Hoe kan Eén Mens de zonden van zovelen vereffenen? En hoe kan één offer meer dan afdoende zijn om al de zonden die ooit zijn gepleegd te overklassen? In dit opzicht is de theorie van plaatsvervanging ernstig onvoldoende.
De theorie van plaatsvervanging verlangt dat Christus, in tijd en omvang, net zoveel zou lijden als de som van al het lijden waarvan Hij redt. Een uitleg hiervan is zelden gepoogd te geven. De gebruikelijke voorstelling is dat de capaciteit van de Lijder zo groot was, dat het mogelijk was dit te concentreren in één Slachtoffer, en het te comprimeren in de korte periode van Zijn kwelling. Dit is hoogst onbevredigend, in het bijzonder voor wat het de tijd betreft. We kunnen ons niet voorstellen dat de zielskwelling, die het gevolg is van het lijden van miljarden wezens gedurende aanzienlijke perioden(om maar niet te spreken over de eeuwigheid), zo samengeperst zou kunnen worden! Het valt buiten ieder bevattingsvermogen. Het schijnt ons zowel onlogisch als immoreel toe.
Als plaatsvervanging waar is, en eeuwige foltering de bestemming is voor allen die niet in Hem geloven, dan moet Hij, op z'n minst, eeuwig lijden om een enkele ziel te redden. Om er meer te redden zou Hij net zoveel moeten lijden, maar dan vermenigvuldigd met het aantal van de verlorenen, niet alleen in omvang, maar ook in duur. Als we zien dat eeuwige foltering niet waar is, maar dat iedere zondaar slechts een beperkte tijd lijdt tussen zijn opstanding en de tweede dood, geoordeeld wordend vanwege zijn daden, dan komt de zaak dichter bij de sfeer van een rationeel onderzoek. Wij kunnen niet eens een enkele eeuwigheid omvatten, laat staan miljarden daarvan, maar we kunnen miljarden perioden van 100 jaar berekenen. Toch geeft dit niet veel opluchting. Onze Redder heeft en zal niet honderden miljarden jaren lijden om Zijn volk of ras te redden.
De omvang van Zijn lijden valt buiten iedere berekening, maar de duur valt wel binnen ons kennen. Zijn geestelijke kwelling, veroorzaakt door het door God verlaten zijn aan het kruis, duurde niet langer dan drie uren. Als van de scharen die door Hem gered zijn ieder het zou hebben moeten doorstaan tijdens hun stukje van die tijd, dan zou het zo kort zijn dat geen van hen het zou voelen. Menselijke functies zijn niet snel genoeg om honderdsten van seconden waar te nemen. Indien we drie uren, ofwel honderdtachtig minuten, of slechts ongeveer tien duizend seconden, delen door de miljarden die worden gered, dan is ieders tijd vrijwel niet waarneembaar. Er is geen mogelijke parallel tussen deze tijdsperiodes.
Het eten van fruit is geen ongewone of belangrijke handeling. In Adam's geval lag dan ook de gevreesde vernietigende kracht geheel in haar relatie tot God. Afgezien van Zijn verbod was het een onbeduidend incident. Nadat God had gesproken werd het een zonde, een overtreding, een belediging, een kanaal van onuitspreekbaar wee voor de mensheid. Zo moest het ook met z'n tegenhanger. Vele mensen zijn geëxecuteerd. Sommige zijn gekruisigd, maar zij waren al vijanden van God. Toen Christus werd gekruisigd, was het het Woord van God dat tussenbeide kwam en Hem vervloekt maakte(Gal. 3:13,14). Haar relatie tot God veranderde het van een dood in een offer, geladen met de oneindige macht ten goede, met een uitzicht dat onuitspreekbaar weidser en hoger is dan Adam's zonde.
Het is duidelijk dat iedere poging om aan te tonen dat onze Redder het handels-equivalent is van dat wat Zijn schepselen gedoemd zijn te verduren, absoluut hopeloos is. Het is onlogisch en onnatuurlijk. De echte vergelijking zou men als volgt moeten lezen: zoals Adam's daad staat tot de totaalsom van z'n gevolgen, zo staat Christus' lijden tot dat wat het bereikt. We moeten Christus' daad vergelijken met Adam's overtreding, niet met diens nadelige gevolgen voor de mensheid. Mathematisch gesproken: de formule van plaatsvervanging heeft de hoofddelen van de vergelijking genegeerd, waardoor de formule onoplosbaar werd.
Je zou ze nu zo kunnen weergeven:
De daad van Christus is gelijk aan de gevolgen van Adam's daad, min datgene dat door ongelovigen werd doorstaan.
Dit zou aantonen dat wat Hij heeft bereikt veel minder is dan wat Adam bereikte. Dit is echter geheel tegengesteld aan de waarheid!
God geeft ons de basisprincipes van Zijn oordeel over de mensheid in het tweede hoofdstuk van Romeinen. Hij zal ieder betalen overeenkomstig zijn daden. Zij die volharden in goede daden, heerlijkheid zoekend en eer en onvergankelijkheid, zullen aionisch leven krijgen, net zo zeker als anderen woede, droefheid en benauwdheid, indien ze kwaad veroorzaken. Het feit dat niemand zich voor aionisch leven kwalificeert neemt het principe niet weg dat Gods oordelen rechtvaardig zijn. Hij beloont, net zoals hij veroordeelt, met gelijke maat. Indien Adam's zonde zo'n vreselijke oogst van ellende produceert, moet het offer van Christus een oogst van ongehoorde blijdschap voortbrengen.
Indien we het vertrek van de zonde wensen te begrijpen, zouden we haar intrede moeten overwegen. Adam had een paar ogenblikken het genoegen van het eten van de verboden vrucht, en het resulteerde in al die ellende en wee die nu de mensheid martelt. Hij ervoer niet eens een uur genoegen om ieder uur van pijn te compenseren. Er is geen vergelijk tussen de duur en omvang van zijn overgave, en de lengte en hoeveelheid van menselijk lijden dat er uit voortkwam. Hij was op geen enkele wijze onze vervanger aan de debetzijde van de rekening. Zo is ook Christus niet onze vervanger aan de creditzijde!
Het is een slechte regel die niet beide kanten op werkt. Indien Adam's moment van overgave effectief was in het produceren van zo'n kolossaal lijden en verlies, omdat het ras in hem was, waarom zou dan de langdurige kwelling van Christus niet werken om veel grotere blijdschap en winst te verzekeren, daar Hij de Zoon is van God, in Wie alles werd geschapen? Zijn werk is nuttig voor allen, niet vanwege de omvang of duur, maar vanwege de potentie van Zijn relatie tot hen voor wie Zijn offer werd geofferd.
Indien we een vergelijking moeten instellen, dan zouden we moeten opmerken hoe beperkt Adam's genoegen was over het plezier van de zonde. Het lijden van Christus was onmetelijk veel groter. Niemand zou ze willen doorstaan voor een miljard ervaringen zoals Adam had. Zouden dan, als Adam's beperkte daad zoveel ellende over het ras bracht, de vreselijke smarten van Golgotha niet het verlorene, en onmetelijk veel meer, terugvinden? De Schrift getuigt ervan dat dit waar is, daarom mogen we aannemen dat de vergelijking en redenatie correct is. Het offer van Christus brengt ons oneindig meer zegen dan welke we verloren door Adam's zonde.
Indien het offer van Christus krap was uitgestegen boven de standaard van wat strikt genomen noodzakelijk is, net zoals Adam's overtreding er onder gezonken was, was het voldoende geweest voor het herstel van het ras. Het zou op den duur de gevolgen van de zonde hebben weggewerkt. Maar dan zou er geen winst zijn geweest. Het hele proces zou voor niets zijn geweest.
Maar Christus' werk scheerde glorieus hoog boven wat het recht verlangde, veel verder dan Adam's overtreding er beneden was. Daarom is er geen herwinning, geen terugkeer naar onschuld, geen nieuwe start op Adamische grond. Op de basis van de kennis van het kwaad is er de waardering van het goede en van de overvloed van genade, die mogelijk werd gemaakt door de verwoesting door zonde.
Dit punt is van alles overtreffend belang. De daad die ons kwelt was beneden de standaard van het recht. De daad die ons genade geeft was onmetelijk groter dan de vereisten van gerechtigheid. Christus' offer was niet slechts rechtvaardig; het recht kan het verkeerde niet goed maken. Het was oneindig veel meer dan dat. Indien Adam nooit meer gezondigd zou hebben, indien hij vele signaaldaden van gerechtigheid zou hebben gedaan, dan zou geen daarvan zijn overtreding hebben geneutraliseerd. Het bracht hem in een toestand waarin hij niets kon doen dat van voldoende belang was om zijn overtreding te doen wegvallen.
Een daad die zo ver het recht overstijgt moet wel onrechtvaardig lijken voor hen die er geen sympathie voor hebben. De rationalist, die niets van de liefde van Christus weet, heeft het bij het juiste eind als hij stelt dat plaatsvervanging immoreel is. Toch zal ook hij ver buiten de grenzen van de strikte wet gaan om zijn kind te redden van het kwaad, en daar nooit anders over denken dan als iets van het hoogste niveau van moraliteit! Het is omdat de heiligen het gevoel van hun verhouding tot God en Zijn Zoon hebben verloren, dat ze zo zwakjes staan te hakkelen wanneer ze het werk van onze Heer ontvouwen. Ze kunnen Hem niet Zijn plaats in de schepping geven, en daarom niet de manier verstaan van Zijn redding.
Iedere keer dat we iets aan een ander overdragen zonder dat daar compensatie tegenover staat, is het, strikt genomen, een afwijken van het recht. Of het onrecht is of vriendelijkheid hangt af van onze houding tegenover de ontvanger. Indien we onvrijwillig geven, bewogen door dwang, is het fout. Geven we vrijwillig, gemotiveerd door liefde, dan is het meer dan juist, maar niet onrechtmatig. Indien Christus als onschuldige en onwillige vervanger naar het kruis was gesleurd om voor onze schuld te boeten, dan zou dat het grootste onrecht zijn geweest dat ooit was gepleegd. Het is alleen de liefde van Christus voor ons en Zijn toewijding aan God die het kruis verlost van de grootste misdaad die ooit werd begaan. Hij had niets gedaan om dit te verdienen! Integendeel, Hij was zegen en heerlijkheid waardig! Hij had veel liefde, daarom gaf Hij Zijn ziel en Zichzelf voor de voorwerpen van Zijn toegenegenheid.
Had hij het kunnen dragen, dan had het lijden ten gevolge van de zonde mogelijk op Adam worden gelegd kunnen worden terwijl wij nog in hem waren. Dan zouden we ontsnapt zijn, maar we zouden nooit de les hebben geleerd waarvoor ze ons ter onderwijzing is gezonden. Het was noch de juiste tijd, noch de juiste persoon, maar het zou wel allen hebben geraakt. Op gelijke wijze zou de zonde lang voordien tegengehouden kunnen zijn, toen de schepping nog in de Zoon was, ook al was ze toen nog onbekend. Hij was de juiste Persoon en het zou allen geraakt hebben, maar het zou dan geen heilzame gevolgen hebben gehad. Het was alleen nadat de zonde voldoende zou hebben doorgewerkt om een goed contrast te vormen tegenover het goede, dat de tijd rijp was voor het offer van Christus.
God kon de zonde verworpen hebben en allen hebben gered, direct nadat het grote Offer was geaccepteerd. Wat meer is er nodig? Moet er nog wat aan Christus' heilzame werk worden toegevoegd? Hij zou dit kunnen doen bij de aanvang van het millennium, of van de nieuwe schepping. Waarom doet Hij dat niet?
Is het niet duidelijk dat God met opzet de afschaffing van de zonde uitstelt, zodat die het werk kan voltooien dat Hij er in Zijn plan aan heeft toegewezen? Hij laat er zelfs de levens van Zijn heiligen door aantasten tot het moment van hun levendmaking.
Christus ontledigde Zichzelf uit de vorm van God met het nadrukkelijke doel Offer te worden voor de zonde. Zonde houdt lijden in en dood, daarom nam Hij ook een sterfelijke vorm aan waarin deze konden worden ondergaan. Tijdens Zijn leven en bediening leed Hij onder het contact met de zonden van anderen. Maar het is duidelijk dat mensen Hem niet tot zonde konden maken, zonder de hulp en toestemming van God. Bij al hun haat behield Hij de glimlach en vertrouwen van Zijn Vader, totdat Hij met opzet Zichzelf toestond onder de vloek van het kruis geplaatst te worden.
De sleutel tot het offer van Christus ligt in de manier van Zijn dood. Was Hij gestenigd geworden, volgens de Joodse gewoonte, dan zou Hij niet de zonde van de wereld gedragen hebben. God kon Hem niet tot zonde gemaakt hebben. Maar omdat Hij opgehangen werd, in Romeinse stijl, kwam Hij onder de vloek van de Godheid.
Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.
(Gal. 3:13;NBG)
Dat is Gods eigen standaard, die heel toepasbaar was op dit geval. Dit is wat het hele toneel wijzigde van martelaarschap naar een Offer. Het is Gods daad door Hem te verlaten aan het kruis, wat de basis vormt voor onze redding.
Laten we tot slot kijken naar Gods redding vanuit het goddelijke standpunt, voordat zonde het toneel betrad. Aangezien Hij de Allerhoogste is, kon de zonde zichzelf niet buiten Zijn doelstelling binnendringen. Aangezien de zonde geintroduceerd is geworden om een achtergrond te vormen voor de onthulling van Zijn genade en liefde, zou Hij zeker voorzien hebben in haar contrôle en overwinning, voordat ze werd toegestaan haar rol te spelen. Dit gebeurde toen alles werd geschapen door de Zoon van Zijn liefde. Indien de mens logisch zou zijn, zou deze uiteenzetting alleen al de absolute garantie zijn voor een universele verzoening. Gegeven een God Die Zijn naam waardig is, en een schepping die ontsproten is aan Zijn liefde, is een eeuwige foltering een misselijk makende nachtmerrie.
Zelfs vernietiging is een buitengewoon ondermijning van Zijn godheid of een regelrechte ontkenning van Zijn liefde. Zowel dood als lijden moeten tijdelijk zijn en Zijn doelstelling dienen, anders is Hij een hatelijke en onmachtige vijand, een dwaas die aan zijn eigen genegenheden niet kan voldoen.
Gods methode van redding werd al ver voor de mens verloren ging ingehuldigd. Later, toen de zonde was geïntroduceerd, werd het proces gekopieerd van het eerdere model van redding. In wezen voorzag God de manier en middelen van redding voordat er de noodzaak voor een Redder was! Hij opereerde door slechts twee: Zijn Zoon en het hoofd van het menselijk ras. Eerst schiep Hij alles in Zijn Geliefde, wat garantie is voor hun uiteindelijke wel, en later zetelde Hij de mensheid in Adam, wat garantie was voor hun tijdelijk wee. Hun insluiting in Adam maakte hen deelnemers aan de gevolgen van zijn overtreding. Hun eerdere insluiting in de Zoon betrekt hen bij de voordelen van Zijn Offer. De details van de toepassing van Zijn redding tijdens de aionen zouden het universele ultieme, wanneer de aionen voorbij zijn, niet mogen verduisteren. Allen waren in Adam en zijn verloren. Allen waren in de Zoon van Zijn liefde en zullen gered worden!
Het sleutelwoord is in, of insluiting. Indien iemand niet in Adam was, dan is hij geen zondaar en heeft geen redding nodig. Indien iemand niet in de Zoon van Zijn liefde was, zal hij niet worden gered. Maar aangezien iedereen geschapen werd in de Geliefde, zal, zolang als mijn verstand haar gezondheid mag behouden, ik beweren dat God Zelf Zijn godheid zal verliezen indien Hij niet in staat is Zijn eigen genegenheden te bevredigen door hen te verlossen op wie Zijn hart was gericht sinds het eerste moment van de schepping. Moge God Zelf ons diepste wezen verzadigen met de triomfale waarheid dat Hij liefde is, in schepping zowel als in verlossing. De schepping was niet een daad van een neutrale, ongevoelige Macht, zonder doel of onderwerp, maar de prestatie van een harts-hongerige Vader, Die aan het zoeken was naar de bevrediging van zijn sluimerende liefde, Die eerst de redding van Zijn schepselen verzekerde, voordat Hij ze voor een ogenblik verloor, opdat zij de diepten van Zijn aanhankelijkheid leerden onderscheiden en de les van Zijn liefde leerden.
A.E.Knoch.
Dit artikel werd eerder in het Engels gepubliceerd in U.R.Magazine, deel 73.
U.R. Magazine is een uitgave van Concordant Publishing Concern