Tijdens het vertalen van het negende hoofdstuk van Romeinen, vers negentien, leek het gevoelsmatig alsof de tekst voor me fout was. Er had toch zeker moeten staan, "Wie heeft Zijn wil weerstaan?" Toch is het woord niet wil maar bedoeling. Er scheen zo weinig verschil, toentertijd, dat ik de concordante vertaling zelf niet op prijs stelde. Sindsdien ben ik er echter heel dankbaar voor geworden. Het helpt om één van de diepste problemen en tegenspraken die met de plaats en het probleem van het kwaad verband houden op te lossen. Op de vraag, "Wie heeft Zijn wil weerstaan?", kunnen we antwoorden, "Velen", zo niet allen. Maar op de vraag, "Heeft iemand zijn bedoeling weerstaan?" is het antwoord het tegenovergestelde, want niemand kan Hem dwarsbomen. Zelfs Zijn wil weerstaande vervullen we Zijn bedoeling.
Er zijn niet veel passages in Gods Woord zoals Romeinen negen. Zelden worden we achter de coulissen naar de ruimte van het absolute meegenomen. Veel in dit hoofdstuk lijkt andere delen van de Schrift tegen te spreken, omdat deze de processen behandelen zoals ze door mensen worden gezien, terwijl dit betrekking heeft op oorzaken die God alleen kent. God heeft een doel. Om dat te kunnen bereiken moet hij absoluut bestuur hebben gehad vanaf het begin. Geheel het tussenliggende proces, wat het ook voor mensen mag lijken, moet het uitwerken zijn van Zijn oorspronkelijke bedoeling. Hij is de grote Pottenbakker. Zijn schepselen zijn klei. Dit is slechts waar met betrekking tot Gods bedoeling. Gezien in relatie met Zijn wil zijn ze in het geheel niet het passieve materiaal dat wordt gesuggereerd door de klei. "Gij zult niet" beschrijft 's mensen vijandige houding ten opzichte van Gods onthulde wil.
Het geval van Farao is het klassieke voorbeeld van de kloof tussen Gods wil en Zijn bedoeling. Zijn onthulde wil was erg duidelijk. "Laat mijn volk gaan!". Die schijnt te worden vervuld in de bevrijding van Israël. Maar niemand die het verslag leest en het gelooft kan ontsnappen aan de overtuiging dat Gods bedoeling meer inhield dan Zijn onthulde wil, en dat het ook tegenstand aan die wil inhield. Indien Farao een voldoende verhard hart had gehad om zijn rol te spelen, had dit eenvoudig kunnen worden afgeleid. Maar door het verharden van zijn hart, een handeling van God, wordt het wordt boven twijfel verheven.
Gods onthulde wil was beperkt tot de vrijlating van Israël. Zijn bedoeling was om Zijn eigen kracht te tonen en Zijn naam over de gehele aarde te verheerlijken. Dit wordt ons gegeven als voorbeeld van Zijn totale opzet en van het proces waardoor Hij het zal verkrijgen. De mensheid handelt niet overeenkomstig Zijn wil, Zijn heiligen begrijpen Zijn bedoeling niet. Toch gebruikt Hij zowel tegenstand als onwetendheid om zijn doel uit te werken. Zonder twijfel baden velen in Israël vurig dat Farao's hart spoedig zou verzachten, en hij hen zou laten gaan. Gods antwoord op hun gebed was om zijn hart te verharden. Zij zuchten om redding. Hij werkte het uit met een blik op Zijn eigen heerlijkheid.
Er is niet veel fantasie voor nodig om ons dit toneel voor te stellen. Het feit dat het voortdurend wordt herhaald gedurende de eerste drie eonen maken het van heel belangrijke invloed op ons geestelijk welzijn. Dezelfde tegengestelde krachten zijn vandaag aan het werk. Het is vrij duidelijk hoe de heiligen de zaak zouden hebben aangepakt. Zij zouden JAHWEH smeken om van Farao af te dwingen hen te laten gaan. Misschien zouden ze zelfs een grote gebeds-bijeenkomst voor dit doel samenroepen, of ze zouden een week voor bidstond apart zetten. Ze waren zich niet bewust wat ze zouden moeten bidden (Rom. 8:26). Misschien zouden ze "duidelijk" in hun smekingen zijn, en er op staan dat Hij het hart van de koning zou smelten en zo zijn tegenstand verwijderen.
Hoeveel zien we hiervan niet vandaag! De heiligen verenigen zich in grote "wereld bewegingen," proberend het hart van de mensheid te verzachten, pogend om zonde weg te doen, en de vele kwade dingen die ons teisteren af te schaffen, verenigend tegen oorlog en verderf en corruptie, want deze allen zijn tegen de onthulde wil van God. Deze pogingen zo wordt ons verteld, zijn praktisch. Ze zijn niet louter theorie, woorden zonder werken. Van welk nut is een artikel als dit, bijvoorbeeld, om het tij der onrechtvaardigheid te keren? Dezelfde beeldspraak gebruikend, zou ik allen erop attent willen maken dat dat tij het hoogste zal zijn in de gehele geschiedenis, en dat geen menselijke inspanning in staat zal zijn het te keren, want het is noodzakelijk om Gods bedoeling te vervullen.
De Israëlieten hoopten dat JAHWEH Farao's hart zou verzachten. Wat ze wensten was om stilletjes uit Gosen weg te glippen naar het beloofde land. Zij wilden geen van de vreselijke tekenen. Zij vroegen niet om het pascha. Zij zouden zeker niet in de val zijn gelopen die hen dreigde te vernietigen. Zij vroegen niet om de wonderlijke passage door de Rode Zee. De veertig jaren in de wildernis waren niet hun keuze. Het meest tekenende tijdvak in hun geschiedenis werd hen opgedrongen. Het was een voortdurende tentoonstelling van ongehoorzaamheid aan Gods wil. Maar wie twijfelt er een moment aan dat het niet Gods bedoeling zou zijn.
Nu alles voorbij is en we het ware perspectief van deze gebeurtenissen kunnen krijgen, wie zou liever hebben dat Israëls gebed werd beantwoord? Het was niet nodig om Farao's hart te verzachten. Het was al te zacht. Als het niet versterkt was zou de uittocht een oppervlakkige, oninteressante vertelling zijn geweest, zonder de uiterlijke manifestaties van JAHWEH's kracht en liefde. De heerlijkheid ervan zou verloren zijn gegaan en de God ervan zou onbekend zijn. De wijsheid en de kracht van Egypte moet in conflict met de wijsheid en kracht van God worden tentoongesteld. Zijn attributen moeten worden onthuld door contrast met het machtigste en wijste van de mensheid.
Het tegenbeeld van deze wonderbare periode uit Israëls geschiedenis ligt vlak voor ons, alleen zullen de wonderbare manifestaties nog wonderlijker zijn dan die uit het verleden. Vandaag verhard God het hart van de wereld ter voorbereiding op dat tijdvak. Mensen benaderen de wijsheid van het oude Egypte in hun kennis van de natuur, en zij overtreffen het verre in kracht. Zal JAHWEH hen weker maken door hen als achtergrond tot vertoning van Zijn macht te gebruiken? Eerder is het Zijn wijsheid om hun harten te versterken, zodat, in het tegenstreven van Zijn wil, ze Zijn uiteindelijk doel kunnen vervullen.
Het is duidelijk dat God Zijn bedoeling niet kon onthullen. Hij kon Farao niet vertellen dat, terwijl Hij hem vroeg om zijn volk te laten gaan, Hij niet werkelijk wilde dat hij het zou inwilligen, maar verlangde hem als achtergrond te gebruiken in het tonen van Zijn kracht. Dat zou feitelijk een machine van hem maken. Het was de onwetendheid van Gods uiteindelijke doel wat de gehele procedure echt maakte voor degenen die erin handelden. Zij voelden zich op geen enkele manier harlekijnen en handelden evenmin zo, desalniettemin deed iedereen precies datgene wat nodig was om Gods doel te bereiken.
Te vaak wordt ons verteld dat, als de mens geen vrije wil heeft, hij louter een automaat is. Dit is een misvatting. De zogenaamde "vrijheid" bestaat louter uit het gebrek aan bewuste dwang. Onwetend van de onzichtbare krachten, bezwijkt hij onbewust precies op het moment dat hij zich voorstelt dat hij het meest onafhankelijk is. Zijn vrijheid van wil is eenvoudig onwetende onbewustheid of onderwerping aan omstandigheid of erfelijkheid.
In relatie met de wil van God, zijn mensen bewust onafhankelijk. Zij kunnen deze accepteren of afwijzen en voorstellen dat geen andere kracht dan de binnenin hen tronende godheid iets met hun beslissing te doen heeft. Maar wanneer we de nis vinden die hen in Gods bedoeling is toegewezen, zijn ze (God zij dank) de meest volkomen slaven van omstandigheden die mogelijk is te bedenken. Men zal later vinden dat, gedurende hun levens, ze niet in grotere mate meesters van hun eigen lot waren dat ze dat waren van de datum en details van hun geboorte.
De leerstelling van de menselijke vrije wil bevolkt de aarde met een ras van nietige goden. Wij protesteren tegen de tweevoudige goden van Perzië of de vele godheden van het Griekse en Romeinse pantheon, toch klommen deze oude heidenen nooit op tot de absurditeit van het maken van een god van elk mens. Het bezit van een vrije, onbelemmerde, onoverwinnelijke wil is het exclusieve kenmerk van Godheid. Slechts één God kan het bezitten. Onze gezegende Heer Zelf claimde het niet. Hij kwam, niet om Zijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Hem gezonden heeft.
Het falen om deze beide aspecten te herkennen heeft geleid tot onoverzienlijke verwarring en misverstanden. Degenen die Gods bedoeling afwijzen beroven Hem van Zijn God-zijn en vergoddelijken de mens. Degenen die Zijn bedoeling met Zijn onthulde wil verwarren maken van Hem een liefdeloze tiran, een monster, hard van hart. Anderen, die alles wensen te geloven wat de Schriften te zeggen hebben, zijn er niet duidelijk in hoe Zijn karakter met de aanwezigheid van zonde te harmoniëren, in het bijzonder wanneer het duidelijk wordt dat zonde een plaats heeft in het bereiken van het doel van Zijn oorspronkelijke opzet.
Het lijkt op het eerste gezicht allermeest redelijk, dat Gods wil vervuld moet worden om Gods doel te kunnen bereiken. We stellen ons voor dat iedere inbreuk erop voor eeuwig ieder deel in Zijn afloop verbeurt. Maar nadere beschouwing zal aantonen dat Gods bedoeling moet worden bereikt, niet alleen door onderwerping aan Zijn wil, maar eveneens door tegenwerking aan Zijn heldere bevelen. De hoogste uitdrukking van Gods wijsheid ligt in Zijn vaardigheid om elke inspanning tegen Hem gericht om te vormen in dat wat niet alleen gunstig is voor Zijn plannen, maar essentieel voor Zijn opzet.
Van alle kwaad en iedere zonde verandert het karakter volledig wanneer we het vanuit het gedimde licht van Gods onthulde wil nemen en in de alomvattende verlichting van Zijn bedoeling plaatsen. Dit is de reden dat we niet aarzelen de Schriften te geloven dat alles uit God is. Geen zonde blijft zo wanneer deze volledig wordt verlicht door Zijn bedoeling. Het is een falen, een zonde, en onderworpen aan gruwelijke straffen wanneer de mens het doet, maar het is niet langer een falen wanneer het zijn plaats vindt in Gods opzet. Dezelfde daad die schande en ontering aan het schepsel brengt, wordt, wanneer onderworpen aan de Goddelijke alchemie, omgevormd tot een bron van verheerlijking en vrede met God.
Zulke algemene beschouwingen kunnen worden afgedaan als grenzend aan Godslastering. Maar laat ieder de grote zonden in de Schrift nemen en in al hun aspecten overpeinzen. Elk ervan is essentieel voor Gods plan. Maar het is beter om specifiek te zijn. Farao is de grote zondaar op dit toneel. Hij is degene die Gods uitgedrukte verlangen tegenwerkt. Maak hem willig of meegaand met Gods bevel, en wat blijft over? In dat geval zou God hebben gefaald in Zijn doelstelling. Om dit te vermijden vindt Hij het nodig om de tegenstand te versterken. JAHWEH versterkt Farao's hart zodat hij tegen Hem kan zondigen! Sommigen staan erop dat God niet zo'n nauw verband met zonde kan hebben. Zij zouden prefereren de schuld op Farao, of op Satan vast te pinnen. Maar, terwijl JAHWEH direct veroorzaakt dat Farao zondigt, vermijdt Hij door dit te doen Zelf te falen of te zondigen.
Wanneer er over dit onderwerp wordt gesproken, veroorzaakt elk gebrek aan onderscheidingsvermogen, zeer waarschijnlijk, verwarring. Dezelfde bewering kan zowel waar als onwaar zijn. Twee direct tegensprekende beweringen kunnen beide waar en onwaar zijn, overeenkomstig of ze gerelateerd zijn aan Gods wil of aan Zijn bedoeling. Een geliefde broeder, die over deze dingen had nagedacht, verklaarde dat Adam's "val" in werkelijkheid een val naar boven was. Ik zou zo'n suggestie, los van een verklaring, krachtig tegenspreken. Adams zonde en overtreding en belediging waren erg slecht en vernederend wanneer gezien als ongehoorzaamheid aan Gods wil. Wanneer verbonden met het werk van Christus en Gods uiteindelijke doel was het het beste wat hij ooit had kunnen doen. Zelfs de onmiddellijke effecten waren niet geheel kwaad, want hij verkreeg een kennis van het goede, wat onmogelijk was in zijn voorafgaande toestand.
Evenzo met zonde als geheel. We vrezen bijna ervan te spreken in relatie met Gods einddoel, want weinigen, (ook) zelfs van Zijn geliefde heiligen, hebben achter de schermen gezien, waar bijna elke bewering onwaar zou zijn indien deze wordt gerelateerd aan zijn onthulde wil. Is zonde goed? Nee! Het is het slechtste wat er bestaat. Geen woorden kunnen onze afschuw en afgrijzen ervan uitdrukken. Is zonde goed? Ja! Inderdaad niet in zichzelf, maar het effect ervan zal weldadig zijn, ver voorbij wat dan ook wat deze wereld kan geven, wanneer zij wordt gecombineerd met het middelende werk van Christus en de (weder)verzoening waarvoor zij de aanleiding is.
Misschien is dit het waarom sommige geliefde broeders er op staan dat ik leer dat God zondigt, of de Auteur van zonde is. Ik heb dit nooit gezegd of zelfs gedacht, voor zover als ik bewust ben. Als ik dit onbewust gedaan zou hebben, neem ik nederig mijn woorden terug. Maar ik werd geïnformeerd dat verschillende passages in mijn artikelen over dit onderwerp het impliceren, hoewel ze het niet met zoveel woorden uitdrukken. Wanneer ik deze passages herlees, zie ik de implicatie niet. Ik bedoelde zulk een gedachte niet. Ik drukte het niet uit. Voor mijn eigen bewustzijn impliceerde ik het zelfs niet. Sommigen leidden van de lering van de apostel Paulus af dat ze kwaad konden doen opdat het goede kon komen. Als hij misverstaan kon worden, reken ik het als een eer om onder dezelfde veroordeling te staan.
Maar wat is een implicatie? Is het niet het resultaat van het combineren van wat wij denken met een andermans bewering? Het is redeneren van twee grondstellingen, één van onszelf, en één door de ander geleverd. In zijn grofste vorm kan het betoog als volgt worden weergegeven: Ik geloof dat alles van God is. Mijn aanklagers staan erop dat zonde een deel is van het "alles". Daarom, geloof ik dat God zondigt. Het lijkt erg logisch voor hen. Ik kan tegenspreken en zeggen dat ik het niet eens ben met hun conclusies. Ik kan zelfs zeggen dat mijn grondstelling niet van mij is, maar van God. Maar nee. Mijn opzet is eenvoudig een poging om Satan te ontlasten en mensen voor te bereiden voor de verering die hij zal eisen in de eindtijd! Weg van de aarde met zulk een kerel!
Dit plaatst me in een vreemde positie. Ik kan niet anders dan hun afleiding als een falen van logica te beschouwen, een overtreding in het morele, en zelfs een belediging. In het kort, het is een complete zonde. Ik ben echter enthousiast te erkennen, dat het van God is. Maar zelfs mijn klein verstand, verzwakt door overwerk, en verdoofd door ellende, heeft niet de minste moeite in het maken van het onderscheid tussen de menselijke en de goddelijke aspecten van deze daden. God maakt geen fouten. Zijn dienaren doen dat wel. Hij zal hun onrecht rechtvaardigen, niet omdat ze overeenstemmen met Zijn wil, maar omdat ze Zijn bedoeling uitvoeren. Ik aarzel niet God te danken voor dit smartelijke verzet, want ik weet dat het in Zijn handen geen fout is. Waarheden zoals deze hebben tegenstand nodig voor de ontwikkeling en verspreiding ervan. Er is wrijving nodig om het stof van eeuwen eraf te poetsen.
Ik zie het als mijn plicht nooit een afleiding van andermans woorden door te drukken waarmee hij niet instemt. Het kan voor mij onmogelijk zijn te zien hoe hij eraan kan ontsnappen, maar mijn zwakheid is geen geldige grond voor de veroordeling van een ander. Ik ondervind dat dezelfde misvatting vaak wordt gemaakt in het bestuderen van de Schriften. Een afleiding wordt gemaakt van één of andere passage en wordt staande gehouden in tegenspraak met het heldere onderwijs van een ander gedeelte. Wie ben ik dat ik aan deze foutieve behandeling kan ontsnappen? Ik zou het echter erg vriendelijk van mijn aanklagers vinden, als ze openbaar zouden erkennen dat ik niet geloof dat God zondigt, of de Auteur van zonde is, en ik zie niets in mijn artikelen dat dat te weeg brengt, maar ik heb altijd net als mijn aanklagers volgehouden, dat dit on-Schriftuurlijk is.
Ik zou mijn aanklagers vermanen betreffende de vorm van hun beschuldiging. Ik heb gestreefd om onSchriftuurlijke termen te vermijden in de behandeling van dit thema. Dit is moeilijk om te doen wanneer er zoveel over een enkel onderwerp wordt geschreven. Maar het is gemakkelijk te doen wanneer duidelijke aanklachten worden opgesteld. De vorm van een aanklacht kan degenen veroordelen die haar opstellen. Het kan met opzet dubbelzinnig zijn, om dat wat aan de orde is te verduisteren. Zo ook de uitdrukking "Auteur der zonde". Het woord auteur is on-Schriftuurlijk. Het doet een beroep op vooroordelen. Het lijkt God met zonde te bezoedelen. Het kan, maar hoeft niet, te impliceren dat God zondigt. Sommigen denken dat het dat niet doet. Anderen denken dat wel. Het gebrek aan liefde dat kwaad denkt, brengt het in het onderwerp in als een typerende getuige, om de afschuw van ketterij en godslastering houvast te geven op degenen die staan voor de waarheid!
De moeilijkheid lijkt te zijn dat we niet eenvoudig een daad los van zijn morele kenmerken en aard kunnen zien. We zien niet gemakkelijk en snel dat geen daad zondig in zichzelf is, maar in zijn relaties. De daad van het plukken en eten van fruit is niet noodzakelijk een zonde. Toch was het de oorspronkelijke fout van de mensheid. De fout lag in zijn relatie met de God Die het had verboden. Als Hij het had bevolen zou het prijzenswaardig zijn. Nu we weten dat het essentieel was voor Zijn bedoeling, dat Hij erin voorzien had voor het gebeurde, dat Hij alles zo opstelde dat het zou gebeuren, zien we dat, hoewel het een zonde was in relatie met Zijn wil, het geen fout was binnen Zijn weldadige bedoeling.
Wie versterkte Farao's hart? Was het goed of kwaad? Was het een zonde of niet? Oprechte antwoorden op deze vragen zouden de zaak moeten ophelderen. Tot mijn beoordelers een meer bevredigende oplossing aandragen zal ik nog steeds geloven en onderwijzen dat God Farao's hart versterkte, dat het noodzakelijk was om Zijn naam en faam buitenslands te verspreiden en daarom was het goed en rechtvaardig, en evenzo dat Farao Gods woord weerstond, wat een kwaad en een zonde was. Één daad. Twee aspecten. Slecht en goed.
Misschien het grootste voorbeeld van het onderscheid tussen Gods wil en Zijn bedoeling wordt gevonden in de wet uitgevaardigd van Sinaï. JAHWEH maakte Zijn wil bekend in een compleet wetboek van wetten, naast de geconcentreerde geboden die in steen waren gebeiteld. De Jood, die steunde op de wet, wordt gezegd "de wil te kennen" (Rom. 2:18). Maar als het Gods bedoeling was dat de natie de wet zou houden, was het een triest falen van Zijn kant. Ze braken het grootste voorschrift ervan voor het hen bereikte. Zij onteerden God door deze schandelijke inbreuk.
Maar, hoewel het falen van de wet tegengesteld lijkt te zijn aan de wil van God, was het in werkelijkheid een vervulling van Zijn bedoeling. Het werd in werkelijkheid gegeven dat
"iedere mond gestopt moge worden, en de gehele wereld onderworpen zou worden aan de rechtvaardige rechtsuitspraak van God, omdat door werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden in Zijn ogen, want door de wet is (h)erkenning der zonde" (Rom. 3:19,20).
De wet die er, ogenschijnlijk, was om af te schrikken van zondigen, werd feitelijk gegeven om zonde te betrappen. Zij werd gegeven om te bewijzen dat niemand haar kon houden. Onder de onthulling van Gods wil, lag Zijn bedoeling daarin dat zij niet kon worden gehouden, maar haar doel zou bereiken door de schending ervan.
"De wet kwam binnen zodat de overtreding zou groeien." Hoe anders voelde Israël dat, bij de Sinaï! Ze waren vrijwel zeker dat zij de afstand tussen henzelf en JAHWEH sterk zouden verkleinen door hun gehoorzaamheid aan Zijn voorschriften. Waarom had Hij verteld wat Hij van hen wilde om te doen en om te vermijden, tenzij het Zijn wil was om Zijn instructies uitgevoerd te krijgen? De wil van JAHWEH was duidelijk. Maar Zijn bedoeling was volkomen verborgen. Hij kon Zijn bedoeling op dat moment niet bekend maken zonder deze daarmee te verijdelen (Rom. 5:20).
Dit zou ons moeten helpen om de grotere vraag van zonde te overwegen. Zonde is altijd tegen de onthulde wil van God. Met geen mogelijkheid kan iemand enig excuus vinden tot zondigen, voor zover als Zijn uitgedrukte voorschriften betreft. Zowel geweten als natuur voegen hun stem toe om ons van onrecht te weerhouden. Maar we zondigen. Hoe kunnen wij gerechtvaardigd worden, behalve als zonde op één of andere manier te rechtvaardigen is? We weten dat het Gods bedoeling is om Zijn schepselen in liefhebbende intimiteit met Hemzelf te trekken door zonde en een Redder. We weten dat de tijdelijke termijn van zonde de wereld oneindig veel rijker achterlaat in de kennis en waardering van God. Het zal God onmetelijke schatten van liefde en aanbidding brengen. Totaal genomen, rechtvaardigen de resultaten de aanwezigheid ervan voor een bepaalde, begrensde tijd.
Deze waarheid is het fundament van de leerstelling van rechtvaardiging. Omdat dit verloren is gegaan, is rechtvaardiging eveneens verdwenen, of is gedegradeerd tot een vergeven of een overspannen verdichtsel. Weinigen geloven dat God feitelijk gelovigen rechtvaardigt. Ze stellen voor dat Hij slechts de rechtsverslagen veranderd, zodat niemand hun schuld wettig kan bewijzen. Het is uiterst bemoedigend en tevreden stellend om te weten dat alles dat we hebben gedaan gerechtvaardigd wordt door het deel dat het speelt in het uitvoeren van Zijn bedoeling. Laat niemand u een namaak (of imitatie-) rechtvaardiging verkopen! Die van God is de feitelijke, de echte en onvervalste, de dierbare werkelijkheid.
Dit is waarom we erop staan dat de gehele wereld niet "schuldig" (NBG : strafwaardig) is geworden voor God, zoals de Authorised version foutief vertaald (Rom. 3:19). De gehele wereld is onderworpen aan de rechtvaardige rechtsuitspraak van God (C.V.). Hij houdt deze uitspraak achter tot het gericht in het geval van de ongelovige. De gelovige echter, wordt niet schuldig verklaard. Hij wordt vrijgesproken, gezuiverd, gerechtvaardigd, door geloof. Zijn zonden, hoewel tegengesteld aan Gods wil, waren overeenkomstig Zijn bedoeling, zodat Hij Zichzelf erdoorheen kon onthullen.
Alles wat de gewone theologie ons heeft te bieden bij de voleinding, zelfs in de geredden, is een gedeeltelijk, opgelapt, gerepareerd en overgeverfd universum. De liederen van de heiligen zullen in mineur zijn, "Ik was een schuldige zondaar". Hun vreugde zal worden overschaduwd door eeuwige spijt en schaamte voor hun deel in de tragedie van de eonen. De tijd van de eonen zullen het oogzeer van de eeuwigheid zijn. Och! Als ze er maar nooit waren geweest! En zo zal Gods wijsheid en kracht worden betwijfeld, en Zijn heerlijkheid verduisterd, want Hij Zelf moet de hoofdschuldige zijn in de ineenstorting van Zijn schepping.
Maar weg met zulke onwaardige gedachten! De voleinding zal niet een opgelapt, maar een geperfectioneerd universum onthullen. We zullen ons geen zorgen maken over onze zonden uit het verleden, maar overweldigd worden door Gods wijsheid en liefde in hun rechtvaardiging. Hoewel ze ons nu smart bezorgen, hoewel we er bang voor zijn en ze proberen te vermijden en de mogelijkheid van verdere zonde vrezen, God zal erop toezien dat zij geen smet zullen achterlaten, geen vlekje om de eeuwige heerlijkheid te ontsieren, maar ze zullen samensmelten in Zijn heilzame ontwerpen, en aan een verheugd universum de heerlijke diepten van liefde doen ontdekken, die met geen ander middel getoond konden worden, of door een ander plan worden gewaardeerd.
Deze lering is eveneens de onderliggende structuur voor een volwassen ervaring in de dingen van God. Het geeft stabiliteit, een kalm vertrouwen in het gezicht van de chaotische toestanden die ons omringen en overspoelen. We worden niet bezorgd zoals we eens waren, door de afschuwelijke tegenstand tegen Gods wil, noch vrezen voor de vervulling van Zijn opzet. De vloedgolf van kwaad en zonde, hoezeer dat ook tegengesteld kan zijn aan Zijn wil, is essentieel en onmisbaar voor Zijn uiteindelijke bedoeling. Hij is de grote Alchemist Die alles in heerlijk goud zal omvormen door contact met het vloekhout.
Het zal niet eenvoudig zijn om het onderscheid tussen Gods wil en bedoeling te vatten, zonder tezelfdertijd, ons zicht op vele eraan verbonden waarheden te herzien. We moeten onze ogen open hebben voor het verschil tussen kwaad en zonde. Kwaad hoeft niet verkeerd te zijn, terwijl zonde altijd een fout en een falen is. We moeten de bron van zonde vaststellen. We moeten zien hoe God het kwaad gebruikt als een achtergrond om het goede als goed te voorschijn te brengen. We moeten realiseren dat zonde wordt overgedragen, niet door een "zondige natuur", maar door overgeërfde sterfelijkheid. Dan zullen we in staat zijn om te verstaan en te begrijpen hoe God zonde rechtvaardigt en afschaft. Boven alles, zullen we dan genieten in de ontdekking van een werkelijke God (een begrip dat vandaag vrijwel onbekend is), niet een uitvergrote mens, verslagen en wanhopig te midden van de puinhopen van Zijn schepping, maar een Godheid oneindig in kracht, verheven in wijsheid, grenzeloos in Zijn genegenheden, Die alles uitwerkt volgens de raad van Zijn wil (Efz. 1:11) om Zichzelf aan onze harten als Licht en Leven en Liefde te onthullen.
A.E. Knoch