Theologie en wetenschap hebben veel gemeen. Maar het is in de
theologie veel moeilijker om theorie en feiten te scheiden dan in de wetenschap.
Menige "wetenschapper" die innig de evolutie-theorie aanhing heeft
ondervonden dat de grondstellingen van die theorie onjuist zijn. Eén
ervan die eens erg in de mode was, staat bekend als "de overerving van
verworven eigenschappen". Wat wil zeggen, dat de ervaringen van het ras
worden belichaamd in ons fysisch gestel en worden doorgegeven aan
volgende generaties. Maar het is nu bekend dat die gedachte volkomen zonder
grond is.
De theologie heeft dezelfde theorie met betrekking tot
de intrede van de zonde. Die als volgt gesteld kan worden: Adam zondigde
en verkreeg een zondige natuur, die werd doorgegeven aan zijn gehele
nageslacht. In de theologie is zonde een "verworven eigenschap" die door
voortplanting kan worden overgebracht. Het is in strijd met alle ware
wetenschap. In de natuur is het volkomen onbekend. De vraag is dan: "Wordt het
werkelijk zo door God onthuld? Of is het slechts een theorie die op gezag en
traditie steunt?" Als het waar is, kom dan met de feiten!
Om de theorie van verworven eigenschappen te testen
hebben wetenschappers duizenden experimenten gedaan. Men nam planten en
kweekte deze tot verandering, door middel van aanpassingen in voedingsbodem,
verzorging, warmte en vochtigheid. Maar alle duidelijke afwijkingen bleken
van korte duur en werden vergankelijk bevonden, want wanneer de plant
wordt teruggezet in zijn oorspronkelijke leefruimte keert deze naar de
oude situatie terug. Geen enkele van zijn nageslacht heeft voordeel van
deze ervaringen. Alle ware wetenschappers hebben deze theorie verlaten als
zijnde onhoudbaar en in strijd met elk bekend feit in de natuur.
Slechts in de theologie heeft deze theorie talrijke volgelingen
gehouden, want er wordt vanuit gegaan dat de Schriften deze evolutionaire doctrine
onderwijzen. Er wordt van ons gevraagd te geloven dat één
enkele ervaring, één enkele daad van Adam, zo volkomen radicaal
zijn "natuur" veranderde dat hij deze verandering op geheel
zijn nageslacht overbracht. Natuurlijk is dit niet noodzakelijkerwijs verkeerd
omdat het in strijd is met de natuur zoals wij die kennen. Wetenschap houdt geen
rekening met schepping. En zo'n verandering in Adam kan slechts worden
verklaard als een speciale schepping of wonder van Gods kant. Doch theologen
zullen niet zo gauw deze noodzakelijke basis van hun theorie accepteren, want ze
schuwen de gedachte dat de zonde door goddelijke tussenkomst binnentrad.
Wordt het geen tijd dat we het voorbeeld van de
wetenschap volgen en onze theorieën aan een test onderwerpen? Wat
is de Schriftuurlijke basis voor enige verandering in de menselijke
"natuur" als gevolg van de "val"? Sommigen zullen zelfs huiveren bij
de gedachte van twijfel aan zo'n heilige en orthodoxe leer. Ze kunnen beter
hun eerbied overbrengen, van lege menselijke veronderstellingen naar
het levende, onvergankelijke Woord van God en dan zullen ze met afschuw
vervuld worden voor datgene waar ze nu met eerbied tegen op zien. We hebben lang
genoeg de waarheid toegedekt met vrome uitdrukkingen. Laten we ze opzij
schuiven zodat we Gods heilig Woord voor ogen kunnen krijgen.
Als theologen maar net zo nauwkeurig in de keuze en
het gebruik van hun termen zouden zijn als wetenschappers, zouden
ze meer solide voortgang boeken. Het gebruik van ongezonde,
onSchriftuurlijke woorden vormt een onoverkomelijke barrière voor de waarheid. Ook al
kunnen we ons misschien niet tot in de kleinste details aan de Heilige Schift
houden, niettemin zullen al onze sleutelwoorden Schriftuurlijk moeten zijn. Het
is nutteloos om dit onderwerp zelfs maar verder te overwegen zonder dat we
ons van een aantal van de uitdrukkingen hebben ontdaan die de feiten
verdraaien.
Ons wordt verteld dat de mensheid een "zondige natuur" heeft.
Waar is dat het woord "zondig" vijf maal voorkomt in de gangbare
Engelse vertaling van het "Nieuwe Testament", maar in de grondtekst komt
het zo niet voor. Vier maal wordt het gebruikt voor "zondaar" (Markus
8:38; Lukas 5:8; Rom 7:13). Eenmaal staat het voor "zonde" (Rom 8:3). De
American Revisers hebben deze foutieve vertaling in hun kanttekening
gecorrigeerd. Het zou "het vlees van (de) zonde" of "zondes vlees"
moeten zijn, en niet "zondig vlees". We lezen dus nooit
over een "zondige natuur". Waarom niet? Is het in Gods Woord over
het hoofd gezien of is het in de vertaling aan Gods Woord opgedrongen?
Weg met de onSchriftuurlijke woorden!
Er wordt wel over de "natuur" van de
mens gesproken in de Schrift. Maar het is niet die ongeneeslijk ontaarde en
volkomen verdorven zaak die ons onderwezen is. De ontaarding en verdorvenheid
van de mens wordt niet verbonden met zijn natuur, maar met zijn
toestand. In die meest verschrikkelijke aanklacht tegen het menselijk ras, die we
vinden in de eerste paar hoofdstukken van de brief aan de Romeinen, spreekt de
apostel nooit kleinerend over de menselijke natuur. Integendeel, hij
vertelt ons dat de naties door hun instinct (of natuur - hetzelfde woord) doen wat
de wet gebiedt (Rom 2:14). Hoe kan een "gevallen natuur" ook maar
iets in overeenstemming met de wet van God doen?
De zonde van de mens is niet eigen aan zijn natuur of
zijn vlees. Tenzij we ons ontdoen van zulke vrome maar ongezonde,
cliché uitdrukkingen zoals "gevallen natuur", en "zondig
vlees", zal er, vanwege de sluier van menselijke traditie, weinig kans op
zijn dat onze ogen worden geopend om te verstaan wat God zo duidelijk
onthuld heeft.
De meeste van de moeilijkheden die met dit onderwerp
verbonden zijn ontstaan door het gebruik, of beter misbruik, van het
woord natuur. Dit woord heeft zo'n weidse strekking en is zo onbepaald
dat het slechts een vage suggestie overbrengt. Ons voorstel is om het te
beperken tot het Griekse woord phusis, dat het gewoonlijk weergeeft in de
meeste vertalingen. We moeten protesteren tegen het gebruik ervan voor
genesis (Jac 3:6) en het gebruik van natuurlijk voor het zelfde woord
(Jac 1:23), evenals voor psuchikos, ziels (1 Cor 2:14;15:44,44,46).
Als inderdaad "de natuurlijke mens niet de dingen van de geest
van God ontvangt", en (als) deze natuurlijke mens het tegengestelde
van de geestelijke is, zoals de gangbare (engelse) uitgave beweert,
dan is onze enige hoop een onnatuurlijke, kunstmatige mens. Maar het is de
zielse mens die hier in het geding is. Het is niet een kwestie van
natuur.
Wanneer we beweren dat de Schrift uitdrukkingen als
"zondige natuur" niet gebruikt of suggereert, zullen velen
veronderstellen dat we niet geloven dat mensen zondigen of zondaars zijn.
Laten we hen verzekeren dat we dit met alle kracht die in ons is wl doen. We
stellen deze feiten helemaal niet ter discussie. We onderzoeken het Woord van
God om er achter te komen wat "zonde" en "zondaar"
betekenen. We hebben gevonden dat "zonde" in essentie een doel-missen
is, en nu ontdekken we in Gods Woord dat een zondaar iemand is die de
heerlijkheid van God derft (of mist) (Rom 3:23).
Het openingsbetoog van de brief aan de Romeinen geeft
ons de meest gedetailleerde aanklacht tegen het menselijk ras dat we in de
Schriften aantreffen. Het brengt de hele wereld, Joden en heidenen, voor Gods
rechtbank. Over de menselijke natuur wordt in dit gedeelte van de brief
driemaal gesproken. te midden van zulke huiveringwekkende aanklachten tegen het
menselijk gedrag, is het zeer leerzaam te onderzoeken welke houding de
geest van God aanneemt tegen de menselijke natuur. Is deze
"zondig", "verdorven", "gevallen"? Of heeft zij haar
integriteit behouden te midden van zonde en verdorvenheid?
Wanneer de mensheid God niet dankte of verheerlijkte
gaf hij hen over aan onterende passies om dat te doen wat buiten de
natuur staat (Rom. 1:26). Het is vanzelfsprekend dat zulke daden
niet buiten "de zondige natuur" vallen. De natuur waarvan
hier gesproken wordt protesteert tegen de ongeoorloofde daden. Dat bleef zelfs
waar nadat mensen zich hadden gecorrumpeerd. Hier, te midden van de meest
vernederende verdorvenheden, vinden we de menselijke natuur onbezoedeld. Als
zulke zondaars nog steeds een natuur bezitten die niet overeenstemt met hun
daden, dan hebben ze zeker geen "zondige natuur". Dit is de negatieve of
ontkennende kant van de zaak. Aan de positieve, bevestigende kant is er een
nog sterkere getuige.
We vinden een zeer opmerkelijk getuigenis van de integriteit van de
menselijke natuur wanneer de apostel de relatie van de naties tot de wet
bespreekt. "Want als zij van de de naties*, die geen
wet hebben, door de natuur zouden doen wat de wet voorschrijft, dan zijn
deze, geen wet hebbende, zichzelf tot wet, tonende de werking van de wet die
in hun harten is geschreven, hun geweten getuigt tezamen, en hun
onderlinge overleggingen beschuldigen of verdedigen hen, in de dag dat God de
verborgen dingen van de mensheid zal richten, volgens mijn evangelie, door Jezus
Christus" (Rom. 2:14).
* of heidenvolken.
Er wordt algemeen verondersteld dat onze
"gevallen natuur" maakt dat we zonde doen en ons aanzet om tegen ons geweten
en de voorschriften van Gods wet in te gaan. Hier wordt ons verzekerd dat het
tegendeel waar is. De naties hebben geen wet om hen te vertellen wat recht
is, maar ze hebben een natuur die, in zekere mate, de plaats van die heilige en
rechtvaardige wet, die God aan Israël gaf, inneemt. Ze doen wat Zijn wet
voorschrijft door hun natuur. Het is geschreven, niet op stenen
tafelen, maar op hun harten. De voorschriften van de natuur worden bevestigd door
het geweten. In het gericht zullen mensen niet worden ontzien omdat ze
een "zondige natuur" bezitten, maar ze zullen worden veroordeeld
omdat ze de leiding van hun natuur verontachtzaamd hebben en hun geweten
geweld hebben aangedaan.
Joden zullen worden veroordeeld op basis van de
geopenbaarde wet, welke niemand van hen in staat was te houden. Heidenen
zullen worden geoordeeld door de wet van hun natuur, die niemand volledig in acht
heeft genomen. Misschien zou het instinct genoemd moeten worden, maar
één enkele term is beter. We hebben één
specifiek voorbeeld in de eerste brief aan de Corinthiërs (11:13-16). Instinct
(of natuur) zou ons moeten leren dat, als een man lang haar heeft, dit hem
tot oneer is, maar als een vrouw lang haar heeft, dit tot haar luister is.
De menselijke natuur zet ons niet aan om verkeerd te doen, maar om goed te
doen. Er is een van buiten komende invloed die de vermaningen van de natuur
en het geweten overstemt.
Alleen al het feit dat de natuur wordt verbonden met Gods wet en met het
geweten zou voldoende moeten zijn om ons te doen inzien dat het niet de
verstorende, kwalijke factor in het menselijk gedrag is. Zij staat aan de
kant van het rechtvaardige. Ze is niet zondig in haar aanleg en neigingen. Als ze
voldoende wordt nagevolgd kan het leiden tot een hoge zedelijke standaard.
Het volgende schriftgedeelte waar het woord
"natuur", of "instinct" voorkomt, bevestigt volledig onze reeds
genoemde ontdekkingen. De apostel spreekt nu tot de Jood, die vertrouwt op de
rite van de besnijdenis. Hij stelt dat de besnijdenis van het vlees alleen niet
tot voordeel strekt als het niet samengaat met het vervullen van de wet.
Het is zelfs zo dat, als iemand de wet zou vervullen, zijn onbesnedenheid
tot besnijdenis gerekend zou worden. "En de Onbesnedenen die, door
instinct (of natuur), aan de voorschriften van de wet voldoen zullen over u
richten, die door letter en besnijdenis, een overtreder van de wet bent".
(Rom. 2:27).
Aan de wet kan worden voldaan door het volgen van het
instinct, of de natuur. Het is duidelijk dat Gods wet niet onnatuurlijk, of
tegennatuurlijk is, maar ermee in harmonie is. De menselijke natuur
heeft de grondbeginselen van de wet in zich. Als deze natuur gevallen
was, zondig, en verdorven, zou juist het tegendeel waar zijn. Niemand
zou een jota ervan kunnen vervullen door op zijn instinctieve neigingen te
letten.
In deze gedeelten wordt het woord
"natuur" in de ruime, ras-eigen betekenis gebruikt, die we moeten vasthouden
in deze discussie, willen we bij de waarheid uitkomen. Andere passages
brengen ons hiertoe. Jacobus spreekt over de natuur van wilde beesten en
vliegende schepselen, reptielen en zeedieren, in contrast met de menselijke natuur
(Jac. 3:7). Maar er zijn ook passages waarin het woord natuur wordt gebruikt
in een meer beperkte betekenis, nl. van dat wat door natuurlijke
processen tot stand komt.
In de passages die we hebben bekeken, is het woord
alleen van toepassing op de naties, de Onbesnedenheid, want de Jood wordt,
anders dan de heiden, niet aan zijn instincten, of natuur, overgelaten, maar
verder verlicht en onderwezen door de wet.
Geheel het tegendeel wordt naar voren gebracht in de Galatenbrief
(2:15). Daar gaat het om het judaïseren. Als de heidenen tot Joden gemaakt
moeten worden door hen onder de wet te stellen, zouden het kunstmatige Joden
zijn, terwijl diegenen die binnen het verbond uit Joodse ouders geboren worden,
natuurlijke Joden zouden zijn. Deze twee gebruiken van "natuur"
zijn in ons verstand verward geraakt omdat we alles in verband hebben gebracht
met het idee van een gevallen, zondige menselijke natuur.
Terwijl de menselijke natuur niet zondig is, wordt
zonde verbreid door natuurlijke middelen. Wij allen erven een natuur die wordt
aangetast door de zonde, toch zijn we zondaars "door de
natuur,* " dat wil zeggen door verwekking,
een natuurlijk proces. Zelfs op die manier is de natuur zelf niet zondig. Het
is slechts de methode, het middel, de weg die door de zonde gebruikt wordt. Wat
wordt overgebracht door of door middel van de natuur moet niet worden verward
met de natuur zelf.
* ook vertaald als: van nature (NBG)
Dit zou ons in staat moeten stellen om die ene passage
die, meer dan alle andere, ons misleid heeft, te begrijpen. De
uitdrukking "van nature kinderen des toorns" is zonder restrictie
toegepast op het ras, weinig rekening houdend met haar plaats in de Schriften of
het onderwijs van de context. Het is de Jood volgens natuur die een kind
van Verontwaardiging is, evenals de rest (Ef 2:3). Er wordt niet verwezen naar
de menselijke natuur, maar naar het feit dat zonde tot de Jood door natuurlijke
kanalen komt, net als tot de heiden.
Allen zondigden, of misten doel. En waarom zondigden
ze? Het antwoord wordt meteen gegeven. Omdat "ze de heerlijkheid van
God derven (missen of ontberen)" (Rom 3:23). Dit wordt vervangen
door "omdat hun natuur gevallen is en zondig is
geworden". Maar hoe meer we de Schriften doorzoeken, hoe meer we ons zullen verwonderen
over de ongelooflijke nauwkeurigheid en waarheidszin van deze aanklacht tegen
het menselijk ras. Hun zonde komt voort uit een gebrek, niet vanuit
een natuur. Het is zo noodzakelijk dat we de volle betekenis vatten van wat het
woord "derven" inhoudt dat we een volledige concordantie van
alle vindplaatsen zullen geven.
Afgezien van het gebruik als latere (1 Tim 4:1) en daarna
(Mat 4:2 etc), komt dit element voor als een werkwoord, {\sc ontbreken}
en twee zelfstandige naamwoorden, {\sc ontbreek}-effect en {\sc ontbrek}ing
die beide een tekortkoming aanduiden. De precieze betekenis van deze
uitdrukking kan gemakkelijk worden gezien als we letten op de context waarin
zij voorkomt. Het is het tegenovergestelde van overvloed (2 Cor. 8:14; Fil.
4:12). Het maakt dat iemand tot last is (2 Cor 11:9). Het is als een
kwelling (Hebr 11:37). Het wordt gecorrigeerd door op- of aanvulling (1 Cor
16:17; Fil 2:30) en bijdragen (2 Cor 9:12) en voltooiing (1 Tess 3:10).
husteresis, ONTBREKing, gebrek (SV)
[Mk 12:44] maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had daarin geworpen, haren ganse leeftocht
[Phil 4:11] niet dat ik dit zeg vanwege gebrek, want ...
husterema}, ONTBREEK-effect, tekort (SV)
[Lu 21: 4] maar deze heeft van haar gebrek,
al den leeftocht dien zij had, daarin geworpen
[1 Co 16:17] want dezen hebben vervuld hetgeen mij aan u ontbrak.
[2 Co 8:14] uw overvloed zij om hun gebrek te
vervullen
[2 Co 8:14] opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen
[2 Co 9:12] want de bediening van dezen dienst
vervult niet alleen het gebrek der heiligen, maar
[2 Co 11: 9] want mijn gebrek hebben de
broeders vervuld die van Macedonie kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden
zonder u te bezwaren
[Phil 2:30] opdat hij het gebrek uwer bediening
aan mij vervullen zoude.
[Col 1:24] en vervul in mijn vleesch de overblijfselen der verdrukkingen van Christus voor zijn lichaam,
[1 Th 3:10] en te volmaken hetgeen aan uw
geloof ontbreekt.
hustereo, ONTBREKEN (SV)
[Mt 19:20] wat ontbreekt mij nog?
[Mt 10:21] Één ding ontbreekt u: ga
henen en verkoop alles ...
[Lu 15:14] en hij begon gebrek te lijden;
[Lu 22:35] heeft u ook iets ontbroken?
[Jn 2: 3] En als er wijn ontbrak,
[Ro 3:23] Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods,
[1 Co 1: 7] alzoo dat het u aan geen gave ontbreekt,
[1 Co 8: 8] wij hebben geen gebrek
[1 Co 12:24] gevende overvloediger eer aan hetgeen
gebrek aan dezelve heeft,
[2 Co 11: 5] want ik acht dat ik nergens minder
in ben geweest dan
[2 Co 11: 8] en als ik bij u tegenwoordig was en gebrek had
[2 Co 12:11] want ik ben in geen ding minder geweest
dan de uitnemendste Apostelen, hoewel ik niets ben.
[Phil 4:12] beide overvloed te hebben en gebrek te lijden.
[Heb 4: 1] iemand van u schijne achtergebleven
te zijn
[Heb 11:37] verlaten, verdrukt, kwalijk
behandeld zijnde
[Heb 12:15] dat niet iemand verachtere van de
genade Gods;
In de latere Schriften, in het bijzonder in Paulus' brieven, wordt
zonde behandeld als een doorgaand feit, alsmede als daad. "Door
één mens trad de zonde de wereld binnen, en door de zonde de dood" (Rom.
5:12). Dat Adam zondigde, of zijn doel miste, hebben we al geleerd. Maar
hierdoor er is iets gekomen dat op een doeltreffende wijze zondaars maakt van
alle nakomelingen van Adam. Als zonde niet zijn natuur binnenging, wat deed zij
dan wel, en hoe verricht zij haar fatale werk?
Er kan veel worden geleerd van een nauwkeurige studie van
de effecten van de zonde bij de aanvang, en van het goddelijke gericht
erover in Eden. Het feit dat ze leidt tot de dood, en het vonnis dat doornen en
distels haar verblijf zullen vergezellen, laat veel licht op het karakter
ervan vallen.
Zonde, geheel volgroeid, brengt als vrucht de dood
voort (Jac 1:15). Zonde tast dus de levenskracht van de mensheid aan.
De verandering was niet in de constitutie, maar in het leven van de mens. Adam
begon te sterven op het moment dat hij zondigde. Dit is de werkelijke
betekenis van "de dood zal je sterven". De dood is sindsdien
werkzaam in geheel zijn nageslacht, zodat het enige leven dat we kennen een
stervensproces is. Zonde verlaagde de levensfuncties in Adams lichaam zodanig dat
de uitstraling die ontsprong aan zijn intense levenskracht (of
vitaliteit) en hem met een heerlijke lichtmantel kleedde, zozeer verflauwde
dat deze onwaarneembaar werd voor menselijke ogen en zijn fysieke gestel
onthulde, niet langer overstromend van leven, maar dof en doods, naakt en
vernederd.
Zonde verlaagde de levensfuncties zo sterk dat ze de
bron werden van smart en pijn, ziekte en ongemakken en ontbinding tot in de
dood. Kortgezegd, zonde zorgde niet voor een essentiële verandering in de
menselijke natuur, maar verlaagde de levenskracht sterk.
Leven is het effect van geest. Een verlaging van de
levenskracht, duidt niet op een verandering in natuur of vlees, maar in de
mate van geest. Wanneer God Zijn geest tot Zich neemt, vergaat alle vlees. (Job
34:14,15). Zonde is daarom een zaak van geest. De daad van
zonde is een zaak in geestelijk verband. Het feit van zonde is
een zaak van geestkracht. Net als een van een boom geplukte vrucht, zo was
Adam van de vitale geestelijke verbinding met God afgesneden.
Geplukte vruchten beginnen te sterven op het moment dat ze geplukt worden.
Evenzo is het met de mensheid sedert Adam zondigde. De vrucht is hetzelfde.
Haar natuur is niet veranderd. Haar vlees niet omgevormd. Maar haar
levenskracht ebt weg.
Het gericht van God over Adam is bijzonder veelzeggend
wat het ware karakter van zonde betreft. Doornen en distelen zijn dingen
die samenhangen met de zonde van de mens en een treffende illustratie van
de werkelijke essentie daarvan. Wat zijn doornen? Ze zijn
achtergebleven onontwikkelde, rudimentaire groeisels, ongetwijfeld het gevolg van
het gebrek aan voldoende levenskracht om hen te ontwikkelen tot de juiste
vorm. Er waren geen doornen in Eden. Noch zal er zoiets zijn wanneer straks
opnieuw de planten jubelend uitspruiten onder de ideale condities en de enorme
vruchtbaarheid van de komende eon.
Wat zal er gedaan worden om hen te veranderen? Hoe kan
de roos haar doornen en de cactus zijn stekels verliezen? Zal de Schepper hun
natuur veranderen? Zal Hij de scherpe en pijnlijke prikkels
verwijderen die hen nu ontsieren en vervormen? Hij zal de plant niet veranderen maar
haar leefomgeving. Hij zal haar vullen met levenskracht, en doornen zullen zich
ontwikkelen tot takken, en stekels tot bladeren. Het principe dat in planten
doornen en dood uitwerkt is identiek aan zonde dat degeneratie en dood in de
mensheid uitwerkt.
Wat brengt het evangelie ons? Het is Gods
kracht tot redding voor een ieder die gelooft (Rom 1:16). Zonde een is geestelijke
tekortkoming of gebrek aan goddelijke heerlijkheid (Rom. 3:23). Het
evangelie verschaft de ontbrekende energie. Let nauwkeurig op het contrast in
Romeinen 5 (versen 6 tot 8). Christus, terwijl we nog steeds zwak zijn,
stierf om wille van de oneerbiedigen. De mens zondigt niet omdat dat zijn
natuur is, maar omdat hij de levenskracht heeft verloren die hem zou moeten
ondersteunen. Hoe zeer of hoe vaak zijn natuur ook zou worden veranderd, dat
zou hem niet ter dood veroordelen. Andere schepselen, die een andere natuur
hebben, delen in zijn straf, want zij delen ook in de zwakheid en
vernedering van de mens.
Let op enige van de uitdrukkingen die gebruikt worden met betrekking tot
zonde. Zowel Joden als Grieken zijn onder de zonde (Rom. 3:9).
Zonde heerst (Rom. 5:20;6:12;8:2). We waren slaven van de
zonde (Rom. 6:6,7,16,17,20,23). Zonde beschikte het over ons (Rom
6:14). Met de hulp van de wet laat zij iemand tegen zijn eigen wil ingaan.
(7:17,18). We zijn ervoor gestorven (Rom 6:10,11), zijn ervan bevrijd
(Rom 6:18-22;8:2). Niets van van dit alles kan van toepassing zijn op onze
natuur.
Zonde staat wezenlijk buiten en is vreemd aan de
menselijke natuur. De mensheid is in essentie niet zondig, maar
onderworpen aan de zonde. Geweten is instinctief, maar het is tegen
zonde. De mens merkt dat hij is overgeleverd aan een overweldigend tij dat hij
niet kan keren, waarvoor hij bezwijkt, maar dat nooit de essentiële natuur
verandert die hem door God is gegeven bij zijn schepping.
Het is de geestelijke wet van leven in Christus Jezus
die ons bevrijdt van de wet van zonde en dood. De wet van Sinaï was
machteloos, vanwege vleselijke zwakheid, niet vanwege de menselijke natuur. In de
komende eon zal aan mensen met dezelfde natuur als nu kracht gegeven worden
deze wet te vervullen. Wij vervullen de rechtvaardige eisen van de wet
(niet haar letterlijke verordeningen) omdat we leven hebben. De levenskracht
die Gods geest mededeelt aan allen die geloven in Christus Jezus werkt de
zwakheid van zonde tegen. De geest die leven gaf aan de dode Christus maakt
woonruimte in ons. De geest die Christus uit de doden opwekte geeft meer
levenskracht aan onze sterfelijke lichamen. Aan de leden die uit zwakheid in zonde
zouden vallen wordt vermogen gegeven om daden van rechtvaardigheid te verrichten
(Rom. 8:1-14).
Het belang van deze onthullingen zal duidelijk zijn
aan iedereen die verontrust is met betrekking tot het probleem van zijn
eigen geneigdheid tot zonde, of wie heeft rondgedoold in een van de vele
moerassen die dit onderwerp oproept. Onze "zondige natuur" is
het slachtoffer geweest van allerlei soorten theologische remedies. Er zijn
pogingen gedaan om haar te onderdrukken of haar in zijn geheel uit te roeien,
hoewel zij nooit bestaan heeft!
Maar het is niet nodig om te morrelen aan onze natuur of om deze uit te
schakelen, want er heeft daarin geen verandering plaatsgevonden sinds zij werd
gegeven bij de schepping. Er is geen enkel woord in de Heilige Schift om te
laten zien dat zij radicaal veranderd werd bij de intrede van de zonde. Er
mag dan levenskracht aan zijn ontnomen, zij is niet omgevormd.
Misschien zijn er velen die deze regels lezen en diep
geschokt zullen uitroepen: "ketterij" en me ervan zullen beschuldigen
dat ik een veelheid van theologische formuleringen ontken die de
plaats hebben ingenomen van Gods Woord in de gedachten en harten van Zijn heiligen
in deze dagen van verval. Sommigen zouden kunnen zeggen dat dit de doctrine
van "volkomen verdorvenheid" ontkent. Doch daar niemand precies weet
wat die leer inhoudt, zal het moeilijk zijn om aan de hand daarvan onze schuld
vast te stellen. Daar zij niet wordt genoemd in de Schriften, is het niet waard
om daarbij stil te staan. Het is een voorbeeld van het vergif van de moderne
theologie, een vorm van ongezonde woorden. Ik geloof dat mensen
volkomen onmachtig zijn zichzelf te redden van de slavernij aan de Zonde, maar dat
Christus daartoe wel in staat is. Maar ik weiger om het woord
"verdorvenheid" in dit verband tot een sleutelwoord te maken, omdat het
slechts een dekmantel is om het gebrek aan helder en Schriftuurlijk denken te
verhullen.
Het helpt misschien als ik vertel hoe we ertoe kwamen
dit probleem op te helderen. Nogal wat jaren geleden las ik enige artikelen in
een tijdschrift genaamd "Things to Come" over "de nieuwe
natuur", en "de oude natuur". Ik raakte erdoor in verwarring en
daarom bestudeerde ik het woord "natuur" in mijn concordantie. Het
gevolg was dat ik tot de conclusie kwam dat het op een onSchriftuurlijke manier
gebruikt werd. Ik nam de zaak later op met mijn mede-redacteur, V. Gelesnoff,
en we kwamen overeen om niet toe te staan dat dit woord op deze manier
gebruikt zou worden in ons tijdschrift. Sindsdien heeft het me bezig gehouden in
mijn studies, en heeft het me doen inzien dat het de oorzaak was van veel
verwarring. We bevelen deze handelswijze aan onze lezers aan, als ze zich
een helder begrip van Gods gedachten willen vormen. Schaf alle
onSchriftuurlijke uitdrukkingen af. Heb een model van gezonde woorden. God beloont het door
het geven van gezonde gedachten.
Zulke uitdrukkingen als "zondige natuur",
"natuurlijke verdorvenheid", etc, hebben een vertekenende invloed
gehad op de leer van de menselijke bestemming. Als het in de menselijke natuur
ligt om te zondigen, dan zal de mensheid moeten worden veranderd om gered te
worden.
Dit heeft geleid tot het dwaze bijgeloof dat we "engelen" in een
mythische hemel zullen worden. Maar God gaat de aarde en het hele universum aan
mensen onderwerpen, met "menselijke naturen", met aan het hoofd de
grote Mens, Christus Jezus.
Een van de grootste moeilijkheden verbonden met de
vleeswording verdwijnt, zodra we inzien dat de moeder van onze Heer geen
"zondige natuur" had. Had ze die wel, dan zou geen enkele drogreden een
eerlijk hart ervan kunnen overtuigen dat ze deze "natuur" niet
overbracht op haar Zoon. Zeker, een speciaal wonder zou Hem vrij hebben kunnen houden
van enige smet, maar we hebben geen aanwijzing dat zo'n wonder
noodzakelijk was. We hebben geen reden te geloven dat Maria vrij van zonde was. Maar de
kracht van God is het doeltreffende correctiemiddel tegen zonde,
zodat haar Nakomeling heilig, onschuldig en rein was.
Allen hebben gezondigd en derven (of komen
tekort, missen) (Rom. 3:23). Deze eenvoudige uitspraak doet hele theologische
systemen in duigen vallen, in het bijzonder die welke door de meest eerlijke
evangelie-predikers worden aangehangen. De beeldspraak van de nieuwe geboorte is
gebruikt om het idee overeind te houden dat de mens een nieuwe natuur nodig
heeft. Doch de verwekking zelf heeft nooit enige verandering in die richting
gemaakt. Waarom zou het dit dan in beeldspraak weergeven? Zelfs
opstanding verandert onze menselijke natuur niet. Onze lichamen zullen
opstaan in kracht. Ze zullen worden verlevendigd. Ze zullen
geestelijk zijn, dat wil zeggen, beheerst door de geest in plaats van de
ziel, zoals nu. Om volledig te zijn, wij, die een hemelse bestemming hebben,
zullen worden veranderd. Maar de verandering betreft niet onze natuur.
Samengevat. Het is volkomen on-Schriftuurlijk en
misleidend om zonde te verbinden met een verandering in de menselijke natuur.
Zonde trad binnen door een enkele daad, en noch een opeenvolging van daden,
noch een leven lang, noch een aantal generaties, kan de natuur van Gods schepselen
veranderen. Zonde verwoest het leven en eindigt in de dood. Een
verandering in natuur leidt niet tot ontbinding.
Vandaar ook dat dezelfde theologie die mensen een zondige natuur geeft hen
ook met een eeuwig leven in ellende en zonde opzadelt. Zij ontkent het
dood-toebrengende effect van zonde en vervangt dit door leven en natuur, die niet alleen
wonderbaarlijk gegeven zijn in het begin, maar wonderbaarlijk in stand
gehouden om de oneindige hoeveelheid lijden en kwelling te ondergaan. We
hebben er geen behoefte aan onze mening te geven over een god die zo vrijgevig
is met zijn wonderen van verdoeming, terwijl hij, met oneindig veel minder
moeite, wonderen van zegen zou kunnen uitwerken. We hebben er geen behoefte aan om
te onderzoeken wat zijn doel is bij zo'n handelswijze, want dit is
bij het waanzinnige af --- en deze god is louter een verzinsel, een mythe van
's mensen ontaarde verbeelding.
Welk een heerlijke zegen is het om onze God te kennen,
Die ons inzicht gegeven heeft, niet alleen in Zijn wegen en Zijn woorden,
maar zelfs in Zijn hart! Hij is liefde. Liefde kan tijdelijk afstand nemen,
maar alleen opdat het samenzijn later des te inniger zal zijn. Hij laat
toe dat mensen van Hem vervreemden, zodat ze verzoend kunnen worden. Zonde is
niet Zijn tiran, maar Zijn slaaf. Zij maakt kapot opdat Hij kan helen. Zij
doodt opdat Hij levend kan maken. De functie ervan is Gods schepselen hun
volkomen afhankelijkheid van Zijn kracht te laten zien. Zij geeft hen een gezond
afgrijzen van het bestaan zonder Hem. Zonde zal hen veranderen van Zijn
schepselen in Zijn vrienden. Zij zorgt ervoor dat Hij hen aan z'n borst kan drukken.
Volgend artikel van deze serie