Het probleem van het Kwaad
De Gerichten van God
---
Verantwoordelijkheid
door A.E.Knoch.

Er is een aspect van de theologische doctrine van menselijke verantwoordelijkheid welke, evenals die van de vrije wil, in een directe tegenspraak met de godheid van God is. Het ontkent de grote kloof tussen de Schepper en het schepsel, de Pottenbakker en de klei, de machtige Vormer en Zijn handwerk. Het veronderstelt een onafhankelijkheid van God die de mens verheft, terwijl het tezelfdertijd zijn Maker degradeert. De eerbied voor deze onSchriftuurlijke lering is zo groot, dat het de toetssteen is geworden tot testen van de waarheid. Als een bewering louter voorbij lijkt te gaan aan de verantwoordelijkheid der schepselen, of dit aan de kant schuift, wordt ze afgewezen, zelfs indien het duidelijk in de Schriften wordt vermeld. Het is één van de fundamentstenen van de menselijke religie geworden, waardoor Gods Woord van zonder uitwerking wordt gemaakt. Het zou nooit moeten worden verward met rekenschap.

De Schriften verwijzen niet direct naar dit onderwerp. De uitdrukking komt in het geheel niet voor in de gewone engelse versies. Evenmin bestaat er een term voor, noch in de Hebreeuwse, noch in de Griekse Schriften. Vandaar dat we zeker mogen zijn dat we buiten het kader van de goddelijke onthulling zijn wanneer we het gebruiken of voorstellen als een probleem. Het laat zien dat onze gedachten niet Gods gedachten zijn. We zouden ons eerder van deze filosofie moeten ontdoen dan zulk een begrip in Gods onthulling proberen te dwingen. Zeker, er zijn elementen in het woord "verantwoordelijkheid" die Schriftuurlijk zijn, maar er zijn andere die dat niet zijn, en we kunnen deze niet onderscheiden tenzij we het (begrip) ten gunste van vaste en gezonde Schriftuurlijke uitdrukkingen verlaten. Het is louter omdat de theologie de waarheid betreffende Gods richten heeft geperverteerd en Zijn godheid afwijst, dat zij noodzakelijkerwijs moet terug vallen op (de) verantwoordelijkheid in de relaties van de mens met God.

Het is niet mijn (eigen) wens om dit artikel te schrijven, daar het geen Schriftuurlijk onderwerp is, maar mijn vrienden zijn erg betrokken bij deze zaak, en sommige van hen hebben op een verklaring aangedrongen. Bovendien struikelen velen die onze uiteenzettingen lezen over het feit dat we weinig aandacht aan (de) menselijke "verantwoordelijkheid" schenken, wat zich, zo wordt ons verzekerd, achter al Gods handelingen moet bevinden. Het idee lijkt te zijn dat de zondaar een beschuldigde is en God als een menselijke rechter, die alleen diegenen mag straffen die voldoende volwassenheid heeft bereikt om hun misdaden te realiseren en die het in hun vermogen hadden om anders te doen als ze wilden - in het kort, die onafhankelijk van God zijn, en goed of slecht kunnen doen zoals het hen uitkomt.

Het moet vanaf het begin duidelijk zijn dat we hier slechts in de betrekkingen tussen God en Zijn schepselen geïnteresseerd zijn en niet tussen mens en mens. Wat ik zeg moet niet worden toegepast op de sociale en politieke relaties die in de mensheid bestaan. Ik wens niet de "verantwoordelijkheid" van ouders, van regeerders te ontkennen of van een ieder die een plicht te vervullen heeft tegenover een medemens, en iedereen, gelovige of ongelovige, aan wie iets is toevertrouwd, moet rekenschap geven aan God. De verwarring van gedachten over dit onderwerp is grotendeels te wijten aan het gebrek aan onderscheiding tussen onze relaties met God en die met schepselen als onszelf. Door redenatie of gevolgtrekking wordt het menselijke op het goddelijke overgedragen, omdat mensen geen juist idee hebben van de waardigheid die aan de Godheid verschuldigd is.

De reden waarom ik liever niet over dit onderwerp schrijf is dat het geen Schriftuurlijke basis heeft. Het woord heeft geen equivalent in de goddelijke woordenschat. Als we Gods gedachten verlangen, moeten we Zijn woorden gebruiken, in het bijzonder wanneer het zo'n grote plaats in ons denken inneemt. Bovendien geeft, een ontkenning van menselijke verantwoordelijkheid vrijwel zeker een verkeerde indruk. Mensen zullen redeneren dat als het schepsel niet verantwoordelijk is, mensen zo veel mogen zondigen als ze wensen, en richten (of rechtspraak) onmogelijk is. Job's vrienden wensten te bewijzen dat Hij "verantwoordelijk" was voor zijn toestand. Dit wordt specifiek aan het begin ontkend, waar we verzekerd worden dat God, door Satan, "verantwoordelijk" was. Maar weinigen hebben tot nog toe deze les geleerd.

De gehele moeilijkheid steunt op een gedeeltelijke ontkenning van Gods godheid. Hij is een Richter (of Rechter), hoewel Hij alle richten aan de Zoon heeft overgedragen. Maar Hij is veel meer dan dat. Een wijze menselijke rechter zou kunnen proberen een schuldige zo te vonnissen dat zijn karakter gecorrigeerd wordt, maar hij kan zijn verleden niet rechtvaardigen. Dat ligt voorbij zijn functie en zijn vermogen. Inderdaad, als hij dit deed, kon hij geen ongunstig vonnis vellen. Hij kan iemand ter dood veroordelen, maar hij kan hem niet tot het leven terugbrengen. Deze dingen kan God alleen doen, en deze zal Hij doen voor alle mensen, in de toekomst. God brengt alle mensen in de veroordeling. Dit valt buiten het terrein van een rechter. Dit zou tevens rechtsuitoefening in een menselijke rechtbank onmogelijk maken.

Het feit is dat God de Godheid is, en wij Zijn schepselen zijn, en Hij er op uit is ons te zegenen door Zichzelf aan ons te onthullen. Dit kan slechts worden gedaan door een ervaring van (het) kwaad en zonde en gericht. In de diepste zin, van de Schepper en het geschapene, is Hij ook "verantwoordelijk", want Hij maakt ons overeenkomstig Zijn eigen opzet en plan en wij hebben hierin totaal geen keuse of aandeel. Dit is fundamenteel, maar het zou niet tot basis moeten worden gemaakt van conclusies tegengesteld aan Zijn onthulling. Het zou gemakkelijk zijn om te redeneren, dat in dit geval, omdat niemand "verantwoordelijk" is, God ook niemand rechtmatig kan veroordelen voor hetgeen ze niet konden vermijden. In feite, over dit onderwerp is alle redenatie gedoemd ijdel te zijn, behalve die welke als zijn hoofdstelling de absolute godheid van God heeft, Wiens handelingen buiten de kritiek van Zijn schepselen vallen, Die de onverantwoordelijken kan veroordelen en dat ook doet.

In volkomen tegenstelling met het populaire dogma, wordt de waarheid betreffende de menselijke onverantwoordelijkheid helder uiteengezet in het negende hoofdstuk van Romeinen. Na aanhaling van de zaak van Farao, wordt de conclusie getrokken;

"Daaruitvolgend, dan, tot degene die Hij wil, is Hij barmhartig, doch wie Hij wil die verhardt hij."
Ziende dat dit volkomen aan de menselijke verantwoordelijkheid voorbij gaat, neemt de apostel deze tegenwerping op:
"U zult dan tegen me protesteren, 'Waarom houdt Hij dan nog steeds schuldig? want wie heeft ooit Zijn bedoeling weerstaan?'
"Als het Gods bedoeling is dat een mens Hem tegenwerkt, en Hij verhardt hem om het te doen, kan die man dan worden beschuldigd? Hij is niet "verantwoordelijk". Wat zullen we zeggen? De apostel probeert niet eens een antwoord te vinden, want de vraag gaat volkomen voorbij aan het feit dat het God is die deze dingen doet. Geen mens heeft het recht om dit te vragen.
"O mens! wie ben JIJ wel, die het tegen God opneemt?" (,who are answering again to God? zie Leidse Vert.)
Hoewel het volgen van zo'n weg voor een mens verkeerd mag zijn, is het volkomen recht(vaardig) voor God, want Hij verheerlijkt niet alleen Zichzelf erdoor, maar brengt door middel van deze dingen uiteindelijk ook zegeningen aan degene die onrecht lijkt te zijn aangedaan, evenals aan al zijn schepselen.

De rest van deze passage bekrachtigt dit grote feit - van 's mensen volkomen onverantwoordelijkheid - door spraakfiguren die niet misverstaan kunnen worden. God is de Vormer: wij zijn het gevormde. Hij is de Pottenbakker, wij zijn de klei. Is er iets onverantwoordelijker dan een klomp klei in de handen van een pottenbakker? Ik heb genoten van het zien van een pottenbakker in Jeruzalem, (die) een stuk klei op zijn schijf zette en behendig een kleine kom met zijn vingers vormde, en toen - tot mijn verbazing - maakte hij het in een ogenblik kapot. De klei was volkomen aan zijn genade overgeleverd. Het had geen wil noch stem. En helemaal vroeg het niet, "Waarom maakte je me zo?" Och, mochten de heiligen deze les in nederigheid leren! Alle schepselen zullen tot realisatie van hun volkomen onvermogen en Gods kracht komen wanneer Hij klaar is met hen te handelen, want Hij moet niet alleen Alles in allen zijn, maar Alles in allen.

Ware het niet gebruikelijk deze passage te ontwijken, welke vrijwel de enige is die het onderwerp werkelijk behandelt, wie zou het dan durven voor deze filosofie op te komen? Kan er een beslistere ontkenning zijn dan de vraag, "heeft niet de pottenbakker het recht over de klei, (om) uit dezelfde kneedsel het éne vat te maken, inderdaad, tot eer, en een andere tot oneer?". Het vat tot oneer kan zijn functie of zijn lot niet ontsnappen. Het zal worden gebruikt voor dat wat de verontwaardiging en het gericht van God moet neerhalen. Zonde moet worden gericht, niet alleen om wille van de zondaar, dat hij mag realiseren wat het is, maar om wille van alle schepselen, en als een demonstratie van het rechtvaardige karakter van God. Onze onrechtvaardigheid moet Gods rechtvaardigheid aanbevelen. Is God onrechtvaardig in het brengen van verontwaardiging in dat geval? Beslist niet. Hoe zal God anders de wereld richten? (Rom. 3:5,6). Deze verzen in het derde hoofdstuk van Romeinen zijn eveneens bewijs dat God de onverantwoordelijken richt, en dat dit onrecht(matig) zou zijn als Hij een mens zou zijn. Natuurlijk kunnen velen deze woorden of gelijkluidende niet geloven. Als "God allen tezamen in hardnekkigheid opsluit" (Rom. 11:32) en "alles uit Hem is" (Rom. 11:36), dan schijnt de basis van alle moraliteit van hen te zijn weggenomen, tezamen met hun verbeelde en voorbeeldige verantwoordelijkheid. De reden is dat ze egocentrisch zijn, en (zich) voorstellen dat hen een kans moet worden gegeven om zichzelf te tonen, eerder dan hulpeloos vaatwerk te zijn voor de onthulling van God. Zoals we zullen zien is de werkelijke reden waarom zo velen de waarheid weigeren aan te nemen, dat ze het aanzien voor harteloos Calvinisme, dat Gods proces met Zijn doel verwart en het onverantwoordelijke schepsel verdoemd tot eindeloze, hopeloze pijniging, en alzo Hem toont als een afschuwelijk en haatdragend monster in plaats van een wijze en liefhebbende Redder. Geen mens is er "verantwoordelijk" voor dat hij een zondaar is. Hij werd niet geraadpleegd voordat hij de familie van Adam binnentrad, en hij heeft geen middel om zichzelf van de straf op Adam's zonde te bevrijden. Zijn eerste vader zondigde zonder zijn medeweten of toestemming, en hij is verplicht de gevolgen te dragen, met daarin ingesloten de uiterste straf, de dood. Zelfs zijn eigen zonden zijn te wijten aan zijn overgeërfde sterfelijkheid. Dus, in werkelijkheid, kan hij zichzelf niet helpen. Hier hebben we een voorbeeld dat ons zou moeten onderrichten. De mens lijdt en sterft zelfs hoewel hij niet "verantwoordelijk" is. En hij zal worden opgewekt en geoordeeld voor de zonden die hij heeft gedaan, hoewel we gemakkelijk zijn onverantwoordelijkheid kunnen bewijzen. Gods richten is niet gebaseerd op verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid wordt vaak verward met licht. Dit is een misvatting. Het karakter en (de) straf van zonde variëren met de verhouding ervan tot Gods wil, niet tot de menselijke capaciteiten. Een zonde tegen licht, zoals die gevat is in de wet, brengt zonde in nauwer contact met God. Een overtreding is niet langer een loutere mislukking of tekort schieten. Het wordt een handeling die duidelijk tegen God is gericht, en vraagt als zodanig een strenger correctiemiddel. En een krenking, die Gods gevoelens verwondt, is onderhevig aan een nog grotere straf. Richten gaat niet volgens 's mensen vermogen (foutief genoemd "verantwoordelijkheid") maar naar Gods onthulling. Aan wie veel is gegeven, van hem zal veel worden gevraagd.

OORDEEL EN VERANTWOORDELIJKHEID
Het wordt gewoonlijk als een axioma in menselijke wetten geaccepteerd dat (de) straf aan de verantwoordelijkheid moet worden aangepast. Aldus, komen minderjarigen zelden binnen het bereik van de strafwet. De Japanners hebben een klassiek verhaal van een meisje dat opzettelijk het huis van haar ouders in brand stak, in de hoop dat het tot een hereniging met haar minnaar zou leiden. Als gevolg daarvan werd een groot deel van de stad vernietigd en velen verloren het leven. Toch hing de vraag van haar lot niet af van haar daad of de resultaten daarvan, maar van haar leeftijd. Was ze minder dan achtien geweest, dan kon ze niet "verantwoordelijk" worden gehouden. Maar daar ze zojuist meerderjarig geworden was, onderging ze de doodstraf. Zodanig is de menselijke wet! Wat een karikatuur van recht! Daaraan overeenkomend zouden allen die als minderjarigen sterven niet aan de gebruikelijke straf worden onderworpen, maar aan corrigerende disciplinaire maatregelen. In feite behandelt God ons allen alsof we minderjarig zijn, want Zijn richten zal alles wat onrecht is rechtmaken. Zelfs als minderjarigen niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, moeten ze worden op een of andere wijze worden berecht (of gericht) wanneer ze een misdaad hebben gepleegd. Het wordt gewoonlijk verondersteld dat alleen de verantwoordelijken voor hun zonden zullen lijden. Maar dat is niet zo in Gods voorziening en zal niet zo zijn in Zijn richten. Een trein-machinist negeert een signaal en honderden onschuldige slachtoffers lijden. Een grote storm zweept over het land en duizenden heiligen zowel als zondaars, worden vernietigd. Een grote aardbeving doodt menigten in een moment. Is dit rechtvaardig? Mensen noemen het een daad van God, waarvoor zij weigeren verantwoordelijk te zijn. God handelt niet volgens menselijke wet in Zijn huidige handelen met de mensheid, noch zal Hij dat doen in het gericht. In beide is het idee van verantwoordelijkheid volkomen afwezig, om de eenvoudige reden dat het daar geen plaats heeft. De toevoeging ervan is slechts een van de tijdelijke en bedrieglijke ideeën van de mens in zijn negeren en afwijzen van God. Hoewel, indien, als uiteindelijk gevolg van Gods eonische uitwerkingen, het grootste deel, of zelfs maar een fractie van Zijn schepselen tot eindeloze pijniging of uiteindelijke uitdoving veroordeeld zou worden, zou het onmogelijk zijn om God te rechtvaardigen in Zijn pogingen tot zelf-onthulling. Zelfs de Godheid kan Zichzelf niet tonen ten koste van Zijn schepselen en tot hun schade, want Hij is Liefde, en zulk een onthulling zou een tentoonstelling van haat zijn. Slechts wanneer we zien dat alle lijden dat tot het schepsel komt, volkomen zal worden gecompenseerd door God, nee, dat het zelfs een vitale factor in zijn toekomstige heerlijkheid zal worden, zijn we in staat te zien waarom verantwoordelijkheid volkomen afwezig is in de Schriften, en daartegenover zo'n belangrijk deel van menselijke godsdienst is. Binnen het Heilig Geschrevene, bestuurt God het universum. Daar buiten, is de mens de meester van zijn lot. Eeuwige pijniging wordt ondragelijk afschuwelijk, als de subjecten daarvoor niet verantwoordelijk zijn - dat is, als ze het niet op zichzelf hadden geladen, terwijl ze anders hadden kunnen doen. In feite, als degenen die aan altijddurende bestraffing vasthouden niet de verantwoordelijkheid voor hun eigen lot op deze ongelukkigen konden vastpinnen, zouden ze hun eigen lering verafschuwen. Dat is waarom ze zich geen rekenschap kunnen geven van het (nood)lot van kinderen, of degenen onder de jaren van toerekeningsvatbaarheid. Zelfs degenen wiens harten getekend zijn door jaren van omgang met de vuren van de hel (voor anderen), rillen bij de gedachte aan het voorstellen van kinderen en krankzinnigen die de martelingen ervan ondergaan. En wat betreft de enorme meerderheid, die nooit van Christus gehoord hebben? Zijn zij verantwoordelijk? Als zij niet geloofd hebben worden zij niet gered. En hoe kunnen ze geloven wat ze nooit gehoord hebben? Als mensen deze valse toevlucht van menselijke verantwoordelijkheid niet hadden, zouden er nog velen meer gedwongen om de vijandige doctrines van menselijk (nood)lot, die waaraan ze vasthouden, te heroverwegen. Daarom is het dat, wanneer hun harten niet volkomen verhard zijn, ze niet in de verdoeming van kinderen zullen geloven, en worden ze tot vele niet-Schriftuurlijke denkbeelden geleid, zoals de leeftijd van toerekeningsvatbaarheid, de aanstelling van peetouders bij de doop, bevestiging (van lidmaten) of wat dan ook, ziende dat eeuwige pijniging of vernietiging nooit gerechtvaardigd kan worden in geval van diegenen die niet volledig in staat zijn te antwoorden. Als ze maar konden zien dat God niemand verantwoordelijk houdt, zouden ze het altijddurende lijden of dood-zijn volkomen weerzinwekkend en onmogelijk vinden. "Verantwoordelijkheid" is een tweeling-ketterij samen met eeuwige verdoeming. De werkelijke vraag betreft het richten. Wat is het? Wanneer? Waarom? Bij de grote witte troon, wanneer al de doden zullen opstaan om gericht te worden, zal de vraag van verantwoordelijkheid in het geheel niet opkomen. Alle doden zullen opstaan, in andere woorden, alle ongelovigen, want slechts deze zullen niet levend gemaakt zijn bij de vorige opstandingen. Er zal geen vraag zijn naar hun vroegere leeftijd, staat of religie. Als ze dood zijn zullen ze voor de witte troon staan. Bovendien, ze zullen worden gericht overeenkomstig hun daden. De natuur, omvang, en zwaarte van hun gericht mag dan worden aangepast overeenkomstig hun omstandigheden, maar er is geen sprake van de vraag of ze (wel) te jong of te onwetend of op een andere manier ongeschikt voor het richten. Volgens menselijke standaard zullen de meesten van hen nauwelijks verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden. Hun jeugd, hun duisternis, hun omgeving, kwade invloeden - al deze konden ze niet ontwijken. Toch, voor hun eigen bestwil, moeten hun daden gericht worden. Het doel van menselijk recht is nogal verschillend van Gods richten. Mensen moeten de samenleving beschermen door laakbare leden eruit te verwijderen, ofwel voor een bepaalde tijd, door gevangeneming, ofwel definitief, door dood. Goddelijk richten heeft een volkomen ander doel. Het moet Gods rechtvaardigheid onthullen, als een basis van Zijn liefde, door een juiste straf op alle onrecht te stellen. Dit kan worden gedaan zonder de "verantwoordelijke" misdadiger in de rechtzaal te brengen, want de heiligen zullen zelfs niet eens in het gericht komen. Christus heeft voor hen geleden, niet omdat Hij "verantwoordelijk" was, maar omdat, door zo te doen, Hij zowel Gods liefde als Zijn rechtvaardigheid heeft getoond, en dit is het uiteindelijke doel van alles. Een werkelijke moeilijkheid is op dit punt ons bedorven zicht op de betekenis van richten. We kijken ernaar alsof het straffen is, een straf opgelopen door onrecht-doen. Gods gerichten zijn corrigerend. Ze zetten zaken recht. Voor de meeste personen is het idee van kinderen die in het gericht verschijnen bijna ondenkbaar. Maar waarom niet? Christus zit op een grote witte troon. Het is geen zwarte. Hij zal geen onrecht doen. Niets zal daar gebeuren waar er het minste bezwaar aan de kant van enig schepsel in het universum gemaakt kan worden. Als, later, God van plan is allen te verzoenen die in het gericht verschijnen, dan moet dit worden gedaan op een rechtvaardige basis. Alle onrechten moeten worden rechtgezet voordat mensen kunnen leven in perfecte vrede met God en met elkaar - het doel van dit richten.

GODDELIJKE ONVERANTWOORDELIJKHEID
Alzo zien we dat dit idee een morele noodzakelijkheid is voor allen die aan verkeerde ideeën over menselijke bestemming vasthouden. God moet niet worden beschuldigd voor eindeloze pijniging, of eindeloze dood. Dat zou Hem veranderen in een duivel. Als gevolg daarvan, zijn mensen gedwongen geweest om deze doctrine van morele verantwoordelijkheid uit te vinden, die, in werkelijkheid, de bevestiging van goddelijke onverantwoordelijkheid is. Als God Zijn schepselen altijddurend martelt moet Hij niet worden beschuldigd. Als Hij ze uit hun bestaan wegvaagt, kan het niet Zijn fout zijn. Maar als Hij een ieder rechtmatig behandelt in het richten, om dat wat onrecht en krom is te corrigeren, zelfs indien door (middel van) de zwaarste kwelling en ellende, en uiteindelijk iedereen levend maakt, hem terugbrengend aan Zijn eigen hart - zoals de Schriften verklaren - dan heeft hij geen excuus nodig, en mag Hij met al de verantwoordelijkheid belast worden zonder dat dat in het minst Zijn rechtvaardige en heilige Naam bezoedelt. De mens houdt God minder verantwoordelijk voor het werk van Zijn handen dan een zwak schepsel voor zijn medemens. Hoewel Hij in staat is om 's mensen harten te wenden alsof ze kleine waterstroompjes zijn, kan Hij er niets aan doen als de meerderheid van hun harten van Hem vervreemd zijn! Hoewel niemand tot de Christus kan komen behalve als de Vader hem trekt, kan Hij niets voor de myriaden doen die de weg tot redding niet vinden! Is Hij niet geheel verantwoordelijk voor de staat van de wereld, voor de omstandigheden die de meeste zondaars hulpeloze slachtoffers van hun omgevingen maakt? Is Hij niet verantwoordelijk dat Satan nog steeds vrij is om hen te misleiden? Zelfs niet voor de uiteindelijke opstand, die het directe resultaat van Satans vrijlating is na de duizend jaren? Waar zullen we eindigen als het nodig is om Hem van alle verantwoordelijkheid te ontheffen om Zijn karakter te reinigen? Wat zal er van Zijn godheid worden als we verplicht zijn zulke middellen te gebruiken om Zijn daden te rechtvaardigen? Dit schijnt alleen noodzakelijk omdat we te nauw, te duister, te onwetend, of te verlegen zijn om het doel te geloven dat Hij Zich heeft voorgesteld.

HOE HET ONZE WANDEL BEINVLOEDT
Zullen we volharden in zonde opdat genade kan toenemen? (Rom. 6:1). Evenals het is betoogd dat de doctrine van genade zal leiden tot zonde, zo staat men erop dat vrijheid van morele verantwoordelijkheid ons zal aanmoedigen in een goddeloze levenswijze. En, even als een vals begrip van genade tot losbandigheid heeft kunnen leiden, zo kan een oppervlakkige blik op deze vrijstelling van verantwoordelijkheid tot slordigheid en nonchalance en zonde leiden, Maar we zouden genade niet moeten afwijzen vanwege het misbruiken ervan. Evenmin behoren we deze waarheid te beoordelen door het effect op diegenen die wel de vorm ervan kennen doch niet de kracht ervan. Genade leidt niet tot zonde, noch moedigt de erkenning van Gods godheid wetteloosheid aan. De moeilijkheid hier is een echte. Het kan verstandig zijn deze zaak niet te op te dringen aan diegenen die niet van harte de godheid van God erkennen. Zij zijn geneigd te redeneren dat, als ze niet verantwoordelijk zijn, zij geen straf zullen krijgen. Zij zullen zeggen, "Waarom, dan, houdt Hij nog steeds schuldig?" (Rom.9:19), en proberen een excuus voor zonde in blind noodlot te vinden. Maar 's mensen onverantwoordelijkheid beïnvloedt Gods richten niet. Allen die voor de grote witte troon staan zullen worden gericht volgens hun daden. Zou richten louter "straffen" zijn, of eeuwig duren, dan zou het ondraaglijk zijn. Dat is waarom de meeste mensen, een vervormd idee van goddelijk richten hebbend, niet aarzelen om zulk een lering als deze "duivels" of "demonisch" te noemen. Het is hun valse uitzicht, hun ongeloof dat het zo laat (ver)schijnen. De doctrines van eeuwige pijniging en vernietiging verhinderen effectief elke volledige acceptatie van Gods godheid. Hij moet worden bevrijd van de "verantwoordelijkheid" voor zulk een lot over wie van Zijn schepselen dan ook, en zij moeten deze verantwoordelijkheid op hun schouders nemen. Mensen zijn voldoende onkundig betreffende hun schepsel-zijn om zich voor te kunnen stellen dat ze voor hun eigen daden kunnen antwoorden. Deze zelf-verzekerdheid is nodig zodat het verbrijzeld kan worden. God kan niet Alles in wie dan ook zijn die (zelf) alles in zichzelf is. Hij zou niet Alles in iemand kunnen zijn als allen van henzelf afhankelijk waren voor hun bestemming. Zo ver als hun huidige bewustzijn betreft, zijn mensen zich niet bewust van de subtiele krachten die zich samenvoegen om hun wil en hun weg te vormen. Wanneer ze allen in één richting stromen, zijn ze "vrij" en handelen ze zonder enige dwang of beperking. Ze hebben hun eigen weg, en willen ervoor aansprakelijk zijn. Als invloeden botsen, en zij moeten "kiezen", geven ze toe aan de sterkste en verbeelden dat ze aan geen enkele hebben toegegeven. In dit tijdperk voeren ze het commando van de overste van het rechtsgebied in de lucht uit, de geest die nu in de zonen der hardnekkigheid werkt (Efeze 2:2). Zonder twijfel kunnen grote aantallen passages in de Schriften worden gevonden waarin menselijke verantwoordelijkheid schijnt te worden verondersteld. De Mozaïsche wet lijkt de verantwoordelijkheid van het houden ervan op de schouders van Israël te plaatsen. Maar latere onthulling laat niet alleen zien dat het niet gehouden zou worden, maar dat het (zelfs) niet tot dat doel gegeven was, en, inderdaad, dat het niet kon worden gehouden door zonen van Adam. Het sloop binnen, niet om zonde te verminderen, maar om overtreding te vermeerderen (Rom. 5:20). Als een wet gegeven zou zijn aan verantwoordelijke mensen die het zouden kunnen houden, zouden ze het gedaan hebben en (alzo) hun eigen rechtvaardigheid hebben getoond (Gal. 3:21). Maar zoals het is, kunnen ze dat niet doen, en lopen de rechtvaardige straf op, en zo, in hun onrechtvaardigheid en het richten daarvan, tonen ze Gods rechtvaardigheid welke het werkelijke doel van Gods wet is. Een wijze vader wordt gerechtvaardigd door zijn kinderen hun beperkingen te leren door van hen het onmogelijke te vragen. Dit is zo veel effectiever en indrukwekkender dan de loutere bewering van hun onvermogen. Dus we zijn in geen geval gemachtigd te zeggen dat God niet van van Zijn schepselen eist wat ze niet kunnen doen. Dat is louter een ongegronde gevolgtrekking. Welke mens heeft naar Gods standaard geleefd? Op Één Uitzondering na, niemand! Alle zulke valse redeneringen aan de kant leggend, wordt ons alleen de ruimte gelaten tot de duidelijke bewering dat God alleen voldoende kracht bezit om Zijn opzet te effectueren, vandaar dat Hij alleen "verantwoordelijk" is.

OOSTERS FATALISME
In oosterse landen wordt de (lege) dop van deze grote waarheid nog steeds gevonden in het diep gewortelde fatalisme van de mensen. "Wat er zal zijn zal gebeuren." Maar, vastgehouden als een loutere filosofie, los van de kennis van God en Zijn uiteindelijke opzet door Christus Jezus, is het gedegenereerd tot een apathische acceptatie van blind noodlot, zelfs wanneer het wordt verbonden aan de naam van God. Dit leidt tot hopeloosheid en laksheid. In tegenstelling hiermee, alleen de kennis dat louter God verantwoordelijk is kan ons redden van uiterste wanhoop, wanneer we leren hoe weinig afhankelijkheid op de mens is geplaatst. Een geloof in Gods einddoel is los hiervan irrationeel, want als God op enige van Zijn schepselen rekent, los van Zijn geest, is Zijn doel in geen geval zeker. Bovendien, er is niet de minste grond voor onverschillig gedrag, want de motieven die ons leiden tot het behagen van God worden versterkt, eerder versterkt dan verzwakt door de realisatie dat Hij niets aan het toeval heeft overgelaten, zodat zelfs onze fouten, hoezeer we ze persoonlijk betreuren, binnen het bereik van Zijn machtige plan vallen. We worden eraan herinnerd dat gelovigen voor het podium van Christus moeten staan, om voor de dingen in het lichaam gedaan te ontvangen (2 Cor. 5:10), en daaruitvolgend moeten ze "verantwoordelijk" zijn. De geest van God leidt dat anders af. Na ons op te roepen onze eigen redding uit te werken met vrees en beven, wordt de reden gegeven: "want het is God Die in u werkzaam is zowel om te willen als om te werken ..." (Fil. 2:12,13). De slaaf van God die diepgaand onder de indruk is van zijn eigen verantwoordelijkheid, gaat op die dag een grote teleurstelling tegemoet, maar degene die zich zijn absolute afhankelijkheid van God realiseert - dat Hij van hem verlangt om dat te doen wat hij niet in staat is in eigen kracht te volbrengen (waarvoor hij daarom niet "verantwoordelijk" is) - hij alleen dat zal doen waarin God behagen schept. De theorie van verantwoordelijkheid, evenals die van "de volharding van de heiligen", leidt weg van God, de Bron van alle kracht, en maakt ego-centrische, zelfvoorzienende dienstknechten, die zelden zien waarom ze zouden moeten vrezen en beven.

MENSELIJKE THEOLOGIE
Theologische literatuur en praktijk is doordrenkt met de gedachte aan menselijke verantwoordelijkheid. Niemand schijnt getroffen door het ontbreken van de term in de heilige tekst. Trouwens er zijn er velen die dat als erg sterke tekortkoming van de kant van de Auteur zouden beschouwen. Zo ver als wij hebben waargenomen, wordt de term niet alleen toegepast op wereldlijke gerichten, om het punt te benadrukken dat privileges verantwoordelijkheid met zich meebrengen, maar de noodzakelijke voorwaarde is voor alle richten, in het bijzonder die welke zonder einde is. In het kort gezegd, als mensen niet verantwoordelijk waren, zou God ze niet kunnen straffen. In deze zin is de on-Schriftuurlijke term louter de terugslag van de onSchriftuurlijke ideeën betreffende richten. Het is niet rechtvaardig om mensen te "straffen" voor daden waartoe ze werden aangezet door invloeden waarover ze geen bestuurscontrole hadden. Een goede advocaat zou op deze grond gemakkelijk welke misdaad dan ook kunnen excuseren op deze grond, want er zijn geen aansporingen voor een misdaad, behalve aangeboren afwijkingen en beïnvloedingen van buiten die optreden zonder onze uitnodiging. Maar wanneer we (onder)vinden dat Gods gerichten niet louter "straffen" zijn, uitgemeten aan "verantwoordelijke" misdadigers, maar zware, doch heilzame corrigerende maatregelen die neutraliseren, of liever meewerken voor uiteindelijke verzoening, worden we niet gedwongen om een term uit te vinden die niet in de goddelijke woordenschat wordt gevonden in de betekenis waarin wij die gebruiken. Het idee van verantwoordelijkheid is niet een onschuldige toevoeging aan Gods openbaring. Het is een schadelijke aanwas aan de Schriften, leidend tot veel wat tegengesteld aan de waarheid en ondermijnend voor het kennen van God is. Als menselijke wezens geen zondaars zouden zijn totdat ze aan de jaren des onderscheids komen, is het (daarin) verplicht om te bepalen welke leeftijd of conditie noodzakelijk is. Hierin geeft het Woord van God hoegenaamd geen hulp. Iedereen heeft een ander idee, en de onbestemde jaren strekken zich uit over de gehele afstand van kindsheid tot volwassenheid. Als, op een of andere nooit duidelijk gedefinieerde wijze, onverantwoordelijke jeugd "zeker van de hemel" is, zou het een vorm van genade zijn als niemand zou worden toegestaan om tot man- of vrouw-zijn te ontwikkelen. Kindermoord wordt de beste verzekering van redding. Moord zou eeuwige eeuwig welzijn kunnen opleveren, terwijl redding van een door de dood bedreigde jongeling niets minder dan een afschuwelijke misdaad zou zijn, als hij in de jaren des onderscheids nog steeds niet gered is bevonden. Menselijke rechtbanken zijn voortdurend het spoor bijster om de hoeveelheid "verantwoordelijkheid" te bepalen. De laatste tijd wint de theorie steeds meer terrein dat iedere moordenaar krankzinnig is, en niet aansprakelijk voor zijn daden. Het is een plausibele verdediging, en, bekrachtigd door voldoende invloed en andere waardevolle overwegingen, kan het menige moordenaar het leven redden. Is niet juist het doen van zo'n daad zelf voldoende bewijs van krankzinnigheid? Verder, is niet het plegen van welke misdaad dan ook overtuigend bewijs van de morele ziekte die we hebben overgeërfd en waarvoor we niet "verantwoordelijk" zijn? Het enig mogelijke antwoord wordt gebaseerd, niet op een ontkenning van de feiten, maar op een beroep op de afschuwelijke resultaten van zulk een lering. Menselijke rechtbanken vinden dat ze het niet kunnen, het niet durven, om veel toe te geven vanwege onverantwoordelijkheid. Onbekendheid met de wet excuseert niemand, hoewel het volkomen onmogelijk is voor zelfs een professionele jurist om alle wetten te kennen. Aldus zien we hoe onoplosbaar de problemen zijn die deze theorie opwerpt, zelfs in de toepassing ervan in de menselijke rechtbanken. Voor we besluiten, vragen we onze lezer ernstig om niet het richten samen met verantwoordelijkheid af te danken, en alzo de vrije teugel aan zonde en wetteloosheid te geven. De redenering die richten baseert op verantwoordelijkheid is fout. Evenals minderjarigen, die niet de jaren des onderscheids hebben bereikt, niettemin naar verbeteringshuizen ter correctie worden gestuurd, evenzo richt God Zijn onverantwoordelijke schepselen, door onze Heer Jezus Christus, tot Zijn eigen heerlijkheid en hun goed. Wij staan het niet toe een kind zonder tuchtiging te laten gaan louter omdat het onverantwoordelijk is. Laat ons onze ideeën van Gods gerichten corrigeren, en alle redeneringen met betrekking tot verantwoordelijkheid zullen verdwijnen. Het richten zal onpartijdig worden uitgedeeld aan alle ongelovigen, overeenkomstig hun daden. Het feit dat mensen niet verantwoordelijk zijn is geen motief tot zonde, want het verwijdert het richten niet, en herstelt God op de troon van Zijn almacht. Als mensen moeten redeneren, laat hen dan logisch zijn in hun afleidingen, en zij zullen niet botsen met Gods Woord. Als, bijvoorbeeld, al Gods schepselen het vermogen was geschonken om Zijn bedoeling te dwarsbomen of er op een of andere manier tegengesteld aan te handelen, hoe kan Hij dan Zijn opzet vervullen? Dit herkennend, hebben mensen Hem tot een tweede of derde graads godheid verzwakt, die Zijn eigen raadsbesluit niet doet en niet kan uitvoeren. Tijdens het goddelijk maken van de mens hebben ze God menselijk gemaakt. Allen die geloven dat God zal slagen in Zijn aangegeven bedoeling om Alles in allen te worden, kunnen er niet op consequente wijze de menselijke verantwoordelijkheid tezamen bij vasthouden. Als deze lering waar is moeten we eveneens aan eeuwige pijniging vasthouden, want dat is het enige doel waartoe het menselijk kunnen kan leiden, los van God. Samenvattend: In schepsel-verantwoordelijkheid is een (contradictio in terminis) tegenstrijdigheid in de termen ingesloten en ontkent de verantwoordelijkheid van de Schepper. Het is een noodzakelijke gevolg(trekking) vanuit de doctrines van altijddurende pijniging of eeuwige dood. De mens moet verantwoordelijk worden gemaakt voor zo'n duivels lot, anders zou God de schuld dragen. Maar nu onze ogen en onze harten eenmaal open gemaakt zijn voor de waarheid van Gods grote einddoel, om Alles in allen te zijn, worden we niet gedwongen om Hem door middel van een theorie te excuseren, (die) niet alleen niet onbekend is aan Gods onthulling, maar tegengesteld aan de duidelijke verklaringen daarvan, maar erkennen we vrijelijk ons eigen onvermogen en onverantwoordelijkheid, in het heerlijke licht van Zijn onthulling, dat, omdat Hij het universum uitwerkt in overeenstemming de raad van Zijn eigen wil, Hij in Zijn grote opzet zal slagen om Alles in allen te worden.

A.E. Knoch
Volgend artikel van deze serie


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


©Concordant Publishing Concern