Het bekronende contrast tussen het heerlijke evangelie van Gods genade en dat van de Besnijdenis kan uitgedrukt worden in de woorden begraven, opgestegen en gezeten. God heeft voor ons dieper getast en heeft ons hoger verheven naar een meer heerlijke en blijvende positie dan zelfs de twaalf apostelen die Christus' troon in het millennium. Petrus zal zelfs niet de wachter zijn bij de hemelse poort, zoals gewoonlijk wordt verondersteld. Hij zal in het geheel niet opstijgen naar de hemel, want hij zal zitten op zijn troon op aarde, tijdens de duizend jaren een van de stammen van Israel oordelend (Matt. 19:28). En het zijne is een speciaal voorrecht dat alleen de twaalf apostelen zullen delen. In contrast daarmee zijn wij allen, in geest, begraven en zijn opgestegen en zijn samen in Christus gezeten te midden van de hemelingen. Slechts een paar van de Besnijdenis verkrijgen een hoge plaats in Zijn aardse koninkrijk, want het is gebaseerd op beloning, terwijl allen die nu geloven opstijgen en met Hem zitten te midden van de hemelingen, want het is het geschenk van genade.
Zij die met Christus gekruisigd zijn, zijn ook met Hem begraven geworden (Rom. 6:4; Kol. 2:12). Figuurlijk, in geest en waarheid, werd hun vlees toevertrouwd aan het graf, waar zonde en de wet niet langer macht over hen hebben. Dit staat recht tegenover het evangelie van de Besnijdenis, want het is Israel naar het vlees dat over de natiën zal heersen als koningen en priesters in de dag van JAHWEH. Zij sterven niet aan de wet, want die staat op hun vleselijke harten gegraveerd (Eze. 36:26,27). Zij sterven niet aan de zonde, maar worden onderhouden door te eten van de vrucht van de boom des levens en te drinken van het water des levens (Openb. 22:1,2). God is, in hun geval, nog niet klaar met Zijn demonstratie van de nutteloosheid van het vlees. Niet alleen Israel moet verder getest worden onder een perfecte regering, maar ook de natiën moeten onder ideale omstandigheden worden gebracht om de zwakheid van het vlees aan te tonen. Vandaag zou de mensheid kunnen zeggen dat ze geen kans heeft gehad. Alles, van binnen en buiten, is tegen hen. Dan zal dit omgekeerd worden, in het bijzonder in Israel. Het is pas wanneer we zien dat, zelfs in de beste omgeving, de mensheid zonder God faalt, dat we ons bewust worden dan begrafenis het enige lot is dat past bij het ras dat ontsprong uit Adam.
In het Besnijdenisevangelie wordt aan de Onbesnedenheid maar een lage plaats toebedeeld, geheel onderschikt aan de bevoorrechte natie. Maar dit is bij lange na niet zo laag als die welke aan hen in ons evangelie van genade is toegewezen. Toen waren we vreemdelingen, ver weg, onreine honden in de ogen van de Jood. Zelfs in het millennium zullen de natiën voortgaan met in een veel lagere rang te staan dan Israel. Maar nu handelt God met ons als dood en begraven, onder de grond gestopt, zodat we de atmosfeer niet vervuilen. Indien een levende hond beter is dan een dode leeuw, wat is dan onze waarde als dode hond? In onszelf, in Gods achting, zijn we ver onder de Besnijdenis gezonken. Als we op logische wijze over de zaak redeneren, dan zou de juiste plaats van de gelovige onder de natiën vandaag ver onder die van een andere era zijn. Laten we dit niet missen of de nederig makende boodschap weigeren, want het is het essentiële fundament voor genade. Indien het evangelie dat Paulus predikte zou zijn voor mensen die zo veel beter zijn dan de Joden dat zij voor hun goedheid met de hemel beloond zouden worden, dan is de genade verdwenen. Dan is er helemaal geen evangelie. Onze begrafenis maakt het een superlatief evangelie, net zoals onze opstijging naar de hemelingen en ons gezeten zijn in Hem, dit het heerlijkste van alle evangeliën maakt dat God gegeven heeft.
Toen Christus in de tombe werd gelegd, was dit de eerste stap in Zijn verhoging naar de hoogste plaats in het universum. Zijn kruisiging had Hem naar de diepste diepte gebracht. Omdat Zijn bemiddelende, opofferende werk was voltooid, was niets meer nodig om de mensheid te rechtvaardigen en het universum te verzoenen, voor zover het Zijn lijden betrof.
Ja, in de dood was geen lijden mogelijk. Daarom werd Hij niet met spoed weggebracht naar een graf van een crimineel, om te vergaan tussen de ontwijde doden. In plaats daarvan gaf een rijke man Hem zijn tombe en werd Zijn lichaam door Zijn liefhebbende discipelen met zachte hand verzorgd. Is het niet een wonder dat Zijn afdalen naar de diepste diepte op aarde Hem geschikt zou maken voor de hoogste hoogten van de hemel? Hetzelfde wonder valt te zien in ons evangelie. Dit ontzettende contrast zou ons in staat moeten stellen de volheid van Gods genade te verstaan. We missen deze overweldigende gunst als we de twee evangeliën verwarren. In het ene wordt de verkozen natie verhoogd tot een verhoogde plaats van suprematie op de aarde. In het andere wordt het uitschot van de mensheid verhoogd tot bovennatuurlijk heerlijkheid in de hemelen, geheel het tegendeel van wat zij verwachten of verdienen.
Geen vreemdeling, geen onbesneden buitenlander, kon een plaats toegekend krijgen in de tombe van een Israeliet. Na met Hem geweest te zijn in Zijn kruisiging, zouden we met spoed naar het veld van de pottenbakker afgevoerd zijn, en overgelaten worden aan de vergankelijkheid tussen de onteerde doden, tenzij onze karkassen in het Gehenna verbrand zouden worden, samen met het vuilnis en slachtafval van de stad. Ik vroeg me ooit af waarom de priesters met de onrechtmatig verkregen winst van Judas' verraad een pottenbakkersveld kochten als begraafplaats. Na in Palestina te hebben geleefd, vond ik het aannemelijk dat het veld leek op de tombes van die dag, of de catacomben, te danken aan het verwijderen van de kleilagen, en zo voorzag in een gemakkelijke methode van het wegdoen van de karkassen van hen die geen tombe van zichzelf hadden en die niet tot de begunstigde natie behoorden.
Het Veld van de Pottenbakker, de begraafplaats voor vreemdelingen, is de enig juiste begraafplaats voor de Onbesnedenheid, die geen deel konden hebben aan de tombes van Israel (Matt. 27:7). Toen ik een paar van de tombes nabij Jeruzalem onderzocht, verwonderde ik me over de enorme hoeveelheid inspanning die nodig was om ze uit de harde rots te houwen. Het was een grote schande om een begrafenis in de tombes van zijn vaderen ontzegd te worden (1 Kon. 13:22). Sommige van de koningen werden niet begraven in de koninklijke graven (2 Kron. 21:20; 24:25; 24:27). Dit komt overeen met de toekomst van Israel, van wie de lichamen niet zoals de onze veranderd zullen worden en geschikt gemaakt voor een totaal ander gebied. Net als de nieuwe geboorte zal, in tegenstelling tot de nieuwe schepping, de hunne meer een hernieuwing zijn dan een complete reconstructie. Dit wordt gesuggereerd op de wijze van begraven. Is dat waarom het figuur verandert van begraven naar planten (Rom. 6:4,5)?
Christus steeg, spoedig na Zijn opwekking uit de doden, op naar Zijn Vader (Joh. 20:17). Ongeveer veertig dagen laten steeg Hij opnieuw op, uit het midden van de apostelen, op de Olijfberg. Naar deze laatste gebeurtenis wordt gewoonlijk verwezen als de hemelvaart. De eerste is vrijwel vergeten en wordt gewoonlijk genegeerd. Toch zou deze eerste hemelvaart, voordat Hij door mensenhanden was aangeraakt, van overweldigend belang voor ons moeten zijn, in deze bedeling van genade. Die ene van de Olijfberg houdt geheel verband met het komende koninkrijk. Is het niet vreemd dat onze Heer Miriam niet wilde toestaan Hem op dat moment aan te raken? Een week of zo later nodigde Hij de twijfelende Thomas uit om zijn hand in Zijn zijde te leggen. Israel is de natie die Hem naar het vlees kende. Hij was fysiek van hetzelfde ras. Maar Paulus, ook al was hij met Hem door vleselijke banden verbonden, wijst ze af (2 Kor.5:6). Zou nu de weigering van onze Heer dat iemand Hem zou aanraken, aangeven dat Hij Zich niet met Israel kon bezighouden tot nadat Hij omhoog was gegaan en met Zijn hemelse eren gekroond was geworden en bekleed was geworden met die grotere heerlijkheden die Zijn offer verdiende? Onder deze was het Hoofdschap van het universum en van dat figuurlijke lichaam dat samengesteld zou gaan worden uit allen die, in geest, met Hem gekruisigd waren geworden en met Hem begraven werden, en nu met Hem opstegen vóór Zijn publieke hemelvaart op de Olijfberg.
De komst van Christus' aanwezigheid, wanneer Hij komt om Zijn koninkrijk op te richten, zal plaatsvinden waar Hij opsteeg. Zoals we lezen in de profeten, zullen in die dag Zijn voeten staan op de Olijfberg, die aan de oostzijde van Jeruzalem ligt (Zach. 14:4), precies de plek van waar Hij opsteeg. Ik heb veel tijd doorgebracht op die heilige heuvelrug, nadenkend over het schitterende toneel dat ze al heeft meegemaakt bij Zijn hemelvaart, en het nog veel heerlijker spektakel wanneer Hij in de toekomst terugkomt. Hoe passend is het dat de grote koning zou herverschijnen op precies het punt van Zijn vertrek! Het is een schitterende lokatie, die vanuit vrijwel ieder deel van Jeruzalem gezien kan worden, en zelfs van over de Jordaan in het oosten. Foto's van de hele stad worden gewoonlijk vanaf deze plek genomen, omdat die aanzienlijk hoger ligt en een ongehinderd zicht biedt op ieder deel.
Vele jaren lang, voordat ik me ten volle bewust werd dat Paulus ons een eerdere verwachting had gegeven, gebruikte ik de woorden "Deze Jezus, die van jullie opgenomen is in de hemel, zal op dezelfde manier komen als jullie Hem hebben zien gaan in de hemel" (Hand. 1:11;SW) om zo te bewijzen dat Christus persoonlijk en zichtbaar zou terugkeren. Maar ik slaagde er niet in op te merken dat Zijn komst op de Olijfberg voor Zijn aardse volk is. Voor ons komt Hij helemaal niet naar de aarde, maar in de lucht. De waarheid voor ons is te vinden in de brieven van Paulus aan de Thessalonicenzen, niet in Petrus' toespraak tot de Joden. Het is dat wij de brieven van Paulus aan de natiën hebben, anders zouden we nooit de grote waarheden hebben gekend die verband houden met Zijn kruisiging, Zijn begrafenis en Zijn hemelvaart. Voor ons is Christus niet publiekelijk opgestegen uit het midden van Zijn volgelingen die bijeen waren op de Olijfberg. Hij steeg op zoals Hij zal komen, onbekend voor de wereld en onverwacht. Bij Zijn terugkomst voor ons zal Hij terugkomen tot op roepafstand van de graven van hen die, in geest, met Hem werden begraven, en roept hen om naar Hem op te stijgen in de lucht, niet om terug te keren en te heersen op de aarde, maar om op stijgen naar hemelse hoogten, om met Hem te regeren in de hemelse gebieden.
De bovenliggende gedachte in het denken van de discipelen was de vestiging van het koninkrijk. Zij vroegen Hem: "Heer, herstelt U in deze tijd het koninkrijk voor Israel?" (Hand. 1:6;SW). En ja, waarom werd het niet in die tijd tot stand gebracht? Het fundament was gelegd. Het grote Offer was gebracht. De tijd was vervuld. De Koning was opgestaan uit de doden. Maar Gods grote demonstratie van de zwakheid en nutteloosheid van het vlees zou pas compleet zijn nadat dit koninkrijk zou zijn verkondigd, zowel binnen als buiten het land, en door de natie als geheel verworpen, onder omstandigheden zoals die niet verkregen kunnen worden in het Koninkrijk zelf. Het verhaal van het boek Handelingen, net als het verslag van de veertig jaren wildernis, is een verslag van het falen van het vlees. Net als de geschiedenis van de koningen van Israel laat het zien hoe ver het vlees verwijderd is van het doel van God. Nu het koninkrijk herstellen zou het experiment onmogelijk gemaakt hebben. Maar toch worden ze naar buiten geleid, naar de feitelijke plek, en wordt hen de manier getoond waarop Hij terug zal keren om het Koninkrijk waar zij zo naar verlangden op te zetten.
De context, de setting, alles verbonden met de hemelvaart vanaf de Olijfberg, laat zien dat het met Israel van doen heeft en met de terugkeer van de Messias in heerlijkheid naar de aarde. Dan zal het zijn dat Hij zal komen op de wolken van de hemel (Matt. 24:30). Het is waar, wij zullen, wanneer Hij voor ons komt, opgetrokken worden in de wolken om Hem te ontmoeten, maar Hij zal die keer niet op de wolken komen (1 Thess. 4:16). Onze ontmoeting zal in de lucht zijn, niet op de Olijfberg. Het grootste verschil van al wordt gevonden in het feit dat de discipelen niet opstegen. Het Besnijdenisevangelie heeft niets met zo'n actie. Bij Zijn eerdere opstijging vanuit de hof van de tombe, nam Hij ons, in geest, met Zich mee. Indien wij met Hem gekruisigd werden en met Hem begraven, dan stegen wij ook met Hem op voordat Hij enig lichamelijk contact maakte met Zijn Besnijdenisheiligen. En in tegenstelling tot de kleine groep van discipelen die omhoog staarden toen Hij van hen werd weggenomen, liet Hij niemand van ons achter op aarde, maar bracht ons allen in Zijn hemels verblijf, boven.
De vereniging van Besnijdenis met Onbesnedenheid is een van de voornaamste punten van contrast tussen de twee evangeliën. Proselieten werden aan Israel verbonden door een langdurig lichamelijk proces. Maar zij van de Besnijdenis die geloven in deze genadevolle era werden een gemaakt met ons in Christus toen Hij levend werd gemaakt en zijn samen met ons gezeten te midden van de hemelingen (Efe. 2:5,6). De grote genade die aan de Besnijdenis wordt betoond onder het evangelie van de Onbesnedenheid, staat in een opvallend contrast met de verwerping of trage aanvaarding van hen van de Onbesnedenheid die verbonden wensten te worden met JAHWEH's vleselijke volk.
Eenwording, of inlijving in de natie van Israel, is voornamelijk een zaak van het vlees. Zelfs zij die er in geboren worden zijn er van uitgesloten als zij bepaalde lichamelijke gebreken hebben (Deut. 23:1,2). Een Ammoniet of een Moabiet werd niet toegestaan de bijeenkomst van JAHWEH binnen te gaan tot de tiende generatie, omdat zij bij de exodus uit Egypte vijandig waren tegenover Israel, en Bileam probeerden zo ver te krijgen om Gods volk te vervloeken. Maar een Edomiet of een Egyptenaar en hun kinderen zijn alleen tot in de derde generatie uitgesloten (Deut. 23:3-8). De vreemdeling die in hun midden bijwoont kan het Pascha niet met hen houden, tenzij hij eerst besneden is in het vlees (Ex. 12:48).
Velen schijnen te denken dat "heidenen" niet uitgesloten waren van Israel wanneer zij het Koninkrijksevangelie geloofden, en dat de verkondiging van het Koninkrijk al zulke barrières weg deed. Integendeel! Onze Heer Zelf maakte het duidelijk dat Hij niet was gezonden, anders dan naar de verloren schapen van het huis van Israel (Matt. 15:24). Toen de Kanaänitische vrouw probeerde de demonen uit haar dochter verdreven te hebben, aanbad ze in feite Hem, en pleitte bij Hem om haar te helpen. Maar Hij zei: "Het is niet goed het brood van de kinderen te nemen, en het naar de jonge hondjes te werpen" (Matt. 15:26;SW). Al wat Hij haar gaf waren de kruimels die Israel onder de tafel liet vallen. Alleen haar grote geloof bracht de zegen die zij wenste, ondanks de hindernis van het geloof. Zelfs toen werd ze niet verenigd met Israel, en kon ze het heiligdom niet binnen gaan waarin JAHWEH Zijn verblijfplaats had.
Maar werd Cornelius niet toegevoegd aan de heilige kring van de Besnijdenis? Hij was een devoot man, die God vreesde met zijn hele huis, aalmoezen gevend en voortdurend God smekend. Petrus werd door middel van een visioen er van verzekerd dat hij niet alledaags of onrein was. God Zelf had hem gereinigd. Laat ons veronderstellen dat zo'n man vandaag in ons midden zou zijn, alleen is hij, in plaats van een heiden, een Jood. Zouden wij hem in onze gemeenschap ontvangen? Natuurlijk zouden we dat doen! Maar het is heel duidelijk dat hij niet door de Joden werd aanvaard, want zij stonden op tegen Petrus; en zelfs nadat zij wisten dat de heilige geest op hem en zijn vrienden was uitgestort, nadat zij gedoopt waren, en nadat zij de gave van tongen hadden getoond, werden ze niet met de natie Israel verbonden. De Joden trokken uit zijn geval de conclusie dat God ook bekering tot leven geeft aan de andere natiën. En waarom werd hij uitgesloten? Hij was niet besneden! Hij had geestelijke zegeningen geschonken gekregen, maar deze waren niet de link in het evangelie van de Besnijdenis. Hij is een voorbeeld van de plaats die in het Koninkrijk aan de andere natiën gegeven wordt. Ze worden gezegend doorheen Israel, maar ze zijn niet met de heilige natie verbonden.
Zo hardnekkig is het gevoel van exclusiviteit onder de Besnijdenis, dat het zelfs vandaag nog heel prominent aanwezig is onder Joodse gelovigen. De grote kerkorganisaties verwelkomen vrijwel allemaal Israelieten in hun gemeenschap, en men denkt er niet aan om ze op hen zelf te laten. Vaak wordt hen zelfs een ereplaats gegeven, vanwege hun lichamelijke relatie met onze Heer. Ik heb nooit gehoord van een "heidense" christelijke kerk, maar daar waar aantallen Joden geloven, schijnt er de neiging te ontstaan een aparte organisatie te vormen, een "Joods-christelijke" gemeenschap, met een onderscheiden taak en soms zelfs met een onderscheiden geloof, in afwachting van de eindtijd, nadat de ecclesia weggenomen is, en het evangelie van het Koninkrijk opnieuw van kracht zal zijn.
Er was een aanzienlijk gevoel onder de gelovigen in Europa ten gunste van een aparte Joods-Christelijke organisatie, die voornamelijk zou gaan werken onder hun broeders naar het vlees. Later werd een soortgelijke beweging gestart in Zwitserland, maar het werk in nu gecentreerd in Engeland. Zelfs in de stad waar dit wordt geschreven is er een "Christelijke synagoge," met een radio bediening over de hele Verenigde Staten, in het bijzonder toegewijd, niet alleen aan de evangelisatie onder de Joden, maar aan een aparte Joodse gemeenschap. Ik ben er behoorlijk zeker van dat geen van deze zich er van bewust zijn dat hun scheiding gebaseerd is op het vlees, en niet overeen komt met de geestelijke eenheid die alle heiligen in deze dag van alles overstijgende genade kenmerkt. Deze moderne voorbeelden zouden ons moeten helpen het vitale onderscheid te verstaan tussen de vereniging van Besnijdenis en Onbesnedenheid in geest in deze era en die van vlees in vlees in het verleden en in de toekomst.
Veel van de genade die Gods huidige werk kenmerkt, wordt, in tegenstelling tot dat wat verbonden is met het Koninkrijk voor Israel, aan ons overgebracht door de verbindende woorden SAMEN/GEZAMENLIJK en IN. In plaats van verbonden te zijn met de Messias door vleselijke banden, zijn we met Christus verbonden door dat wat wij met Hem gezamenlijk hebben, of door figuurlijk in Hem te zijn. Omdat deze geestelijke werkelijkheden zijn, worden ze niet belemmerd door de beperkingen van tijd en ruimte. Wij hadden veel in Hem en met Hem, lang voor onze geboorte. Maar het feitelijke genieten van onze zegeningen zal in een gebied zijn waarvoor we niet geschikt zijn zoals we nu zijn. Hij handelt nu voor ons niet alleen als onze Redder, maar verenigt ons met Hem en acht ons in Hem in Zijn officiële plaats en heerlijkheid. Deze overstijgen volledig Zijn lichamelijke contacten met heiligen in Israel.
De alles overstijgende rijkdommen van Gods genade zullen in de toekomende aionen getoond worden in Zijn vriendelijkheid aan ons in Christus Jezus. Dit is nu nog niet duidelijk, behalve voor het oog van geloof. Lichamelijk zijn gelovigen uit de natiën nog niet samen gezeten met gelovige Israelieten. We zijn ons maar al te bewust van onze lage en vergankelijke karkassen op aarde. Alleen door geloof kunnen we onszelf zien, vooruitlopend op onsterfelijk krachtige, heerlijke, geestelijke lichamen, net als dat van Christus, onze Redder en Heer, gezeten te midden van de hemelingen. Er zal voor ons hier beneden geen echte rust zijn. Daar boven zou het niet uit te spreken zijn om zelfs maar te staan in de aanwezigheid van Zijn majesteit. Maar we zullen met perfect gemak zitten, ons bewust dat we niet alleen onmetelijk gezegend zijn, maar dat onze zegen de diepten van Gods liefde voor een verbaasd universum zal onthullen, dat doorheen ons zal zien wat Zijn genade kan bereiken. Zo zal de aanbidding en de toejuiching en de heerlijkheid de Zijne zijn.
Door naar deel 12