Het probleem van het Kwaad
---
De God Van Judas Iskariot
door A.E.Knoch.

God is het werkelijke onderwerp, meer dan de mens het is, van goddelijke openbaring. Wat Hij ons dan ook in Zijn Woord verteld mag hebben betreffende wie dan ook van Zijn schepselen, is in de eerste plaats een onthulling van Hemzelf. De karakters in de Bijbel ontvangen al hun waarde van (het) contact met de Godheid, en weerspiegelen Zijn heerlijkheid, niet die van henzelf. Dit is niet moeilijk te begrijpen in het geval van diegenen die de Grote Pottenbakker gebruikt als vaten van barmhartigheid. Onze kennis van God wordt aan zijn uiterste beproeving onderworpen wanneer we Zijn verband met de vaten der verontwaardiging overwegen. Misschien is geen geval van deze soort meer sprekend en beeldend dan dat van Judas Iscariot. God heeft ons veel over hem verteld dat ons tot een betere waardering van Hemzelf behoort te leiden. Weliswaar wordt het onderwerp gemeden omdat het een sombere schaduw over Gods heerlijkheid schijnt te werpen en tot pijnlijke moeilijkheden leidt. Maar deze ontstaan vanuit onjuiste leerstukken, vanuit hedendaagse bijgelovigheden, doch niet vanuit een kennis van Zijn Woord.

Lang voordat Judas werd geboren, maakte David, door de geest van God, een aantal duidelijke voorspellingen omtrent hem (Psa. 69:26; 109:8). Hij zou een stuk land verwerven, maar hij noch anderen zouden erop wonen. Hij zou de plaats hebben van een opzichter, maar dat zou van hem worden afgenomen en aan een ander gegeven worden (Hand. 1:16-20). Ik betwijfel of Judas wist dat deze passages naar hem verwezen. Nochtans kan, in alle eerlijkheid, de vraag worden gesteld, "Was het voor Judas mogelijk om de vervulling van deze Schriftgedeelten te vermijden?" Zou hij het Woord van God ongeldig gemaakt kunnen hebben? Als deze passages verwezen naar de lezer van deze regels, hoe zou hij dat ervaren? Is het recht(vaardig) van God om een man in de wereld te brengen onder zo'n handicap? Eeuwen voor hij werd geboren, was Judas' val al vastgesteld. Het was onvermijdelijk. Niet Judas zelf, noch de gehele natie van de Joden, die hij representeerde, noch alle krachten van de aarde of de hemel konden hem bewaren van het verraden van Zijn Heer, of van het kopen van het Veld des Bloeds, of van het verliezen van zijn plaats van apostel. God heeft gesproken. Zijn noodlot was onvermijdelijk.

Judas was één van de "uitverkorenen" in een heel bijzondere zin. Onze Heer zei

""Heb niet Ik u gekozen [uitverkoren], de twaalf, en één van u is een tegenstander?"" (Joh. 6:70).
Christus wist van begin af wie hem zou verraden (Joh. 6:64). Waarschuwde Hij Judas daarom voor zijn vreselijke gevaar? Zette Hij hem uit het apostelschap? Deed Hij ook maar iets, zover als het verslag verteld, om hem te redden van zijn afschuwelijke lot? Notabene aan het einde, juist voor Judas naar buiten ging, toen de Tegenstander het reeds in zijn hart had gelegd om zijn Leraar te verraden (Joh. 13:2), gaf onze Heer Judas de bete met zijn eigen handen. Dit werd gewoonlijk als een bijzonder teken van achting beschouwd. Door zulk een teken wees onze Heer aan Johannes aan wie het was die op het punt stond Hem te verraden. Judas werd niet geholpen.

Kunnen we ons dit toneel niet voorstellen? De vurige discipelen zijn allen-tezamen- perplex door hun Meesters bewering dat één van hen een verrader zou blijken te zijn. Niet één van hen vermoedde dat het Judas was. Laat dit niet zien dat de verrader niets buiten de perken had gedaan, zo ver als zij konden zien? Trouwens, ze hadden hem vereerd door hem de penningmeester van hun kleine groep te maken. Hij was een dief (Joh. 12:6), maar aan de buitenkant moet hij eerder voorbeeldig zijn geweest om zo lang als één van de twaalf apostelen door te gaan. Onze Heer wist wat hij op het punt stond om te doen. Wat zei Hij om hem te verhinderen? "Wat u gij doen wilt, doe het met spoed." Lijkt het niet bijna ongelofelijk dat onze Heer feitelijk hem aanspoort om zijn afschuwelijke daad uit te voeren? (Joh. 13:27).

Voorbestemd door God, zou iemand (kunnen) voorstellen dat Judas werd geboren met de kwade aandrang in zich die tot zijn val zou leiden. Maar dit was niet het geval. Het is waar dat hij niet rein was zoals de anderen rein waren (Joh. 13:10-11). Nochthans, kwam de impuls om Degene Die hem voedde te vertrappen en Hem te verraden aan Zijn vijanden niet van binnen doch van buiten. Laat ons op dit punt helder zijn. Judas zou, op zichzelf gelaten, de Christus niet verraden hebben. Het werd in zijn hart gelegd door de Tegenstander (Joh 13:2). En nogmaals komt de vraag naar boven, "Kon hij er zelf iets aan doen?" Het was omdat zijn hart niet voldoende verdorven was dat de prikkeling van buiten moest komen. De grote Tegenstander kon hem niet vertrouwen het te doen vanuit zijn eigen willen. Onze Heer wist wat er in zijn hart was, maar steekt geen vinger uit om hem van zijn vreselijke daad af te brengen. Eerder spoort Hij hem aan in het plegen ervan.

Het is een opmerkelijk feit dat Satan in de regel geen mensen binnengaat, of "bezeten" maakt. Demonen maken er een gewoonte van dit te doen. Het is jammer dat "de duivel" verward is geworden met "de duivelen" in de Engelse versies. Anders zou het feit dat Satan Judas binnenging eruit springen, zoals het behoort, als een zeer opmerkelijke uitzondering. De feiten zijn helder. Judas, op zichzelf genomen, zou Christus niet verraden hebben. De aards-vijand vertrouwde de taak van het (af)dwingen van Judas niet toe aan de handen van boze geesten of demonen, zoals normaliter het geval was. Hij zal zulke demon geesten in dienst hebben om in de eindtijd de koningen der aarde te mobiliseren voor de grote dag van God Almachtig (Opb. 16:14). Maar deze meest belangrijke taak liet Satan niet aan anderen over. Tegen alle gebruiken in ging hij zelf de apostel binnen en vormde hem om tot een verrader (Lu. 22:3).

We wensen niet uit te maken dat Judas een heilige was, of dat hij geen zondaar was als andere mensen. In feite, wensen we dit toe te voegen aan de invloeden waarvan hij het slachtoffer was. Hij was een dief. Dus kunnen we met recht veronderstellen dat het geld dat hij ontving voor zijn verraad enig gewicht had om hem tot zondigen over te halen. De vraag is, waar kwam deze geneigdheid tot hebzucht vandaan? Verkreeg hij dit na "de jaren van aansprakelijkheid" of was het van vanaf zijn geboorte in hem? Lag het in zijn vermogen eraan te ontkomen? Als ieder ander mens, was hij een zoon van Adam, zonder enige keus in deze zaak, hij erfde sterfelijkheid en zonde en veroordeling over (Rom. 5:12:18), het gemeenschappelijke deel van de gehele mensheid. Als welke lezer dan ook zijn geneigdheid tot zondigen heeft kunnen ontsnappen, laat deze dan de eerste steen werpen. Laat hem anders geduld oefenen.

Laat ons nu de krachten optellen die voor Judas waren en die tegen hem waren. Hij had ongetwijfeld een geweten, want toen hij realiseerde wat hij gedaan had, gaf hij niet alleen het geld terug, maar zijn spijt was zo overweldigend dat hij zijn eigen leven nam. Dit zou ons moeten tonen hoe Judas zelf over zijn overtreding dacht. Zijn eigen inschatting van de zonde die hij had bedreven was dat hij zijn recht om te leven had verspeeld. Zou hij van te voren vrij zijn geweest om te kiezen, zou hij dan deze daad hebben gedaan, die hij tot de dood betreurde? Deze spijt lijkt op een natuurlijke wijze uit zijn eigen hart te komen zonder dwang van buiten. Ons wordt niet verhaald van enig speciaal bezoek van Gods geest om deze verandering te veroorzaken, vergelijkbaar met de binnentreding van de Tegenstander, om hem te laten zondigen. Judas zelf, hoewel hij natuurlijk de zondaar was die hij was, had een volkomen weerzin van zijn eigen verraad.

Maar wat waren de krachten tegen hem? We hebben gezien dat zijn erfdeel van Adam niet voldoende slecht was om hem te dwingen zulk een halsmisdaad te plegen. Daarom wierp de Tegenstander het hem in zijn hart (Joh. 13:2). Dit is een sterke uitdrukking. Het was niet louter een suggestie die kon worden verstoten. Het hart is juist het middelpunt en kern van ons bestaan. Daaruit komen alle beslissingen van het leven. Maar nog sterker dan dat is de uitdrukking, "Satan voer in Judas" (Lukas 22:3). In feite was de mens opzij gezet. Hij handelde niet normaal of op een natuurlijke manier. Hij deed niet wat Judas zou doen, maar wat Satan zou doen. Trouwens, als Gods geest hem als eerste was binnengegaan, kon Satan niet hebben kunnen komen. Maar Gods geest was toen niet gegeven (Joh 20:22). Geen enkel mens op zichzelf kan, door de kracht van zijn eigen geest, de grote prins der duisternis weerstaan. Judas was volkomen krachteloos om zijn binnenkomst te voorkomen. Hij was een onvrijwillig werktuig in de handen van één die veel machtiger dan hijzelf was.

De Enige Die Satan kon weerstaan, en Die zijn binnengaan in Judas had kunnen voorkomen, wist alles over zijn toestand, maar deed niet de minste moeite om hem te redden. Onze Heer heeft vele demonen uit vreemden geworpen, maar, nu dat één van Zijn eigen apostelen onder de macht van Satan zelf is, probeert Hij niet eens om hem uit te werpen. In tegendeel, onmiddellijk nadat Satan was binnengevaren, zei Hij, "Wat u op het punt staat te doen, doe ..." Kunnen we de indrukken van Judas voorstellen? Onze Heer neemt hem apart voor een speciale attentie, en bezegelt dat met een bete broods. Onmiddellijk ontvangt hij een onweerstaanbare aandrang om weg te gaan en het te regelen om Hem aan te geven. Voor zijn geweten kan handelen, hoort hij de stem van zijn Heer. Deze kent zeker zijn hart en staat op het punt zijn verraad aan het licht te brengen. Maar nee, Christus spoort hem ook aan om te gaan!

Waarom was dat onze Heer geen hand naar hem uitstak? Hoe kon Hij hem op zo'n tijd wegzenden voor zulke een daad? Was Hij niet, als gevolg daarvan, eveneens tegen Judas? Had Judas dan niet, als één van Zijn gekozen apostelen, een speciaal voorrecht op Zijn gunst? Onder normale omstandigheden, zouden we dan niet van Hem verwachten om deze mannen te beschermen die zich aan Zijn kant hadden geschaard? Dat Hij dit deed is duidelijk, in het bijzonder in het geval van Petrus. Satan claimde het recht om alle apostelen te ziften, zoals het graan vrij van het kaf wordt gezift. Doch onze Heer smeekte (af) dat Petrus' geloof niet in gebreke zou blijven. (Lukas 22:31,32). Als gevolg daarvan werd Petrus niet toegestaan zo ver te gaan als Judas, wat alleen te danken is aan de tussenkomst van Christus. In Zijn wonderbare gebed verzekert onze Heer:

"Toen Ik met hen was in de wereld bewaarde Ik degenen die Gij Mij gegeven hebt in Uw naam, en Ik bescherm hen, en niet één van hen kwam om behalve de zoon des verderfs, opdat de Schriften zouden worden vervuld" (Joh. 17:12).
Hier is het geheim van de schijnbare hardheid van onze Heer. Van Hem was elke daad gevoegd naar Gods geschreven onthulling. God heeft gesproken. Zelfs medelijden kon Hem niet bewegen iets te doen omdat het goddelijke vonnis in de weg stond. Dat is waarom Hij het eerder verhaast. Dat is waarom Hij opzettelijk een tegenstander koos, en in het geheel geen moeite deed om hem te redden van zijn lot. Maar was onze Heer werkelijk verhard? Genoot Hij ervan om zo'n karakter onder degenen te hebben die hem zo nabij en dierbaar zijn? Instemmend met Gods voorbestemming, sprak Hij er zelden over, want niemand anders wist ervan, en het kon noodzakelijkerwijs niet bekend worden gemaakt voor de gebeurtenis zelf. Het was in het geheel niet ideaal om iemand als Judas om zich heen te hebben. Christus leed veel onder het contact met buitenstaanders, schriftgeleerden met hun verharde harten, hypocriete Farizeeën, en Sadduceeën zonder geloof. Onder zijn metgezellen en voortdurende volgelingen, zou het enig mogelijk ideaal onwankelbare trouw en onbeperkte toewijding zijn.

We vragen onze lezer ernstig de feiten te overwegen die we gepresenteerd hebben en ze te toetsen aan de Schriften. Velen kunnen geneigd zijn om "Laster!" te roepen. Velen staan erop dat God deze dingen niet kan doen, hoe helder de Schriften dit ook lijken te getuigen. Maar deze zaken zijn zo uiteengezet dat ze niet verkeerd kunnen worden opgevat. Het feit dat ze worden geschuwd laat zien dat het geen kwestie van begrijpen, maar van geloof is. Deze feiten zijn in onze Bijbel en zullen daar blijven of we ze nu wel of niet accepteren. Ze zouden ons kunnen helpen om te zien dat er diepten in God zijn die we niet hebben gepeild. Ze zouden ons kunnen laten zien dat er iets radicaals verkeerd is met onze theologie wanneer we deze "harde uitspraken" niet kunnen verdragen of ons niet in deze "donkere gedeelten" kunnen verheugen.

Slechts eenmaal legt onze Heer Zijn hart met betrekking tot Judas open, en dat precies op de crisis wanneer Satan in hem vaart, en hij weg gaat om zijn Heer op te geven. Hier valt Christus weer terug op het feit dat de Schriften moeten worden vervuld.

"De Zoon des Mensen gaat inderdaad weg zoals het geschreven staat betreffende Hem, doch wee degene door wie de Zoon des Mensen wordt verraden! Ideaal (N.B.G: Goed) ware het voor Hem indien deze mens niet geboren zou zijn!" (Mark 14:21, Mat. 26:24).
Hier was Hij, met de twaalf, juist voor Zijn lijden, en Hij verlangde om hen Zijn hart uit te storten. Alleen met hen in de bovenkamer schenen de condities ideaal. Maar Zijn gevoelige geest wist dat de condities niet ideaal waren. Één van de twaalf stond deze heilige onthullingen in de weg. Diegene moest worden weggestuurd voor Hij vrijuit kon spreken. Dus wordt Judas verteld om te gaan. Dan is Zijn hart opgelucht. De elf voor het eerst teder "kleine kinderen" noemend, uit Hij de schitterende woorden zoals we die hebben in het veertiende tot het zeventiende hoofdstuk in Johannes' evangelie.

In alle vier de verslagen van het leven van onze Heer, wordt de eerste vermelding van Judas Iscariot vergezeld van de verklaring dat hij de verrader was. Hij was gekozen met de rest van de twaalf. We kennen het medelijden van onze Heer. Hoe moet alleen al het zien van Judas Hem in beroering hebben gebracht! Elf waarachtige, vertrouwende harten. Waarom niet deze ene valse indringer ontmaskeren en hem uit zijn ambt verwijderen? Het was geschreven! Kwaad, zoals dit moet worden gedragen, of de Schriften kunnen niet worden vervuld. Maar de condities waren zeker niet ideaal. Een potentiële verrader is geen apostel. Christus verheugde zich zonder twijfel in de eerbewijzen die Hij zou verlenen aan Zijn gelovige en trouwe groep, in het koninkrijk. Maar Hij moet eveneens hebben gehuiverd bij het vooruitzicht dat één van hen wachtte. Hoeveel zou het Hem hebben bespaard, als die mens niet was geboren! Als Matthias, die eveneens bij hen was, vanaf het begin voor hem in de plaats was geweest, dan zou Zijn hart niet bezwaard zijn geweest door de toestand en het lot van Judas Iscariot.

De gewone vertaling, "Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was", heeft geen grond in Het Orgineel. Tijdens het onderzoeken van de verscheidene vertalingen, moeten we altijd in het oog houden dat de tendens om te vertalen in overeenstemming met de geaccepteerde theologie zo overweldigend groot is, dat erg weinig bewijs van de andere kant feitelijk bewijs is van de correctheid van een onpopulaire vertaling. Dit is een uitstekend voorbeeld. Het is erg bekend dat de Marge van de Revised Version betrouwbaarder is dan de tekst, in het bijzonder waar de leeswijze in het Grieks is gegeven. Allen zullen het erkennen hoe onmogelijk het zou zijn om een twee- derde meerderheid te krijgen van het Comitee (Revision Comittee) ten gunste van het aanpassen van deze tekst aan het Orgineel. Weinig mensen die zoiets zouden doen zouden voor zo'n taak worden gekozen. Toch waren er een weinig die gelovig en trouw waren, en deze slaagden erin om de waarheid in de marge te plaatsen: "Goed ware het voor hem, indien die mens niet was geboren."

In zulke passages als deze kunnen we de voordelen van een exacte concordante versie realiseren. Wat goed was voor de Zoon des Mensen en wat ideaal was, zijn twee verschillende ideeën. Ik twijfel er niet aan dat, ten diepste, het goed voor Hem was om Judas te hebben, als we onder "goed" datgene verstaan dat de meeste zegen uitwerkt aan het einde. De sfeer van het woord "goed" is erg weids en de kracht ervan is hier moeilijk te bepalen. Maar het Griekse woord kalos, "ideaal", beperkt de gedachte tot datgene wat zich uitstrekt tot de hoogste vorm van perfectie op die tijd. Twaalf gelovige en trouwe apostelen zouden ideaal zijn voor Christus, hoewel één verrader ongetwijfeld onder alle dingen waren die samenwerkten tot het goede. Aldus kunnen we zelfs gerechtvaardigd om te zeggen dat de geboorte van Judas goed was, doch niet ideaal, voor de Zoon des Mensen.

Hoe we ook Rotherham's Emphasized Version mogen beschouwen, we kunnen er vrijwel zeker van zijn dat, hij in eerste instantie zich weinig aan de algemene opinie probeerde te conformeren. Het karakter van zijn vertaling maakt zijn getuigenis van een bijzondere waarde in een zaak als deze. Hij was niet zoveel bezorgd over de taal als over de betekenis. Hij geeft het weer als, "Goed zou het voor hem zijn geweest, als die mens niet was geboren". Twee vertalingen door de Rooms Katholieken gebruikt, hebben deze tekst correct overgezet. De Douay version van Mattheus 26:24 leest "het ware beter voor hem, als die mens niet geboren was geweest." Dr Leander van Ess geeft het in zijn Duitse versie weer als, "voor hem was het beter, als zo'n mens nooit was geboren".

LUTHER'S VERSIE
Luther's versie is op zichzelf al bewijs dat de Concordante Versie juist is. Hoewel het Grieks zowel in Mattheus als in Markus precies hetzelfde is, geeft hij het juist weer in de eerste en verdraaid het in de tweede. Mogen we vragen, als het werkelijk zou lezen, goed was het voor Judas als hij nooit was geboren, zou Luther dan, of enige andere vertaler, het laten lezen, goed ware het voor de Heer, als Judas niet was geboren? Nooit! Maar Luther leest (letterlijk:) "Het ware beter voor hem dat deze mens nooit was geboren." In de context er onmiddellijk aan voorafgaand,wordt de identiteit van degenen waarnaar wordt verwezen boven twijfel vastgesteld. Het kan als volgt worden uiteengezet:

Hem   die mens
(De Zoon des Mensen)   (Judas)
De Zoon des Mensen gaat wel   Doch wee die mens, door wie de
heen gelijk van Hem geschreven   de Zoon des Mensen wordt
staat   verraden
Ideaal ware het voor Hem als die mens niet was geboren!

Als het had gelezen "Ideaal ware het voor die mens als hij niet was geboren"(zoals gewoonlijk wordt misvertaald) dan zouden beiden naar Judas verwijzen. Maar geen onbevooroordeeld lezer van het Engels of het Grieks kan op enige manier het hem laten verwijzen aan iemand anders dan onze Heer, Die zo wordt omschreven in de vorige zin.

Maar als alle vertalingen die ooit gemaakt waren de passage incorrect zouden weergeven, zou dat niets bewijzen dan menselijke feilbaarheid - welke alreeds bewezen is. Het Orgineel spreek van de Zoon des Mensen als Hem en van Judas als die mens, en maakt het duidelijk dat het ideaal was voor Hem als die mens niet was geboren. De werkelijke oorzaak van deze misvertaling is de hardheid van het menselijk hart. Aan de ene kant, wie is er betrokken bij de gevoelens van onze Heer en Zijn smart bij het hebben van een verrader in Zijn gezelschap? Zelfs Zijn heiligen lijken volkomen onbekwaam om met Hem mee te voelen in Zijn beproeving. Aan de andere kant hebben zij een rechtvaardige verontwaardiging bij Judas' vreselijke daad toegestaan te degenereren in wraakgierigheid en aan onze Heer de hardheid van hun eigen hart toegeschreven. In het oordelen van Judas hebben zij zichzelf veroordeeld.

De Schriften laten de volkomen hulpeloosheid van Judas zien. Hoe kon Hij zijn lot ontvluchten? Niet alleen waren de krachten van het kwaad tegen hem, maar de krachten van het goed waren even vastberaden om hem zijn rol te laten spelen. God zelf had de rol vastgesteld die hij zou hebben, en Christus, de enige Redder, moet handelen volgens het goddelijke bevel. Ik smeek mijn lezers het probleem niet te ontwijken. Laat hen zich in de plaats van Judas stellen. Wat kan een sterfelijk mens doen wanneer Satan en Christus en God allen hem dwingen om een daad te doen die zo afschuwelijk is in zijn eigen ogen, dat het hem tot wanhoop en dood drijft.

Het kan helpen als ik beken dat ik eens bang was dit onderwerp onder ogen te zien. Ik probeerde een weg voor God te vinden om uit dit dilemma te komen. Het idee dat Hij vaten tot oneer (Rom. 9:21) kon maken, en hen dan altijddurend straffen was ongelofelijk. En ik had gelijk. God kon zulk een ding niet doen. Mijn fout was om Gods heldere verklaring en al het bewijs in de Schriften onderbouwd niet te geloven, omdat ik een valse theologie had aanvaard met betrekking tot deze vaten die Hij uitrust tot vernietiging. Omdat ik nu weet dat God niet alleen rechtvaardig met hen zal handelen, maar (tevens) liefdevol, ben ik in staat God te geloven, en God te verheerlijken, en mij te verheugen in de God Die Liefde blijft, zelfs wanneer hij verhard en haat.

We hebben het verleden van Judas overwogen, en nu zullen we zijn toekomst overwegen. Allen stemmen overeen dat Judas een misdaad heeft gepleegd die weinig gelijken heeft in de annalen van de mensheid. Daarom moet hij worden geoordeeld voor zijn zonden, in het bijzonder voor deze opperste zonde van zijn loopbaan. Om wille van de eenvoud zullen we onze aandacht vestigen op louter deze ene daad, want al het andere zinkt in het niet vergeleken met dit. Allen zijn het erover eens dat hij moet worden gericht (of geoordeeld) voor het verraden van zijn Heer, maar allen stemmen niet overeen met betrekking tot wanneer en hoe. Op zijn minst vier verschillende antwoorden worden gegeven, die beknopt als volgt kunnen worden weergegeven: Hij moet voortdurend branden, uitbranden, opbranden, of doorbranden. Voor hem is er eeuwige pijniging, of vagevuur, of uitdoving/uitwissing, of hij zal door zwaar oordeel naar uiteindelijke verzoening moeten gaan (Kol. 1:20)

JUDAS ALTIJDDUREND GEPIJNIGD
Volgens het meest populaire denkbeeld zou Judas' volledige carrière ongeveer als volgt beschreven kunnen worden: Door God bestemd, lang voordat hij werd geboren, om de Messias te verraden, door Christus zelf gekozen om de verrader te zijn, blijkt hij te zwak om zijn taak te verrichten, dus neemt Satan het bestuur over tot hij de daad heeft gedaan, en, gedreven door wroeging, beneemt hij zich van het leven. Als straf lijdt hij van toen af aan in de vlammen van de hel en zal dat altijd blijven doen tot het oordeel van de grote witte troon, nog meer dan duizend jaar in de toekomst. Dan zal hij worden beproefd en veroordeeld tot een onuitsprekelijke smart, meer dan alle andere mensen, voor een nooit-eindigende eeuwigheid in de poel die brand met zwavel, wonderbaarlijk in leven gehouden om zijn ellende te ondergaan.

We hebben geprobeerd niet te overdrijven. Toch lijkt de heldere verklaring zo duivels, zo volkomen en vreselijk weerzinwekkend dat men zich afvraagt hoe menselijke wezens met een gezond verstand het kunnen verdragen daaraan te denken. Het feit is dat ze dat niet overwegen, of beter ze durven het niet onder ogen te zien. Als ze dat deden zouden ze alle geloof in een god die zo'n afschuwelijk, haatdragend monster is verliezen.

Eerst stelt hij Judas' lot vast, vertelt het lang van tevoren, dan geeft hij hem een plaats onder de apostelen, met de stralendste vooruitzichten, dan weigert hij hem voor Satan te beschermen totdat de lafhartige daad is gedaan en hij een zelf veroorzaakte dood sterft. Ik herhaal: Judas kon zichzelf niet meer helpen dan een stukje stro in een een tornado. Geen persoon die deze regels leest zou anders hebben kunnen doen, als hij in Judas plaats was geweest.

En nu, voor het doen wat God hem dwong te doen in één kort uur zal hij moeten lijden ver voorbij het menselijk begripsvermogen voor alle eeuwigheid! Zo is de afgod die het Christendom vereerd. We hebben gehuiverd bij de afschuwelijke karikaturen van de godheid die mensen uit hout of steen snijden, maar geen van dezen kan de vergelijking doorstaan met de weerzinwekkende en hatelijke duivelsheid die Judas afdwong om onrecht te doen en dan oneindige kracht gebruikt in het pijnigen van hem, en een altijddurend wonder uitvoert om hem in het leven te onderhouden zodat hij in staat is om zijn lijden te overleven.

Het is niet Judas die het meeste lijdt van deze afschuwelijke verkrachting van recht(vaardigheid), maar de God van Judas. Dit is heel erg praktisch. De afval van deze dagen is grotendeels het resultaat van zulke afschuwelijke leringen. Het heeft geleid tot het zo goed als afschaffen van de godheid van God, en van die passages die Hem voorstellen als de grote Pottenbakker, die vaten tot oneer maakt, aangepast aan vernietiging (Rom. 9:21-22). Het leerstuk van eeuwige pijniging onttroont God. Slechts een onmenselijke duivel kan werkelijk aan Zijn absolute soevereiniteit en altijddurende pijniging vasthouden. Daden spreken sterker dan woorden. Als God opzettelijk schept om te vervloeken en verdoemen, is het nutteloos erop te blijven staan dat Hij Liefde is. Zwart is niet wit, noch is duisternis licht, noch is haat liefde. Judas zal niet voortdurend branden.

JUDAS IN HET VAGEVUUR
Ik weet maar weinig van het vagevuur, maar ik herinner me, toen ik in de Sixtijnse Kapel in de St. Petrus, in Rome was, dat de gids uitlegde dat de ergste overtreders rechtstreeks naar de hel gingen onder het vagevuur, vanwaaruit niet eens de paus ze kon terugroepen. Dus stel ik me voor dat Judas' zonde niet "uitgebrand" kon worden en hij valt niet in deze categorie. Judas zal niet uitbranden.

JUDAS GEOORDEELD EN UITGEWIST
De afkeer van de vreselijke onrechtvaardigheid van eeuwige pijniging heeft sommigen ertoe geleid te concluderen dat Judas straf moet ondergaan en het niet als straf moet ondergaan. Dat wil zeggen, dood is zonder bewustzijn, en Judas zal, als deel van zijn straf in de tweede dood worden geworpen, vanwaar hij nooit meer zal opkomen. Dit is vanzelfsprekend een grote opluchting voor een ieder die Gods naam aan het hart gaat. Volgens dit weet Judas niets totdat hij wordt opgewekt uit de dood bij de grote witte troon. Als een gevolg van dat richten of oordeel zal hij tot de dood terugkeren in de poel des vuurs, en dat is zijn einde.

Wederom, ik blijf erbij, gaat het mij niet zozeer om Judas alswel om de God van Judas. Als deze oplossing waar is, zal Hij Zijn reputatie verliezen door Zijn behandeling van de verrader. Het zal juist een droevige gang van zaken zijn waarin Zijn grote naam zwaar zal lijden. Het zal precies de fundamenten onder Zijn troon weghalen. Elk rechtvaardig wezen in het universum zal het met mij eens zijn dat het onrechtvaardig van Hem is om één van Zijn schepselen in een positie te plaatsen waarin hij moet zondigen, en daarna hem daarvoor niet alleen te straffen, maar hem uit het bestaan weg te wissen. Judas zal niets winnen. God zal niets winnen. Het zal een volkomen verlies zijn en God zal de grootste verliezer zijn. Bovendien heeft God Zelf nooit gezegd dat dit Zijn oplossing is. Het is slechts een reactie op de eeuwige pijniging, eerder een afleiding door redeneren dan een zaak van geloof in werkelijke goddelijke verklaringen. Judas zal niet opbranden.

JUDAS GERICHT (GEOORDEELD) EN VERZOEND
Met harten ziek geworden door de overdenking van menselijke onrechtvaardigheid, zoals wordt toegepast op Judas Iscariot, keren we ons met vreugde tot Gods eigen rechtvaardige en liefdevolle onthulling. Met gebogen hoofden erkennen we Hem als de Pottenbakker, de Godheid Die doet wat Hij doet, Die geen rekenschap hoeft af te leggen van Zijn handelingen aan Zijn schepselen. Het was rechtvaardig en goed van Hem Judas te bestemmen om de verrader van Christus te zijn, want dit was nodig om de diepten van (de) menselijke verdorvenheid te onthullen en de (verre) afstand waartoe de mensheid kan worden gebracht wanneer in de handen van de Tegenstander. Deze verootmoedigende kennis had het nodig om te worden uiteengezet door een concreet voorbeeld. Dus vormde de Pottenbakker een vat tot oneer, en vernietigde het toen zijn werk was gedaan. Zo was Judas in het verleden.

HET GERICHT VAN JUDAS
Wat is zijn toekomst? Hij is dood en wacht op de dag van het gericht in volkomen vergetelheid. God is rechtvaardig, en houdt Judas niet duizend jaar als gevangene vast vóór hem voor de balie te brengen. Voor zijn bewustzijn, zal het moment van zijn dood tevens het moment van zijn opstanding zijn, en zijn gericht zal onmiddellijk volgen. Laat ons proberen ons in zijn gevoelens te verplaatsen. De laatste blik die hij had van zijn Heer, was toen Christus werd veroordeeld (Mat. 27:3), en werd gebonden om voor Pilatus te worden geleid. Het eerste gezicht dat hij van Hem zal hebben zal zijn als de Rechter, op de grote witte troon. Wat een ongelofelijk contrast! Zelfs voor zijn dood had zijn spijt hem ertoe geleid om zijn onrechtvaardig verkregen winst terug te werpen en zijn eigen leven te nemen. Nu dat hij staat voor de verheven Rechter, waartegen hij zo smartelijk gezondigd heeft, wat zal er dan nog meer nodig zijn om hem te veroordelen, of hem de afschuwelijkheid van zijn zonde te tonen? Zal dit niet onuitsprekelijke zielesmart zijn?

De volkomen hulpeloosheid en onverantwoordelijkheid van Judas (h)erkennend kunnen sommigen worden verleid af te leiden dat hij in het geheel geen verdere straf verdient. Maar dit is een ander uiterste, evenals de eerste onjuist. We moeten altijd Gods grote (geplande) opzet, om Zichzelf te openbaren en Zijn schepselen te zegenen, in het oog houden. Judas is een algemeen bekend persoon, evenals Farao dat was, en de gehele schepping zal rechtspreken van God als Hij Judas richt.

Eenvoudig aan het verraad voorbij te gaan, of welke zonde, overtreding of belediging dan ook, zou onjuist zijn voor Zijn eigen maatstaf van rechtvaardigheid en dodelijk voor de toekomst. Alle zonde, en elke kwade daad, moet worden gericht en veroordeeld, en de toepasselijke straf opgelegd. De enige ontsnapping ligt in de uitredding die in Christus Jezus is, en dit is louter voor gelovigen, niet voor ongelovigen die voor de witte troon verschijnen. Zonde moet worden gericht en berecht, niet eenvoudig om wille van de zondaar, maar om wille van God.

Zonde moet worden gericht. Mensen zijn zo onrechtvaardig en hun wetten en tribunalen zo verdorven dat we de grote waarheid van het gericht (oordeel) hebben verloren. Als gevolg daarvan is het woord gericht (oordeel) vrijwel vervangen door bestraffing. Mensen stellen zich voor dat het gehele einddoel van Gods handelen met hen in de toekomst is om hen te laten lijden voor hun zonden. Maar God heeft al veel gedaan met betrekking tot richten, en zonder uitzondering heeft hij een eindpunt in het oog gehad. Zijn gerichten zijn altijd heilzaam voor de wereld geweest. De zondvloed waste de wereld van zijn boosheid. De komende periode zal het reinigen voor het koninkrijk. Het gericht van ieder schepsel is een noodzakelijke voorbereiding tot redding en wederzijdse verzoening.

Sommigen hebben verondersteld dat richten bedoeld is als een afschrikwekkend middel, zodat degenen die de bittere vruchten van de zonde hebben gesmaakt nooit meer zullen overtreden. Dit zou een erg ondeugdelijk fundament voor de toekomst zijn. Het is tegengesteld aan menselijke ervaring. Een man die een straf heeft uitgediend is niet immuun voor verleiding. Hij is eerder geneigd te vallen dan anderen die nooit achter tralies hebben gezeten. Gods richten is voorbereidend op een leven waarin er geen zonde kan zijn. Zonde is te wijten aan de dood die in ons werkt. Wanneer er geen dood is en allen levend gemaakt zijn, zal het voor hen onmogelijk zijn te zondigen. Zonde en dood horen bij elkaar. Leven en onbedorvenheid gaan hand in hand. Richten (Oordelen) is niet nodig als een afschrikwekkend middel voor de toekomst. Maar het is een noodzakelijke voorbereiding op de heerlijkheid van God en het geluk van Zijn schepselen. De principes van Gods gerichten zijn ons gegeven precies waar we ze zouden verwachten - in het openingsbetoog van de brief aan de Romeinen. Hij zal een ieder naar zijn daden vergelden. Er zal verontwaardiging en toorn zijn, kwelling en ellende op iedere menselijke ziel die het kwade werkt (Rom. 2:9). Dit komt volkomen overeen met de plechtige aankondiging bij de grote witte troon:

"En de doden werden geoordeeld door hetgeen geschreven is in de boekrollen, volgens hun daden." (Opb. 20:12)
We kunnen er verzekerd in berusten dat Degene Die op de troon zit geen grein meer of minder dan rechtvaardig is zal uitmeten, niet alleen in Zijn eigen ogen, maar voor het gehele universum, en voor Judas zelf. Wanneer deed Christus zittende op de troon, ooit iets anders? Laat ons verheugen dat het gericht van Judas in de handen is van Degene Die we kunnen vertrouwen. Hij kent Judas, en is in staat om zowel mee te voelen als te veroordelen. God zij dank dat Hij de Rechter van allen is!

Maar dit is niet het einde van Judas. Zijn naam staat niet geschreven in het boek des levens. Daaruitvolgend, zal hij nog een keer - zijn tweede keer - de dood ingaan tot de voleinding komt. Er is geen kennis in de doodse staat, daaruit volgt dat de periode van de tweede dood voor Judas geen bewust bestaan heeft. Evenals als het moment dat hij in het verleden zijn bewustzijn verloor gevolgd zal worden door het moment van zijn opstanding, zo zal ook de tweede dood geen deel van zijn ervaring vormen. De gehele (tijd) van de lange laatste eon, "de eon van eonen" genoemd in de Schriften, zal buiten zijn kennis om voorbijgaan.

DE REDDING VAN JUDAS
God heeft verklaard dat Hij de Redder is van alle mensen, in het bijzonder van hen die geloven. Tot dit moment in zijn loopbaan heeft Judas niets geweten van God als zijn eigen Redder. Hij is in Zijn handen geweest als van de Pottenbakker, en werd tot een vat voor oneer gemaakt. Als zodanig is hij vernietigd geworden. Hij kende Christus als zijn Leraar, toen Hij een van de twaalf apostelen was. Later, bij de grote witte troon ontmoet hij Hem als Rechter. Maar als Redder is Hij nog steeds onbekend voor Judas. En alleen een Redder is nu van enig nut. Gericht redt degene die wordt gericht niet. De kwellingen die hij verdraagt gedurende zijn tweede leven, tussen zijn opstanding en zijn tweede dood, geven hem geen recht op God of Zijn zegen. Redding is louter van God, door Christus. God heeft Judas verloren, en Hij alleen kan hem nu redden, op basis van het bloed dat werd gestort op Golgotha (1 Tim. 4:10).

Tezamen met de gehele mensheid, is Judas vervallen tot veroordeling door Adam. Maar de God van Judas heeft het duidelijk gemaakt dat de éne overtreding van Adam zijn tegenhanger heeft in de gehoorzaamheid van Christus. Evenals Hij werd veroordeeld op vanwege van Adam's daad, zo zal zijn leven gerechtvaardigd worden op vanwege van het offer van Jezus Christus (Rom. 5:18). Tot op het moment van zijn tweede dood heeft Judas God de Rechtvaardiger niet gekend. God heeft verklaard dat (de) dood zal worden afgeschaft. Dat, evenals in Adam allen stervend zijn, zo ook in Christus, zullen allen levend gemaakt worden (1 Cor. 15:22). Judas stierf in Adam. Maar, wanneer hij in de tweede dood is, is hij nog niet levend gemaakt in Christus. Als hij in Christus levend gemaakt zou zijn, zou hij in het geheel niet in de dood zijn. De God van Judas moet niet alleen zijn Redder worden, maar zijn Leven (2 Tim. 1:10).

Oorspronkelijk werd Judas geschapen in de Zoon van Gods Liefde (Col. 1:16). Hij werd in Hem geschapen lang voordat Hij in Adam was. Als zijn plaats in Adam hem zoveel schande en veroordeling brengt, zo'n overmaat van lijden en dood, hoeveel meer zal zijn eerdere positie in de Zoon van Gods liefde hem redding en leven brengen, rechtvaardiging en verzoening! Wat hij van Adam ontving kwam tot hem zonder zijn toestemming. Er was geen geloof voor vereist. Hij hoefde het zich niet eigen te maken. Evenmin zal het voor hem niet noodzakelijk zijn om te geloven of te accepteren of te worstelen voor dat wat tot hem zal komen omdat hij in de Zoon van Gods liefde was. Hoe kan hij welke van deze dingen ook doen wanneer hij in de tweede dood is?

Gods Woord is waar. De dood zal worden afgeschaft. De gehele mensheid zal worden gered en gerechtvaardigd en verlevendigd. En Judas zal niet worden uitgesloten. Het is voor ons volstrekt onmogelijk om ons voor te stellen wat dit voor hem zal betekenen, veroordeeld, vernietigd, vervreemd, tweemaal gestorven. De God van Judas, zal bij de voleinding zijn Redder worden, zijn Rechtvaardiger, zijn Levendmaker, en zijn Verzoener. Is het voor ons mogelijk om de opluchting, de vreugde, de onuitsprekelijke opgetogenheid die de zijne zal zijn wanneer hij zich realiseert dat zonde en vijandschap en dood voor altijd voorbij zullen zijn? Wanneer hij ziet dat, hoewel hij voor een vluchtig moment een (algemeen) bekend vat voor oneer was, God niet zijn altijddurende noodlot bezegelde, maar hem persoonlijk voorbereidde voor een diepe waardering van Zijn toekomstige gave, zal hij Hem dan voor dit alles niet vereren en aanbidden?

De God van Judas, Die de harten verhardt, Die vaten vormt om Zijn verontwaardiging te tonen, begon zijn werk niet met Adam, noch eindigt Hij bij de grote witte troon. Hij ving aan met Christus en Hij zal het besluiten bij de voleinding. Adam, met zijn zwarte last van veroordeling en dood, is slechts een tussenzin in Gods onthulling. Wij moeten Gods werk niet alleen door dat beoordelen. Adam is niet de Alpha van Gods wegen en we moeten hem niet de Omega maken. Judas was niet alleen in Adam, in Eden, maar in de Geliefde Zoon in (de) schepping. Hij zal niet alleen worden gericht vanwege zijn erfenis van de eerste mens, maar eveneens worden gered vanwege zijn eerdere vereniging met de Tweede.

God noemt Zichzelf niet de God van Judas, omdat gericht en veroordeling Zijn vreemde daden zijn. Ze zijn tijdelijke en beëindigende activiteiten. De tijd komt wanneer er geen veroordeling meer zal zijn. (Opb. 22:3). Dan zal het niet langer noodzakelijk zijn om een hart van een koning te verharden om Gods wil te weerstaan, en aldus Zijn kracht te onthullen. Satan zal nooit meer een mens binnengaan om hem tegen God te keren, zoals in het geval van Judas. Kwaad bestaat alleen in de tijden van de eonen, en veroordeling wordt beperkt tot de eerste vier. Het heeft geen plaats in de laatste eon, wanneer God (tabernakelen: wonen) woont bij de mensheid. Judas is misschien het beste voorbeeld van veroordeling dat de Schrift ons geeft. Terwijl we zijn geval beschouwen moeten we het feit benadrukken dat God met Zijn schepselen niet ten alle tijde zo handelt. Het zou moeilijk zijn Zijn weg te rechtvaardigen als het Zijn normale en altijddurende procedure zou zijn. Het is uitzonderlijk en tijdelijk. Maar de les ervan is altijddurend. De tijdelijke pijn zal leiden tot een altijddurende winst voor de schepselen van Gods hart.

DE HEERLIJKHEID VAN GOD
Geen mens is "verantwoordelijk" voor zijn eigen geboorte. "To be or not to be", "Te zijn of niet te zijn" is geen probleem voor een schepsel. De Schepper heeft zulke zaken onder Zijn eigen bestuur gehouden. Vandaar dat Hij alleen "verantwoordelijk" is. Als het goed was voor Judas om nooit geboren te zijn geweest, is de enige die beschuldigd kan worden Degene Die alleen zijn loopbaan kon hebben voorzien en zijn geboorte kon verhinderen. Maar Hij maakte, integendeel, zijn geboorte onvermijdelijk en voorspelde zijn levensweg. Gods Woord zou onwaar zijn bevonden als Judas nooit geboren was geweest. Vandaar dat het Goed voor God was dat Judas werd geboren. En wat God verheerlijkt is altijd een zegening voor Zijn schepselen. Het is goed voor ons dat Judas werd geboren. En, in gezicht van Gods heerlijke einddoel, kunnen we er zeker van zijn dat Judas zelf God zal prijzen en aanbidden voor het geven van zijn geboorte. De woorden in onze gewone versies zijn volkomen onjuist. Het zou niet goed zijn geweest voor Judas als hij nooit was geboren.

We hebben het ware idee van godheid zo goed als verloren. We spreken van God als dit "toestaand" en dat "niet verhinderend", alsof Hij Zichzelf niet kon helpen. We hebben vergeten dat Hij Elohim is, de grote Beschikker, Die alles uitwerkt volgens de raad van Zijn eigen wil. We weigeren te geloven dat alles uit Hem is en datzelfde alles tot Hem is. Als resultaat zijn we verlegen wanneer we worden gevraagd de feiten onder ogen te zien in het geval van Judas. Als Judas altijddurend wordt verdoemd zijn onze angsten gerechtvaardigd, want hij zal de Godheid met zich meeslepen die zijn loopbaan voorspelde en hem verdoemde voordat hij geboren was. Als we het lot van Judas buiten beschouwing laten, wat dan betreffende de toekomst van de God van Judas? Zal deze man een altijddurende schandvlek in Zijn universum zijn? Zal Gods heerlijkheid altijd worden verduisterd door Zijn handelswijze met de verrader? Hij claimt Liefde te zijn. Is het liefde om de hulpeloze(n) te veroordelen en verdoemen? Recht is het fundament van Zijn troon. Maar hoe kan Hij Zijn veroordeling van Judas rechtvaardigen voor hij zelfs geboren was? Zijn wijsheid kan elk probleem aan. Waarom faalde het dan in het geval van Judas? Elke eigenschap die God versiert wordt in twijfel getrokken als Judas voor eeuwig verloren is. Zijn zaak is een test case. Verklaringen zijn leeg tenzij vergezeld van daden. Als Gods daden Zijn woorden ontkennen, zal Hij het vertrouwen van al Zijn schepselen verliezen. Het is niet het lot van Judas, maar Gods godheid, die op het spel staat.

Maar de liefde van God is wijs. De zaak van Judas zal dat bewijzen, niet ontkennen. Door iemand te redden die zo angstwekkend gezondigd heeft, zal Gods genegenheid voor Zijn schepselen worden getoond, niet verduisterd. En de liefde van God is rechtvaardig. In het rechtvaardigen van iemand wiens handen gekleurd zijn met het bloed van het grote Offer, zal Zijn rechtvaardigheid worden onthuld, en geen geweld worden aangedaan. Judas' afschuwelijke daad werd onder de schaduw van het kruis gepleegd. Wie durft de waarde van het bloed van Golgotha te beperken, de blijvende kracht en doeltreffendheid van dat verheven Offer te begrenzen. God heeft het de basis gemaakt van de wederzijdse verzoening met allen (Col. 1:20). Hij heeft het vermogen om dat te kunnen. Hij heeft de wijsheid. Hij heeft de liefde. En Hij zal het doen! Zijn heilige Naam zij aangebeden!

A.E. Knoch

Volgend artikel van deze serie

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


©Concordant Publishing Concern