"12 en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het lotdeel der heiligen in het licht.
13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde,
14 in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.
15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping,
16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;
17 en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem;
18 en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is.
19 Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken,
20 en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.
"
(Kol. 1:12-20;CV)
De God van de hemelen en de Aarde is volmaakt heerlijk! Hij, Die, hoewel Hij nu onteert lijkt te worden door Zijn opstandige schepselen, de basis heeft gelegd voor een verzoening van zowel de hemelen als de Aarde, op een schaal die zo groot is, met een strekking van zo'n grote grandeur, en de diepte bloot leggend van een niet te peilen genegenheid, dat zelfs onze beste woorden van bewondering maar een schaduw lijken van haar schittering!
In ons nadenken over de verzoening van de mensheid, lieten we de zaken achter in een staat die gelijk is aan die welke zal bestaan op de nieuwe Aarde, zoals beschreven aan het einde van het boek Openbaring. Daar zullen de natiën (weder-)verzoend worden. God zal onder hen wonen zoals Hij dat in Eden deed. Toch zullen zij ondergeschikt blijven aan Israël, als deelnemers aan hun gezegend zijn.
Een opmerkelijk feit eist hier de aandacht op. Jaren nadat Paulus zijn brief aan de Kolossenzen had geschreven, zag de apostel Johannes de deur van de hemel geopend en zag hij daar de hemelse activiteiten tijdens de oordeelsscènes en de duizend jaren, zoals opgetekend in Openbaring. Maar in de nieuwe schepping die volgt, wordt hem niets anders dan een zicht van buiten af op de nieuw geschapen hemelen getoond, ook al geeft hij een complete beschrijving van de nieuwe Aarde(Openb. 21:1-22:5).
Deze nieuwe schepping is de derde van de drie hemelen en Aarden waarvan we lezen. De vernietiging van de eerste wordt beschreven op de drempel van onthulling(Gen. 1:2). We bemerkten dat de eerste Aarde tot chaos werd en leeg. De tweede is onze huidige Aarde en hemel. Veruit het merendeel van onthulling gaat hier over. Maar ook deze zal voorbij gaan(Openb. 21:1; Hebr. 1:10-12; 2Petr. 3:12).
De nieuwe schepping zal daarom de derde hemel omvatten. Daarheen werd Paulus spoedig na zijn afzondering van de rest van de apostelen weggerukt. Hier hoorde hij "onuitsprekelijke woorden" die een mens niet kan uitspreken(2Kor. 12:2-4). Het kan zijn dat Paulus in zijn latere geschriften de daar ontvangen onthullingen ontvouwde, want de constructie van het Grieks in deze tekst geeft ruimte voor zo'n interpretatie. Johannes vertelt ons dat de Aarde (weder-)verzoend zal worden. Maar wat dan met de hemel? Het was daar dat de zonde voor het eerst haar giftige kop opstak. Zullen de hemelse gewesten onverzoend blijven met de Godheid? Dat is ons thema, dat is het probleem wat voor ons ligt.
Laten we, voordat we dit bespreken, opmerken dat geen van de passages die we tot nu toe bezien hebben, uitgezonderd enkele in Efeziërs, de heiligen van deze periode een hemelse bestemming verlenen.
We hebben gezien dat onze Heer, als de Zoon van God, het fundament legt voor de verzoening van de wereld. Als Zoon van David, erft Hij Davids troon en is Hij beperkt tot Israël, met hen verbonden door banden van het verbond en fysieke verwantschap. Als Zoon van Abraham behoort hem het land toe. Als de Zoon van Adam of de Zoon van de Mensheid, erft Hij Adam's soevereiniteit over alle schepselen op Aarde.
Maar God is niet beperkt tot Israël, noch tot de Aarde. Hij is geest en Hij erkent geen enkele fysieke band. En als de Zoon van God kent onze Heer geen band, behalve die van geest en geen limieten dan het universum. Ja, op een zeer bepaalde wijze is God in het geheel niet de God van het huidige wereld-systeem(2Kor. 4:4), maar wordt Hij de God van de hemel genoemd(Openb. 11:13). Als zodanig reikt Zijn Zoon's soevereiniteit tot aan de uiterste grenzen van het universum.
Alle aardse kracht is terecht de Zijne, en, als de Zoon van de Mensheid, zal Hij eens plaats nemen op de aardse troon. Maar hoe zit het dan met de hemelse gewesten? Hoewel zij nog het thuis zijn van krachtige geestelijke krachten van boosaardigheid(Efe. 6:12), vallen ook zij onder de jurisdictie van de Zoon van God.
Deze wereldse machten van de huidige duisternis zijn de echte heersers op de Aarde. De slang bewerkte niet alleen Adam's val, maar sinds die tijd, naast het feit dat hij overste van de macht van de lucht is(Efe. 2:2), leidt hij de zaken van de mensheid door middel van zijn misleidde dienaren. Hij heeft Gods plaats ingenomen als het voorwerp van menselijke aanbidding en hij heeft Christus beroofd van Zijn plaats als Koning van de Aarde. Maar de mensen, zijn poppen, wandelen over het toneel in volkomen ontwetendheid van de koorden die hen trekken naar de paden die hij heeft bereid. Net als de wetsbreker verkiest Satan in het duister te werken, onbekend bij de gereedschappen die zijn vuige bedenksels uitwerken.
De mens verlangt naar een universeel rijk en de naar de voordelen die zo'n heerschappij meebrengt. Hoewel ze het niet weten dienen ze al een soeverein, die, door middel van zijn macht van de lucht, de hele ongelovige wereld binnen zijn uitgebreide domein heeft gebracht(luc, 4:5-8). Hij is haar heerser sinds Eva meer naar hem luisterde dan naar God. Wijzer dan heel de menselijke kennis, krachtiger dan de uiterste kracht van de mens, poogt hij te laten zien wat hij voor de mensheid kan doen, nu ze hem hun trouw gegeven hebben. Dit alles zal duidelijk worden wanneer hij uiteindelijk menselijke vorm zal aannemen in de bezetenheid van de anti-christ. Dan zal men zien dat zijn tegenstand niet rechtstreeks tegen de mensheid is, maar tegen Christus en Zijn God(2Thess. 2:4-12). Net als de anti-christ doet hij zijn best voor het comfort en de blijdschap van zijn onderdanen, zolang hij ze maar van God vervreemd kan houden. Daarom zien we dat, totdat Christus weer terug komt naar de Aarde, Satan de heersende aardse geest zal blijven.
Dit is het rechtsgebied van de duisternis, van waaruit God ons heeft gered(Kol. 1:13). Het is een geestelijk koninkrijk en vervangt zeer zeker niet de koninkrijken van de huidige wereld. Zo is ook het "Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde," anders dan het koninkrijk van de Zoon van de Mensheid of de Zoon van David, een geestelijk koninkrijk, en vervangt zeker niet de aardse monarchieën of republieken. Wij worden niet uit de aardse gewesten weg genomen, maar op dit moment wordt ons geboden onderworpen te zijn aan hun wetten en hun gezag te erkennen(Rom. 13:1-7). Maar we zijn gered geworden uit het rechtsgebied van de duisternis, de hatelijke geestelijke wereldmacht die de regeringen van de Aarde voedt en de mensheid betovert. Wij zijn overgezet in dat andere geestelijke gebied, waarvan Gods geliefde Zoon de Monarch is, de Ene Die voor ons leeft en onze verzekering is van redding uit iedere tegenkracht.
Wij moeten er getuige van zijn dat het Koninkrijk van Gods Zoon zich uitbreidt tot aan de einden van het universum. Maar laten we eerst informeren naar wat Hem het recht geeft op zo'n weergaloze plaats.
"Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg" zei Filippus. "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien," antwoord de Heer(Joh. 14:8,9).
God Zelf is onzichtbaar. Daarom kan Hij niet gezien worden door wie van Zijn schepselen dan ook. Aangezien het doel van de schepping is Zijn uitmuntendheid te manifesteren, was het nodig dat ergens in het universum er een perfect Beeld van Zijn wezen zou zijn. Delen er van zijn overal. Zijn kracht is in de wind. Zijn licht is in de zon. Monarchen weerspiegelen zwakjes Zijn majesteit. Toch ontbreken bij ieder van hen kwaliteiten die andere fragmenten weer wel hebben. Maar het grootste gebrek is liefde. De natuur schijnt, net als de mens, harteloos en meedogenloos wreed.
Maar er is Één Beeld Die perfect is. De Zoon van God, de zichtbare uiting van God, is de Enige Die iedere eigenschap heeft die de Godheid verlangt.
Hij is de Eerstgeborene van de schepping(Kol. 1:15). Net als de oudste zoon, erft Hij alle waardigheid en positie die Zijn Vader toebehoort. Dit is een krachtige spraakfiguur die iets van haar juiste kracht heeft verloren in deze democratische tijd, waarin de oudste zoon maar weinig voor heeft op zijn jongere broers.
We zijn er toe geneigd de schepping te beperken tot de materiële substantie. Maar de schepping die we nu overdenken is niet die van de hemelen en de Aarde, maar die welke is in de hemelen en op de Aarde, dat wil zeggen, de geestelijke krachten die hen bevolken, of ze nu zichtbare lichamen hebben zoals op de Aarde, of onzichtbare, zoals die van de veel krachtiger hemelse menigten. De oorspronkelijke schepping van de hemelen en de Aarde is niet de enige opgeschreven schepping in het eerste hoofdstuk van Genesis. Die wordt met één korte verklaring afgedaan. Wat volgt beschrijft niet die schepping, maar een herstel van de Aarde, nadat ze tot chaos geworden was en leeg(Gen. 1:2). Er is geen verdere scheppende daad totdat de "levende zielen" geschapen worden in de wateren en in de atmosfeer. Daarna wordt de mens geschapen naar Gods beeld om te dienen als een onderschikker, niet over de eerste materiële schepping, maar over dat gevoels- of zielse leven dat niet alleen "gemaakt", maar geschapen moest worden, op de vijfde dag(Gen. 1:20,21). De derde dag had leven zien komen in de vorm van kruiden en bomen, maar deze lijken niet geschapen te zijn, maar voortgekomen uit eerder geschapen materiaal(Gen. 1:9-12). Dieren, en dat is waar, werden, waar het hun lichamen betreft, ook samengesteld uit eerder geschapen materiaal, maar als "levende zielen" en "bewegende zielen" had ieder van hen een onderscheiden creatieve daad nodig(Gen. 1:21).
Wij echter zijn niet bezig met de eerste twee scheppingen, maar met de derde, die deelnam aan het stof van de eerste en, net als de tweede, een levende ziel werd. Deze derde schepping, de "menselijke" genoemd, werd gezag gegeven over de lagere schepping. Dit gezag wordt nu gezien in een verscheidenheid aan vormen. Ze kan politiek of privé zijn. Ze kan gebaseerd zijn op prestige of bezitsrecht. Ze valt te zien in de koning op de troon of in de heer met zijn grootgrondbezit en slaven. Politieke macht is op zich verdeeld in twee klassen van zeer onderscheiden rang. Er is de keizerlijke macht, die niets boven zich duldt; en er is het gedelegeerde gezag, dat wordt uigeoefend op gezag van de eerste. Caesar was keizer, Pilatus was zijn afgevaardigde. Deze voorbeelden zijn genomen uit de zichtbare schepping op Aarde. Maar laten we niet vergeten dat ieder van deze een hemelse tegenhanger heeft. Menigten van onzichtbare, geestelijke wezens bevolken de hemelse gewesten, bekleden daar posities, vormen daar heerschappijen en onderhorige gebieden, geregeerd met keizerlijke macht of met lagere, afgeleide macht.
Toen Johannes in zijn visioen op het eiland Patmos een aantal van deze hemelse hoogwaardigheidsbekleders zag, omringden deze, zittend op vier-en-twintig tronen, Degene op de troon(Openb. 4:4). Dit zijn de oudsten of senioren van de hemelse regeringen. Zij zijn het patroon waarnaar de aardse tempelaanbidding werd gevormd. Als priesters vertegenwoordigen zij in de Goddelijke Aanwezigheid hun geestelijke ondergeschikten. Dit is hun God-gerichte aspect, dat in het visioen de overhand heeft. Maar omdat ze op tronen zitten, moeten zij ook koningen zijn. Als zodanig regeren zij de onderdanen die zij vertegenwoordigen. Dit is Gods manier. Alleen iemand die toegang heeft tot Zijn Aanwezigheid, is geschikt om te gaan heersen over de schepselen van Zijn hand.
Hoe prachtig bevestigen deze oudsten de waarheden die wij overdenken! Toen de Levenden heerlijkheid en eer en dank gaven aan de Degene Die op de troon zit, Die leeft gedurende de aionen der aion, vielen de vier-en-twintig oudsten neer en aanbaden Hem en wierpen ze hun kransen voor de troon, zeggend:
"Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen."
(Openb. 4:11)
De laatste aan Paulus gegeven onthulling over het geheimenis van Christus, stelt Hem zowel aan het hoofd van de hemelse als van de aardse soevereiniteit, met een zicht op het completeren van de kringloop van de era's(Efe. 1:10). Hij zal op de door God gestelde tijd de Soeverein zijn van alle heerschappij. De titelrechten van heel de schepping zullen aan Hem alleen overgedragen worden. Voordat zowel de hemel als de Aarde ook maar enig idee hadden van heerschappij of eigendom, voerde de Zoon van God, in Zijn eenzame sublimiteit, onbetwiste heerschappij en compleet bezit uit over de schepping, van het midden tot aan de rand, in de hemelen zowel als op de Aarde.
Toen later de hemelen gevuld waren met een glanzende menigte, ontving ieder zijn gezag van Hem. Dit was ook waar van de Tegenstander. En, nog later, toen de mens ten tonele kwam en het gezag over de schepselen op de Aarde aan hem gedelegeerd werd, werd dit gezag afgeleid van het gezag van de Zoon van God.
In het begin was dit "in Hem". Doorheen de aionen is dit "door Hem."
Dat is de eer van de Zoon in die eerste en perfecte schepping, vers uit de hand van God. Hij was oppermachtig!
Naar deel twee van dit hoofdstuk..