"1 Wij dan, gerechtvaardigd door het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus,
2 door wie wij ook de toegang hebben verkregen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods.
3 En niet alleen hierin, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt,
4 en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop;
5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is,
6 zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven.
7 Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven; maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven.
8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.
9 Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn.
10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft;
11 en dat niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben."
(Rom. 5:1-11)
God is genadig. Onze rechtvaardiging is het resultaat van de vrije uitstorting van Zijn gunst. Het gekozen kanaal is geloof. En waarom geloof? Er zit iets passends in het feit dat de mens de laster moet intrekken die eerst de breuk veroorzaakte tussen hem en zijn Schepper. Het was ongeloof, wantrouwen, dat zijn val veroorzaakte. Het is de eerste en belangrijkste zonde, het koord dat alle anderen met hem verbindt.
Maar welke potentie zit er in geloof dat het ons vrede geeft en toegang in genade? Is Hij niet Waarheid en zijn niet al Zijn woorden zeer zuiver? Ongeloof maakt hen tot leugenaar en verdient het oordeel van een lasteraar. Maar zal de Rechter ons "rechtvaardig" verklaren, alleen omdat we de belediging intrekken? Nee, geloof heeft op zich geen verdienste.
Maar het is uit geloof "opdat het zou zijn naar genade"(Rom. 4:16). Ontdek, als u kunt, een manier waardoor Gods overvloedige zegeningen kunnen toevloeien naar een schuldig mens. Verwijder iedere hindernis, iedere weg of tussenliggende barrière, plavei alles met liefde en omring het geheel met genade, en welke weg kan er dan zijn die al deze vereisten bezit? Er kan geen andere zijn dan die welke Hij heeft gekozen: GELOOF!
Rechtvaardigheid is uit geloof en dit stemt in met genade. Het is allemaal een geschenk van God. Hoe onthult deze gedachte Zijn hart en vriendelijkheid en laat het in onze harten een antwoordgevende vlam ontbranden! Geloof kan genade niet bezoedelen, maar het werkt samen om de zegen helemaal Gods eigen werk te doen zijn, alle falende inspanningen van de mens afsnijdend.
En wat is geloof? Is het een vast vertrouwen dat God zal doen wat wij verlangen? De zekerheid dat Hij Zijn wil zal aanpassen om de onze te bevestigen? Dit is zeker geloof, geloof in onszelf. Zelfvertrouwen heeft zichzelf lang uitgedost in evangelie-kledij en de rol gespeeld van geloof. Maar geloof in God veracht "zelf" en leunt alleen op Hem - niet op onze gedachten over Hem of Zijn werken, maar op Zijn standvastig Woord. Stevig gericht op het Woord van God, heeft geloof een vreesloze en standvastige positie. Geloof dat op andere zaken is gefundeerd zal struikelen tot het valt. De troon van God is niet steviger gegrondvest dan Zijn Woord, en wij geloven dat Hij waar is.
Omdat wij Hem geloven, rekent Hij ons rechtvaardig voor Zijn aangezicht. Wat is het een zegen om rechtvaardig te zijn! Maar hoe veel meer is het een zegen dat we het mogen hebben als een geschenk van God. Het minste aandenken dat spreekt van de liefde van een goede vriend, wordt in onze ogen omgezet in een onbetaalbare schat. Zijn grote geschenk, op zich al zo kostbaar, zou de liefde moeten vergroten die er aan ten grondslag lag.
Onze God heeft ons getrokken met de koorden van genade. Zullen wij Hem niet navolgen? En zullen we niet naar Hem neigen om Zijn stem te horen, wanneer Hij het verlangen van Zijn hart naar ons nog verder onthult?
"Wij dan, gerechtvaardigd door het geloof, hebben vrede met God..."
Laten we niet voorbijzien aan de schitterende gunst die hier ontvouwd wordt, door "vrede met God" te reduceren tot slechts een gevolg van rechtvaardiging.
Vindt de beschuldigde crimineel, hoewel hij vrijgesproken is, zichzelf onmiddellijk terug op de lijst van vrienden van de rechter? Nee, zeker niet, want rechtvaardiging leidt niet tot zulke gunsten.
Ook is rechtvaardiging op zich niet de genade die ons grondvest in een vast vertrouwen in God. Dat doet de vrede. Rechtvaardiging vloeit voort uit dat wat God heeft gedaan. De basis voor vrede is wat Hij is. We wijzen terug naar de verlossing die door Christus Jezus bewerkt werd als de grond voor onze rechtvaardiging. Wij zien op naar de Zoon van God, verheven in de hoogste heerlijkheid, buiten het bereik van de dood, en naar God Zelf, Wiens Beeld Hij is, en vinden in Hem de levende, liefhebbende Bron van vrede.
Deze vrede zou onmogelijk zijn zonder onze eerdere rechtvaardiging voor God, maar het is een gunst die daar ver bovenuit stijgt. Veel van de heiligen hebben nooit de stabiliteit gekend, de solide bevrediging, de jubelende vreugde, die rechtvaardiging zelf niet kan voortbrengen, maar die voorkomt bij hen die de "Weg" gebruiken die God heeft voorzien: Christus Jezus - niet alleen om af te rekenen met hun zonden, maar als de weg die leidt naar Zijn aanwezigheid, toegang verlenend aan deze veel grotere vrede: de Verzoening. Gods hand heeft Zijn hart doen zien, en Hij trekt ons naar Hem toe.
Wij hoeven niet bang te zijn om te antwoorden. Christus Jezus is het paspoort door Wie wij mogen naderen. Want het is door Hem "de toegang hebben verkregen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan".
En welk een vooruitzicht ligt er voor ons! De heerlijkheid van God is ons doel. We lazen ergens aldus onze straf: "Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods"(Rom. 3:23). Maar nu is het ons roemen in Hem geworden. Wat de heerlijkheid bevat mogen we leren als we nadenken over de enige Mens Die nooit zonk onder haar verheven standaard. Zo hoog en vlekkeloos als de met sneeuw bedekte bergtoppen, zo klein en zoet als de wilde Vergeet-me-niet, dit alles waren we niet, en het werd onze veroordeling; dit alles zullen we zijn en zullen we ons daarover niet verheugen? Dit is onze "verwachting", onze vreugde; dit reikt veel verder dan de "rechtvaardigheid" van menige menselijke rechtbank.
Zo is onze verwachting. Maar wat dan te denken van het pad dat ligt tussen nu en ons doel? Het is bedekt met beproevingen die verdrukken, aanvechtingen en wanhoop die onze ogen met tranen vullen en het voorhanden zijnde uitzicht vervagen. Kan jubelen een plaats vinden in een scène zoals deze? We vragen onze harten, door ziekte ineengekrompen, gedreven door wanhoop, verzinkend in een zee van verdriet, en er is geen teken van Zijn hand om te helpen; en we vinden haar enige antwoord bij twijfel: "Weet God het?" Zijn dit niet alle tekenen van Zijn ongenoegen, Zijn verontwaardiging, Zijn toorn?
Ons opstandig hart ontkent dat er vrede is. Ons verraderlijk hart zou oproer doen ontstaan in de citadel van de Liefde. O, wat zwelt het aan en doet het onze boezem hijgen van stormachtige golven van vrees en pijn, wantrouwen en ongeloof! En is er iemand wiens ogen deze zinnen gelezen heeft, die deze zaken niet heeft gekend? En is er iemand, die, nadenkend in de schaduw van de rust, niet verbitterd is geraakt door de ketenen van diep wantrouwen?,
Er is er maar Één die ons kan kalmeren, en Hij staat op zoals Hij over het Meer van Galilea oprees, en zie, de storm vluchtte weg voor Zijn ogen(Mar. 4:37-40).
Wees stil, wees stil!
Hij heeft vrede gemaakt. Laten we dan vrede hebben.
En laat ons jubelen, niet alleen over die toekomstige zegen, in die betoverende heerlijkheid, maar zelfs in de beproevingen van dit moment. Neem daarom de beproeving, plant ze in de liefde van God en zie toe hoe ze haar wortels van geduldige volharding uitspreidt, hoe de standvastige tronk van getestheid wordt opgekweekt en haar aangename vrucht draagt: verwachting.
Gods liefde is uitgestort in onze harten door de heilige geest die aan ons is gegeven(Rom. 5:5). Hier vinden we de lente van alle ware blijdschap.
Het is liefde eigen om te geven. Maar Gods geestelijk zegeningen kunnen niet werkzaam zijn dan door middel van Zijn eigen geest.
Onze geesten kunnen de zaken verstaan die betrekking hebben op de mensheid, maar goddelijke zaken liggen buiten dat gebied. En daarom geeft God ons eerst Zijn geest, voorafgaand aan Zijn verdere zegeningen. Zo worden we in staat gesteld waar te nemen wat ons genadevol door God geschonken wordt(1Kor. 2:11,12).
Dit is het kanaal waardoor Zijn liefde toegang heeft verkregen in onze harten. Alleen zo kunnen wij ons verheugen in beproevingen, leed en wanhoop(Efe. 5:20). Door hun ontzettende kracht lijken deze ook veel meer te zijn dan wij kunnen verdragen. Wanneer we aan het twijfelen slaan, brengt de dreiging van toekomstige ellende de dood voort. Maar we mogen er zeker van zijn dat Zijn almachtige kracht geleid wordt door een hart waarvan iedere polsslag klopt van liefde voor ons, en dan kunnen wij iedere test met geduld verdragen. En terwijl we de stormen verdragen in Zijn kracht, worden we gevestigd, net als de standvastige eik wiens stevige tronk haar kracht heeft verkregen uit ongunstige winden. En zo draaien onze ogen, verlost van alles wat ons hier beneden genoegen doet, naar boven en verheugen wij ons in verwachting. Niet alleen dat dan alle verdriet zal ophouden, en het zuchten zal vervliegen, maar dat we toch alles zullen zijn wat we verlangen; ja, alles zijn wat Hij verlangt, zodat Zijn liefde zelfs nu in ons een passende beloning en rust zal vinden. O, te zijn als Hij is! Met Hem te zijn! We zullen onze harten verzadigen met Hem.
Onder de mensen ontvangt zelf-hulp aanmoediging en lof. En hij die niet zichzelf wil helpen, hoeft niet uit te zien naar hulp van anderen. Gods weg met Zijn schepselen is hieraan tegengesteld. Toen de mensheid haar eigen zwakte en hulpeloosheid had bewezen, voorzag God in kracht door Zijn machtige Christus, de Redder van alle mensen.
Sinds de dag dat Adam zondigde, is de mens nijver bezig geweest om zijn eigen toestand te verbeteren. Zijn enig grote doel is blijdschap... buiten God om. Hij bedenkt muziekinstrumenten om zijn dolgedraaide zintuigen te kalmeren; hij drinkt de beker van genot tot op de bittere bodem leeg; hij cultiveert zijn verstand en maakt zichzelf tot god; hij probeert alle mogelijke regeringsvormen uit, van despotisme tot democratie. Maar alles wat hij bedenkt om zichzelf omhoog te werken, heeft bewezen alleen maar meer gewicht toe te kennen aan de echte vooruitgang. Veel van wat wij nu roemen, was al door hen die ons vooraf gingen tot op de draad versleten. Rome was eens een republiek en haar wetten zijn nog steeds de standaard waarop onze afspraken zijn gebaseerd.
Griekenland had fonteinen van intelligentie, waarnaar de geleerden van onze tijd nog steeds terugkeren.
Israël had zowel een wet als literatuur die goddelijk waren, en ze hadden daarenboven de enige godsdienst die God ooit aan de mensheid in haar natuurlijke staat had gegeven.
Maar met al deze had de mensheid niet haar doel bereikt. Ze is zwak. Er is voldoende gelegenheid gegeven om boven alle twijfel te bewijzen dat de mensheid niet de kracht had, of die zou krijgen, om zichzelf uit het moeras te bevrijden waarin ze gevallen was.
Sinds de dood van Christus zijn er twee mogelijkheden aan de mens gegeven. Christus' komst en de kracht en hoop die voortkwamen uit Zijn dood en opstanding, injecteerden nieuw leven in de verdorven massa, Maar omdat de waarheid verloren raakte, dook de mensheid onder in de "donkere middeleeuwen."
Het enige dat het ras in een meetbare mate redde van haar treurige toestand was het Woord van God, zoals medegedeeld door de verkondigers van de Reformatie.
En nu mensen eindelijk de zegeningen genieten die in het spoor er van volgden, lijken ze er naar te verlangen het Woord dat hen redde, en hun enige hoop is, overboord te gooien. Spoedig zullen zij een mens vinden - hun messias(en ook die van Satan) - die hen in de "gouden eeuw" van hun dromen zal brengen. Maar hun droom zal buitengewoon kort zijn. te midden van de vrede worden ze opgeroepen de meest imposante krijgsmacht op de been te brengen die de wereld ooit gezien heeft, om zo de laatste op Aarde achter gebleven restanten van Gods Naam kapot te stampen.
Dan komt de Christus van God, Die, door een woord, de huiveringwekkende massa zal vernietigen. Dan zal Hij brengen waar de mensheid al zo lang naar zoekt: rechtvaardigheid en vrede en vreugde, en Hij zal voorzien in de kracht waaraan zij tekort hebben, en dat alles vanwege Zijn dood.
Vóór Zijn dood en er na, tot op het laatst, zijn mensen goddeloos. Dat wil zeggen: zij willen blijdschap, maar weigeren alle "tussenkomst" van Gods kant. Zij werpen Hem uit hun plannen, hoewel zij direct klaar staan om Satan te volgen en met hem samen te werken in zijn pogingen om het lot van de mensheid te veranderen. Maar hoewel ze Christus afwijzen, aan Wie God kracht en gezag heeft gegeven om ze volledig te zegenen, en hoewel ze volkomen hun eigen onmacht en zwakte hadden bewezen, stierf Christus toch voor hen, daarmee het fundament leggend voor aionische blijdschap. De zwakte van Zijn dood is veel krachtiger dan de gecombineerde inspanningen van de mens en Satan samen.
"zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven."
(Rom. 5:6)
Christus, de Messias, of de Gezalfde, is de titel van onze Heer die Zijn geestelijke kledij aangeeft en Zijn capaciteit om Gods doelstellingen te volbrengen.
Wat de mens niet kan, dat kan Christus!
De verschillende ambten die Hij bekleedt, zoals Profeet en Priester en Koning, zijn alle afhankelijk van Zijn zalving of Messiasschap. Dit is de oorzaak dat Hij eens Heerser van het Universum zal zijn.
Maar wanneer God over Hem spreekt als Zijn Zoon, dan denken we onmiddellijk aan Zijn zeer heilige geest. Wanneer Hij van Hem spreekt als Zijn Christus, dan ligt de nadruk op ook wel op Zijn geest, maar dan meer verbonden met de Mens van Zijn raad. Hij is de Mens van een allesoverstijgend geestelijk vermogen.
Het zal ons helpen als we Zijn persoonlijke Naam, Jezus, waarmee Hij bekend is onder de mensen, Zijn titels, die voortkomen uit Zijn Messiasschap, en Zijn benamingen, die Zijn relaties beschrijven met God en de mensen, alle in hun duidelijk onderscheiden plaats houden.
Wat God doet leren we door Zijn Christus.
Wat God is leren we door Zijn Zoon.
Hoe verkrampt is het menselijk hart! Een mens die alleen maar rechtvaardig is brengt ons niet in beweging. Hij mag dan rechtvaardig en oprecht zijn in zijn handelen met zijn medemensen, maar geen van hen zou er aan denken om voor zo iemand iets op te offeren. Maar toch hebben sommigen de dood getrotseerd voor iemand wiens goedheid actieve sympathie opwekte.
Maar in Gods ogen is er niemand waardig, niet één is goed, nee, niet één is rechtvaardig(Rom. 3:10;11). Zou Hij de mens nadoen, dan zou Zijn liefde nooit een uitgang vinden. De onderscheidende en uitstekende kwaliteit van Zijn liefde is deze: dat ze haar grootste offer plengt voor hen die haar het minst verdienen. Christus stierf niet voor de goede, niet voor de rechtvaardige(want die waren er niet), maar voor de zondaar. Dit is wat Gods liefde bij ons aanbeveelt.
Zo ging Hij met ons om toen we nog zondaren waren. Maar nu Christus' dood onze rechtvaardiging heeft veilig gesteld, spreekt Zijn bloed voor en op de troon van God met een onvermoeibare tong van de nooit ophoudende en blijvende verdiensten van die dood.
God kijkt naar het bloed. "Wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij."(Ex. 12;13).
Abel's bloed had om wraak geschreeuwd en Kaïn, zijn moordenaar, werd gedoemd om zijn dagen ver van het gezicht van God door te brengen, vervloekt door de grond waarop hij liep. Christus' dood trok ook een vloek naar beneden, maar die viel niet op Zijn moordenaars: Hij droeg de vloek Zelf! Het bloed dat Hij stortte spreekt luider dan dat van Abel. "Wraak!" was de enige, niet ophoudende schreeuw van Abel's bloed. Maar "Genade!" is het refrein waar het bloed van Christus om roept.
En de kracht van dat bloed zal nooit ophouden. Haar onverzwakte energie lijkt alleen maar meer kracht te vergaren naar mate ze gebruikt raakt. De tijd kan nooit haar kracht aantasten, want wanneer de aionen haar potente kracht om te reinigen en te zegenen hebben onthuld, dan zal die dood, waarvan het bloed spreekt, er nog steeds zijn, als stevige fundering van die perfecte heerlijkheid en belofte van haar nooit eindigend bestaan.
Dit alleen al zou voldoende moeten zijn om onze harten voor Hem te grondvesten. Maar nee, onze harde mensenharten weten van zulk een genade niets af. Men redeneert als volgt: "Als Hij mij gunst bewezen heeft en ik antwoord niet in vroomheid en goede daden, dan zal Hij zo'n ondankbare van Zich wegwerpen." En dat zou Hij zeker doen, .... als Hij net zo zou zijn als wij.
Weg met zulke valse redeneringen! De goddelijke logica verdrijft zulke duisternis uit onze geest. God redeneert aldus: "Als goddelijke liefde zo machtig voor mij gewerkt heeft toen ik nog zondaar was, hoe veel meer zal ik, nu ik gerechtvaardigd ben, door Christus gered worden van Gods verontwaardiging!"
Hij zal voor de rechtvaardige niet minder doen dan voor de onrechtvaardige. Zal Hij tegen zulke hoge kosten voorzien in rechtvaardiging, en dan het voorwerp van Zijn liefde verlaten? De tijd moet zeker komen, en kan al spoedig hier zijn, dat God de Aarde zal bezoeken met te vrezen verontwaardiging en hen slaan die de Aarde slaan(Openb. 11:18). Maar Hij kan het nooit over Zijn hart verkrijgen om Zijn verontwaardiging uit te storten over iemand aan wie Hij Zijn eigen rechtvaardigheid heeft geschonken!
Naar deel 2 van hoofdstuk 2