In Gods Woord is de menselijke natuur goed. In de
evangelische theologie is zij slecht, erg slecht. Dit is een van de uitdrukkingen die
zelfs Bijbel-leraren met een diep inzicht volkomen hebben gewijzigd ten
opzichte van de Schriftuurlijke betekenis, zodat "natuurlijk" een
synoniem van zondig is geworden. Subtiel en onbewust tast dit hun
uiteenzettingen van de Bijbel ernstig aan en het heeft een sterke neiging om het
geloofs-pad in de richting van het asceticisme te verleggen. Het extreme
resultaat in sommigen van de meest ernstige zielen is een onnatuurlijk leven,
in plaats van een bovennatuurlijk leven. Ze vrezen elke instinctieve
impuls en iedere eigen emotie, als komende vanuit een zondige bron. Het gevolg
is een kunstmatig, geforceerd en "religieus" bestaan, waarin het
aan die spontane en opgetogen vreugde, of onbevangen vrijheid ontbreekt die
de onze is in Zijn Geliefde.
Sommigen zullen echter zeggen: "Dan geloof je
niet dat er niets goeds is in de mens! Je denkt dat er iets in hem is dat niet
gered hoeft te worden!" Door zulke zinsneden die meer gebaseerd zijn op
evangelische uitdrukkingen dan op de Schriften, kan veel van de waarheid
worden verworpen. Bijvoorbeeld, laten we hetzelfde argument gebruiken
betreffende het menselijk geweten. Is het geweten goed, of is het slecht? Mensen
worden door hun geweten schuldig bevonden (Joh. 8:9). Als het geweten zondig
zou zijn, zou het dit zeker niet doen. Paulus doet een beroep op zijn geweten
(Rom. 2:15; 9:1). Welke waarde heeft dit als het in elk opzicht slecht is? Van
ons wordt gevraagd geloof en een goed geweten te behouden (1~Tim. 1:19). Zeker,
er kan een bezoedeld geweten en een slecht geweten zijn, maar deze veroordelen
een mens, en zijn onmiskenbaar bewijs dat zijn geweten niet aan de kant van
de zonde staat.
Te concluderen vanuit de theologische theorie van
volkomen verdorvenheid, dat alles wat tot de mens behoort radicaal verkeerd is, is
met betrekking tot het geweten niet waar. Het is evenmin waar met betrekking tot
zijn natuur. Deze zijn beide tegen de zonde. Bij het zondigen wordt het
geweten onderdrukt. Wat onnatuurlijk is, is zondig.
De juiste manier om de rol die de menselijke natuur in
ons leven speelt te ontdekken is niet haar vanuit de evangelische
geloofsbelijdenissen te beredeneren, maar door het gebruik ervan in de Schriften te
overdenken. Zoals gewoonlijk, worden we op een dwaalspoor geleid door onze
gangbare vertalingen. In de Authorised Version wordt natuur ook gebruikt
voor verwekking of afstamming (genesis Jac 3:6). Van nature
is in de A.V. ook een foutieve vertaling van onvervalst
(genuinely) (gnesios, Fil 2:20). In de A.V. is natuurlijk zodoende de
weergave van drie woorden, genesis (generation or
"inherited") (verwekkend of "geërfd" Jac 1:23) en
psuchikos, ziels naast de juiste term, phusikos, natuurlijk (of van de
natuur) (Rom 1:26,27; 2~Pet 2:12). Het is de verandering van
ziels in natuurlijk die, met betrekking tot de menselijke natuur, de
meeste misverstanden heeft veroorzaakt. Vandaar dat het waardevol is om de
vindplaatsen van dichtbij te bekijken. Als de lezer de reeds gegeven
verwijzingen en de nu volgende in zijn Bijbel zou willen corrigeren, zou dat helpen om de
verwarring die vertalingen hebben veroorzaakt weg te nemen.
psuchikos, ziels in de Staten Vertaling
[1~Co 2:14] Maar de natuurlijke mensch
begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid,
...
(KJAV)natural (nbg) ongeestelijk)
[1~Co 15:44]
Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt
er opgewekt. Daar is een natuurlijk lichaam, en daar is een geestelijk
lichaam
(KJAV) natural; (nbg:) natuurlijk)
1~Co 15:45 - Alzoo is er ook geschreven: De eerste mensch
Adam is geworden tot eene levende ziel, de laatste Adam tot eenen levendmakenden
geest.
1~Co 15:46 - Doch het geestelijke is niet eerst, maar
het natuurlijke, daarna het geestelijke
(KJAV) natural (nbg) natuurlijke
Jac 3:15 - Dit is de wijsheid niet die van boven afkomt, maar zij is aardsch natuurlijk, duivelsch.
(KJAV) sensual (nbg) ongeestelijk)
Judas 19 - Dezen zijn het die zichzelve afscheiden, natuurlijke mensen, den Geest
niet hebbende.
In de eerste twee passages neemt de lezer vier van de
bijzonder ongelukkige foutieve vertalingen in de Authorized Version
waar. Het is moeilijk zich een begrip te vormen van de verwarring die ze hebben
gecreëerd en dat nog steeds doen in nederige en hongerige harten, die
ernaar verlangen om God te behagen. Ze zijn een strik op hun pad en een steen
des aanstoots. Hier wordt natuurlijk tegenover geestelijk gezet
en als gevolg daarvan, is het geestelijk leven van velen onnatuurlijk, gespannen
en gekunsteld. Het geestelijk leven zou niet slechts een uiterlijke
schijn moeten zijn, maar een diepgeworteld instinct. Het zou onze natuurlijke vorm
van leven moeten worden. Er is niet de minste verwijzing naar onze
menselijke natuur in deze verzen. Ze verwijzen puur en alleen naar de
ziel. Psuchê betekent ziel, en dit is het bijvoeglijk naamwoord
ziels. En het verwijst niet slechts naar het bezit van een ziel. Alle
mensen, zelfs de meest geestelijke, hebben bewustzijn en gevoel, dat is de
ziel, maar ze zijn daarom niet noodzakelijkerwijze sensueel of
zintuiggericht. Een ziels mens staat onder de heerschappij van zijn zintuigen, zijn
begeerten. Zijn lichamelijke genoegens beheersen zijn leven. Dat is niet
natuurlijk, het is onnatuurlijk.
Er wordt ons uitdrukkelijk verteld dat zinnelijkheid
buiten de natuur valt (Rom. 1:26). Het is niet natuurlijk om toe
te geven aan onze begeerten buiten dat wat instinctief is. Maar het
instinct dat in ons werd geplaatst bij de schepping was toen niet zondig en
wordt het ook niet zonder onnatuurlijk te worden. Het is een ernstige
misvatting om te zeggen dat de natuurlijke of instinctieve mens Gods
geest niet ontvangt, zelfs als het in de "Bijbel" staat. God heeft het
niet gezegd. Hij heeft heel wat gezegd wat ermee in strijd is. Hoe
onbelangrijk deze "losse" weergave voor sommigen ook mag lijken, vele
heiligen zijn erdoor afgebogen naar verbijsterende zijwegen. Het is
onmogelijk voor hen om hun natuur of instinct volkomen te negeren. Wanneer ze
honger hebben, willen ze eten, zelfs als dat "natuurlijk" is. Als
ze dorst hebben drinken ze. Ze volgen hun instinct (of natuur) om extreme
hitte of kou te vermijden en om voorzieningen voor henzelf en hun
geliefden te treffen. Het is alleen omdat ons
instinct onderbewust is dat we ons niet realiseren hoe we
er voortdurend op steunen. Geen enkele hoeveelheid geestesleven zal ons
tegen onze natuur in leiden.
Wat de ziel is, hebben we elders volledig
uiteengezet, maar een nieuwe studie vanuit een ander standpunt kan helpen. Ziel is
lichamelijk gevoelsleven, geen geestelijk leven, waarvoor het
gewoonlijk ten onrechte wordt aangezien. Een ziels mens houdt
van de genoegens voortkomend uit eten en drinken en alle andere
prettige en aangename gevoelens, meer dan van de ontastbare ervaringen
van de geest. Ze spreken hem niet aan. Maar alleen het feit van het hebben
van een ziel houdt niet het gebrek aan geestelijk leven in. De mens heeft
beide, een geest en een ziel, dat wil zeggen, hij heeft leven en
gevoel. Toch is het lichaam sterk geneigd om zijn gevoelens te volgen. Het
is op dit moment ziels. Maar de tirannie van de ziel is een tijdelijke
toestand, te wijten aan de sterfelijkheid van de mens. Was Adam onsterfelijk
geschapen, zodat hij niet kon sterven, dan zou de leven-gevende geest zozeer zijn
handelingen hebben beheerst dat hij niet gezondigd zou hebben. Zo zal het zijn
met de gehele mensheid wanneer ze worden verlevendigd.
Het is de zinnelijke mens (om met de term van
de Authorized Version te spreken), ofwel iemand die ziels is, die niet de
dingen van Gods geest ontvangt. Hoe vaak is deze passage niet tegen me
gebruikt om te bewijzen dat geduldig onderzoek en systematische studie van
de Schriften, zijnde de methoden van een "natuurlijk" mens, me
nooit in staat zullen stellen om Gods Woord te begrijpen! Ik dank God voor het
getuigenis dat ik niet onnatuurlijk ben. Het is vaak erg moeilijk om tegen de
natuur, of het instinct, in te gaan, want zij is grotendeels onderbewust, maar de
ziel zou goed onder controle moeten worden gehouden. Als we toestaan dat
lichamelijke genietingen ons leven beheersen, dan zijn we ziels, en niet in
staat om geestelijke onthullingen te ontvangen.
Nu zijn we toegekomen aan het positieve bewijs. We
verzoeken onze lezers om zorgvuldig de volgende passages in ogenschouw te
nemen, waarin overal het woord phusis, natuur voorkomt. De aanhalingen
zijn gewoonlijk te kort om de volledige context weer te geven. Het zou goed zijn
als de lezer elke passage zou opslaan en de context zorgvuldig zou afwegen.
Bij zo'n studie gaan we ervan uit dat het slagen ervan grotendeels ligt in het
begrijpen van een sleutelpassage, één die zo letterlijk mogelijk
is en die duidelijk het vast te stellen punt laat zien.
Hiervoor bevelen we een grondige studie van het gebruik
van deze term in de eerste hoofdstukken van de Romeinenbrief aan. Wij
beweren dat de eerste twee vindplaatsen geheel in tegenspraak zijn met de
huidige theologische opvatting van de menselijke natuur. We zijn er diep van
overtuigd dat het onmogelijk is de term in zijn gewoonlijk geaccepteerde
betekenis te blijven gebruiken, als "zondige natuur", zonder een
grenzeloze verwarring te veroorzaken, en we verzoeken onze lezers beleefd, in het
bijzonder diegenen die spreken en schrijven, het probleem grondig te
onderzoeken.
phusis, natuur in de Staten Vertaling
[Rom. 1:26] veranderd in het {gebruik} tegen
nature
(KJAV) nature; (NBG) tegennatuurlijke
[Rom.
2:14] van nature de dingen doen die der wet zijn,
(KJAV) nature; (NBG) van nature
[Rom. 2:27]
de voorhuid die uit de natuur is,
(KJAV) nature; (NBG) van nature onbesnedene
[Rom. 11:21] is het dat God de natuurlijke takken niet gespaard heeft,
(KJAV) natural; (NBG) natuurlijke
[Rom. 11:24]
uit den olijfboom die van nature wild was, en tegen nature in
den goeden olijfboom ingeënt, hoeveel te meer -- zullen deze, die
natuurlijke takken zijn
(KJAV) by nature {\sc a.v.:} contrary to nature (NBG) natural;
(NBG) naar uw natuur (NBG) tegen uw natuur {\sc
nbg:} naar hun natuur
[1~Co 11:14] Of leert u ook de natuur
zelve niet,
(KJAV) nature; (NBG) natuur)
[Gal 2:15] Wij
zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen
(KJAV) Jews by nature; (NBG) geboren Joden
[Gal 4: 8] die van nature geen goden zijn;
(KJAV) by nature are no gods; (NBG) het in wezen
niet zijn
[Eph 2: 3] waren van nature kinderen des toorns gelijk
ook de anderen
(KJAV) by nature; (NBG) van nature
[Jas 3:
7] Want alle natuur beide der wilde dieren en der vogelen -- is getemd
geweest van de menselijke natuur;
(KJAV) kind, mankind; (NBG) soorten,
menselijke natuur
[2~Pet 1: 4] opdat gij door dezelve der goddelijke
natuur deelachtig zoudt worden,
Niet alleen wordt de natuur verbonden met de wet, maar
zij stemt ook overeen met het geweten. Dit is belangrijk. Een
"slecht" geweten is in werkelijkheid een goed (functionerend) geweten. Het
geweten kan gesmoord, afgestompt, verwaarloosd of genegeerd worden, maar
het staat nooit aan de kant van de zonde. Hoe afgestompt een geweten ook mag
worden, voor zover het nog gevoelig is, is het tegen zonde. Een geweten kan zwak
zijn, maar de kleine overgebleven kracht ervan zal niet aan de kant van de
zonde staan. Maar het is niet noodzakelijk dit punt breed uit te meten, want ik
ken niemand die zonde aan dit vermogen toeschrijft. Zelfs degenen die
vasthouden aan de volkomen verdorvenheid zouden hier een uitzondering maken.
Dat zouden ze ook moeten doen met betrekking tot de menselijke natuur,
want geweten ondersteunt slechts dat wat instinctief aanwezig is in de
mensheid.
Het feit dat de natuur harmonieert met de wet wordt bevestigd in Rom.
2:27 (hierboven geciteerd). De Jood had de wet ontvangen en was toegelaten tot
die exclusieve klasse, de Besnijdenis genaamd. Hij zou zeker de wet die hem
gegeven was hebben moeten vervullen. Toch overtrad hij die. Ze zullen
geoordeeld worden door de Onbesnedenheid, die geen andere wet hadden
dan hun instinct of natuur, welke eigen is aan de gehele mensheid. Hierdoor
waren sommigen in staat om de voorschriften van de wet en haar vereisten tot
op zekere hoogte te vervullen. Een zondige natuur zou geheel machteloos
staan tegenover de wet. Instinct vermag in dit verband meer dan aansporing of
vermaning. Het is gemakkelijker om onderbewust aan de goddelijke wet te
voldoen dan om een vrijwillige gehoorzaamheid met het verstand op te brengen.
In het elfde hoofdstuk van de Romeinenbrief vinden we
bewijs van bijzondere waarde met betrekking tot de betekenis van het
woord natuur en natuurlijk. Het laat duidelijk zien dat het in
geen geval het tegengestelde van geestelijk is. Om duidelijk te
zijn, de natuurlijke takken, die niet gespaard werden (vers 21), waren
ongelovigen, echter die welke opnieuw zullen worden geënt zullen gelovigen
zijn. Het is heel onnatuurlijk om een wilde ent in een gecultiveerde boom te
enten. Maar zelfs dit was geen zonde op geestelijk terrein. Hoeveel verder zal
het terugenten zijn van de natuurlijke takken in hun eigen olijfboom dan
niet afstaan van wetteloosheid?
Een opmerkelijke passage vraagt nu de aandacht (1~Co.
11:14). Paulus doet nu een beroep op iets wat de natuur leert om
goddelijke openbaring te ondersteunen. Dit zou ondenkbaar zijn als de natuur zondig was.
Het instinct leert ons dat er een onderscheid tussen de seksen is, en dit
zou gehandhaafd moeten worden in de uiterlijke verschijning. Hetgeen de eer
van de ene is, is de oneer van de ander. Ons huidig punt hangt niet af van de
interpretatie van deze passage. Al wat nodig is, is om Paulus' instemming te
zien met de onderwijzing van de natuur of het instinct. Zulke woorden
komen in het geheel niet overeen met wat vandaag de dag aan ons vertoond wordt,
waarbij op het natuurlijke nooit een beroep wordt gedaan tot
bevestiging van de waarheid. Het feit dat de natuur vraagt om een bedekking zou
waarschijnlijk een goed argument zijn tegen de gewoonte in deze dagen van
verval.
De volgende passage (Gal. 2:15) is erg treffend. "Wij die Joden van
nature zijn, en geen zondaars ..." De Joodse natuur, en
ook de ruimere menselijke natuur, is niet zondig in zichzelf. Hier wordt zij
in contrast met zondaars gezet. Laat ons het evangelische idee dat de
natuur noodzakelijkerwijze slecht is invoegen en we zouden lezen van Joden van
[zondige] natuur en geen zondaars. Nu zullen we naar een soortgelijke
uitdrukking in de Efezebrief gaan, die over hetzelfde feit gaat. Daar zijn de
Joden, van nature, kinderen der verontwaardiging (2:3). De Jood had veel meer dan
instinct, of natuur. Hij had de wet om zijn stappen richting te geven.
Hier, echter, wenst de apostel zijn voorrechten uit te sluiten. In deze genade moet
de Jood op hetzelfde niveau staan als de heiden. Net als in de Galatenbrief,
bevat "van nature" dat is "door natuur" geen aanwijzing voor
zonde. Er was een tijd dat ik dit gedeelte graag aanhaalde om aan te tonen dat
ik, persoonlijk, van nature, een kind des toorns was, evenals de rest van de
mensheid, en ik baseerde er mijn idee van een zondige natuur op. God heeft,
in Zijn genade, deze krenking vergeven.
God heeft een natuur (Gal 4:8). Afgoden hebben geen
deel aan de goddelijke natuur. Hij is Geest. Afgoden zijn dat niet. Hij heeft
Zichzelf geopenbaard door een levend Beeld, Zijn Zoon, Jezus Christus, onze
Heer. Afgoden openbaren zich door dode karikaturen. De Galaten waren slaven
van deze stomme dingen, die niets van hun natuur aan hun aanbidders konden
mededelen. God zal echter, in het bijzonder in Zijn handelen met de Besnijdenis
in de dag van JAHWEH, Zijn volk in staat stellen om veel meer te doen dan wat
de menselijke natuur die we nu bezitten in staat is te volbrengen, met
betrekking tot het zich onttrekken aan het verderf dat in de wereld is. Het is
mogelijk om je een instinct voor te stellen dat zich zo sterk tegen zonde verzet dat
het dit afwijst. Dit is niet voor ons. Wij worden Gods geest gegeven. Zij
zullen deel krijgen aan Zijn instincten, of natuur (2~Pet 1:4). Dit is de
sleutel tot het gedrag in het duizendjarig rijk.
Het instinct van dieren varieert overeenkomstig
hun woonplaats. Wilde dieren leven op aarde. Ze kunnen niet in de hemel
vliegen.
Het instinct leert een vogel om zijn vleugels te
spreiden, en door de lucht te vliegen. Elke soort vogel heeft een aparte
natuur. De adelaar vliegt hoog uit het zicht. Gieren vergaderen in groepen.
Sommige vogels leven op het land. Anderen verblijven dicht bij het water.
Weer een ander staat stil in de lucht en duikt plotseling naar beneden om een
vis te spietsen. Wie leerde deze schepselen hun eigen bijzondere plaats in de
huishouding van de schepping? Het komt van God. Het is hun instinct, hun
natuur. Elk dier blijft in zijn juiste leefomgeving. De vis verlangt er niet naar
om op het land te zijn. Deze natuur is hun kostbaarste bezit. Zij is nooit
zondig. Slechts wanneer ze hun natuur geweld aan doen is er zonde en lijden en
dood. Zo ook met de natuur van de mensheid.
Als het instinct in de mensheid zondig zou zijn, zou
het ras binnen een dag omkomen. Het is deze onderbewuste leiding die ons in het
land der levenden houdt. Pas nadat iemand heeft geweigerd om de godheid van
God te erkennen wordt hij overgegeven om, tegen de grondregels van zijn wezen in
te gaan, zijn lichaam te misbruiken en tegen de voorschriften van zijn
geweten in te gaan. Zouden onze instincten niet afgestompt zijn door zonde, dan
zouden we onderbewust in harmonie met Gods wetten handelen, net als de lagere
schepselen rondom ons.
De praktische vraag dient zich aan voor de gelovige,
"Wat zullen we doen met deze natuur?" Als zij ons doet zondigen,
laten we haar kruisigen. Als zij ons bewaart voor zonde, laten we haar
aanmoedigen. We worden nimmer aangespoord om onze natuur te kruisigen. We kruisigen het
vlees met zijn hartstochten en begeerten (Gal. 5:24). We zijn gekruisigd
voor de wereld en de wereld voor ons (Gal 6:14). Dit betekent veel meer dan
dood. Het vlees verdient geen fatsoenlijke dood. Zo ook wij niet, en de
wereld evenmin. Het is de volkomen schandelijkheid van het vlees en van onszelf
en (van) de wereld die vraagt om de meest verachtelijke dood die kan worden
bedacht. Dit vraagt om onze uiterste verafschuwing.
Maar de natuur en het vlees zijn tegenpolen met betrekking tot Gods wet,
zelfs al worden ze gewoonlijk met elkaar verward.
Het vlees onderwerpt zich niet aan Gods wet door louter
onvermogen (Rom 8:7). Degenen die in het vlees zaaien zullen bederf oogsten
(Gal 6:8). Terwijl juist het tegendeel waar is van onze menselijke natuur.
Ingeplant door de God Die ook de wet uitvaardigde, is zij in volkomen
harmonie met Zijn verordeningen, en leidt zij tot dezelfde resultaten. Het
bederf komt pas binnen als we de natuur geweld aandoen en dat wat onnatuurlijk is
doen.
Deze uiteenzetting kan gemakkelijk verkeerd worden
opgevat als een pleidooi om het vlees een losbandige vrijheid te geven.
Om deze reden is het opstellen ervan lang uitgesteld. De reactie voortkomend uit
de bevrijding van onwettige beperkingen ontaardt al gauw in losbandigheid. De
tendens kan zijn om zich aan het vlees over te geven in plaats van de instincten
vrij te maken. Maar het tijdelijke misbruik van licht is geen excuus voor
het doorgaan in duisternis. Het licht mag ons dan in eerste instantie
verblinden en ons met de ogen doen knipperen, maar na verloop van tijd zullen zij
zich aanpassen aan de heldere omgeving, en we zullen dichter bij het normale
komen dan wat ooit mogelijk was in het duister. En er zal verering en een Gode
welbehaaglijke wandel zijn.
Een geweten dat zich voortdurend ontwikkelt door
contact met het levende Woord van God is het beste middel tot onderscheid
tussen dat wat van het vlees is en dat wat de vrucht van instinct, of natuur is.
De grenslijn tussen ziel en geest (Heb. 4:12) kan slechts door middel van
de geschreven openbaring worden onderscheiden, en dat geldt ook voor de
rechtmatige werking van het instinct en de wetteloze excessen van het vlees.
Het onderscheid is in sommige gevallen zo duidelijk dat zelfs degenen die de
menselijke natuur aanklagen als volkomen verdorven in dit verband er
niets over zeggen. Bijvoorbeeld, huwen, is het gevolg van instinct en is
eervol in alles (Hebr. 13:4). De apostel Paulus zegt nadrukkelijk dat degene
die huwt niet zondigt (1~Cor. 7:28). Doch de belangrijkste werken van het
vlees zijn eenvoudig het op onwettige wijze misbruiken van dezelfde verhoudingen
(Gal 5:19).
Juist het niet zien van de juiste plaats van het instinct heeft
geleid tot zulke kerkelijke abnormaliteiten als mannen- en
vrouwenkloosters. De scheiding van de seksen op religieuze gronden is geheel
on-Schriftuurlijk en, omdat het haaks staat op het natuurlijk instinct heeft het soms
geleid tot ernstige afwijkingen. Het is ons voorrecht, om des Heren wil, te
hongeren en te dorsten, en ons veel van dat waarnaar we instinctief (vurig)
verlangen te ontzeggen, indien het wordt gedaan vanuit een verstandig en intens
verlangen om onszelf op te offeren in Zijn dienst. Dit deed ook de apostel
Paulus, omdat het karakter van zijn dienstbetoon, alsmede zijn bijzondere
positie, zodanig was dat het gewettigd was. Maar hij is zo voorzichtig te
benadrukken dat zo'n weg niet altijd de beste is. Het tegengestelde kan worden
aangegeven door het soort dienstbetoon waartoe iemand geroepen wordt. Dus hij voegt de
grote waarheid toe dat God Zelf onderscheidingen maakt en in genade geeft
aan een ieder "sommigen, inderdaad, zus, doch anderen, zo"
(1~Cor 7:7).
Terwijl het een groot voorrecht is om afstand te doen
van sommige van onze natuurlijke en juiste verlangens om Zijnentwil, is het
beter om toe te geven aan het instinct wanneer het buiten onze beheersing valt
(1~Cor 7:9) en het is nooit zondig wanneer we toegeven aan de eisen ervan
(1~Cor 7:28). Omdat deze zin gemakkelijk tegen me gebruikt kan worden door de
vijanden van de waarheid, zal ik proberen om mijn bedoeling vast te leggen d.m.v.
een voorbeeld. Er is me eten voorgezet. Zal ik het opeten? Als ik hongerig
ben, vertelt mijn instinct me "Ja". Als ik niet hongerig ben, zegt
het "Nee". Niet gehoorzamen is een zonde, gehoorzamen
niet. Maar als mijn eten een broeder zou doen struikelen, heb ik het voorrecht
van onthouding, ter wille van hem en van de Heer. Als ik me echter niet
kan beheersen, omdat ik volkomen uitgehongerd ben, zou ik niet
zondigen, zelfs als ik at. Bovendien het kan zijn dat, in plaats van een broeder te
laten struikelen, mijn gedrag hem kan helpen, of een getuigenis van de
waarheid kan zijn. Geestelijke omstandigheden moeten heersen, zelfs over
instinct. In de opstanding zullen onze lichamen geestelijk zijn, en we zouden
op deze toestand zo ver als nu mogelijk is moeten inspelen.
Ik zou mijn eten moeten kiezen om mijn lichaam op te
bouwen en de kracht ervan in stand te houden tot gebruik in Zijn dienst,
grotendeels door instinct geleid.
Maar als ik het voornamelijk uitzoek "om de tong
te strelen", en te veel eet, meer dan natuurlijk is, is dat
ziels, niet natuurlijk. Het is onnatuurlijk. Het feit dat het instinct
onderbewust is en zelfs nog meer verzwakt dan de fysieke functies van ons
lichaam, heeft tot gevolg gehad dat het vrijwel verdwenen is uit het leven van de
meeste mensen. Het is als met het geweten, bedekt door gebruiken en
gewoonten en teniet gedaan door de bedervende invloed van de zonde.
Een van de vruchten van een terugkeer naar God en een
kennen van Zijn wegen zou een herleving van de interesse in de natuur moeten
zijn, niet alleen in de wereld om ons heen, maar ook in onszelf. Achter de
sluier der zonde zien we Zijn wonderwerken in de schepping. Een van de
wonderbaarlijkste is het instinct van dieren. Geen van de kunstjes die hen geleerd
kan worden kan de vergelijking doorstaan met de in hen zelf gelegen wet die hun
bestaan regelt. In zichzelf is het foutloos, dat is zondeloos, hoezeer het
ook aangetast mag zijn door de rebellie van de mensheid tegen God. Als de
lagere schepping verstoken zou zijn van haar instinct, en slechts afhankelijk van
het langzamere proces van het denken en redeneren, dan zou zij niet lang
overleven. De mensheid heeft ook deel aan dit instinctieve inzicht. Het is
mogelijk dat onze levens erdoor geregeld worden in een mate die onze ideeën verre
te boven gaat. Hoe vaak ontdekken we niet dat we instinctief dingen
doen, voor we tijd hebben gehad tot bewust overleg? We ontmoeten iemand. Wat
is het dat ons meteen tot die persoon aantrekt of afstoot? Soms is het van een
overweldigende kracht, en we proberen onszelf te ontdoen van zulke
onberedeneerde vooroordelen of voorkeuren. Het zou verkeerd zijn om zulke
onthullingen van onze onderbewuste persoonlijkheid geheel te negeren, maar we kunnen
deze beter overwegen en analyseren. Een onderbewuste reactie heeft meer kans
overeen te komen met ons echte zelf dan een uitputtend zelfonderzoek.
Als iemand me heel onverwacht zou vragen,
"Gelooft u in volkomen verdorvenheid?" Zou ik geneigd zijn te zeggen
"Ja". Dit is een goed voorbeeld van het rampzalige gevolg van het vervangen
van het levende Woord door ongeïnspireerde uitdrukkingen, om dan,
door foutieve redeneringen, op onSchriftuurlijke conclusies uit te komen.
Paulus zegt: "Ik ben me bewust dat het goede
geen woning in me maakt (dat wil zeggen, in mijn vlees)" (Rom
7:18). Ziet u hoe hij op zijn hoede is bij een uitspraak die bij lange na niet zo
drastisch is als "volkomen verdorvenheid"? Juist in deze brief
heeft hij duidelijk gemaakt dat geweten en natuur beide goed zijn. Zelfs in
het hart van zijn uitspraak zet hij er iets tussen haakjes bij, voor het
geval dat iemand zich zou voorstellen dat hij deze beide erbij insloot. Laten we
deze voorzorgsmaatregel niet negeren, zoals de theologie doet.
We kunnen ons beter, voor eens en altijd, van de
misleiding bevrijden dat geestelijk leven bestaat uit het ingaan tegen onze
natuurlijke neigingen. Terwijl we dat deden hebben we met een vriend gevochten,
niet met een vijand. Maar laat dit niet uitgelegd worden als een
vrijbrief om aan de lusten van het vlees te voldoen. Het ene is normaal en rechtmatig.
Het andere is abnormaal en wetteloos. Laten we ons geweten ontwikkelen,
zodat het instinct niet voor ziels wordt aangezien, of het zintuiglijke
voor het natuurlijke. Maar boven alles, laat de geest van God ons leiden door Zijn
Woord, zodat we op bepaalde momenten, ons zelfs dat wat goed is kunnen
ontzeggen ter wille van Hem Die ons liefheeft. Als het noodzakelijk is, laten
we dan hongeren en dorsten om het brood en water des levens aan anderen te
brengen. Maar laten we daaruit niet concluderen dat eten en drinken zondig
zijn, maar laten we eten en drinken, en elk ander natuurlijk instinct
gehoorzamen, tot verheerlijking van onze Schepper God.
De Schrift wil dat we aandacht schenken aan wat de
natuur leert, aan de leiding van het instinct (1~Cor 11:14). Wij behoren niet
dat te doen wat buiten de natuur valt (Rom. 1:26). Voor de naties vervangt
zij, tot op zekere hoogte, Gods wet, met het bijkomende voordeel dat ze in ons
eigen wezen is geschreven, niet op stenen tafelen. Het kan zijn dat de wet,
geschreven op Israëls hart in de dag des Heren, de bevrijding van deze
natuur zal zijn van de slavernij van Satan, die dan gebonden zal zijn. De traditie
probeert deze goddelijke gave te onderdrukken, en noemt haar
"zondig", maar God verklaart dat dit niet zo is.
Laten we onze woordenschat zuiveren van de foutieve
uitdrukking "zondige natuur", en proberen onze gedachten te reinigen
van de verderfelijke indruk dat we ernaar moeten streven om onnatuurlijk te
zijn in ons gedrag om God te behagen. Laten we de verkeerde nederigheid
wegdoen die weigert het goede te (h)erkennen waarvan God al zijn levende schepselen
heeft voorzien, het instinct, of de natuur, welke alleen het bewaart voor
onmiddellijk verval en dood. Laten we God danken voor deze wonderlijke
natuur, zonder welke onze knapste geleerden, onze beste wetenschappers,
niet in staat zouden zijn zichzelf ook maar een ogenblik in leven te houden. Het
is de aanwezigheid van God, want in Hem zijn we levend en bewegend en is
ons bestaan (Hand 17:28).
A.E. Knoch
Volgend artikel van deze serie