Een buitenstaander die voor het eerst met het Christendom
in aanraking komt, zou vanuit de huidige literatuur ongetwijfeld afleiden
dat twee sterke machten worstelen om het oppergezag, de ene goed en de andere
kwaad, en dat de kwade niet alleen nu de overhand heeft, maar eeuwig zal
zegevieren over de goede. Slechts een zeer klein gedeelte zal worden gered uit de
greep van de kwade.
Een gelovige kan echter door geloof zien, dat het
huidige kwaad in de wereld met de Schriften in overeenstemming is,
en een essentieel bestanddeel van Gods plan vormt, en het bovendien de enige
weg is die naar de hoogste zegen leidt, voor onszelf, voor het
menselijk ras, als ook voor de gehele schepping. Mogen we biddend de noodzaak van het
kwaad als achtergrond voor de tentoonspreiding van Gods grootste luister en
onze blijvende verheerlijking van Hem vatten. Slechts dan zullen we
bereid zijn om met dankbare harten alle beproevingen en tragedies in het
heden, die Hij tot ons zendt, te verdragen.
De gehele mensheid moet leren beseffen wat God voor
hen betekent door een feitelijke ervaring van wat het wil zeggen om zonder Hem
te zijn. Dan zullen ze in staat zijn om Hem zonder reserve de uitingen van
hun harten te geven. Dan zullen ze het waarderen wanneer Zijn gerichten voor
altijd alle onrecht recht zetten en alle kwaad uitbannen, door het
lijdende Offer waarin Hij heeft voorzien.
De volgende verhandeling gaat niet alleen over het
probleem van het kwaad, maar ook over de zogeheten
"verantwoordelijkheid" van de mens voor zijn kwade daden. De verwarrende denkbeelden
over dit onderwerp zijn grotendeels te wijten aan een
gebrekkig onderscheidingsvermogen tussen onze verhouding tot God en die tot onze
mede-schepselen. Door redeneren en concluderen worden menselijke elementen
op goddelijke overgedragen, omdat de meeste mensen geen juist inzicht hebben
in de waardigheid die de Godheid toekomt.
Er bestaat een groot verschil tussen het doel van
menselijk recht en het doel van Gods gerichten. Mensen moeten de
samenleving beschermen door laakbare leden eruit te verwijderen, hetzij
tijdelijk door gevangenschap, hetzij definitief door de dood. Goddelijk richten
heeft een geheel ander doel. Het moet Gods rechtvaardigheid onthullen,
als basis voor Zijn liefde, door het plaatsen van een juiste straf op alle
onrecht. Een wezenlijk probleem hierbij is onze menselijke kijk op de betekenis
van het goddelijk richten in het algemeen. We zijn geneigd om het slechts
als straf te zien, die wordt opgelopen door verkeerd te doen. Maar Gods
gerichten zijn corrigerend; ze zetten zaken recht. Hij behandelt zondaars
gedurende een korte tijd van gericht om hen volkomen voor te bereiden op de
uiteindelijke eindeloze vereniging met zowel hun medemensen als met Hemzelf.
Het doel van Zijn gerichten is niet om de zondaar kwaad met kwaad te
vergelden, en hem eindeloos te doen lijden voor zijn slechtheid, maar eerder om hem
te corrigeren en alle belemmeringen voor het genieten van Zijn gezelschap
weg te nemen. In veel gevallen kan dit zwaar lijden inhouden, maar, wanneer het
vergeleken wordt met de vruchten die daaruit voortkomen, worden we
herinnerd aan de lichte kwellingen van de apostel Paulus, die erg zwaar
waren, en desondanks hun gewicht verloren vergeleken met de eeuwige heerlijkheid
waartoe ze de inleiding waren. Inderdaad, Paulus' heerlijkheid was
beperkt tot de eonen, terwijl de verzoening van Gods vijanden bij de voleinding
eindeloos zal zijn.
Bijna allemaal zijn we kortzichtig. We zien de
gerichten, maar we realiseren ons niet dat ze slechts een deel van Gods weg met
de mensheid vormen en dat ze zeker niet het einde zijn. We verwarren de weg
met het doel. Richten is Gods ongewone werk. Hij gebruikt het als
voorbereiding op een heerlijke voleinding. Het maakt niet uit wat er met een
ongelovige gebeurt, of hij nu sterft als gevolg van zonde, of door direct
ingrijpen van God, of hij in de buitenste duisternis wordt geworpen of in het
Gehenna, dit is niet het einde. God bereikt Zijn doel niet
in welke van Zijn disciplinaire maatregelen dan ook. Deze bereiden Zijn
schepselen er slechts op voor. Laten we daarom het proces niet met de uitkomst
verwarren.
Hoewel God niemand "verantwoordelijk" zal
houden voor zijn kwade en slechte daden, zullen allen rekenschap over
zichzelf geven bij de twee grote keerpunten van de eonen. Voor de ongelovigen
zal dit plaatsvinden voor de grote witte troon, nadat de huidige aarde
weggevaagd is. Daar zullen ze worden gericht overeenkomstig hun daden. De gelovigen
worden gewaarschuwd in Romeinen 14:12; "Ieder van ons zal rekenschap
geven voor zichzelf aan God", want wij allen zullen worden gesteld
voor het podium, gewoonlijk genoemd
"rechterstoel". Dit zal gebeuren tussen de kwade en de goede eonen, voor de
gelovigen in Israël in voorbereiding op het Koninkrijk op aarde, voor de
leden van het lichaam van Christus voorafgaand aan hun dienen in de hemelse
gewesten. In het kort, rekenschap geven volgt op het huidige bestaan
van de mens in ellende en vernedering, en gaat vooraf aan zijn toekomstige
leven in heerlijkheid en geluk.
Er wordt erg weinig gezegd in de Schriften over Gods
doel totdat Paulus de draagwijdte van Gods Woord compleet maakt met zijn latere
openbaringen. Toespelingen zijn er altijd geweest waardoor harten die op God
waren afgestemd met grote verwachting waren gevuld. Maar pas toen het heldere
licht van Gods genade van achter de wolken van zonde en wet vandaan kwam, om
de diepste schuilhoeken van Gods immanente liefde aan de meest onverdienende
van het menselijk ras te onthullen, pas toen de waarheid voor het heden bekend
was gemaakt, trok God de sluier over de toekomst volkomen opzij, en gaf
ons een helder en onbewolkt uitzicht op Zijn uiteindelijk doel. Zodra we
ons hierin verheugen zal alle voorafgaande openbaring aangaande dit thema
zijn als het gordijn van de tabernakel dat eerder de volle kracht van de
Shekinah heerlijkheid schijnt te verbergen dan te
onthullen.
De artikelen van deze verhandeling over het probleem
van het kwaad, gericht en verantwoordelijkheid, werden geschreven gedurende
een periode van vijf-en-twintig jaar en werden oorspronkelijk gepubliceerd in
ons twee-maandelijks tijdschrift Unsearchable Riches. (Onnaspeurlijke Rijkdom).
Volgende deel van deze serie