De toorn, of verontwaardiging, van God is een heel andere zaak dan de verdrukkingen die door de mens toegebracht worden. In het bijzonder in de eindtijd is het goed een scherp onderscheid te maken tussen de dag van Gods verontwaardiging en de grote bezoeking, hoewel ze tegelijkertijd plaatsvinden. Omwille van de morele misdrijven van de zonen van de mensen komt Gods verontwaardiging over de zonen van de weerspannigheid(Efe. 5;6). Het zal speciaal te merken zijn in de dag van Zijn verontwaardiging(Openb.6:17; 11:18) en in het bijzonder zwaar zijn voor Israël(Luc. 21:23), in het bijzonder voor de aanbidders van het wilde beest(Openb. 14:10) en het afvallige Babylon(Openb. 17:19). Ja, ze hebben er al een voorproefje van gehad(1Thess. 2:16)
Misschien bestaat de allereerste verandering in Gods beheer, in verband met de huidige genade, uit het redden van de gelovigen uit de volkeren van deze komende verontwaardiging(1Thess. 1;10). De reden die wordt gegeven is dat
"God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus,
10 die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven.
"
(1Thess. 5:9,10)
Romeinen pakt de draad weer op en we zien dat we
" door Zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn.
"
(Rom.5:9)
Één ding mogen we zeker weten: dat God nooit boos zal zijn op ons, of ons zal bezoeken met de bliksem en donder van Zijn verontwaardiging. Wanneer Zijn toorn over de Aarde wordt uitgestort, zullen wij daar niet zijn om het te ondergaan.
Dit is de boodschap van de brieven aan de Thessalonicenzen. De tijd van de verontwaardiging is het aanbreken van de dag van de Heer, en moet vooraf gaan aan het komende koninkrijk. Zolang het koninkrijk werd verkondigd kon het ieder moment aanbreken. De Thessalonicenzen leden onder zware verdrukkingen en vervolgingen(2Thess.1;4). Dit zagen ze ten onrechte aan voor goddelijke verontwaardiging en ze dachten dat ze al in de dag van de Heer waren aangeland(2Thess. 2;2). Maar dit kan niet zo zijn, vanwege van de daaraan vooraf gaande komst van onze Heer(2Thess. 2:1), en omdat God hen vóór het begin verkozen had om gered te worden(2Thess. 2:13). Zij leden aan het waandenkbeeld dat al vele heiligen heeft misleid, dat dit, verdrukkingen, het bewijs was van Gods boosheid en dat, als we God een genoegen doen, alles genoeglijk en aangenaam zal zijn.
Later werd Gods terughoudende houding verder ontwikkeld in de grote waarheid van de verzoening, zodat, totdat God in de volgende bedeling Zijn manier van beheren verandert, zelfs ongelovigen niet onderworpen zijn aan Zijn verontwaardiging. De bedeling van de verzoening is gebaseerd op de grote waarheid dat God, in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend, hen hun overtredingen niet toerekent(2Kor. 5;19). Daarom is, zolang er geen verandering is in bedeling, van verzoening naar verontwaardiging, de hele wereld immuun voor het goddelijk ongenoegen. Redding van de komende toorn echter, is alleen voor hen die, net als de Thessalonicenzen, weggerukt worden om de Heer bij Zijn wederkomst te ontmoeten(1Thess. 4:17).
Het grote verschil tussen verdrukking en verontwaardiging wordt duidelijk uit het feit dat de eerst door mensen komt en de laatste van God, en zo wordt ons verdrukking belooft, terwijl we bewaard worden voor verontwaardiging. Verdrukking is er in het bijzonder voor de heiligen. Wij verheerlijken ons in verdrukkingen(Rom. 5:3), hoewel we Gods verontwaardiging vrezen. De Thessalonicenzen ontvingen het woord te midden van veel verdrukkingen, maar zij leden niet onder Gods verontwaardiging.
De Openbaring onthult Gods verontwaardiging over Israël en de volkeren, maar ze laat ook het feit zien dat Johannes(Openb. 1:9) de heiligen in Smyrna(2:9-10) en de grote wit-geklede massa(7:14) verdrukking ondergingen uit handen van Zijn vijanden.
De dag des mensen, sterfelijke mis-leiding, houdt niet vanzelf op als de ecclesia is weggerukt. Ze draagt niet vrijwillig de regering over de Aarde over aan de Messias; integendeel, ze bereikt haar hoogtepunt in de dag van Jehovah, pal voor Zijn komt, in de mens der zonde, de valse Christus. Niemand is ooit tot zo'n hoogte gestegen als hij zal bereiken. De verontwaardiging van God wordt, bij het aanbreken van de de dag van Jehovah, gericht tegen de mensheid en haar hoofd. Het hoge doel van Gods omgaan met Zijn schepselen is hen nederig te maken en hen aan Zichzelf te onderschikken. Dit doet Hij door middel van het kwaad. Wanneer de mens in de eindtijd tegen Hem opstaat in rebellie, dan gebruikt Hij hetzelfde medicijn, maar in een veel zwaardere dosis. Hij laat Zijn verontwaardiging los door de krachten van de natuur, de trots van de mens en de geestelijke wereld tegen de mensheid te richten, zodat de Aarde schoon geveegd wordt van rebellie en Christus de troon bestijgt. Dit is de goddelijke kant van die tijd. Voor een korte periode, net als bij de Zondvloed, laat Hij Zijn furie de vrije loop.
De zogeheten "grote verdrukking" laat een zeer verschillende lijn van denken zien, en moet eerder met de dag des mensen dan met de dag van Jehovah verbonden worden. Ze spreekt van benauwdheid, die door mensen over Israël gebracht zal worden. De volkeren hebben Zijn oude volk gedurende het grootste deel van de dag des mensen vervolgd en ze doen dat nog steeds. Maar de grootste van alle pogroms zal komen wanneer de dag van Jehovah aangebroken zal zijn. De geloofsgetrouwe Joden zullen weigeren het symbool van de menselijke heerschappij te aanbidden en zullen onder zijn handen lijden. Maar het ontrouwe deel van de natie zal samen met de volkeren lijden onder Gods verontwaardiging, die niet verward moet worden met de grote verdrukking van getrouwe Joden door hun medemensen. Deze tijd van moeite zal de climax zijn van de Jodenvervolging, de laatste die zal worden toegestaan. Het is eerder de climax van de dag des mensen, dan het begin van de dag van Jehovah, hoewel het in beide voorkomt. Het behoort meer bij de duisternis van de nacht dan van het licht van de ochtend. Christus is niet de bron van deze verdrukking, maar Hij wreekt ze. Hoewel het allemaal plaats vindt in de aanvang van de dag van de Heer, is het nog een restant van de dag des mensen. Voor de heiligen wordt de dag van de Heer gekenmerkt door zegen en heerlijkheid, niet door verdrukking.
Maar de grootste van alle verdrukkingen komt exclusief over Israël, in het midden van de zeventigste "Jaarweek", in de eindtijd. Onze Heer voorzegde deze tijd al op de Olijfberg. Ze zullen door alle volkeren gehaat worden. Velen zullen in het land zijn. De gruwel der verwoesting zal opgesteld worden in de heilige plaats. Dan zullen zij die in Juda zijn gewaarschuwd worden naar de bergen te vluchten, want er zal zo'n grote verdrukking zijn als er nog nooit geweest is, en er ook nooit meer zal zijn. Onmiddellijk na de verdrukking zal de Zoon des Mensen komen(Matt. 24:4-31). Het zal zich ook uitbreiden naar de volkeren, want de grote wit-geklede massa, die uit deze verdrukking komt, komt uit alle volkeren en stammen en natieën en talen. De beloningen die zij ontvangen behoren bij de Aarde en Israël.
Onderscheid maken tussen de verontwaardiging van God tegen de mensheid en de grote "verdrukking" van de heiligen door de mensen, is van zo'n vitaal belang, dat we de principiële tegenstellingen nog een keer herhalen.
De verontwaardiging introduceert de dag van de Heer en is tegengesteld aan de verzoening, die deze huidige bedeling van de genade karakteriseert.
De grote verdrukking is "slechts" een voortzetting van de verdrukkingen van de heiligen, en is doorheen de dag des mensen aanwezig geweest. Maar ze zal dan op z'n ergst zijn, omdat deze dag haar climax bereikt en haar einde. Ze begint niet voordat de mens der zonde openbaar gemaakt is.
Indien we de verontwaardiging verbinden met de dag van de Heer en de grote verdrukking met de dag van de mensen, dan zal dat ons zeer behulpzaam zijn om een goed begrip te krijgen van die tijd, de grootste crisis in de menselijke geschiedenis.
Het boek Openbaring (1:10) begint met de aankondiging dat Johannes in de dag des Heren is. Alle verdere actie in dit boek komt met dit feit overeen. Christus, als Profeet, neemt Zijn plaats in te midden van de Israëlitische ecclesias en oordeelt ze. Als het Lammetje, in het Troon gedeelte, verbreekt Hij de zegels en stuurt Hij de boodschappers van de doem. In het Tempel deel beveelt Hij het uitschenken van de schalen van Gods gramschap. Gods verontwaardiging is alom, totdat het koninkrijk begint. Maar de grote verdrukking is beperkt tot het vijfde zegel. Ze speelt zich af tijdens de laatste helft van de zeven jaren.
De structuur van Openbaring lijkt behoorlijk symmetrisch te zijn, en scharniert om de dag van Jehovah en de dag van God. In beide wordt Christus gezien in Zijn drie karakters als Profeet, Potentaat en Priester. Maar ze lijkt niet enige andere tijd te omvatten. Het is zeer opmerkelijk dat er niets wordt gezegd over de voleinding, na de dag van God. Als die er dan al zou zijn, dan zouden we mogen verwachten een periode te vinden die ermee overeenkomt, vóór de dag van God. Zelfs indien de boodschappen aan de ecclesias aan het einde(Openb.22:6-17) in de dag van God zijn, dan moeten de boodschappen aan de zeven ecclesias in de dag van de Heer zijn, en, zoals we lezen(Openb. 1:10), dat zijn ze dan ook. Johannes werd opgedragen te schrijven wat hij zelf die dag zag. Maar de dag van de komst wordt ons meerdere malen getoond. Nadat de zegels en de bazuinen en de donders voorbij gegaan zijn, wordt het werelds koninkrijk eigendom van God en Zijn Christus(Openb. 11:15). Na het uitstorten van de zeven schalen en de verwoesting van Babylon, lezen we opnieuw dat de Heer regeert en Hij komt op Zijn witte paard en Zijn plaats inneemt als Koning der koningen en Heer der heren(Openb. 19:7,11,16). De dag van de komst is de bekroning van de dag van Jehovah.
Er was een tijd dat de vraag vaak werd bediscussieerd: "Zal de kerk door de grote verdrukking gaan?" Maar in die dagen was het licht nog zeer gedimd. We zagen nog niet zo duidelijk wie de grote verdrukking in gingen, en we waren net zo onzeker over wie er uit kwamen. Feitelijk werd algemeen aangenomen dat de "grote menigte" tot de volkeren moest behoren(aangezien ze er uit afkomstig zijn), of misschien wel de "Kerk."
Nu weten we dat de Heer sprak tot Zijn discipelen uit de Besnijdenis en dat het alleen op hen sloeg. Dit wordt bevestigd door de massa die er uit komt. Ook zij behoren bij de Besnijdenis, niet bij ons. De handeling vindt niet plaats in de bedeling van de genade, maar in de volgende bedeling van de verontwaardiging, en kan daarom niet hen bevatten die tot deze huidige geheime bedeling behoren.
Zolang de wereld vijandig staat tegenover God en de heiligen niet levend gemaakt zijn, zal er verdrukking zijn voor hen die van Hem zijn. God gebruikt het om volharding en beproefdheid en verwachting voort te brengen(Rom. 5:3,4). De grootste verdrukking komt, zoals verwacht, wanneer de triomf van goddeloosheid haar hoogtepunt zal hebben bereikt onder de mens der wetteloosheid. Maar op dat moment zal ook Gods verontwaardiging worden uitgestort. Om die reden zullen wij gespaard blijven van die ervaring. De natie die in de laatste twee aionen de hoogste hoogten van Aardse zegen zal ervaren, zal, in de laatste periode vóór het koninkrijk komt, geroepen worden door de diepste verdrukkingen te gaan van de aardse geschiedenis. Ze zullen er in gaan en er weer uit komen. Gode zij dank, het is niet voor ons!