Lijden en schaamte zijn niet ons deel bij de daïs. Maar ze zijn nu ons hoge privilege, als voorbereiding daarvoor. In plaats van het tegemoet zien van een toekomstige "hel," of "vagevuur" of "oordeelszetel," met bestraffing als lot, mogen we samen met het evangelie nu kwaad verdragen en, als beloning, zullen we samen met Christus heersen.
In een van Paulus' laatste brieven gaat het vaak over de toekomst en de beloning van "die dag." Deze frase wordt drie maal in deze tweede brief aan Timotheüs gevonden(1:12,18; 4:8). Telkens is het verbonden met kwaad lijden(1:8; 2:9; 4:5). Het lijden van de heiligen is niet tijdens de daïs, maar in verband daarmee. Het wordt toegebracht door God, maar door de mens; niet vanwege zonde, maar vanwege geloofstrouw en volharding. Het zal niet tot een tweede dood leiden, maar tot een overvloedig leven en zeldzame beloning. We hoeven niet te vrezen voor lijden bij de daïs, maar moeten het nu verduren en het ondergaan in afwachting van die dag.
Schaamte is ook verbonden met ons dienstbetoon in verband met de daïs(2Tim. 1:8,12,16). Het getuigenis van Paulus is niet een pad naar populariteit. Hij spoort Timotheüs aan zich niet te schamen voor het getuigenis van onze Heer, noch voor Zijn gevangene(1:8). Paulus zelf was niet beschaamd, met het oog op die dag(1:12). Onesiphorus schaamde zich niet voor Paulus' ketenen en zal genade vinden in die dag(1:16). De christelijke bediening wordt algemeen beschouwd als een van de meest eerbare en waardige van alle beroepen, zover verwijderd van lijden en schaamte als maar zijn kan, maar toch zien we hier haar grootse voorbeeld lijden als ware hij een crimineel, een vijand van de maatschappij, zodat hij het nodig vindt ons te verzekeren dat hij zich niet schaamt voor zichzelf en zijn zoon in het geloof smeekt zich niet voor hem te schamen, en een huishouden te groeten dat hem bijstond en niet zich niet voor hem schaamde. Wat zijn de tijden toch veranderd!
Ik heb zojuist een verhaal gehoord dat een hint geeft van de gemiddelde geestelijke sinds toen. Een vriend hoorde een aantal jaren geleden heel wat predikaties van een geestelijke, maar kan zich niets herinneren van wat hij zei, op één ding na, toen hij een andere geestelijke in het ambt bevestigde in een naburige kerk. Hij sprak toen herhaaldelijk de wens uit dat zijn collega een prettige tijd zou hebben tijdens zijn periode daar! Ach, hoe diep is de geest van het Christendom gezonken! Een pastor die vandaag trouw is aan Paulus loopt grote kans zijn positie te verliezen, tezamen met zijn salaris en zijn reputatie. Zelfs in die dagen schaamden vele van de heiligen zich voor de grootste en hoogste exponent en voorbeeld van Gods heerlijke genade.
Kwaad lijden met het evangelie is nu vrijwel onbekend. In plaats daarvan is het evangelie tot een opstapje gemaakt voor bevordering en vermeerdering van aards slijk. Is het niet duidelijk dat er iets niet goed zit? De wereld heeft haar houding tegenover God niet veranderd. Erger nog: de heiligen hebben hun verwerping van Paulus niet veranderd(2Tim. 1:15). Hij was met groot succes onder hen geweest. Hij had hen recentelijk geschreven over de hoogste waarheden die ooit bekend gemaakt waren. Zouden ze hem niet door dik en dun trouw blijven? Zouden ze hem niet boven alle mensen eren? Nee! De sluitsteen van genade vereiste dat hij schaamte leed uit de handen van Gods heiligen, degenen die alles aan hem te danken hadden!
Er is kracht voor nodig om kwaad te lijden in dienst van God. Dit kan alleen komen door geloof in Zijn Woord, in het bijzonder in een aanvaarding van Zijn Goddelijk handelen met ons, geheel buiten onze eigen bewustzijn of willen om. De heerlijke gedachte dat Zijn genade naar ons al was besloten vóór aionische tijden(2Tim. 1:9), is een geweldige hulp om ons op te tillen uot onze eigen zwakte en te staan op Zijn kracht. Alleen het feit al dat, toen we nog niets fouts gedaan hadden om het op te roepen, Zijn genade in Christus aan ons werd gegeven, toont aan dat onze zonde nog niets had gedaan om het op te roepen, de Zijne al aan Hem bekend waren en een belangrijke factor waren in Zijn doel, want Hij kon zulke genade alleen tonen aan hen die het tegendeel verdienden. Als Hem toen al onze zonden waren toegerekend, is het duidelijk dat Hij ook nu met ze overweg kan.
Paulus zelf is in deze ons voorbeeld, net als in alle andere zaken. Hij heeft de hoogste titels die een dienstknecht van Christus in deze tijd kan krijgen. Hij heeft een drie-voudige kroon, veel indrukwekkender dan die van de Romeinse paus vandaag. Hij was een Verkondiger, een Apostel en een Leraar van de volkeren. Zijn gemeente was de wereld, iedere natie op de bewoonde wereld inbegrepen. Zijn bediening breidt zich uit doorheen de tijd, want hij sprak niet alleen, maar maakte zijn boodschap onsterfelijk door zijn pen. Hij was de eerste die de afschaffing van de dood verkondigde en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht bracht. Geen van de apostels voor hem hadden zo'n boodschap. Niemand had dit overzicht, noch in tijd, noch in ruimte. Zijn onderwijs overstijgt verre dat van een ieder voor of na hem. Ik weet zeker dat iedere heilige zal instemmen dat hij bij de daïs de hoogste eer verdient van wie ooit heeft geleefd.
En wat was zijn aardse beloning? Bouwde men voor hem een grote kathedraal, zoals die later in Rome werd opgericht ter ere van Petrus? Zette men hem op een met juwelen versierde troon, met een schitterende kroon op zijn hoofd? Kwamen ze hem aanbidden en hem kussen, zoals ze nu de bronzen teen van St. Petrus kussen?
Toen onze Heer werd gekruisigd, verlieten Zijn discipelen Hem en vluchtten. Toen Paulus gevangen werd gezet, verlieten de meeste van zijn volgelingen hem en schaamden ze zich er voor dat ze ook maar iets met hem te maken hadden. Ja, hij was zo van zijn vroegere vrienden afgesneden, dat het moeilijk was hem te vinden, zelfs door hen die zich niet voor hem schaamden(2Tim. 1:17).
Waarom leed Paulus deze beschamende onrechtvaardigheden? Omdat hij Gods ambassadeur was in een opstandige wereld. Omdat, als de verkondiger en apostel en leraar van de volkeren, hij trouw bleef aan het aan hem toevertrouwde evangelie. Omdat hij Gods doelstelling bekend maakte en de genade die de onze is in Christus Jezus, door Zijn kruisiging en begrafenis en hemelvaart en verheerlijking. Omdat hij in zijn evangelie de afschaffing van de dood leerde en de levendmaking van allen. Omdat deze beschamende behandeling van Gods hoogst geëerde en uiterst gezegende van alle dienstknechten van Christus van het grootste belang is als achtergrond voor de onthulling van Zijn allesoverstijgende genade, niet alleen aan de mensheid, maar ook aan al Zijn schepselen in de hemelse gewesten, niet alleen nu, maar ook in de aionen die nog komen gaan.
Paulus wist dit; daarom staat hij er op te zeggen dat hij zich niet schaamt(2Tim. 1:12). Maar hij was niet zozeer bezorgd over zichzelf als wel over het evangelie dat aan hem was toevertrouwd. Wat zou er van komen als hij er niet meer zou zijn? Timotheüs bleef over, tezamen met een paar anderen, maar de grote massa van hen die hij bereikt had lijken hem verlaten te hebben. Er waren daarenboven krachten aan het werk die de heiligen weg haalden van hem en zijn leer. Phygellus en Hermogenes waren slechts voorbeelden van de velen in de provincie Asia, waar hij zulke grote aantallen mensen had bereikt, en aan wie hij zijn belangrijkste brieven had geschreven. Maar hij was niet beschaamd, want hij kende Degene die hij geloofde, en was er van overtuigd dat Hij in staat was te beschermen was aan hem voor dat moment was toevertrouwd(2Tim. 1:12).
Zij die Paulus' leer verspreiden moeten Paulus' lijden ondergaan. De leer en het lijden zijn trouwe metgezellen. Hoe meer winst u verdient bij de Daïs, hoe meer pijn u mogelijk moet verdragen vóór die tijd. Paulus' zaak was niet ten gevolge van zijn persoon, maar van zijn boodschap. Hoe meer u er over denkt, des te vreemder lijkt het dat hij zijn opvolger oproept kwaad te lijden! Hoe zelden horen we deze opmerking vandaag nog, bij de voorbereiding op een ambt? Komt het niet omdat we Paulus' boodschap niet meer horen? Het is niet nodig zo te handelen dat we kwaad verdienen vanwege onze fouten, of door gebrek aan liefdevol gedrag. Dát zou nooit aangemoedigd mogen worden. Maar wanneer we trouw zijn aan Paulus' evangelie en het onontkoombare kwaad komt naar voren, laten we het dan verdragen en, samen met de grote verkondiger en apostel en leraar, nooit terugdeinzen voor het lijden. Laten we het veeleer koesteren als een voorrecht, de hoogste eer die deze tijd over de zonen van Adam kan voortbrengen.
Ik ben niet letterlijk een soldaat, atleet of een boer, maar figuurlijk gesproken ben ik alle drie, in verband met de daïs van Christus(2Tim. 2:3-7). Deze groep van figuren, die slaat op allen die aan Christus toebehoren in deze bedeling, wat ook hun status of hun manier van levensonderhoud is, is niet alleen zeer behulpzaam bij het uitzien naar deze dag, maar zou ons kunnen helpen bij het verstaan van de functie van deze stijlfiguren, want ze zijn onderling uitsluitend als we ze zonder beperkingen toepassen. Niemand kan in alle opzichten gelijk zijn aan een soldaat en tegelijkertijd geheel zijn als een atleet en óók nog eens op alle manieren gelijk zijn aan een boer. In elk geval is de concordantie beperkt tot een enkel onderdeel. Ze omvat niets dan het lijden van de soldaat, de regels van de wedstrijd, en de voorrang van de boer in het eten van zijn vruchten.
Timotheüs werd niet opgeroepen om op in alle opzichten te lijken op een soldaat. Hem werd niet geadviseerd lichamelijke training op te nemen om zijn lichamelijke kracht op te bouwen en te leren hoe te vechten en zijn vijanden te vernietigen en te doden. Integendeel!
Maar er was één fase in het leven van een soldaat die zijn leven zou binnendringen, en dat is lijden. Wij beelden zelden een ideale soldaat af als iemand die lijdt. Wij schilderen hem af als in de kracht van zijn leven, met krijgshaftige macht, zoals het lied zegt: "marching as to war." Zou ik denken dat het aanvaard zou worden, dan zou ik voorstellen dat de woorden veranderd zouden worden in een meer Schriftuurlijke zin: "Lijdend als tijdens de oorlog." Maar wie zou dat willen zingen? Helaas, de "Christian soldiers" van vandaag krijgen hun marsorders niet meer van Paulus, en hebben daarom weinig reden om te lijden.
Miljoenen mensen die nu leven hebben geleerd dat Paulus het bij het rechte eind had. De valse glamour van oorlog heeft in hun gedachten de plaats verdrongen van de werkelijkheid en haar gevolgen. Wat een ellende en lijden is er uit voortgekomen! Tot dusverre is er in militaire kringen voor dit aspect weinig erkenning te vinden. Dapperheid en succes werden met medailles en onderscheidingen beloond, net zoals dat nu gebeurd, maar vandaag vragen wonden en lijden om strepen en "the purple heart"(Amerikaanse leger-onderscheiding;WJ). Wat ook de uiterlijke symbolen van strijd mogen zijn, de langstdurende zijn gegraveerd in de harten van hen die vermoeidheid doorstonden en honger leden, ziekte en mismaaktheid, zenuwshock en complete geestelijke verwoesting. Dat is het beeld dat Paulus ons voor ogen stelt. Net zoals sommige van de die soldaten, die zwaar leden, hun lot vrolijk tegemoet gingen, zo zouden ook wij met instemmende kracht en dankbaarheid het lijden moeten aanvaarden dat met Paulus naar ons toekomt.
Natuurlijk zal de ware dienaar van Christus, speciaal als hij een volgeling van Paulus is, er nooit aan denken het evangelie te misbruiken voor zijn eigen materiële voordeel. Toch is er een tendens in ons allen om Gods genadevolle gaven verkeerd te benutten. Als het voornaamste motief in onze harten is om een gemakkelijk leventje te halen uit het verkopen van de waarheid, dan zal het ons niet in de gevangenis doen belanden, maar het zal onze beloning in die dag in ernstige mate aantasten. Het zal weinig of geen goed doen genade te prediken, als onze daden er niet mee overeenkomen. Toewijding is geen kapitaal, en we moeten niet verwachten er in financiële zin voordeel uit te halen.
In de praktijk van alle dag werkte Paulus in zijn vak om te voorzien in de noden van zichzelf en en die met hem waren(Hand. 20:34). Maar toch was hij niet zo betrokken en verstrikt in zijn zaken, dat ze hem hinderden bij zijn werk. Ook in die tijd konden de eisen van het zakendoen een mens zodanig bezig houden, dat hij geen tijd of kracht meer kon geven aan de bediening waartoe God hem had geroepen. Op een bepaald moment was ik verantwoordelijk voor een drukkerij met veertig werknemers. Ik vond dit zo inspannend, dat ik geen vitaliteit meer over had om het werk te doen dat ik zo liefhad, en daarom nam ik ontslag en degradeerde mijzelf tot een gewone werkman met een lager salaris. Maar ik moest hier ook voor lijden, want het niet werd begrepen door hen die geen sympathie konden opbrengen voor mijn werk in de Schriften. Mijn mede-vaklieden dachten dat ik geestelijk gestoord was geworden, maar ik vond het een opluchting. Het was een grote zegen voor mij, omdat het me tijd en kracht over liet voor het hoofddoel van mijn leven: niet een boterham er aan verdienen, maar de waarheid ontdekken en publiceren van Gods waarheid.
Deze figuur van een soldaat kan gemakkelijk verdraaid worden, tenzij we het houden bij de genoemde punten. Ja, we moeten met niemand strijden, maar vrede uitroepen. Letterlijk is deze figuur in tegenstelling met de taak van een ambassadeur. Alleen met betrekking tot lijden en betrokkenheid zit er een parallel in Gods dienaren van vandaag. Ook legt het nergens nadruk op het afzien van enig profijtelijk beroep, want hier wordt nadrukkelijk naar verwezen in de volgende figuur, die van de boer, en zulk afzien van wordt in sommige gevallen zelfs nadrukkelijk afgewezen. Paulus werkte dag en nacht, met zware inspanning, om niet anderen tot last te zijn en gaf in deze zichzelf als model.
Een andere fase van de Daïs, en degene die de meeste verwarring veroorzaakt, wordt voorgesteld door een atleet. Paulus had deze figuur al eerder gebruikt om de onderwerping van het fysieke lichaam te illustreren. Iedere atleet moet trainen. Hoe moet zijn vlees niet verwennen vóór deelname aan een wedstrijd. Maar deze fase staat hier niet voor ons. Hij voegt eerder een punt toe dat goed past bij ons huidige thema. Hij rent en bokst om niet gediskwalificeerd te worden. Hij moet de regels van het spel volgen. De King James A.V. weergave, "castaway - weggeworpen/verworpen," geeft een geheel verkeerde draai aan deze figuur. Geen atleet is ooit verworpen als hij niet in staat was aan de voorwaarden voldoen. Hij werd niet verbannen of geëxecuteerd, maar gediskwalificeerd. Hij verliest de race, ook al is hij de eerste over de finishlijn. Hij wordt niet winnaar uitgeroepen in een bokswedstrijd als hij onder de gordel slaat. Zo zal het zijn bij de Daïs. Er zal heel wat verlies geleden worden vanwege onrechtmatige deelname.
De zwoegende boer moet de eerste zijn die geniet van de vruchten van zijn arbeid(2Tim. 2:6). Terecht heeft de boer het recht op negen-tiende van de vruchten(1Kor. 9:7). Zo was dat geregeld in verband met de Besnijdenis. De Levieten en de priesters werden onderhouden door de natie. Maar Paulus weigerde gebruik te maken van zijn rechten, want zijn boodschap was er een van genade. Daarom geeft hij nu de boer de voorrang, maar niet alle vruchten van diens arbeid.
Paulus' tweede brief aan Timotheüs gaat over de laatste dagen, en is op een heel bijzondere manier op ons van toepassing, want ze is toegesneden op de omstandigheden waaronder wij leven. Het is de meest hachelijke periode in deze bedeling. De waarheid wordt als nooit tevoren tegengewerkt. De gezonde leer wordt niet getolereerd en velen schuiven ze terzijde als mythe. Overal is wanorde. Opstandigheid is aan de orde van de dag en vermomd zichzelf zelfs als onderschikking aan de Heer! Maar de beproevingen van deze tijd geven ons een gelegenheid lijden en schaamte te verduren, die een rijke beloning zal krijgen bij de Daïs. Mogen we de genade ontvangen om voordeel te halen uit onze speciale voorrechten, en ze gebruiken om Zijn Naam te verheerlijken!
In sommige opzichten is het moeilijker lijden te ontlopen in deze laatste dagen dan in Timotheüs tijd. De Schrift verklaart dat, in deze dagen, de mensen zelfzuchtig, gek van geld, pronkziek, trots, lasterlijk, opstandig tegen ouders, ondankbaar, kwaadaardig, zonder natuurlijke aanhankelijkheid, onverzoenlijk, tegen elkaar, oncontroleerbaar, tegen het goede, verraders, lichtvaardig, verwaand, meer liefhebbers van hun zichzelf dan van God, toegewijdt, maar zonder haar kracht. Ons wordt geboden zulke lieden links te laten liggen(2Tim. 3:1-5). Is het mogelijk tussen zulke "heiligen" te leven en niet te lijden? Gode zij dank, de Schrift zegt niet dat allen zo zullen worden, noch dat ieder van ons al deze trekken zal hebben. Toch horen wij ons bewust te zijn van dit woord, en op te passen dat we zelfs niet een zweem van dit soort zaken hebben. Maar we kunnen er niets aan doen dat we lijden door zelfs maar hun aanwezigheid. Totdat we met deze in contact komen, is het mogelijk dat we niet eens weten dat ze in deze lijst voorkomen. Sommige zonden, zoals zelfzucht, zijn zo wijdverspreid, dat ze op ons aanvankelijk geen indruk maken.
Weinige heiligen schijnen zich bewust te zijn van de taktieken van de Tegenstander en de pijn die door zijn pijlen wordt veroorzaakt, indien we ons niet beschermen door geloof. Indien ze zich meer bewust waren van de tegenstand van de wereldmachten van deze duisternis(Efe. 6:11-17), dan zouden ze zich niet zo snel overgeven aan hun plannen en zijn gereedschappen worden in het tegenwerken van hen die op de barricaden staan voor de hemelse waarheden waartegen de vijand optrekt. Ik dacht ooit dat, zodra de heiligen hun plaats in ons werk in dit geestelijk conflict realiseerden, dat ze dan door dik en dun naast ons zouden staan en op hun hoede zouden zijn voor de krijgslisten van de Tegenstander om ze weg te trekken, of, nog erger, ze bij zijn strijdkrachten in te lijven, en ons zo van achteren aan te vallen. Gelukkig zijn er die standvastig met ons staan, de boze tegemoet tredend, en voor deze zijn we onuitsprekelijk dankbaar. Wat is het triest dat een enkeling de geest van de Tegenstander heeft ontvangen, en door de Tegenstander in de oppositie gelokt, poogt met ons te worstelen en ons te verwonden, omdat ze niet samen met ons de niet-essentiële details onder ogen kunnen zien of vanwege hun persoonlijke vooroordelen.
Zij die volharden, zullen met Christus heersen tijdens de aionen(2Tim. 2;12). Het is heel jammer dat men hier "eeuwigdurend" van heeft gemaakt. Aionisch leven zal inderdaad nooit eindigen, omdat de dood zelf afgeschaft zal worden bij de voleinding. Daarom is het onverstandig te veel nadruk te leggen op het feit dat het woord aion niet eindeloosheid uitdrukt in relatie met ons leven in Christus, want het omvat dat. Maar heersen is iets anders. Allen zullen op den duur levendgemaakt worden, maar niet allen zullen heersen. Sommigen moeten onderworpen zijn. Heersen houdt onderschikking in aan bevoegden, en onderwerping aan God. Wanneer het koninkrijk overgedragen zal zijn aan de Vader, kan God niet Alles in allen zijn, zolang een van Zijn schepselen nog heerst over een ander. Alle heerschappij, zelfs die van Christus, zal ophouden te bestaan, wanneer alle gezag overgedragen is in de handen van de Vader en politieke machten plaats maken voor vaderlijk gezag.
Volharding nu is de juiste voorbereiding voor het heersen met Christus in de toekomst. Hoe anders zou het heersen vandaag zijn als iedere hooggeplaatste een grondige cursus had doorlopen in geduldig lijden! Een vooraanstaande Europese medisch specialist probeerde een soortgelijke gedachte naar voren te brengen, toen hij zei dat iedere dokter uit het raam gegooid moest worden, voordat hij zijn vak mocht uitoefenen op een patiënt. Hij zou moeten weten wat lijden is, om er op een meelevende en succesvolle wijze mee om te kunnen gaan. Zo is het ook met regeren. Alleen iemand die de pijnen en straffen van sterfelijkheid heeft gevoeld, en het daaraan verbonden lijden en schaamte heeft doorstaan, is geschikt om te heersen. Alleen zo iemand kan zo succesvol heersen, dat op de duur heersen zal worden afgeschaft.
De reden waarom alle sterfelijke heerschappij een relatieve mislukking moet zijn, ligt in de onnatuurlijke voorwaarden waaronder men moet opereren. Ze kwam voort uit de vervreemding van de mens van de Schepper en is slechts een tijdelijke rem op zijn activiteiten, totdat hij weer in harmonie is met God. De natuur vereist de onderschikking van de lagere schepping aan de hogere en van de mens aan God, niet van mens aan de mens. Al het nietige streven naar vrijheid en bloedige veldslagen daarvoor, zijn voortgekomen uit deze verkeerde verhouding. Geen sterveling, uitgezonderd de afgewezen Zoon van God, is afdoende superieur aan zijn medemens, of zo vrij van zonde, of zo volledig in gemeenschap met God voor wat betreft het doel van de schepping van de mens, dat hij voorzien kan in een perfecte heerschappij. De mens heeft van God heerschappij gekregen om hem zijn eigen onvermogen te leren door een uitgebreide en gevarieerde demonstratie, van de zondvloed tot de voleinding.
De vrijwel voortdurende strijd tussen vrijheid en tirannie is vaak onbegrepen, want het is nooit absoluut het een of het ander, maar altijd een mengeling. Daar waar menselijke heerschappij is, kan niemand volkomen vrij zijn. De grenzen van de vrijheid worden niet bepaald door alleen de vorm van heerschappij, of zelfs niet door haar uitvoerders, maar door voorwaarden en omgeving. Een persoon, alleen in de wilde natuur, ver van zijn medemensen, staat niet onder dezelfde beperkingen als een andere, die leeft in het centrum van een wereldstad. Hij kan in alle richtingen een geweer afschieten zonder tussenkomst van de politieke gezagsdragers, waar zulk gedrag crimineel zou zijn in een drukke stad en hij geëxecuteerd kan worden wegens moord.
Alle vormen van regeren zijn noodzakelijk in Gods grote demonstratie van menselijk onvermogen. Hoe weinig we ze ook op prijs stellen, laten we Gods wijsheid zelfs in hun fouten erkennen, en dankbaar zijn voor de lessen die ze ons leren. De gedachte dat gezag zetelt in alle volwassen mensen, door de Grieken de demos genoemd, heeft aan de wieg gestaan van de democratie. In theorie is dit de heerschappij van het volk, maar in werkelijkheid is het de heerschappij van de meerderheid, en de onderwerping van de minderheid. Vanwege de onuitvoerbaarheid in het geval van grote massa's of de uitgestrektheid van landen, is ze gewoonlijk aangepast door de keuze van vertegenwoordigers, die handelen namens hun kiezers, wat beter republiek genoemd kan worden. Gewoonlijk staan deze vormen de meeste individuele vrijheid toe. Maar, net als alle andere, toch bepalen de regering en de wetgevers de mate van vrijheden. Speciaal bij noodsituaties kunnen ze terzijde gesteld worden of genegeerd.
De soort controle van mens over mens, die is toegestaan in de Schrift, is die van een vader over zijn gezin. Dit is om ons te leren over Gods uiteindelijke plaats in de voleinding. In beide gevallen is ze gebaseerd op natuurlijke banden, schepping en voortbrenging. Dan is er die van de man over zijn vrouw, die gebaseerd is op het feit dat hij haar hoofd is. Dit wordt ook gebruikt om Yahwehs relatie met Israël uit te beelden. Ouderen moesten de heerschappij hebben in samenleving in Israël en in de gemeente, om wille van hun volwassenheid en ervaring. Koningen zijn een tijdelijke tussenstap, van de Zondvloed tot de voleinding. Zelfs Christus heerst slechts tijdens de laatste twee aionen. Het hogere gezag van vandaag zijn Gods dienaren, die Zijn bedoeling uitdragen, maar zij zijn kunstmatig en onnatuurlijk, en hebben daarom zeer beperkte basiskwalificaties voor hun posities.
Ervaring met kwaad, en karakter, zijn de vereisten om te regeren. Noch grote werken, noch succes, noch grote giften, noch goedkeuring van anderen, zullen ons erop voorbereiden. Deze zullen ook een soort beloning meebrengen. Zelfs langdurig geduld is niet voldoende. Het is noodzakelijk dat een heerser voor die tijd standvastig is in het geloof, niet alleen onder de aanvallen van mensen, maar onder de vurige pijlen van de krachten van de duisternis.
Hetzelfde soort karakter en ervaring is nodig voor de heersers in het Messiaans koninkrijk op Aarde. Onze Heer zei tegen Zijn discipelen:
"Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in mijn verzoekingen.
29 En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft,
30 opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israels te richten.
"
(Luc. 22:28-30)
Het deel van hun voorbereiding dat zij het minst op prijs stelden, was het belangrijkste. In het begin waren er vele anderen met Hem, maar zij hielden de beproevingen niet vol. Dit diskwalificeerde hen voor een officiële functie in het komend koninkrijk.
Zo is ook ook vandaag met ons. Ons falen om te volharden tast onze redding niet aan, want dat is geheel en direct het gevolg van Zijn offer. Maar heerschappij in het aionisch koninkrijk is er alleen voor hen die beproefd zijn en die de test doorstaan hebben.
Het feit dat lichamelijk welzijn soms meer wenselijk is dan individuele vrijheid of actie, heeft geleid tot zogenaamde "socialistische" regeringsvormen. In deze vorm, controleert de maatschappij, of beter: de staat, veel van wat normaal gesproken aan het individu wordt overgelaten. In het geval van overbevolkte landen, waar de natuurlijke voorraden nauwkeurig bewaard moeten worden, kan dit een groot voordeel zijn, maar dan alleen in de handen van kundige en onzelfzuchtige regeringen. Het fatale defect in deze is haar anti-christelijk pogen om zegen naar de mensen te brengen buiten Christus om, en onafhankelijk van God. Het doel is veel te laag gesteld. Zoals onze Heer zei:
"Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden."
(Matt. 6:33)
De fysieke zegeningen van het aardse koninkrijk komen door de onderschikking aan en aanbidding van God, niet door plan-economieën of het gebruik van technologie.
Zelfs een ideale regeringsvorm, een hemels utopia, zou in de handen van een sterfelijk mens falen te functioneren zoals het moet. Het millennium zal geleid worden door stervelingen, en de hemelse gewesten door dood-uitdagende heiligen. Niemand leeft lang genoeg om de noodzakelijke wijsheid te vergaren. Zelfs terwijl hij leeft, wordt hij voortdurend lastiggevallen door de werking van de dood in zijn lichaam, zodat hij geneigd is kwaad en zonde te doen. Ze vormen één lange begrafenisoptocht van vergaand vlees. En niet alleen het lichaam van de heerser, maar al zijn prestaties, zijn gedoemd weg te zinken in ondergang en verderf.
In de goddelijke kronieken van Israël's koningen, wordt ons getoond wat de bepalende factor is in menselijk heersen. Wanneer het volk en de koning zichzelf onderschikten aan Yahweh Elohim, dan ging het allen wel. Maar wanneer ze zich tegen Hem keerden, dan werden allen ziek. De Joden zijn hiervan doorheen de eeuwen een levend voorbeeld geweest, tot vandaag de dag toe. Het hoogtepunt in de geschiedenis van hun koninkrijk werd bereikt toen Salomo en het volk hun energie en weelde uitputten bij het bouwen van het huis van Yahweh. Dit tastte hun kracht niet aan, noch verlaagde het hun levensstandaard, integendeel! En zo ging het in Israël ook in andere gevallen. Een terugkeer naar Yahweh hield een herleving van welvaart in. Dit is vandaag onder de volkeren niet duidelijk, want God oordeelt vandaag niet, en Hij demonstreert zulke zaken door middel van de volkeren die Hij heeft gekozen om de Aarde te domineren, wanneer ze in gemeenschap zijn met Hem.
Een goede definitie van volharden zou wel zijn: kwaad lijden met geduld en vastberadenheid. In de grondteksten betekent het letterlijk ONDER-BLIJVEN, of achter blijven, zoals onze Heer in Jeruzalem achter bleef, nadat Zijn ouders al terug gekeerd waren naar Nazareth(Luc. 2:43). De betekenis van volharden is een verflauwende figuur. Het is heel jammer dat de AV het in de onderhevige passage, en alleen daar, wijzigt in lijden(to suffer). Onze Heer zei tot Zijn discipelen:
" wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
"
(Matt. 10:22)
Maar onze behoudenis(redding) hangt niet af van volharding, zo schrijft Paulus aan Timotheüs:
" indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen;"
(2Tim. 2;12)
In het ene geval hangt redding af van stand houden tot het eind, in het andere geval is redding niet aan de orde, maar beloning. Volharding wordt beloond met een plaats in de heerschappij.
Regeren is eigenlijk kwaad bestrijden met kwaad. Het kwaad was er al voor de Zondvloed, zonder enige vorm van regering. Na de aionische tijden, wanneer het kwaad verdwijnt, zal ook het regeren verdwijnen. Onze heerschappij te midden van de hemelingen, zal zich bezig houden met kwaad. De beste voorbereiding is: er mee bekend zijn en er geduldig mee omgaan terwijl we op Aarde zijn. Daarom volharding de voorwaarde om te heersen. We moeten geduldig zijn in ons wachten op Zijn komst. Ook dat zal z'n beloning krijgen. Zij die het geloof bewaren, zullen uitbetaald worden met de krans van rechtvaardigheid. Ja, het zal het deel zijn van allen die Zijn komst liefhebben(2Tim.4:4). Maar volharding houdt stand onder verdrukking(Rom.12:12). Zij die deze school doorlopen hebben, zijn klaar om om te gaan met het kwaad dat nog steeds voorkomt onder de hemelingen en het tot een afsluiting brengen.
Een regering gebruikt kwaad om kwaad in bedwang te houden. Een individu die zijn medemens dood is een moordenaar en moet zelf sterven. Maar de de beul die hem doodt is een beambte, en begaat geen moord als hij hem doodt. Maar het gezag om kwaad te doen kan misbruikt worden, zoals wanneer een volk, zonder terechte oorzaak, oorlog voert tegen een ander volk. Dit zal in het millennium vrijwel teloor gaan, hoewel Gog en Magog dan zullen proberen Israël te plunderen. Zelfs de heerschappij van Christus zal met kwaad gepaard gaan, want Hij zal de natuurkrachten controleren, en de aanwezigheid bij het aanbidden van God afdwingen door het weerhouden van neerslag, of, waar dit niet van belang is, zoals in Egypte, met een plaag(Zach. 14:17,18). Laten we zeker niet denken dat Zijn heerschappij alleen maar rozengeur en maneschijn zal zijn. Ze wordt afgdwongen met kwaad. Hij stuurt kwaad, opdat er goed uit voortkome.
Het geheimenis van Christus onthult Zijn hemelse heerlijkheid, die Hij heeft over iedere soevereiniteit en gezag en macht en leiderschap en iedere naam die genoemd wordt(Efe. 1:21). Dit zijn gevarieerde vormen van weerhouding of heerschappij onder de hemelingen. Deze soevereiniteiten zijn de allerhoogsten, die een weinig van hun rechten overdragen aan gezagshebbers. Afgezien van één verwijzing in Judas 6 naar de boodschappers(engelen;WJ) " die aan hun oorsprong ontrouw werden," lezen we nooit niets over deze hemelse gewesten in de Besnijdenisgeschriften. Ze zijn alleen te zien in Paulus' brieven. Deze soevereiniteiten, mogelijk de hoogste van al Gods schepselen, kunnen ons niet scheiden van de liefde van God in Christus Jezus(Rom. 8:38). Alle soevereiniteit, net als alle gezag en macht, zal afgebroken worden bij de voleinding(1Kor. 15:24). We zullen niet eeuwig regeren. Onze heerschappij is beperkt tot de aionen. Ze is aionisch. Zelfs in de huidige tijd dienen we als een lesmateriaal voor de soevereiniteiten en gezagsdragers, hen bekend makend met de veelzijdige wijsheid van God(Efe. 3:10). En zelfs nu komen we in contact met deze soevereiniteiten en gezagsdragers, de geestelijke krachten van het kwaad onder de hemelingen, die onze echte tegenstanders zijn, hoewel ze door vlees en bloed werken om ons te beschadigen.
In Israël waren hemelse boodschappers vrijwel altijd goedgunstig, en brachten ze goede berichten. Maar niet bij ons. De bewoners van de geestenwereld zijn onze belangrijkste tegenstanders. Ze weten ongetwijfeld dan een paar van ons bestemd zijn om hun plaats over te nemen en dit kan ten dele de reden zijn voor hun tegenstand tegen de hemelse roeping van de heiligen.
Deze machtige geestelijke regeringen lijken de hemelse gewesten te bezetten die aan ons beloofd zijn. Zij zijn als de Kanaänieten in het beloofde land, die Israël tegenhielden, totdat Jozua het volk naar hun lotdeel leidde. Wij kunnen niet op vrede met hen rekenen, zolang we op Aarde zijn en we ze niet vervangen hebben onder de hemelingen. In de tussentijd echter, weerstaan we ze niet alleen en beschermen we ons tegen hun vurige pijlen, maar zijn we voor hen een zegen door het nu al laten zien van Gods wijsheid en door het overnemen van hun heerschappij in de toekomst, onder de leiding van Christus. Net zoals Hij het leiderschap over de aardse soevereiniteiten en gezaghebbers op Zich zal nemen in de dag van Yahweh, en Zijn apostelen en getrouwe volgelingen zal installeren op belangrijke regeringsposten op Aarde zal zetten, zo zal Hij het ook in de hemelen doen.
Op die heerlijke dag zullen we de bescherming van ons schild niet meer nodig hebben. We zullen onkwetsbaar zijn, met veel meer kracht om kwaad te doen dan de hemelse machten nu hebben. Het valt niet te betwijfelen dat, net als op Aarde, kwaad gebruikt zal worden om gehoorzaamheid af te dwingen. Zelfs een vader gebruikt kracht om zijn kind in het goede spoor te krijgen. Hoe veel te meer zal een koning dat doen! Deze soevereiniteiten en gezagdragers, oordelend naar hun huidige conflict met de heiligen, zullen zware maatregelen moeten ondergaan om hun huidige koers te wijzigen, om van vijand veranderd te worden in vriend. Een deel hiervan zal waarschijnlijk al voor onze opname gedaan worden, wanneer Michaël en zijn boodschappers slag leveren met de draak en diens boodschappers, en zij op de Aarde geworpen worden en hun plaats in de hemel niet meer wordt gevonden(Openb. 12:7).
Wij kunnen ons nauwelijks de grootsheid van de heerschappij van het millennium voorstellen. Profeet na profeet heeft haar verschillende heerlijkheden al bezongen. Maar ze is slechts beperkt tot een zeer klein deel van Gods schepping. Vergeleken met de uitgestrektheden van het universum is haar bereik maar minimaal. Ons hemels gebied is onuitspreekbaar veel groter en haar heerlijkheden grootster. Het is verbazingwekkend hoeveel risico een mens wil nemen om de leiding te krijgen over zelfs het kleinste van de heerschappijen op Aarde. Het is daarom niet vreemd dat Paulus het lijden van het heden niet de heerlijkheden verdient die aan ons geopenbaard zullen worden(Rom. 8:18). We moeten niet naar deze beproeving kijken als straf voor gedane zonden, of als straf voor wat dan ook, maar veel meer als een voorrecht, dat zowel ons als de hemelse schepselen ten voordele zal strekken en een kleine rol zal spelen in Gods grote zegenplan voor heel de schepping. Laten we ons verblijden in aanvechtingen die volharding zullen brengen(Rom. 5:3) en een kroon zal zetten op onze nederige hoofden.
We hebben er al op gewezen dat volharding in het geval van de Besnijdenis essentieel is voor redding, bij de crisis, wanneer het koninkrijk aanvangt. Maar het is voor de Onbesnijdenis essentieel voor regeren in de hemelse gewesten. Maar wat zal er van ons worden als we niet volharden, maar Hem verloochenen? Hij zal ons ook verloochenen!
Totdat ik deze zaken nauwkeurig in hun context bestudeerde, was dit een huiveringwekkende tekst en ik vreesde voor mijn redding. Maar later, toen ik vaster kwam te staan in de grote waarheid dat onze daden niets te maken hebben met onze verlossing, die geheel afhangt van Zijn trouw aan Zijn Woord, daagde het bij me dat, indien wij Hem verloochenen, we wel ons recht verspelen om te heersen, maar niet alle andere zegeningen.
De nu volgende zin zou ons moeten weerhouden onze veiligheid en zekerheid te betwijfelen: "Hij is getrouw, Hij kan Zichzelf niet verloochen." Zijn werk en Zijn woord redt ons, niet het onze. We hoeven niet te volharden, of wat dan ook te doen, om gered te worden. Zelfs de hoeveelheid en de kwaliteit van ons geloof of ongeloof is niet van belang. Indien we voldoende geloof ontberen om te volharden, dan doet dat niets af aan onze redding, maar wel aan onze beloning. De kleinste vonk van vertrouwen in Hem is alles wat nodig is om te delen in de oneindige waarde van Zijn offer. Maar er meer voor nodig om gedurende de aionen der aionen deel te hebben aan deze heerlijke universele heerschappij. Slechts de apostelen en de getrouwen zullen op Aarde heersen. Alleen die volharden onder lijden vanwege Hem zullen te midden van de hemelingen heersen in de hemelen.
Volgend artikel van deze serie