Dat Christus verscheen om "zonde weg te doen door het offer van Hemzelf" zal zelden worden ontkend. (Heb. 9:26) Het staat in de Bijbel, en in verdunde vorm, kom je het niet zelden tegen in de religieuze literatuur. De in het oog springende lering van de woorden, die volledig door de context wordt ondersteund, is dat het offer van Christus van zo'n weergaloze kracht en doeltreffendheid is dat zonde, het feit zelf, niet slechts de vele daden, zal worden "weggedaan" of verworpen. Het is onze opzet om nauwkeuriger onderzoek te doen naar de betekenis van deze uitdrukking door de belangrijkste termen ervan te bestuderen en door de draagwijdte ervan met de context waarin zij wordt gevonden te harmoniseren.
Zulk een geruststellende gedachte, zo'n kolossale bewering, is te veel voor het menselijk hart, zodat de belangrijkste bezigheid van de uitleggers niet is geweest dit uiteen te zetten, maar het binnen de nauwe grenzen van hun geloofsbelijdenis in te sluiten. We zullen enkel de belangrijkste methoden noemen die worden gebruikt om de draagwijdte van deze passage te beperken, opdat het heerlijke licht ervan onze harten niet kon verlichten. Het wordt gewoonlijk teruggevoerd tot de gelovige en zijn zonden. Het wordt verondersteld het effect te zijn van het offer van Christus op zonde in de huidige tijd. Anderen, die zien hoe onbevredigend zulke verklaringen zijn, geven er de voorkeur aan het op het zondoffer terug te voeren, wat door Christus' dood opzij is gezet.
Een zorgvuldige bestudering van het woord "zonde" in de brief aan de Hebreeën zal laten zien dat het niet voor het zondoffer wordt gebruikt, zoals dat in het Hebreeuws het geval is. Niet alleen wordt dit duidelijk vanuit vele van de passages, maar het wordt boven twijfel verheven, wanneer we die plaatsen beschouwen waar werkelijk naar het zondoffer wordt verwezen. Dan is het of een offer (Heb. 5:1) of offerande voor de zonde (Heb. 10:18 S.V.) of wordt een speciale uitdrukking "betreffende zonde" gebruikt (vgl. Heb. 10:6,8 S.V.). In deze gevallen heeft de Authorized Version het gerechtvaardigd gevonden het woord "offer" toe te voegen. Het was nodig deze onderscheiding aan de Hebreeën duidelijk te maken, hoewel zij zich goed bewust waren van het feit dat "zonde" werd gebruikt voor het offer in hun geschriften. Omdat dit in iedere andere passage gedaan wordt, bestaat er geen reden om "zonde" hier een speciale betekenis te geven.
De doctrine van de verwerping van zonde bij de afsluiting van de eonen is de Schriftuurlijke oplossing voor één van de ernstigste problemen die velen verbijstert tijdens het overpeinzen van Gods omgang met de zonde. Niet wetend dat zonde in essentie het falen als gevolg van de werking van de dood is en dat God zonde kon introduceren zonder Zelf een fout te maken, en haar kan rechtvaardigen en haar zal verwerpen wanneer de taak ervan volbracht is, proberen mensen Hem van elk verband met de binnenkomst ervan te redden, Hem daarbij zelfs van Zijn godheid en almacht en voorkennis berovend om dat te bereiken. Zij verdringen Hem zelfs door een machtigere anti-god, niet van Zijn schepping, noch onderworpen aan Zijn troon.
Verzoening vraagt om meer dan het louter ophouden van zonde. Zonde heeft zulke afschuwelijke verwoestingen in de harten van sommigen van Gods schepselen aangericht dat louter de afwezigheid ervan niet voldoende is om hun genegenheid te winnen. De opluchting zal groot zijn, maar de herinnering aan de ellende ervan zal blijven knagen, tenzij het zowel wordt verworpen als gerechtvaardigd. Dan zal God laten zien hoe essentieel zonde was voor het verleden en hoe overbodig zij is voor de toekomst. Zij zal worden gerechtvaardigd door haar resultaten. Zij zal worden verworpen omdat ze niet alleen niet nodig is voor enige verdere onthulling van Gods hart, maar zonder meer subversief voor zowel Gods heerlijkheid als voor het goede voor Zijn schepselen.
Zelfs diegenen die de meeste eerbied hebben voor de Authorized Version zullen de weergave van Hebreeën 9:26 nauwelijks excuseren. "Maar nu eenmaal in het einde der wereld is Hij verschenen ..." kan op rationele gronden niet worden verklaard. Christus is verschenen, maar het was niet aan het einde der wereld. De American Revisers veranderen dit in "het einde van de tijdperken (ages)", wat veel beter is, tenminste wat het woord eon betreft. Maar dit staat bloot aan dezelfde tegenwerping. De eonen zijn op geen enkele wijze nu beëindigd. Christus verscheen noch aan "het einde der wereld" noch aan het "einde der tijdperken". En, kunnen we toevoegen, zonde is niet "weg gedaan" in enige duidelijke, intelligente zin. Zelfs in de gelovige is er bewijs van zonde aanwezig. We kunnen niet zeggen dat het is "weggedaan", tenzij we het begrenzen tot het geloofs-begrip van onze positie voor God, en dat is een Paulinische doctrine, die nogal vreemd is aan het onderwijs van de Hebreeënbrief.
De American Revisers suggereren het woord "voleinding\{consumation}" voor "einde\{end}" in de marge. De Concordante Versie heeft "afsluiting\{conclusion}". En dit is een belangrijk punt, we zullen het bewijs volledig geven. "Einde" is gewoonlijk de misvertaling van telos , wat de Concordant Version weergeeft als "consumation" {slot/voleinding}. Maar het woord dat hier wordt gebruikt is verrijkt met het voorvoegsel "samen". Letterlijk is het de be\-ein\-di\-ging, of "afsluiting" van de eonen. Slechts door het bestuderen van al de voorkomsten ervan zullen we in staat zijn om de volle betekenis van deze term overtuigend vast te stellen. Het wordt elders slechts in Mattheus gevonden, en altijd in de uitdrukking "the conclusion of the eon (de afsluiting van de eon)". De passage voor ons verschilt alleen in het feit dat, in plaats van het enkelvoud "eon", we het meervoud "eonen" hebben. Als we de relatie kunnen ontdekken die de "conclusion of the eon(de afsluiting van de eon)" inhoudt tot een enkele eon, zullen we in staat zijn om vast te stellen hoe de "conclusion of eons(de afsluiting van de eonen)" is gerelateerd aan alle eonen. Het volgende zijn alle voorkomsten:
Mt. 13:39 |
de oogst is de voleinding der wereld |
40 |
zo zal het gaan bij de voleinding der wereld |
49 |
zo zal het gaan bij de voleinding der wereld |
24: 3 |
En wat is het teken van uw komst |
|
en voleinding der wereld?
|
28:20 |
"Ik ben met u al de dagen |
|
"Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld" |
Hebr. 9:26 |
maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard |
|
om de zonde te niet te doen door Zijnszelfs offerande. |
We moeten helder onderscheiden tussen de voleinding (het slot)\{consummation} en de afsluiting\{conclusion}, de be-ein\-di\-ging en de samen-be-ein\-di\-ging. Het eerste is de uiteindelijke climax, een enkel punt in de tijd. De laatste is de afsluitende periode die eindigt aan het slot\footnote{consummation}. De huidige eon zal een ietwat verlengd seizoen aan zijn einde hebben dat wordt vergeleken met een oogst. Het zal de gerichten (of oordelen) van de eindtijd insluiten, zoals door onze Heer wordt gedetailleerd in Zijn gelijkenissen van het dolik (onkruid) van het veld en het sleepnet (Mat. 13:37-43, 47-51). De volgende eon zal eveneens een gerichts- of oordeels-seizoen aan zijn einde hebben. Het karakter van deze perioden is niet van toepassing op onze huidige studie. Alles wat we willen benadrukken is het feit dat ze langere perioden van tijd zijn, niet een plotselinge crisis, zoals de voleinding\{consummation} (het slot).
In dit licht wordt "de afsluiting\{conclusion} van de eonen" duidelijk. Het is niet gelijk aan die uiteindelijke, afsluitende, culminerende, voltooiende crisis die de voleinding\footnote{consummation} (het slot) wordt genoemd, wat niet kan komen tot de eonen eindigen. Het valt binnen de eonen. Het is hun besluitend gedeelte. En is dit niet wat we zouden verwachten in een brief als de Hebreeën? Evenals al de Besnijdenis-geschriften is hun draagwijdte strikt beperkt tot de eonen.
De brief aan de Hebreeën handelt louter over het Besnijdenis gezichtspunt van het werk van Christus. Het laat zich niet in met de naties en het huidige evangelie voor hen. Vermengt met huidige waarheden schept het verwarring. Gescheiden gehouden verlicht het ons met betrekking tot de heilige natie en Gods handelen met hen in andere tijden. In het negende hoofdstuk wordt Christus voorgesteld als het Antitype van Israël's hogepriester en de offerandes die Hij ieder jaar offert om de natie dichtbij te houden.
De tabernakel en tempel zijn typen van toekomstige geestelijke realiteiten, en wijzen de toegangsweg naar de aanwezigheid van een heilig God. De tabernakel typeert de Pinkstertijd. Salomo's heiligdom stelt het duizendjarig rijk voor en Ezechiël's huis wijst naar de nieuwe aarde. Maar hun algemene opbouw verandert niet. Elk heeft een voorhof, een heilige plaats, en een allerheiligste. In hun gemeenschappelijke systeem lijken we een typering of illustratie te hebben van de verschillende werelden of systemen en de corresponderende eonen of tijdperken.
Trouwens, de tabernakel wordt afzonderlijk gerelateerd aan de kosmos of wereld wanneer we lezen (Heb. 9:1, S.V.) van een "wereldlijk heiligdom" of heilige plaats. Ook wordt dezelfde zinsvorm gebruikt voor de twee heilige plaatsen als we vinden in verband met de eonen. Beiden tezamen worden "de heiligen der heiligen" genoemd (Heb. 9:25). Het binnenste heiligdom wordt "het heilige der heiligen" genoemd (Hebr. 9:3). Ze corresponderen exact met "de eonen van de eonen" en "de eon van de eonen". Ze zullen niet alleen dienen om deze uitdrukkingen te verklaren, maar suggereren een intiemere relatie.
De tabernakel en het tempelsysteem verdelen het rijk van de ruimte in verdelingen die in aantal en karakter overeenkomen met de werelden en eonen. Er zijn er vijf in elk, en in dezelfde volgorde, die door treffende overeenkomsten gekenmerkt worden. Beiden geven ons de weg naar God, één voor de individuele zondaar, de ander voor het ras. Alles is, natuurlijk, beperkt tot het aardse standpunt, want geen tabernakel of tempel kan mogelijkerwijs de onmiddellijke en ongehinderde toegang illustreren die de bediening van verzoening voor de huidige genade karakteriseert.
De vijf verdelingen die wezenlijk zijn voor het tabernakel systeem zijn:
- buiten het kamp,
- binnen het kamp,
- de voorhof,
- de heilige plaats,
- het heilige der heiligen.
Deze vallen gemakkelijk uiteen in drie en twee, want slechts de laatste twee zijn in de tabernakel zelf, en worden de "heiligen der heiligen" genoemd, evenals de laatste twee werelden of eonen worden onderscheiden door de werkelijke intrede in de sfeer van Gods aanwezigheid, en de "eonen der eonen" worden genoemd.
Er wordt inderdaad erg weinig gezegd over de wereld buiten de legerplaats. Hetzelfde is waar van de eerste eon. Evenals de enorme uitgestrektheid die het kamp van het uitverkoren volk omringde, liggen er vergezichten van tijd die eerste wereld of eon vormden. Toch zijn er suggestieve hints die hen verbinden. Wij werden gekozen in Christus vóór de nederwerping, dat is, in de eerste wereld of eon, want de nederwerping was de afsluiting ervan. En onze plaats is buiten de legerplaats van Israël. In ruimte zowel als in tijd worden we behandeld op een duidelijk te onderscheiden manier.
Het tabernakel- en tempelsysteem reikt nooit terug tot in de eerste eon. Het is altijd vanaf de nederwerping. Het had dus geen rechtsbevoegdheid voorbij de begrenzingen van de legerplaats. Het is in essentie, zowel in tijd als in ruimte, een uitverkoren, exclusieve, beperkte regeling, net als Israëls plaats binnen de eonische tijden.
De tweede wereld of eon, vanaf de nederwerping tot de vloed, is het toneel van zonde, zonder middel van bedekking of reiniging. Evenzo was de legerplaats bevolkt met zondaars wiens enige toevlucht was om daardoor het heilige, omheinde terrein in te gaan, als zij God wensten te naderen of hun zonden wilden te vereffenen.
De derde of centrale divisie is de voorhof van de tabernakel, die zeker het meest suggestief voor de huidige wereld of eon is. Het bronzen altaar, dat allerhoogste type van de dood van Christus, herinnert ons eraan dat deze huidige wereld of eon geheiligd is door het grote Offer, dat het ook mogelijk maakt om in de achterliggende heilige plaatsen binnen te gaan. In deze eon, boos als hij is, staat het ware Wasvat voor de reiniging van alle verontreiniging. Het is waar dat het volle effect van het altaar en wasvat nog niet worden gevoeld, maar dat is omdat we de heilige plaatsen nog niet zijn binnengegaan. Deze representeren de toekomstige eonen.
De heerlijkheid van God wordt niet onthuld in de voorhof, maar wordt verborgen achter een gordijn en ruwe bekleding. Evenmin heeft God Zijn heerlijkheid aan deze wereld of eon onthuld. Maar in het duizendjarige tijdperk zal er op zijn minst een gedeeltelijke onthulling van Zijn grootheid en pracht zijn. Het huisraad van de heilige plaats, de lampstandaard, de tafel van de toonbroden en het gouden altaar zijn alle wonderschone typeringen van Christus Zelf in die eon, en van het deel dat zal worden genoten door de heiligen van die dag.
Er zal licht zijn --- goddelijk licht --- in tegenstelling met de huidige tijd, nu dichte duisternis de aarde bedekt, en mensen geen licht kennen behalve het licht van de zon. De kennis van God zal de harten van Zijn volk vullen en de gehele aarde bedekken. Dat is de suggestie van de zevenarmige kandelaar in de heilige plaats. Ook is de tafel met zijn twaalf broden geheel anders dan het heden met al zijn verdeeldheid en gebrek aan geestelijke voeding. Een verenigde natie zal Gods zorg in Zijn aanwezigheid genieten.
Het gouden altaar van verering zal zijn zoete geur door die eon van zegening omhoog doen zweven, zoals nooit tevoren bekend is geweest. De lofpsalmen zullen hun volle uitdrukking vinden wanneer Davids grotere Zoon regeert en voorgaat als de grote Priester van Zijn volk.
Maar de heilige plaats is niet de heiligste van alle. Er is nog een ander gordijn dat zulk een majesteit verbergt als gereserveerd is voor de allerhoogste manifestatie van God in dit systeem. Hetzelfde is waar van de corresponderende eon. Het millennium is op geen enkele manier de laatste eon of de meest heerlijke. Dat is waar van de volgende eon, de dag van God. En het meest opvallende kenmerk van dat weergaloze tijdperk is de aanwezigheid van God Zelf, evenals dat de kronende heerlijkheid van het heilige der heiligen is in de tabernakel en de tempel.
Het pad tot de aanwezigheid van God is het gemeenschappelijke doel in de rangschikking van de eonen en het tabernakel model. Het onderscheid tussen hen is als het verschil tussen de titels Elohim en JAHWEH. Eén behandelt het probleem vanuit het standpunt van de tijd, de andere ziet het in ruimte. JAHWEH is de eonische God. Hij maakte de eonen de snelweg van de tijd, het ras de aanwezigheid van de Shekinah binnen leidend. Elohim rangschikt een waarneembaar, materieel systeem met de tabernakelstructuur in het centrum, om dezelfde waarheid te onderwijzen. Geen wonder dat er zulk een opmerkelijke overeenkomst tussen hen is.
Een erg belangrijke les kan worden geleerd vanuit de termen die worden gebruikt om de heilige plaatsen te omschrijven. Wanneer we de eonen behandelen wordt ons vaak verteld dat "de eonen van de eonen" een poging is om oneindigheid uit te drukken, "eeuwigheid der eeuwigheden", "eeuwigheden der eeuwigheden", "in alle eeuwigheid", etc. Als we deze uitdrukkingen overzetten van tijd naar ruimte, kunnen we gemakkelijker zien hoe weinig grond er is voor zulke uitleggingen. Het "heilige der heiligen" wordt niet verstaan als "heiligen stapelend op heiligen", maar heilige plaatsen bij uitstek heilig gemaakt in relatie tot andere heilige plaatsen. Alles binnen de voorhof was heilig. Maar de twee plaatsen binnen het gebouw waren "de heiligen der heiligen" --- het meest heilige van alles.
"Het heilige der heilige" wordt algemeen en juist verstaan als een enkele heilige plaats. Waarom zou dan "de eon der eonen" niet een enkele eon zijn? De uitnemendheid van het heilige der heilige ligt in zijn relatie met de andere heilige plaatsen. Evenzo ligt de uitnemendheid van de eon der eonen in het zijn van de vrucht en oogst van de voorafgaande eonen. De verwarrende vertalingen en uiteenzettingen die de waarheid der eonen voor ons verbergen zou nooit worden getolereerd als ze werden toegepast op zulke tastbare voorwerpen als de tabernakel en de tempels.
We lezen dat de hogepriester "de heiligen der heiligen" binnenging (Hebr. 9:25). De meeste van de manuscripten lezen eenvoudig "de heiligen", of heilige plaatsen. Slechts de corrector van de Sinaïticus bewaard deze lezing. Een zo ongebruikelijke en moeilijke lezing kan gemakkelijk vervallen, zodat er erg weinig bewijs nodig is om het vast te stellen. Wanneer we deze uitdrukking vergelijken met de parallel van de eonen --- de eonen der eonen --- kunnen we niet anders dan getroffen worden door hoe passend dat is. Evenals de laatste twee eonen "der eonen" zijn, evenzo zijn de twee heilige plaatsen "der heiligen". Ze worden het meest geheiligd van alle heilige plaatsen, waaronder we de voorhof zeker moeten insluiten, als we het kamp ook niet daaraan moeten toevoegen, dat ook een mate van heiligheid had, bepaalde offers die met zonde te maken hadden werden immers buiten de grenzen ervan verbrand.
Evenals het altaar van offerande de plaats was waar zonde werd behandeld, zo was het offer van Christus de tijd wanneer zonde werd verworpen. Het koperen altaar was in de voorhof, en Golgotha was in de huidige eon. Zou de zondaar in staat zijn geweest de goddelijke aanwezigheid in die dagen binnen te gaan, in zijn nadering tot God zou hij zijn zonde bij het altaar laten, en die zou niet langer in het zicht zijn voor de rest van zijn weg naar de tabernakel, en door de heilige plaatsen. Zo is het dat zonde wordt verworpen voor de afsluiting van de eonen. Deze afsluiting ving aan toen Christus tot Zondoffer werd gemaakt. Had de natie de afkondiging van het koninkrijk niet afgewezen, zou er slechts een korte tijd zijn geweest tot de aanwezigheid van Christus, evenals er slechts een paar stappen waren naar de deur van de tabernakel. Wanneer Hij op het toneel komt zal zonde worden onderdrukt als nooit tevoren. Zijn heerschappij zal het van de aarde wegbannen.
De weergave "weg doen" wordt soms moedig verdedigd. Het is slechts nodig om een lijst te geven van al de verschillende weergaven van dit woord, in zijn vier vormen, om een ieder te overtuigen dat het noch exact noch volledig is. Deze vorm van het woord is een zelfstandig naamwoord en wordt weergegeven met afschaffing (Hebr. 7:18) in zijn enige andere voorkomst. Voor het werkwoord gebruikt de A.V. (reject, despise, frustrate, bring to nothing, disannul}, en cast off. Een ander zelfstandig naamwoord is weergegeven als boze(wicked). Het bijvoeglijk naamwoord is zowel onwettig ding als verfoeilijk. Opdat allen dit voor zichzelf kunnen bestuderen, geven we een complete lijst van de weergaven van de Authorised Version van het werkwoord en het zelfstandig naamwoord dat hier wordt gebruikt.
Mk. 6:26 |
wilde hij haar niet afslaan
her |
7: 9 |
gij doet (zeker) het Gods gebod te niet |
Lu. 7:30 |
wetgeleerden hebben de raad Gods ... verworpen |
10:16 |
wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene die Mij gezonden heeft |
|
Hij die Mij verwerpt en Mijn woorden |
1 Co. 1:19 |
het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken. |
Gal. 2:21 |
Ik doe de genade Gods niet te niet; |
3:15 |
dat bevestigd is, doet niemand te niet |
1 Th 4: 8 |
Zo dan die (dit) verwerpt, verwerpt geen mens |
1 Ti. 5:12 |
zij (haar) eerste geloof hebben te niet gedaan. |
Heb. 10:28 |
Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, |
Jud. 8 |
verontreinigen het vlees, en verwerpen de heerschappij |
Heb. 7:18 |
want de vernietiging van het voorgaande gebod, geschiedt |
9:26 |
om de zonde te niet te doen door Zijnszelfs offerande |
Een ieder die deze passages met aandacht leest zal zien dat het niet een louter on-emotioneel opzij-zetten of weg doen is, maar een gevoels-conflict insluit. Dit hebben we geprobeerd om uit te drukken door de weergave verwerpen en verwerping. Vervang deze betere vorm in elke voorkomst en het zal duidelijk zijn dat het altijd toepasselijker is, er nog van afgezien dat het in elke passage past. Het punt is hier niet louter de eliminatie van zonde, maar een manifestatie van Gods aversie ervan. Hij behandeld het op zo'n manier dat Zijn afschuw wordt getoond. In de termen die door de Authorised Version worden gebruikt, Hij weigert, veracht, verijdelt en verstoot zonde.
Dit zicht op de verwerping van zonde is in nauwe overeenstemming met onze ontdekking dat zonde te wijten is aan de werking van de dood. Maar het offer van Christus heeft leven gebracht, overvloedig leven, en dit zal de werking van de dood tegengaan. Dit is vandaag waar, maar de Hebreeënbrief handelt slechts met Israël. In de goddelijke rekening wordt het Offer spoedig gevolgd door het komen van Christus, even als de tabernakel slechts een paar stappen verwijderd was het altaar. De huidige genade-tijd was een geheim, waarmee niet moet worden gerekend. Het Offer wordt dan snel gevolgd door de komst van de Messias. De eonen der eonen zijn het toneel van leven. Aan het begin ervan zullen allen die van Christus zijn levend gemaakt worden. Een groot deel van de bevolking van de aarde zal onsterfelijk zijn. Vandaar dat ze niet kunnen zondigen. De overvloeiende levenskracht van de laatste twee eonen zal de verwerping van zonde bekrachtigen.
In bevestiging van de hier gepresenteerde uiteenzetting, gaat het betoog van de Hebreeën verder om de twee verschijningen van Christus uiteen te zetten, eenmaal zonde dragend en dan los van zonde, eenmaal als lijdend en daarna als Redder. De tijd ervan is duidelijk. Eén refereert aan het kruis, de ander aan het koninkrijk. De redding waarvan door de profeten wordt gesproken, het nationale herstel van Israël, sluit altijd de verwerping van zonde in. Dat is wat leidt tot de politieke rechtvaardigheid en wereldwijde vrede van het duizendjarige tijdperk. Over zonde, in al zijn vormen, zal de wenkbrauwen worden gefronst, of het nu in principe of in praktijk is.
De verwerping van zonde is slechts één van de lagere noten in het akkoord dat uiteindelijk de gehele schepping zal vullen met zijn altijddurende harmonie. Verzoening {reconciliation} kon niet los van rechtvaardigheid, levend making niet zonder het ophouden van zonde. Zonde, zoals we hebben gezien, kleeft aan degenen die stervende zijn. Zou niemand stervende zijn zou er geen zonde zijn. Dus, wanneer allen zullen worden verlevendigd, wanneer de dood wordt afgeschaft, moet zonde volkomen afwezig zijn.
Dat heerlijke slot zal worden gebaseerd op een volledige zuivering van Gods omgang met zonde. Het feit dat Hij het heeft gebruikt om Zijn genadige opzet uit te voeren vereist ook dat Zijn houding er tegenover volledig duidelijk wordt, anders zouden Zijn schepselen zich kunnen voorstellen dat Hij het goedkeurt en voorstelt om het een permanente plaats in het universum te geven. Dit is de aanklacht die nu tegen ons wordt ingebracht, zodra we erkennen dat alles van God is. Maar deze indruk zal niet mogelijk zijn gedurende de laatste twee eonen. Trouwens, het is heel goed mogelijk dat wij nu net op de drempel staan van de grote gerichten die Gods houding ten opzichte van zonde laten zien.
Dit kan kernachtig worden geïllustreerd met een schoolbord. Het is wenselijk dat de achtergrond, bij gebruik van een wit krijtje, volkomen zwart is. Zo lang het nog grijs is, is er nog niet voldoende contrast om de witte letters te tonen. Het loont om verflaag over verflaag aan te brengen om dit te bereiken. Meer dan dit, is echter nutteloos verlies. Verf van centimeters dik is niet zwarter dan een dunne film. Zo verft God ook een zwarte ondergrond voor de vertoning van Zijn genade. Dit is noodzakelijk. Meer dan dat is nutteloos en weerzinwekkend. De twee eonen die bijna voorbij zijn, voldoen als achtergrond. De grootste vertoning van genade is bereikt. Gericht is nu aanstaande, wat zal aantonen dat God geen behagen in zonde heeft, welk gebruik Hij er ook van maakt. Juist de noodzaak voor de verwerping van zonde laat zien dat het in Zijn procedure was ingesloten, en een deel uitmaakt van Zijn opzet.
A.E. Knoch