De doop zet ons de dood en begrafenis met Christus voor ogen. Maar dit is alleen waar voor de Onbesnedenheid, niet voor de Besnijdenis. Het gebruik van woorden, hun figuurlijke kracht, is beperkt tot iedere context, terwijl de betekenis algemeen is voor alle. Dopen kan hier het ene en daar het andere betekenen. Zelfs onder de Besnijdenis is er een verscheidenheid, wanneer er vragen gesteld worden bij het belang er van. De doop van Johannes was een teken van bekering, wanneer die gedaan werd in water voor intrede in het koninkrijk, zelfs wanneer het bedrog was en uitgevoerd door ongelovige Farizeeën.
Pinksteren voegde veel toe aan het belang er van. Johannes had gezinspeeld op een doop in geest die nog toekomstig was, maar Petrus beloofde de geest aan hen die gedoopt zijn (Hand. 2:30). Maar toen hij het evangelie aan de proseliet Cornelius bracht, kwam eerst de geest en reinigde de harten door geloof, zodat de doop in water slechts een bevestiging was, nodig voor de intrede in het aardse koninkrijk.
Dat dopen een "reddend bevel" is wordt door Petrus in zijn eerste brief van alle twijfel ontdaan (3:21). Hij gebruikt de zondvloed als een beeld van de grote ramp die aan het koninkrijk vooraf gaat. Noach en zijn gezin werden er door gered. Dopen vertegenwoordigt dit als het middel van hun redding, als die echt is, niet slechts van een afwassen van het uiterlijke vuil van het vlees, maar het onderzoek van een goed geweten naar God. Dopen is essentieel voor de redding van de Besnijdenis. Bovendien zal het essentieel zijn nadat het koninkrijk gekomen is. Hij die gelooft en gedoopt is zal gered worden (Mark. 16:16). Wat zijn er geweldige inspanningen gedaan om deze besliste beweringen weg te redeneren, of ze door middel van andere passages uit Paulus' brieven tot nul te reduceren. Laten we ze geloven en ze laten waar ze thuis horen. Dan zijn we vrij om al Gods onthullingen te aanvaarden, zonder ook maar iets te verwerpen. Geloof vereist redding door doop voor hen op wie het toepasbaar is, maar niet voor ons, op wie het niet toegepast kan worden. Alleen als beeld, in de doop van Christus, in Zijn dood en begrafenis, is de doop essentieel voor onze redding.
Maar toch bezit de doop een veel kostbaarder last van waarheid voor de Onbesnedenheid dan welk van de fasen er van ook voor de Besnijdenis. Er was zelfs daar enige vooruitgang, maar Paulus gaat veel verder. In de brief aan de Romeinen, na aangetoond te hebben dat niemand rechtvaardig is, dat de mensheid een compleet falen is in het vlees, gebruikt hij dopen om de dood en opstanding met Christus voor te stellen. Ongetwijfeld gingen sommigen door met in water gedoopt te worden, terwijl het koninkrijk nog in beeld was. Maar Paulus kon geen beroep doen op de ervaring van allen, zelfs in die vroege dagen. Hij zegt hen niet dat ze gedoopt moeten worden. Hij negeert de waterdoop.
Hij had al de basis van redding uiteen gezet en had de doop niet genoemd, maar veeleer uitgesloten door te staan op redding door geloof alleen, zonder werken. Hij gebruikt dopen als beeld, niet als een noodzakelijk ritueel. De waarheid die daar wordt geleerd is op zich voldoende om deze praktijk nutteloos te maken.
We proberen niet ons vlees in water te reinigen, maar we zien er van af in Christus' dood (Rom. 6:3,4). Het beeld is buitengewoon krachtig. In de waterdoop wassen we onze lichamen om gereinigd te worden. Maar deze doop in de dood is niet onze dood, maar de Zijne. De letterlijke actie is de Zijne, niet de onze. Hij had een doop om mee gedoopt te worden (Mark. 20:22). Maar had Hij die nodig om Zich te bekeren, of om Zijn zonden vergeven te krijgen of Zijn hart gereinigd? Tot aan Zijn offer, geen enkele. Bij het Zichzelf offeren voor de zonden van heel de mensheid, was het nodig dat Hij gedoopt zou worden, meer dan wie dan ook in heel het universum, want Hij werd tot zondoffer gemaakt voor allen. Zijn doop leidde Hem naar de dood, want alleen zo kon Hij gered worden van de zonde en onzuiverheid die Hij droeg. Hij werd daar gedoopt voor onze zonden. Wij waren in Hem. Het waren niet Zijn eigen zonden die afgewassen werden, maar de onze. Dit is de enig echte doop. Ze bereikt alles wat het ritueel alleen maar suggereert, en veel meer dan het ooit betekende voor de Besnijdenis. We leggen het symbool terzijde, omdat we de substantie genieten.
We hebben grote sympathie voor de energieke pogingen die gedaan worden om te "bewijzen" dat de doop onderdompeling vereist. Het is waar dat dopen onderdompelen betekent. Maar we kunnen zien dat onderdompelen niet noodzakelijkerwijze compleet ondergaan aanduidt, wanneer we lezen dat onze Heer en Zijn discipelen hun hand in de schotel onderdompelden voor een stuk brood (Matt. 26:23; Mar. 14:20; Joh. 13:26).
Als het beeld onze doop in water zou zijn, zoals algemeen verondersteld, dan zou onderdompeling ongetwijfeld veel beter onze begrafenis en opstanding illustreren dan de oppervlakkige doop zoals die zelfs onder Joden ingang heeft gevonden (Mar. 7:4), en waaraan zij zich overgaven vóór de lunch (Luk. 11:38). Maar de waarheid wordt niet door onze doop naar voren gebracht. Wat is er dat de dood aanduidt in slechts een plons in water? Er zou een meer suggestieve daad moeten zijn om dit naar voren te brengen. Zeker, onderdompeling is een veel beter beeld van begraven, maar opstanding wordt verzwakt door het gebrek aan iets dat de dood aanduidt. Dit is allemaal onnodig, want in het geval van onze Heer werd de reiniging, die dopen in water slechts uitbeeld, gedaan door feitelijke dood en begrafenis en opwekking. In ons geval ligt het beeld in ons zijn in Hem toen hij de echte reiniging onderging op Golgotha.
De doop in water brak niet de fysieke barrière af die de heiligen van God scheidde, maar doop in geest verenigt allen in één lichaam, of dat nu Joden of Grieken zijn, slaven of vrijen, mannelijk of vrouwelijk (1 Kor. 12:13; Gal. 3:28). We zijn allen één in Christus Jezus. In het boek Handelingen, waar beide dopen een plaats hadden, veroorzaakte de neiging van de doop in geest om deze barrières ter zijde te stellen veel verdeeldheid en verwarring. De zaak van Cornelius is zeer instructief om te laten zien dat dopen in water niet de kloof tussen Besnijdenis en Onbesnedenheid overbrugt, maar de doop in geest doet dat wel. Petrus ging naar Cornelius voordat deze sowieso gedoopt werd, en gebruikte het feit van de doop in geest, niet water, om zijn gemeenschap met deze proselieten te rechtvaardigen. Zo zal het ook zijn in het koninkrijk. De natiën zullen gedoopt worden, maar dat zal hen zeker niet de plaats van Israel geven.
Hoewel dopen onlosmakelijk verbonden is met de redding van de Besnijdenis en de deur is naar het koninkrijk, verenigde het niet allen die het ontvingen in één lichaam. De grote kloof tussen de Besnijdenis en de Onbesnedenheid bleef bestaan. Zoals getoond door het gedrag van Petrus en de gelovige Joden in het geval van Cornelius, kon er door hen geen vereniging van de twee klassen overwogen worden, zelfs niet met proselieten van de poort. Hoeveel minder met de natiën als zodanig! En dit zou perfect begrijpelijk zijn met het oog op de beloften aan het fysieke zaad van Abraham en David, wat nooit overgedragen kon worden aan alle natiën zonder leeg te worden. Geen van deze verplichtingen verhinderen God van het vandaag verenigen van de heiligen in één lichaam, of ze nu behoren tot de Besnijdenis of de Onbesnedenheid, want ons gebied is boven, in de hemelen, en onze zegeningen zijn geestelijk. Deze zijn aan niemand beloofd, en kunnen daarom door het gezamenlijke lichaam worden genoten. waarin alle leden van gelijke rang zijn, of ze nu besneden of onbesneden zijn.
In het koninkrijk zelf zullen de natiën gedoopt worden, maar de grote ongelijkheid tussen hen en Israel zal eerder benadrukt dan verwijderd worden. Voor zover we weten zullen de Israelieten alleen het dopen en het onderwijzen doen, en de natiën zullen gehoorzaam toegeven (Matt. 28:19,20). In plaats van weggedaan zal de afgrond tussen Jood en Griek groter zijn dan ooit.
Hedendaagse inspanningen voor kerkeenheid worden grotelijks gehinderd door onwetendheid op dit punt. Grote groepen van gelovigen alsook nominale kerkleden menen dat een soort van doop nodig is voor eenheid, om maar niet te spreken over redding. Sommigen zouden nooit afstand willen doen van de kinderdoop, op grond van dat God een God van liefde is, en dat het weglaten er van "intens lijden zou brengen aan miljoenen moeders en vaders die zich nu verheugen in het feit dat wanneer hun kinderen in hun vroege jaren geroepen zouden worden naar hun hemelse Vader, zij al in de schoot van God zijn."
Het heersende beeld over de plaats van de doop wordt in de Encyclopedia Brittannica als volgt uitgedrukt: "Christelijke doop is het sacrament waardoor een persoon ingewijd wordt in de Christelijke kerk. "Dit zou zowel de kinderdoop als de doop van een gelovige betreffen. Zonder twijfel is dit idee opgekomen uit het feit dat dopen een vereiste is voor intrede in het koninkrijk op aarde, en dit koninkrijk wordt gewoonlijk verward met de kerk. Geleidelijk is het verder verward geraakt met andere dingen, zoals regeneratie. Een vreemde uitleg wordt in de vroege jaren gegeven door Tertulianus. In die tijd werd het beeld van een vis vaak gebruikt om een gelovige te vertegenwoordigen, omdat de beginletters van de woorden Iesous CHristos THeou Uios Soter (Jezus Christus Gods Zoon, Redder) het woord VIS spellen (ICHTUS). Daarom zei hij> "Wij vissen zijn geboren in water, overeenkomstig de naam van onze Heer, Jezus Christus. " Dit "bewijst" regeneratie door dopen! Het werd "de grote besnijdenis"genoemd, omdat sommigen het er op hielden dat de doop de plaats had ingenomen van dit ritueel.
Dopen wordt gewoonlijk behandeld als een stereotiep figuur met dezelfde kracht, waar het ook wordt gevonden. Het is veeleer als een kameleon, die zich aanpast aan zijn omgeving. Alle figuren zijn zoals dat. De betekenis van een woord in de Schrift is constant, maar het gebruik er van, en in het bijzonder de figuurlijke toepassingen, varieert met de context. In Handelingen wordt nadrukkelijk beweerd dat de doop van Johannes niet dezelfde was als de latere doop (Hand. 19:3,4). Maar weinigen, zo schijnt het, hebben dit opgemerkt en gaan nog steeds terug naar het ritueel onder Johannes.
Dopen is progressief. Zelfs voor Paulus' brieven was er een voortgang in het belang er van. De doop op de Pinksterdag had veel meer in zich dan vóór het offer van Christus. Die van Johannes was een doop van bekering voor de vergeving, of pardon, van zonden. In Handelingen waren er twee dopen, één in geest en één in water. Dan is er een terugkeer naar één, in geest. De Besnijdenis verlangt altijd water. De Onbesnedenheid verlangt geest.
Johannes zei: "Ik doop in water." Maar Petrus, op de Pinksterdag, zei: "...jullie zullen het geschenk van de heilige geest ontvangen" (Hand. 2:38;SW). Vandaar dat we in Handelingen zowel water als geest hebben. De Besnijdenis ontving de heilige geest nadat zij in water gedoopt waren. Maar Cornelius, hoewel hij slechts een proseliet was, ontving heilige geest voordat hij in water was gedoopt. Dit is zeer opmerkelijk, want hiervoor scheen het dat de waterdoop essentieel was voor de ontvangst van de geest. Zodra we zien dat geest water opvolgt bij de Besnijdenis, maar er aan vooraf gaat bij de Onbesnedenheid, zouden we klaar staan om te verstaan waarom er een terugkeer is naar één doop, die in geest, wanneer het Onbesnedenheidsevangelie van vandaag door Paulus was onthuld.
De doop in water was zeker een middel voor redding, en zal dat opnieuw zijn. De Schrift leert dat met nadruk. Vele jaren heb ik me hier tegen verzet en heb ik geprobeerd de passages die het leren weg te verklaren, omdat ik de teksten kaapte van de Besnijdenis en ze "toepaste" op mijzelf. Hoe groots is het in staat te zijn heel de Schrift te geloven en de plaats te zien die God aan iedere passage heeft gegeven! Dan zullen we niet die passages hoeven te ontwijken die duidelijk redding door waterdoop leren. Omdat ik zelf het ritueel had ondergaan, had ik er geen vooroordeel tegen zoals die welke niet gedoopt waren. Maar ik had Romeinen bestudeerd en kon de daar onthulde genade niet verzoenen met redding op andere gronden dan genade en geloof. De doop was te dicht bij redding door werken, wat ik verafschuwde.
Petrus, in zijn brief (1 Petr. 3:20), bevestigt zijn Pinksterdag praktijk. Er was water voldoende in de Zondvloed, en Noach en zijn verwanten werd er doorheen gered. Als vertegenwoordiging hiervan, zegt Petrus, redt de doop nu jullie. En wie zou het beter weten dan Petrus, geïnspireerde brieven schrijvend aan de Besnijdenis? Maar hij had, tegen deze tijd, veel ervaring opgedaan met gedoopte discipelen. Velen die gedoopt waren waren weggevallen toen het koninkrijk niet doorbrak. Daarom kwalificeert hij zijn bewering om aan te tonen dat alleen een oppervlakkige reiniging niet voldoende is; het moet dieper gaan. Het is "niet het aandoen van het vuil van het vlees, maar het onderzoek van een goed geweten voor God, door de opstanding van Jezus Christus" (1 Petr. 3:21;SW).
Een andere passage die duidelijk redding door waterdoop leert, is bij de afsluiting van het verslag door Markus. "Die gelooft en gedoopt is zal gered worden, Maar de ongelovige zal veroordeeld worden" (Mar. 16:16; SW). Ik ben onuitsprekelijk dankbaar dat dit mij niet langer verstoort zoals het eens deed. Overtuigd als ik was door mijn studie van Romeinen dat God alleen mijn Redder is, kon ik niet begrijpen hoe het anders zou kunnen zijn, totdat mijn ogen geopend werden voor de verschillende fases van Gods werkingen, en het verschil tussen het Besnijdenisevangelie en dat voor vandaag. In het ene is de waterdoop essentieel; in het andere dankte Paulus God dat hij niet meer had gedoopt, omdat God hem niet de opdracht had gegeven om te dopen, maar om het evangelie te brengen. Voor de besnijdenis moet er een doop in water zijn, zelfs wanneer de doop in geest wordt toegevoegd. Maar wanneer God niet handelt met het vlees, dan wordt de doop in geest noodzakelijk en is water niet nodig.
Door naar deel 9