in hun doel.
Ze bedekken het geheel van Gods doelstelling, van het begin tot de voleinding; van de aanvang toen alles in God was, tot het einde wanneer God Alles in allen zal zijn. Alles is uit God en dit is niet alleen datgene dat geschapen werd in het begin, maar ook alles wat nodig is om die schepping te sturen en te onderhouden totdat ze haar uiteindelijk doel zal hebben bereikt: alles is door Hem. Wat een prachtig plaatje!
We mogen inderdaad zeggen:
God is de allerhoogste, alwetend en al wijs.
Wie kan Hem raad geven of Hem opdragen?
Niemand is Hem gelijk, zo heerlijk en zo groot.
Zijn Naam is geschreven in de sterrenhemel.
En in de aarde ligt Zijn onfeilbare kracht.
Het was Zijn Gedachte die bedacht en schiep,
En aan ieder Zijn nederige staat toewees.
In Hem leven allen, Die al het nodige geeft.
"Aan wie zal Ik gelijk zijn" zegt de Here.
Voor Zijn vragen komen alle andere rechten te vervallen.
Zijn uitspraken staan vast; Zijn soeverein woord
zal niet zonder uitwerking terugkeren, maar wordt vervuld.
De doelstelling van de Ene, Die alles bewerkt
in overeenstemming met het raadsbesluit van Zijn wil.
Dit is de God die kon verschijnen aan Abram als de "God Die volstaat", Die aan Israël kon zeggen via Jesaja dat Hij de enige Redder was; en toch allen in ongehoorzamheid kon doen komen en zelfs de hele schepping kon onderwerpen aan ijdelheid.
Maar hoewel Hij zowel de volken als Israël "hen allen onder ongehoorzaamheid besloten," (Rom 11:32:NBG) is dat alleen opdat Hij "Zich over hen allen te ontfermen." (Rom 11:32;NBG) want genade kan het best worden getoond tegen een achtergrond van hardnekkige ongehoorzaamheid (zie ook Efeze 2:1-7). En het onderwerpen van de schepping aan ijdelheid is gedaan opdat ze een verwachting mag hebben. Een schepping die is onderworpen aan ijdelheid doet veronderstellen dat alles niets voorstelt en er in het geheel geen verwachting is; dit is precies hoe het zou zijn als er geen alvoorzienende God is, Die Zelf de in de verwachting voorziet (zie ook Efeze 2:8-10). Uiteindelijk, als de schepping haar doel heeft bereikt, zal het "Gods prestatie" zijn, net zoals de ecclesia, die het lichaam van Christus is, nu al "Gods prestatie" is. Alles is uit God!!
"De Vader Is Meer Dan Ik"
1Korinthiërs 8:6
Ja, voor ons is er maar één God, en ook de Enige, de Vader, uit Wie alles is. Deze Ene is heel apart en anders dan de Heer Jezus Christus, alhoewel er natuurlijk een nauwe relatie met elkaar is. De Eén is de Vader, de ander is de Zoon. De Eén is de allerhoogste, de ander wordt de Soevereine genoemd (Kol. 1:18).
Maar laten we wel hier op letten: de Heer Jezus Christus is Soeverein, alleen maar omdat God, de Allerhoogste, Hem zo gemaakt heeft! Petrus legde dit aan Israël uit toen hij met de grootste nadruk zei "Dus moet ook het ganse huis Israels zeker weten, dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt" (Hand. 2:36;NBG)
Ook Paulus zegt ons dit (in Fil. 2:9) " Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,
11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
" (Phil. 2:9-11;NBG)
Wat laat dit nog voor ruimte voor het idee van de drie-eenheid, drie goden in één en één in drie; en alle samen-eeuwig en even gelijk? In geen van deze passages die we gezien hebben wordt de Geest van God ook maar genoemd!
De leer van de Drie-eenheid, zoals die over het algemeen wordt verstaan, is een zeer verderfelijke en is nog zo'n poging van de Tegenstander om de godheid van God te ondermijnen. De woorden Vader en Zoon verliezen hun betekenis als de Vader niet voorgaat voor de Zoon en de Vader niet groter is dan de Zoon. Jezus zelf zei "De Vader is meer dan ik" (Joh. 14:28;NBG) en Hij sprak over de Vader als over Zijn God (Joh 20:17).
Het is verrassend hoe wijdverspreid deze ondermijnende leer is geraakt en hoeveel gelovigen erdoor zijn verleid. We geraken in grote moeilijkheden als we niet-Schriftuurlijke uitdrukkingen gebruiken om Schriftuurlijke zaken aan te geven. "Drie-eenheid" is een uitdrukking die is uitgevonden door theologen; ze heeft haar oorsprong in hun geloofsbelijdenissen en is terug te vinden in hun gezangen. We moeten op onze hoede zijn om termen te gebruiken die niet Schriftuurlijk zijn en nog meer voor de leringen die er op gestoeld zijn. Het is zeker waar dat er een Vader is en een Zoon en een heilige Geest, maar het zijn geen drie Wezens in één, nog minder zijn ze één in drie!
De Vader is in volle recht God; Hij was is en zal altijd zijn: de Allerhoogste. Als zodanig heeft Hij recht op de verering, aanbidding en aanhankelijkheid van allen.
De Zoon is alleen God in de relatieve zin. Hij is "de enig geboren God" (Joh. 1:18; Conc. vert. NT) Als het origineel van Gods schepping (Openb. 3:14), de Eerstgeborene van ieder schepsel (Kol. 1:15), verscheen hij vóór de schepping "in de gestalte Gods"(Phil. 2:6), opdat Hij aan de schepping God, Wiens ware beeld Hij is, mag openbaren. Maar altijd wijst de Zoon naar de Vader en zorgt ervoor dat de heerlijkheid aan Hem wordt gegeven. Het is de Vader Die (als gevolg van de gehoorzaamheid van de Zoon aan het kruis) wil dat bijvalsbetuiging wordt gegeven aan Christus wanneer Hij Hem zeer hoog zal verheffen en Hem een naam geeft die boven alle naam verheven is, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zal buigen. Het wordt duidelijk gesteld dat deze bijvalsbetuiging is "tot eer van God, de vader"
Gods HEILIGE GEEST
De heilige Geest is in het geheel geen god, maar eenvoudig de kracht van God zoals die zich manifesteert in Zijn onzichtbare, ontastbare handelen. Bijvoorbeeld: hij werkte onzichtbaar in de verwekking van de baby Jezus (Math. 1:18). Hij werkte ook in de gedachten van al diegenen die God had verkozen om Zijn Woord te schrijven (2Petr. 1;21). Nu verblijft hij in de harten van Gods heiligen(1Kor. 3.16). Hij is nooit, op zich, een doel van verering, maar stuurt de lofprijzing en aanbidding naar God en de Zoon.
De prachtige relatie die bestaat tussen de Vader en de Zoon werd door Jezus zeer bekwaam uitgedrukt toen Hij zei "Ik en de Vader, Wij zijn één" (Joh. 10:30:Conc. NT) maar dit kan op geen enkele manier worden gebruikt om de theorie van de Drie-eenheid te ondersteunen, want Jezus bad later dat Zijn discipelen ook"dat zijéén mogen zijn, op de manier als Wij één zijn" (Joh. 17:11:Conc.NT) en later in het zelfde hoofdstuk"dat zij allen één mogen zijn, op de manier waarop U, Vader, in Mij bent, en Ik in U, dat zij ook in Ons mogen zijn" (vs. 21;Conc.NT)
Jezus erkende altijd de Godheid van Zijn Vader en zal dat altijd doen, want bij de voleinding zal Hij het koninkrijk aan Zijn Vader overdragen en Zichzelf onderwerpen aan de Ene Die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God zal zijn Alles in allen(1Kor. 15:24-28)
Laat deze houding, die was in Christus Jezus, ook in u zijn en laten we alle eer en heerlijkheid geven aan God, ons realiserend en bevestigend dat we niets uit onszelf kunnen doen. Zo mogen we ons onderwerpen aan Hem, opdat Hij nu al Alles mag zijn in ons.
John. H. Essex.
Naar artikel 3 van deze serie: Gods Wil en Raadsbesluit"
| |