Hulpeloos en zondigend hebben we in Christus hulp en rechtvaardigheid gevonden. Maar onze zaak was dieper en meer wanhopig dan zelfs dit, zoals te zien is in onze gespannen verhouding met God.
God houdt de mens voor Zijn vijand. Hulpeloosheid alleen mag dan oproepen tot medelijden; wat de zonde verdient is de dood, maar vijandschap zorgt voor het neerdalen van de bliksemschichten van oorlog. Hoe vreselijk is het om de Almachtige als tegenstander te hebben! Het zou goed zijn als we vreesden, net zoals vroeger Saul, toen David zijn leven spaarde: "Wanneer iemand zijn vijand aantreft, zal hij hem dan ongehinderd laten gaan?"(1Sam. 24:19). En als de machtige EL, de Opperste Onderschikker, Zijn wapenen ter hand neemt, wie kan dan voor Hem staan?
God had Zich tegen het ras opgesteld. Zijn recht en heiligheid vereisten absoluut dat dit zo moest. Al het andere zou Zijn Heilige Naam bezoedeld hebben. In het geval van Israël, en de zeldzame gevallen van een gunst aan een vreemde, kon alleen het offermes een bloedig pad naar Zijn aanwezigheid vrijmaken.
Maar nu het kruis verleden tijd is, kan Gods rechtvaardigheid niet langer in twijfel getrokken worden. Zijn heiligheid is boven alle twijfel verheven. Zonder de dood van de Zoon van God zou de vijandschap zijn blijven bestaan, maar nu is God verzoend en dat is bereikt zonder het verontreinigen van de zuiverheid van Zijn grote Naam.
In de King James vertaling van Romeinen 5:10 lezen we[we citeren hier het Nederlands vanuit de NBG;WJ]: "Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden." Het Griekse woord dat vertaald is met "verzoend" is kat all a'ss oo, wat zeer letterlijk vertaald betekent: BENEDEN-VERANDERING. Maar het wordt duidelijk dat, wanneer we het gebruik bestuderen in het geïnspireerde origineel, katallassoo een eenzijdige "verzoening" uitdrukt, en niet een tweezijdige. De populaire vertalingen verhullen dit belangrijke feit, omdat zij er niet in slagen een onderscheid te maken tussen katallassoo en apokatallassoo, wat inderdaad een wederzijdse verzoening aanduidt. Een enkel voorbeeld van katallassoo zal volstaan om aan te tonen dat dit Grieks woord een eenzijdige vriendschap beschrijft en niet verward moet worden met wederzijdse/tweezijdige verzoening. In 2Korinthe 5:19 schrijft Paulus "dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende[katallassoo] was..." Dat de wereld niet met God verzoend is spreekt voor zich. Maar dat God met hen vrede heeft of verzoend is, is een heerlijke waarheid die van groot belang is voor ons verstaan van het evangelie voor vandaag. Daarom, met die verzoening bewerkstelligd, nodigt God de wereld via Zijn ambassadeurs uit: "Weest met God verzoend"(2Kor. 5;20;CV). Zij die antwoorden op dit verzoek, die het evangelie van de vrede geloven, zijn met God verzoend, omdat de vrede daardoor wederzijds wordt gemaakt. Alleen al door deze twee voorvallen kunnen wij zien hoe belangrijk dit onderscheid is voor een juist verstaan van de Verzoening.
De King James vertaling heeft, door het vertalen van katallagee(eenzijdige verzoening) met "atonement"(boetedoening) in Romeinen 5:11, verzoening verward met de boetedoening die zo vaak genoemd wordt in verband met de Levitische offers. Maar dat is een geheel andere zaak, die met bedekking te maken heeft, kort gezegd: een schuilplaats voor het oordeel dat over zonde komt.
Verzoening en bedekking zijn absoluut verschillende waarheden. Bedekking heeft met zonden te maken, verzoening met beledigingen. Het eerste voorziet in een schuilplaats voor Goddelijke verontwaardiging; het laatste brengt vrede.
De bedekking werd voor Israël zeker gesteld door het bloed dat gesprenkeld werd op het verzoendeksel. Maar toch was God niet met hen of met enige andere natie verzoend. In de toekomst, wanneer de huidige verzoening teruggenomen wordt en Israël wederom voor Hem zal staan, zal er opnieuw een verzoendeksel zijn, niet alleen voor Israël, maar ook voor de andere natiën(1Joh. 2:2).
De houding van de mens tegenover God is niet gewijzigd, ondanks al Zijn gunsten. Omdat er een paar zijn die de verzoening aanvaarden, mogen we niet de conclusie trekken dat de hele mensheid haar houding heeft gewijzigd. Zelfs toen God de vijand van de mens was, vloeide Zijn gunst aan een enkeling toe, in het bijzonder in Israël. Maar die weinigen waren niet een aanwijzing voor Zijn houding naar de mens in het algemeen.
We mogen dus concluderen dat, voor zover het de massa van de mensheid betreft, er geen zichtbare verandering heeft plaatsgevonden. Ze zijn niet milder geworden naar God. Het kruis betekent niets voor hun verhardde harten en verduisterde geesten.
Maar wanneer we naar boven kijken, is het aan de andere kant alsof de zon voor de eerste maal opkwam na de duisternis van Golgotha, toen de wereld met Zichzelf verzoende.
God heeft Zich terug getrokken van de mensheid, zodat Hij Zich over hen kan ontfermen wanneer Zijn verontwaardiging een beetje zal zijn getemperd. Ondanks al hun zuiverheid en heilige vrees en ontzag gebood Hij Israël aan de voet van de berg Sinaï afstand te bewaren, zodat het vuur van Zijn aanwezigheid hen niet zou verteren. Maar op dat moment had de mensheid nog niet de complete volwassenheid van de vijandschap bereikt. Net zoals toen de Kanaänieten niet vernietigd werden voordat de beker van hun ongerechtigheid overvloeide, zo wacht God ook totdat de beker van de mensheid overvloeit, en dan pas dan zal Hij het zwaard van de wraak ter hand nemen.
Toen de volheid van de tijd was gekomen, zond God Zijn Zoon(Gal. 4:4). Het lot van allen hing af van hun behandeling van Zijn Geliefde. God zou aan al het verkeerde dat Zijn dienstknechten ondergaan hadden voorbij kunnen zien, en aan alle haat die mensen hen getoond hadden, want zij hadden slechts op onvolmaakte wijze Gods hart laten zien. Maar nu kwam de Ene, Wiens fysieke gestel een perfecte gelijkenis met de Godheid verhulde; Iemand door Wie de Vader aan de mensen de diepste diepten van Zijn genadevolle Zelf kon laten zien. Zou Hij hun koppige harten niet doen smelten en ze winnen door Zijn liefde?
O, wat beroerde Zijn genade alle bittere, hatelijke diepten van de vijandschap en maakte ze dat ze kookten van goddeloze woede! Ze konden niet rusten totdat ze Hem naar het kruis gesleept hadden; totdat zij al hun toorn over Zijn hoofd uitgestort hadden.
Hier zien we, geconcentreerd, de vijandschap van de mens tegen God. Zijn Zoon, de nooit opdrogende en heerlijke bron van Zijn puurste vreugde, de schittering van Zijn heerlijkheid, Zijn Zoon wordt verworpen, veracht, verworpen en gekruisigd!
De Zoon van God, hoewel dezelfde Persoon als Christus, laat Hem in een apart en verheven licht zien.
Christus is de Mens die het kan. Hij is de kracht van God, Zijn sterke rechter arm. Zijn zalving staat Hem toe dingen te doen.
De Zoon van God spreekt niet zozeer van Gods Uitvoerende, maar veeleer van Zijn beeld. Wat God is komt naar buiten in de Zoon. Verblijvend in de boezem van de Vader, ontvouwt Hij Zijn Vaders genegenheid voor Zijn schepselen.
Laten wij onderscheid maken tussen de verschillende heerlijkheden van onze Heer, anders zullen wij zeker veel verliezen. Wij hebben het werk van Christus overdacht, Zijn macht toen wij hulpeloos waren, Zijn dood toen we zondaren waren, ons niet alleen van de natuurlijke gevolgen van de zonde verlossend, maar ook van Gods verontwaardiging daarover. Wij zijn veilig, omdat Zijn werk blijvende waarde heeft, wat uitgebeeld wordt door het bloed.
En dit heeft Gods liefde voor ons bewezen. Rechtvaardiging is het portaal waardoor we binnen mogen gaan in een bekendheid met God Zelf, door Zijn Zoon.
Als de Zoon van God verschaft Zijn dood noch kracht noch rechtvaardigheid, maar ze brengt de lang verloren liefde terug, die achter gebleven was bij de trieste aftocht uit Eden. Adam's "val" heeft vele aspecten, maar de meest verschrikkelijke fase was de vervreemding, die ontstond tussen God en Zijn schepselen, zodat Hij Zich terug trok van Zijn kameraadschap en Adam weg jaagde uit de hof en van alle heerlijkheden die Zijn liefde daar geplant had.
Om in een "Schuilplaats" te voorzien voor Adam en zijn vrouw, baadt God Zijn zwaard in het bloed van een onschuldig slachtoffer en maakt Hij kledij van huiden(Gen. 3:21). Dat zwaard kan niet verzoenen, het kan alleen de weg blokkeren naar de boom van de levenden, totdat het een schede vindt in de boezem van Gods Zoon.
Maar nu is die weg open. Ze leidt niet slechts naar een paradijs, wat Eden was, met God Zelf als de Kameraad van de mens, maar naar de hoogten waar de verheven God voor het eerst beledigd werd en waar het licht van Zijn liefhebbende gunst schijnt als de zon, in Zijn schaduwloze kracht.
Laten we ons vooral verheugen in onze rechtvaardiging door de dood van Christus en in de zekerheid die door Zijn bloed werd verzegeld. Maar dit is alleen het middel tot een heerlijk einde. Zouden we hier stoppen, dan slagen we er niet in Gods doel met ons te bereiken.
We werden met God verzoend door de dood van Zijn Zoon. Dit spreekt niet van onze zwakte, noch van onze zonden, noch van iets van onszelf. Het spreekt van Gods aandeel in dat wonderlijke werk, wat bewerkt werd aan het kruis.
De mensen haatten Hem, zij haatten Hem, zij haatten hem met heel hun hart! En wat hen het meest woest maakte, was dit: "Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt"(Joh. 19:7). Ze schreeuwden: "Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!"(Joh. 19:15).
Nu is de ongerechtigheid van de mens zeker wel ten volle gegroeid en nu zal de Wraak haar zwaard baden in bloed. Diepe duisternis komt, maar de duisternis wordt weer licht, en alles lijkt weer zoals het was. Wat heeft God gedaan? Kan Hij voorbij gaan aan een schanddaad als deze, gedaan tegen Zijn Zoon? Het licht van de natuur, met verzegelde lippen, is stil; maar van de lippen van Hem Die het Licht is, leren we dat samen met de duisternis, ook het oordeel voorbij gegaan is.
"Eloi, Eloi, lama sabachtani, hetgeen betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?"
Hier zouden we onze schoenen uit moeten doen en met gebogen hoofd Zijn woorden herhalen tot onze afgestompte harten tot de rand toe gevuld zijn met Zijn lofprijzing! Waarom verliet God Hem en liet Hij Zijn vijanden ongedeerd? Waarom bedekte de duisternis Hem en keerde het licht naar hen terug? Waarom zou Zijn zwaard tegen Zijn Heilige tekeer gaan en nooit de moordende massa raken? En waarom zouden de pijlen uit Gods koker Zijn hart raken en bleven er geen over voor hen die Hem daar aan het kruis nagelden? En bovenal: waarom zou Hij Zijn moordenaars een boodschap van vergeving zenden en een ambassade van vrede? En waarom zou Hij verzoend zijn met hen die alleen maar wraak verdienden?
Een liefde als deze is veel te helder en fel voor een sterveling om in te staren. Maar hoewel de zonnestralen verblindend fel zijn en wij niet kunnen staren naar hun heerlijkheid, mogen we wel van hun licht en leven genieten, en ons koesteren in hun rijke zegeningen.
Wij weten dat God Zich niet slechts onthield van het afhandelen van de beledigingen van de mensen, maar, wat een zegen om dit te mogen vertellen, door die dood de wereld met Zichzelf verzoend heeft.
Alle kracht van Christus' dood ligt in het bloed. Maar dat is niet het geval met de dood van de Zoon. Wij zouden niet van bloed moeten spreken in verband met de geestelijke scheiding van God, wat de dood van de Zoon betekende. Geen spijkers of speren konden het leven aanraken van de Zoon van God. Hij gaf Zelf de geest(Joh. 19:30). Dit is wat de Vader Hem vroeg te doen. En zo, in plaats van het bloed dat pleitte voor de waarde van die dood, is de Zoon Zelf, nu voor altijd levend en buiten bereik van de Dood, de verzekering van het liefde-leven waartoe het de introductie is. Hij is de levende liefdesband die ons met onbreekbare banden bindt aan het hart van de Vader.
Dat was de liefde die ons getoond werd toen we nog vijanden waren. Maar nu Zijn liefde onze harten beheerst, mogen we binnengaan in een gevestigde en duurzame vrede. Wat hoeven wij weinig te vrezen voor ons toekomstig welzijn! Indien zo'n rijke gunst werd uitgedeeld aan onze vijanden, wat zal dan wel niet het deel zijn van Zijn vrienden!
Stel dat de samenwerkende krachten van de duisternis, de gebieden van Satan, en de lagere hoogwaardigheidsbekleders van Zijn hemelse heerscharen, stel dat de krijgsmiddelen van het Westen en het Oosten, stel dat de demonen zelf opgesteld waren tegen het zwakste kind dat nestelt in Zijn boezem? Zouden zij ook maar een enkele haar kunnen aanraken van het hoofd van een van Zijn geliefden?
O, mochten we maar deze kostbare, deze heerlijke verschillen begrijpen. We zullen ons geen spat minder verheugen in het sterven van Christus voor zondaren, hen begenadigend met kracht en rechtvaardigheid, wanneer we ontdekken dat de dood van Gods Zoon ons binnen brengt in de nadere en kostbare sfeer van Gods genegenheden, Gods vijanden met Zichzelf verzoenend. Beroven we Christus' bloed van haar blijvende waarde, wanneer we daaraan voorbij wijzen naar de levende Zoon aan Gods rechterhand? Het bloed betekent veiligheid, maar het leven zet de liefde in het zonnetje. Er mag dan wel niet voldoende nadruk gelegd zijn op Christus' bloed, maar helaas, het leven van de Zoon is vrijwel vergeten en daarmee de waarheid waarvan het spreekt.
Laat ons de Christus prediken, gekruisigd voor zondaren, maar laten we niet vergeten Gods vijanden te smeken te zien op de dood van Zijn Zoon! Laten we ook Gods rechtvaardigheid vermelden, die voor ons zeker is gesteld door Christus' dood, maar laten we niet voorbij gaan aan de verzoening, die voort vloeit uit de dood van Zijn Geliefde.
Laten we wijzen op het bloed en iedere vrees uitbannen! Maar laten we ook de levende, liefhebbende Zoon onthullen, Wiens leven beloofd is aan allen die de vrede kennen waarin Zijn dood voorziet.
- Christus voor zondaren, Gods Zoon voor vijanden!
- Christus voor rechtvaardigheid, Gods Zoon voor verzoening!
- Het bloed van Christus voor veiligheid, het leven van Gods Zoon voor de liefde!
Dit zijn Gods heerlijke verschillen.
Er bestaat een opmerkelijke parallel tussen de relatie die het Koninkrijk van de Zoon van God onderhoudt met het Koninkrijk van Christus en de hier uiteen gezette waarheid. De troon van de Zoon is voor de aion van de aion(tweemaal enkelvoud)(Hebr. 1:8). Dat wil zeggen: ze volgt niet alleen ergens in de tijd de heerschappij van Christus op, maar vloeit er uit voort als een moreel gevolg. Het Koninkrijk van Christus zal duizend jaren lang rechtvaardigheid brengen, maar de troon van de Zoon zal de wederzijdse verzoening verzekeren van een duizend generaties.
Laten we onze harten opnieuw opladen en zeggen: "Er is vrede. God Zelf heeft vrede gemaakt. Hij deed het door de dood van Zijn Zoon." Vóór die dood zette God barrières tussen Hemzelf en de mensheid. Ja, ooit sloot hij alle natiën, Israël uitgezonderd, helemaal uit van Zijn aanwezigheid. Maar nu is die barrière verwijderd. De verzoening mag verkondigd worden en allen mogen haar ontvangen.
Wij kunnen gemakkelijk jubelen vanwege het heldere vooruitzicht dat voor ons ligt. En genade kan ons er toe brengen zelfs nu, in de droefenissen van het heden, te jubelen. Maar laten we voorbij zowel de pijn als de verwachting gaan en in God, de Verzoener, onze hoogste jubel vinden. Het was Zijn hart dat alles wilde; het was Zijn liefde die het bewerkte. Door Zijn geliefde Zoon hebben we Hem leren kennen.
Wat een God is onze God! Hij heeft Zichzelf wonderbaarlijk verhoogd. Zijn wegen zijn niet de onze, noch zijn Zijn gedachten de onze. Hij is voor altijd gegrondvest en wij mogen gegrondvest zijn door een verwerkelijking van Zijn gunst.
Onze oproep is aan hen die gerechtvaardigd zijn. Massa's mensen hebben geweten dat hun zonden weggedaan zijn; sommigen hebben begrepen dat ze gerechtvaardigd zijn, maar hoe weinige hebben de verzoening aanvaardt! Hoe weinige zijn zeker van Gods houdingen tegenover hen! Indien ze zondigen, dan denken zij dat Hij zijn wenkbrauwen fronst; indien zij koud zijn, schijnt Hij onverschillig. Hun gedachten zijn geconcentreerd op zichzelf en zij oordelen Hem met hun eigen gevoelens.
Zij zijn niet gegrondvest!
Iets in onszelf te vinden waarin we rust kunnen vinden, zou het ene grote doel van het kwaad verslaan, en brengt de verlossing van welke zonde dan ook terug tot slechts een noodzakelijke voorloper.
In God, en in Hem alleen, kan de sterfelijke mens rust vinden en bevrediging en vreugde. De genade waardoor wij gegrondvest mogen zijn, is de verzoening die Hij heeft bewerkt.
De wijdverspreide honger naar een betere en meer constante ervaring heeft aanleiding gegeven tot een verscheidenheid aan geloofssystemen, waarvan men beweert dat ze alle op de "Bijbel" gebaseerd zijn. En dat zijn ze ook. Sommige hebben zich gebaseerd op die passages die Israël's toestand beschrijven in het "herstel", wanneer ze feitelijk niet zullen zondigen, en hebben zich deze toegeëigend. En met een bewonderigenswaardig enthousiasme weigeren zij de niet te betwijfelen feiten van hun ervaringen te bevestigen, maar laten ze een zogenaamd "geloof" er tegen vechten. Maar zij snijden niet(of verdelen niet) op juiste wijze het Woord der waarheid(2Tim. 2:15), door het deel van Gods Woord dat exclusief aan Israël gegeven was, op zichzelf toe te passen en andere passages met deze vergissing te kleuren.
Dan komt de onvermijdelijke introspectie. Zij kijken naar hun eigen daden en de bewegingen van hun eigen harten. Men ontdekt dan dat niet alles zo perfect is als het zou kunnen zijn. Dit wordt gewoonlijk gevolgd door het verzwakken van Gods gedachten over de zonde. Het gevolg is dat Gods heiligheid naar beneden wordt gehaald, en dat een veronderstelde menselijke zondeloosheid wordt verhoogd, leidend naar een roemen in zichzelf, maar niet in God.
Zouden we niets beters aan te bieden hebben, dan zou het wreed zijn om zo te spreken. Maar dat hebben we! Het is niet slechts "in de Bijbel," maar het is Gods Woord, passend voor Zijn huidige doelstelling en door Hem bedoeld om hen te grondvesten die, tijdens deze huidige bedeling van de bediening van de genade, gerechtvaardigd zijn door geloof.
Het is heel goed mogelijk, nee, het is tegenwoordig vrijwel algemeen, om "een gevoel van redding" te hebben en toch de vreugde van de rechtvaardiging te missen, en het is heel wel mogelijk dat men wel vasthoudt aan de rechtvaardiging door geloof, maar dat de verzoening niet ontvangen wordt. Zonden zijn inderdaad weggedaan en de bestemming is vastgelegd door geloof in het bloed, maar er is een groot gebrek aan die gevestigde vrede, die alleen kan komen door houvast te krijgen op Gods huidige houding van genade.
Onmiddellijk volgend op de afsluiting van het betoog over geloof-rechtvaardigheid in de eerste vier hoofdstukken van de brief aan de Romeinen, komt er een oproep aan allen die gerechtvaardigd zijn, om in te gaan in de vrede. "Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God."(Rom. 5:1). Zo moet dan ook, onmiddellijk nadat een zondaar gerechtvaardigd is, deze de verzoening overwegen en aanvaarden.
De Reformatie herstelde, tot op zekere hoogte, de waarheid van de rechtvaardiging door genade. Deze machtige leer kreeg zo'n krachtige greep op Maarten Luther, dat hij alles weerlegde wat ze ook maar tegen leek te spreken, zelfs in de Schrift. Hij verdeelde het Woord der waarheid(2Tim. 2:15) niet correct. Daardoor zag hij de waarheid van de rechtvaardiging door geloof niet helder genoeg om het conflict dat Jacobus er mee had te onderkennen. Niet in staat zijnde dit te verklaren, was hij geneigd de brief van Jacobus terzijde te leggen. Hij noemde het "een strooien brief."
Maar de brief die door Jacobus geschreven werd, staat, net als alles wat er in de goddelijk Schrift staat, op de perfecte plaats. Een Canadese "dime"[muntstuk;WJ] circuleert vrijelijk in Canada; in de Verenigde Staten vereist haar grote gelijkenis met een tien cent stuk dat ze naar haar correcte plaats wordt verwezen, waar ze kan doorgaan voor haar juiste waarde. Laten we de goddelijke Schrift nooit onderwaarderen, maar laten we ook niet proberen ze op vreemd terrein te laten werken.
Jacobus' brief kan, op een plek waar ze niet hoort, verwarring brengen en schade aanrichten. Ze was nooit voor de natiën bedoeld, maar voor de twaalf stammen van Israël in hun nationale, fysieke positie, met speciale verwijzing naar de opening van de dag van de Heer in het millennium(Jac. 1:1).
Bij de Reformatie werden alleen de eerste vier hoofdstukken van Romeinen herontdekt. De volgende in de rij was de verzoening in het vijfde hoofdstuk, het enige waardoor wij verstandig het zesde, het zevende en het achtste hoofdstuk binnen kunnen gaan, met hun schitterende onthullingen.
De rechtvaardiging heeft te maken met de zonde, verkeerd handelen en fouten. Haar meest blije scènes worden gezien in de rechtszaal, waar de grote Rechtvaardiger hen rechtvaardigt die van het geloof van Jezus zijn(Rom. 3;26).
Maar de verzoening reikt veel dieper. Haar thema is de liefde, en niet het recht. Dit kon niet in overweging genomen worden, totdat de vraag naar de rechtvaardigheid afgehandeld was.
Zoals we gezien hebben was Adam's daad niet alleen verkeerd en een bewuste breuk van Gods gebod: het was een belediging. Het sloeg terug op Gods zorg en aanhankelijkheid voor Zijn schepselen. Het zei zo ongeveer dat Hij hen een paar goede dingen onthield, zodat ze niet Zijn rivalen zouden worden.
Het hart van de mensheid is door de verbanning uit de Hof van Eden niet zachter geworden. Zelfs de godsdienst, ook al is die door God ontworpen, rakelt deze vijandschap alleen maar verder op. Welke van de profeten werd niet slecht behandeld, zelfs door het volk dat God het Zijne noemde? De toetssteen is de Zoon. Zijn buren in Nazareth zouden Hem over de rand van de berg geworpen hebben waarop hun stad gebouwd was(Luc. 4:29). Keer op keer zouden de heersers, als zij dat gedurfd hadden, Hem gedood hebben. En hoewel zij niet Zijn leven konden nemen, legde Hij het Zelf af toen Zijn Vader het Hem vroeg.
Mensen zijn geen vijanden van de godsdienst. Zij zouden alles wel willen opofferen voor de "god van deze aion"(2Kor. 4:4). Maar zij zijn vijanden van de God en Vader van onze Here, Jezus Christus.
Want daarom gaf Hij Zijn Zoon. Let wel op de omschrijving! Niet Zijn Christus, maar Zijn Zoon. Christus kan met zonde omgaan; Hij zal Gods vijanden treden onder Zijn voeten op de dag van Gods toorn. Maar in dit diepere gebied van de genegenheden, moet God afstand nemen van Zijn eigen geliefde Zoon, ten behoeve van Zijn bitterste vijanden.