Twee grote fouten ontsieren de weg van de mensheid
gedurende de eonen: Adams overtreding in Eden en Israëls moord op de
Messias op Golgotha. Het is niet onze bedoeling om hier iets van af te
doen, maar om een frisse kijk te krijgen vanuit het standpunt van Gods
opzet. We hebben te lang gekeken naar de menselijke kant van zonde. Het heeft
onze ogen verblind en onze harten verhard. We moeten Gods gedachten erover leren
kennen. We behoeven er niet voor terug te deinzen om Hem met zonde te
associëren. Zijn Zoon wandelde onbevlekt te midden van haar meest gemene vormen,
toch herautte het slechts Zijn heiligheid.
De vaak-herhaalde vraag, "Zou God Adams zonde
kunnen hebben voorkomen?" kan worden beantwoord met een nadrukkelijk
"Ja!" Meer dan dat, God kon hem als niet in staat zijnde te
zondigen hebben geschapen, maar Hij maakte het niet alleen mogelijk voor
hem om te overtreden, maar onmogelijk voor hem om anders te doen. Adam
overtrad bij de eerste test. We aarzelen niet te geloven dat Adam, evenals
geheel zijn nageslacht, besloten werd onder hardnekkigheid, zodat hij binnen
het bereik van Gods ontferming zou mogen komen. (Rom. 11:32).
Met alle respect moeten we volhouden dat als het Gods
opzet en bedoeling was om Adam zonde-bestendig te maken, dat dan niet alleen
Adam, maar God Zelf, gefaald heeft. Als een uitvinder een machine bouwt die
bij de eerste test kapot gaat, aarzelen we niet hem een mislukking te noemen.
Bovendien, als de eerste poging zo ongelukkig was, welke grond hebben we
dan om te vertrouwen op Zijn toekomstige prestaties? Dit is een ernstige zaak
en die erop neer komt dat Adam de onderliggende opzet van zijn Schepper
vervulde, of we hebben een God die deze naam niet waardig is.
Dat het binnen Gods vermogen lag om voor een mens te zorgen die, niet
alleen de milde verleiding van de hof, maar zelfs de zwaarste druk van de zonde
kon weerstaan, wordt overtuigend getoond in het geval van Christus. Ja zelfs,
hier zorgde Hij voor een Man die niet alleen in staat was onbevlekt te
leven op een toneel van gemene zonde, en de aanwezigheid ervan in anderen te
verdragen, maar in staat was te buigen voor de wil van God en de vernedering
en morele schande voortvloeiend uit het feit dat Hij de plaats van de zonde
zelf in nam, kon verdragen, en er onbezoedeld en onbevlekt door komen in
Gods ogen.
Als Adam nooit gezondigd had zou hij een neutrale, een
met waarneming uitgeruste kluit aarde zijn geweest, ongeschikt voor de
kameraadschap van zijn Schepper. Van één ding kunnen we zeker
zijn. Hij zou nooit kwaad hebben gekend. En we kunnen er even zeker van zijn dat
hij nooit goed zou hebben gekend. Hij zou God niet hebben vervloekt vanwege
de zonde, noch zou hij Hem hebben gedankt voor Zijn weldaden, noch Hem
hebben aanbeden vanwege Zijn genade. Hij zou volkomen hebben gefaald om het
doel van zijn schepping te vervullen. We moeten ons altijd in acht nemen dat de
boom van de kennis van goed en kwaad een dubbele functie had. Niemand
vergeet dat hij de kennis van kwaad bracht. Maar hij was in de eerste plaats de
boom van de kennis van goed. Adam had geen waardering voor het goede waarmee hij
werd omringd. Omdat hij niets anders kende, was het geen goed voor hem. Hij
ontving het als een vanzelfsprekende zaak, zonder een gedachte van
dankbaarheid.
Adam kon onbeperkt hebben doorgeleefd in zo'n
ongewaardeerd paradijs, maar dat zou een onnoemelijk verlies voor zichzelf
en Zijn Schepper zijn geweest. Hij zag alleen Gods hand, Zijn hart bleef
verborgen. Er moet een of ander middel worden gevonden om een antwoord van Adams
hart op de Goddelijke verlangens op te wekken. Hij moet leren om het goede te
waarderen. Hoe kan dit worden bereikt?
Het is opvallend en vol van betekenis, dat de boom waarvan Adam at geen
latere overweging van God was. Adams negeren van het goede leidde niet tot
het planten ervan. Hij was al volgroeid en vruchtdragend. Bovendien was hij
niet verborgen in een uithoek, in ondoordringbaar struikgewas, onbenaderbaar en
onaantrekkelijk. Hij stond juist in het midden van de hof, toegankelijk en in
elk opzicht begeerlijk. Als het er alleen om ging Adam te weerhouden de vrucht
ervan te eten, had hij eenvoudig verwijderd kunnen worden. Of nog eenvoudiger,
hij had nooit geplant hoeven worden. God alleen was verantwoordelijk voor alle
omstandigheden van Adams overtreding.
Maar het is van nog grotere betekenis dat hij twee
onscheidbare functies in zich verenigde. Misschien zouden wij liever
één boom hebben gehad om de kennis van het goede te leren en een andere
om ons in de kennis van het kwade in te wijden. Doch dit is vanuit de aard der
dingen onmogelijk. Wij kunnen proberen ons een idee van licht te vormen zonder
duisternis erbij te betrekken, maar dat blijkt onmogelijk te zijn. Licht
kan alle duisternis verdrijven, doch het kennen ervan steunt op
z'n tegenpool. Evenzo kan door menselijke wezens het goede niet worden gekend
los van het kwade.
De functie van het kwaad in de wereld is om waardering
voor het goede bij te brengen. Het is Gods achtergrond waartegen Hij Zijn
genade des te beter zal doen uitkomen. We zeggen niet dat kwaad noodzakelijk is
voor het bestaan van het goede, want dan zou het altijd hebben bestaan
en altijd aanwezig blijven. Kwaad is een les die, eenmaal geleerd, geen
herhaling behoeft. Door de zwartheid ervan zal het de stralen van altijddurend geluk
verhelderen lang nadat het verdwenen is.
Bovendien beging Adam geen misstap zo lang hij alleen
was, voordat Eva hem als hulp werd gegeven. Wat hij miste was geestelijk
onderscheidingsvermogen. Hij was onbekend met Satans woorden en wegen,
anders zou hij niet hebben toegegeven aan het verlangen het lot van zijn vrouw te
delen. Adam werd niet verleid door zonde. Hij werd niet misleid door de
verleider (1 Tim. 2:13,14). Het was niet zo maar een excuus toen Adam zei,
"De vrouw die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van de boom gegeven en ik
heb gegeten."SV
Hij had bewust deel aan haar zonde en overtreding en
krenking. Hierin was hij een type van de Tweede Mens, Die geen zonde kende,
doch zonde werd vanuit liefde voor de Zijnen. Het was fout dat hij naar zijn
vrouw luisterde, maar het was een diepgaand bewijs van zijn genegenheid, want hij
was liever bij haar in zonde met alle gevolgen daarvan, dan alleen in
onberispelijke eenzaamheid (Gen 3:12,17).
Evenmin was de verdediging van de vrouw alleen maar
een excuus. Door schepping was zij niet de gelijke van de beproever. Volkomen
aan zichzelf overgelaten zou ze nooit hebben gedacht aan ongehoorzaamheid. Heel
belangrijk in de eerste misstap van de mens en dat moeten we niet vergeten
is, dat het vlees van zowel Adam als Eva slapend was. Afgezien van invloeden
van buiten, zouden ze nooit een fout hebben gemaakt. Maar daarover hadden ze
geen macht. We beseffen diep van binnen dat Adam's zonde de mensheid in een
positie heeft geplaatst waar zondigheid aan hen wordt opgedrongen zelfs nog
voordat ze een wil hebben. Zo was ook Adam omringd door krachten die hem
overweldigden.
De stelling dat Adams zonde Gods onderliggende opzet
vervulde in de schepping lijkt in conflict te zijn met de instructie dat hij
niet van de boom van kennis van goed en kwaad mocht eten. Dezelfde schijnbare
tegenspraak loopt door de gehele Schrift, maar wordt het duidelijkst
zichtbaar in het kruis van Christus. Niemand zou eraan denken om zijn moordenaars
vrij te spreken op grond van het feit dat het Gods wil was dat Hij moest
lijden. Er kan geen twijfel over bestaan dat alles wat zij deden in overeenstemming
was met het vaste raadsbesluit en de voorkennis van God, gevormd lang
voordat zij ook maar bestonden. Maar zij begrepen Zijn opzet niet en handelden er
volkomen onafhankelijk van. De grote heerlijkheid van Gods wijsheid wordt
getoond in de manier waarop Hij Zijn wil uitwerkt door middel van de
onwetendheid en tegenstand van Zijn vijanden. Christus gekruisigd laat de volkomen
nutteloosheid zien van het tegenwerken van God, want Hij heeft onze maat en weet
wat wij zullen doen, en heeft overeenkomstig Zijn plan getrokken. Laten we
toch altijd Gods opzet gescheiden houden van het proces dat wordt gebruikt in
de verwezenlijking ervan.
Sommigen zullen dan zeggen dat God Adam een verbod oplegde opdat hij
het zou overtreden. Precies. Later gaf Hij Israël een wet, door Mozes. Ook
zij dachten dat Hij bedoelde dat ze haar zouden houden, en in een fataal
moment van zelfverzekerdheid, beloofden ze dat te doen. Maar ons wordt
duidelijk verteld dat de wet werd gegeven tot een volkomen ander doel -- dat de zonde
een onmatige of buitensporige zondaar kon worden. Als de wet gehouden was, zou
het doel waarvoor ze ontworpen was niet bereikt zijn. Evenals de wet die op
Adam werd gelegd, ging ze vergezeld van een vloek. Zegen komt door de vloek,
en niet door het houden van de wet (Rom. 7:13).
Het zal daarom duidelijk worden, dat de aanwezigheid
van zonde in het universum geen fout van Gods kant is, maar een deel van Zijn
plan om de harten van Zijn schepselen te bereiken. Zodra we proberen om de
verantwoordelijkheid voor de zonde van Zijn schouders op die van welk van Zijn
schepselen ook te schuiven, of het nu Satan of Adam is, dan betrekken we Hem
inderdaad in de zonde, wat het fundament van alle toekomstige heerlijkheid aantast.
Als ook maar één enkele van Zijn schepselen niet aan de opzet van
zijn bestaan voldeed en aan Zijn bestuur zou ontsnappen, wat zal dan een nog
grotere opstand tegenhouden? Dan zal God worden onttroond, en zal chaos en
verwoesting heersen.
Maar wij moeten niet tevreden zijn met het herleiden
van zonde tot de opzet van God zonder iets te ontdekken van de plaats ervan
in die opzet, want juist dit geeft Hem eer en brengt zegen aan ons hart. Als
God slechts kwaad en zonde toestond, zouden we uiteraard kunnen
afleiden dat het eerder een belemmering dan een hulp voor Zijn bestuur is. Bovendien
zou dat inhouden dat Hij er niet de hand in zou hebben en dat Zijn hart er
niets van verwachtte.
Evenals de aard van zonde ons verstand rust geeft met
betrekking tot de oorsprong ervan, zo heelt de aard van God onze harten met
betrekking tot het doel ervan. Nu we weten hoe zonde binnentrad, is het
niet moeilijk te ontdekken waartoe zij kwam.
Zonde werd opzettelijk door God geïntroduceerd om als
achtergrond te dienen voor het tonen van Zijn karakter en eigenschappen. Hij
plantte de boom, Hij gaf de vrouw, Hij introduceerde de slang. Alle factoren die
Adam er toe brachten te zondigen, direct of indirect, kwamen van Zijn hand.
Maar Zijn wijsheid en Zijn opzet worden het
duidelijkst zichtbaar in de eigenschappen waarmee Hij de zonde bekleedt zelfs
nog voor deze is begaan. Is ze bedoeld om Zijn rechtvaardigheid te
openbaren? Dan moet Hij haar het breken van een belemmerende wet maken. Is ze bedoeld
om Zijn genegenheid te tonen? Dan moet Hij haar het verbreken van vriendschap
maken. Het is omdat Adams zonde, of fout, tegelijkertijd zowel een overtreding
als een krenking was dat ze het middel tot openbaring wordt, niet alleen van
Zijn hand, maar ook van Zijn hoofd en Zijn hart.
Houden we onze nauwkeurige definitie van zonde voor
ogen, dan zouden we feitelijk God aanklagen, dat wil zeggen, Hem
beschuldigen van (doel)missen, indien we zouden willen volhouden dat Adams zonde los
van Zijn opzet stond. Als het Gods bedoeling was dat Adam zondeloos zou
blijven, als God hem schiep in de veronderstelling dat hij heilig zou blijven, dan
maakte Hij een ernstige fout, Hij zondigde. Maar als Adam, in zijn zonde,
Gods opzet vervulde, dan bewijst juist de zonde van Adam de zondeloosheid van
God.
Wij dan zijn er zeker van, dat zonde, falen of
doelmissen, nooit enige ruimte in God Zelf had. Maar we kunnen dit standpunt
alleen volhouden als we erkennen dat zonde een plaats in Zijn opzet heeft.
Als zonde een indringer is, ongewenst, in de war sturend, en eeuwig, dan
was het "toelaten" ervan in het universum de allergrootste
fout.
Zonde, herhalen we, is falen, het doel missen. Als God
de redding van allen wil, en, vanwege krachten buiten Hem, niet in staat
is het verlangen van Zijn hart te verwerkelijken, maar de overgrote
meerderheid, of zelfs maar een overblijfsel, in eindeloze kwelling stort, dan zou dat
niet alleen de zondigheid van Zijn schepselen bewijzen, maar het zou aan
het hele universum tonen dat Hij het doel dat Hij Zichzelf had gesteld niet
had bereikt, en daarmee zou Hij de grootste van alle zondaars zijn.
Volgens de ijdele filosofie van mensen wordt het verkeerde
gerechtvaardigd door het goede. Maar goeddoen is neutraal. De man die al zijn
rekeningen stipt betaalt, verwacht niet dat dat een oude schuld vereffent. De
boekhouder die een fout maakt wordt niet gedekt door de correctheid van al
het andere. Als een fout onherroepelijk is geworden, kan hij misschien de
zaak nog recht zetten door een andere fout te maken om de eerste op te
heffen. In Gods grote boekhouding wegen de zonden van Zijn schepselen bij lange na
niet op tegen het werk van Degene die voor ons tot zonde werd gemaakt,
hoewel Hij geen zonde kende.
We kunnen voor onze verkeerde daden uit het verleden
geen "goedmaken*" door een oprecht leven te leiden. Aan de
Israëliet werd geen werk gegeven om zijn zonden te bedekken. Een rechtvaardige
wet vroeg al alles wat hij kon doen. Zijn zonden moeten op geheel andere
gronden worden tegemoetgetreden. Vandaar dat ze van hem werden overgebracht
op een dier dat niets tegen zich had. De uitstorting van de ziel ervan
op de aangewezen manier op Gods altaar, maakte een beschutting voor de ziel
van degene die offerde, en bracht de weegschaal van recht weer in
evenwicht. Niet dat het dit werkelijk tot stand bracht. Geen dier kan voor een mens in
de plaats treden.
* Atone = verzoening doen of bewerken in de
'Oud Testamentische' zin
De grootste overtreding van de mens corrigeert zijn
kleine fout in Eden bovenmate. Realiseren we ons wel ten volle dat, voor zover
het de mens betreft, we alles wat we in Christus hebben, te danken hebben aan
een zonde die onuitsprekelijk veel erger is dan de overtreding in Eden?
Waarderen we het feit wel dat geen enkele grote of goede daad ons ooit die zegen
bracht die vergeleken kan worden met 's mensen meest boosaardige zonde? Alleen van de
mens uit bezien moet de kruisiging van Christus een misdaad zonder weerga
zijn in de geschiedenis der zonde. Toch is het deze zonde die de rekening
van Adam en zijn afstammelingen vereffent en dit zal ongehoorde zegeningen
met zich meebrengen.
We trachten Pilatus niet te ontlasten, noch de
priesters, Farizeeën, of Judas. We proberen niet het volk te
verontschuldigen. Onze woordenschat is niet in staat om onze absolute minachting voor hun
lafhartigheid, onze afschuw van hypocrisie, onze walging voor hun
trouweloosheid, onze huivering voor hun schandelijke zonde uit te drukken.
Maar dit accentueert slechts onze bewondering voor de
onnavolgbare wijsheid van God, die zulke mensen en zulk materiaal gebruikt
voor de verwijdering van alle zonde. Van de menselijke kant bezien zijn het
vleesgeworden "duivels", van God uit gezien zijn het Gods aangestelde
priesters, het Offer slachtend op het koperen altaar.
Zoals we al hebben aangetoond, was Satan de
voornaamste aanstichter tot deze moord. Evenals in het geval van Adam, is
het onmogelijk te bewijzen dat één enkele menselijke speler op
dit toneel zijn aandeel zou hebben uitgevoerd zonder dat hij van
buitenaf daartoe aangezet was. Niemand kan Pilatus' woorden lezen zonder te
erkennen dat hij er niet naar verlangde iets met deze onrechtvaardige daad te
maken te hebben. Hij werd gedwongen door de priesters, de Farizeeën, en
het gewone volk. Dezen, op hun beurt, voerden de bevelen van de
Tegenstander uit, wiens kinderen zij waren. De Satan voer feitelijk in Judas voor hij
zijn lage overtreding durfde te plegen.
Als het persé noodzakelijk was dat er
overtredingen kwamen, dan was het ook werkelijk nodig dat deze overtreding van
het kruis er zou komen. Waarlijk, als we nergens anders zonde in Gods licht
kunnen zien, kunnen we het hier zien in haar ware eeuwige bedoeling, het middel
tot onbegrensde zegen aan de ontelbare miljoenen van Gods schepselen voor
altijd. En er zou geen kruis hebben kunnen zijn zonder 's mensen grootste
zonde.
Zij wisten niet wat ze deden. Als ze geweten hadden
welke monsterachtige misstap ze begingen, dan zouden ze nooit de hand
hebben gehad in Zijn moord. Het was noodzakelijk dat ze onwetend waren. En als
het essentieel was dat onwetende goddeloze mensen de zonde der zonden bedreven
zodat het fundament van toekomstig geluk vast en zeker gelegd werd, kunnen we
hierin dan niet een groot voorbeeld zien van de methode waardoor God alle
zonde in uiteindelijk goed zal veranderen?
Volgend artikel van deze serie