Door de schepping van de mens naar Gods
beeld, werd Zijn doelstelling samengebracht op deze aarde
en op de mensheid. In deze scène wordt het verder
toegespitst op een land en een volk. Want nu zien we
Abraham, geroepen vanuit zijn geboorteland Ur der Chaldeën,
worden gevestigd in een land door God aan hem gegeven en
de ontvanger van de belofte van een zaad waarin alle
volken op aarde zullen worden gezegend.
Het land van de
belofte (hoewel aanzienlijk groter dan het hedendaagse
Palestina of Israël) is eigenlijk maar een heel klein
deel van het oppervlak van de aarde. Maar aan het volk,
dat via Jacob afstamde van Abraham, werd Gods genade
getoond:
" U alleen heb Ik
gekend uit alle geslachten van het aardrijk"
Hij vertelde het ze via de profeet Amos (3:2). Met hen
maakte Hij een verbond en aan hen gaf Hij Zijn wet. Met
hen vestigde Hij Zijn priesterschap; voor hen stelde Hij
richteren aan en koos Hij koningen. Aan hen vertrouwde
Hij Zijn uitspraken toe en stuurde Zijn profeten.
Door hen Zijn wet te geven, met alle daarbij behorende
details, beperkte God kennelijk Zijn doelstelling nog
verder, want Hij verbond Zichzelf, als een zaak van
uiterste eer, trouw te blijven aan dat wat Hij met hen
had afgesproken. Wat Hij ook in de toekomst met Zijn
gekozen volk zou doen, Hij kon de wet, die Hij in de Sinaï
maakte, niet onwettig verklaren en afschaffen, want dat
was juist de standaard van Zijn gerechtigheid. Voortaan
moest Hij niet alleen rechtvaardig zijn, maar ook worden
gezien als rechtvaardig, gemeten aan die standaard. En
Degene Die zou komen als Redder moest noodzakelijkerwijze
in staat zijn aan te tonen dat Hij in staat is die
perfecte wet te volbrengen; anders zou Hij niet beter
zijn dan de rest.
Nogmaals, Gods doelstelling was verder beperkt binnen
de grenzen die werden aangegeven door Zijn profeten, die,
de een na de ander, uitspraken deden die God, in ere,
gehouden was te vervullen. Hoe vaak lezen we niet,
"Dit alles is geschied,
opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de
profeet gesproken heeft " (Mat. 1:22; NBG)
of woorden van gelijke strekking! Natuurlijk spraken de profeten nooit hun eigen woorden, maar die welke werden geïnspireerd door Gods Geest (2Pet. 1:21). God stelde Zichzelf voortdurend nieuwe grenzen waarbinnen Zijn plannen moesten worden uitgevoerd. Hierin ligt een superieure grootheid, want het toon aan dat God op ieder vlak meester is over Zijn doelstelling.
Ja, God maakte de uitvoering van Zijn doelstelling schijnbaar zo moeilijk als maar mogelijk is. Een maagd moest zwanger worden en een Zoon baren. Deze Zoon moest op een vooraf bepaalde plaats worden geboren, want Micha profeteerde dat de toekomstige Heerser uit Bethlehem zou komen (Micha 5:2). Om dat voor elkaar te krijgen, zorgde God er voor dat de machtigste man ter wereld van dat moment, de Romeinse keizer, Caesar Augustus, een bevel uitvaardigde. Gevolg gevend aan dit bevel maakten Jozef en Maria de zeer vermoeiende reis naar Bethlehem, juist op het moment dat Maria moest bevallen van haar eerstgeboren Zoon. En het was dit zelfde bevel dat de herberg vulde met soortgelijke reizigers die, omdat ze sneller konden reizen, er eerder aankwamen.
John H. Essex
Ga
naar deel 4