Het heerlijk evangelie van Gods genade
deel 12
De verstoting van zonde en de verzoening

door A.E.Knoch.

Gods aanwezigheid is meer dan een sterveling kan verdragen. Het zou een zekere dood betekenen als men er zou in gaan zonder de bescherming tegen het te vrezen vuur van Zijn heiligheid. Voordat God zelfs maar een zondaar met Zijn redding kan benaderen, moet Hij de weg voorbereiden. Als een natie of de wereld dicht genoeg bij Hem zijn om Zijn geschenk te aanvaarden, moet hun zonde afgestoten worden door het offer van Christus (Hebr. 9:26), of zij moeten verzoend worden door de dood van Gods Zoon (Rom. 5:10). Deze zijn de inleidende voorbereidingen die aan Gods evangelie vooraf gaan, het een voor de Besnijdenis wanneer het Koninkrijk in beeld is, en het ander voor de Onbesnedenheid, terwijl Israel verworpen is. Door elk nauwkeurig te onderzoeken en ze met elkaar te contrasteren, zal het ons helpen te zien hoe veel heerlijker Gods genade is in deze huidige bedeling dan die welke aan de begunstigde natie werd geschonken. Zelfs voor de ongelovige van de Onbesnedenheid is God hoffelijker en komt Hij dichterbij dan voor een lid van de Besnijdenis.

De nadering tot God wordt voor ons geïllustreerd door de verscheidene hindernissen voor toegang die te vinden waren in de tabernakel en de tempel. Zelfs de aanbidder in Israel, hoewel dichtbij, vergeleken met de afstand van de andere natiën, werd zeer zeker niet binnen geleid in de Shekinah heerlijkheid, die verborgen was achter gordijnen en muren die hem buiten sloten. Vandaag kunnen mensen, in geest, direct naderen in de verheven aanwezigheid van God. In Christus zijnde, zijn de heiligen net zo dichtbij als Hij is. Maar Israel, als natie, kon JAHWEH niet zonder enige bescherming tegen Zijn toorn in hun midden hebben. Hoewel ze buiten de muren van Zijn verblijfplaats waren, zou Zijn verontwaardiging over hun zonde over de grenzen heen zijn gegaan en hen verteerd hebben. Om de natie als geheel te beschermen, gelovigen en ook ongelovigen, werd elk jaar door middel van een offer een verzoenende bedekking gemaakt, op de dag van "verzoening" of "bedekking," die Zijn volk voor twaalf maanden beschermde, zodat Hij onder hen verblijven en met hen communiceren.

Deze jaarlijkse ceremonie was maar een schaduw van de verzoenende bedekking waarin werd voorzien door het offer van Christus dat werkzaam is vanaf de tijd waarin het gebracht werd, doorheen de rest van de aionen. Er wordt over gesproken als de verstoting van zonden voor de afsluiting van de aionen (Hebr. 9:26). Wanneer ook JAHWEH handelt met Israel is het, sinds het lijden van Christus, op basis van Zijn offer. Het is niet beperkt tot een jaar, maar duurt tot de voleinding, inclusief de dag van JAHWEH en de dag van God, het millennium en de tijd van de nieuwe aarde, alsook de korte periodes van Zijn opstanding tot aan Zijn komst. Het kan, uiteraard, niet de huidige, geheime bedeling omvatten, waarin Israel niet Gods volk is, en God handelt met de mensheid als geheel.

De verstoting van zonde in Israel vindt, tijdens de afsluiting van de aionen, z'n tegenhanger in en wordt overschaduwd door de verzoening van de wereld in deze bedeling (2 Kor. 5:19). In het ene geval leverde het offer van Christus een verzoenende bedekking en reinigde het de natie van haar zonden voor JAHWEH (Lev. 16:30), in het andere was God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend, hen hun overtredingen niet toerekenend. Hier wordt ons een veel grootser basis voor het evangelie van de Onbesnedenheid gegeven dan dat voor de Besnijdenis, overeenkomend met het grotere bereik en het hogere gebied waarin het werkt. De verstoting van zonde is beperkt tot één natie en haar verkeerde daden, terwijl de verzoening betrekking heeft op alle natiën en hun gevoelens van vijandschap tegen God. Voor een Israeliet is het evangelie een boodschap van vergeving van zonden, een reiniging van onrechtvaardigheid, terwijl het bij ons een beroep aan de kant van God Zelf is voor vriendschap en vriendelijkheid.

De brief aan de Hebreeën handelt alleen met het Besnijdenis aspect van het werk van Christus. Er is veel kostbare waarheid in deze brief, maar ze wordt een hindernis wanneer ze in deze tijd wordt geprojecteerd. Ze heeft vandaag geen betrekking tot de natiën en het evangelie voor hen. Vermengd met de huidige waarheid schept ze verwarring. Gescheiden gehouden verlicht ze ons over de heilige natie en Gods handelen met hen in andere eras. In het negende hoofdstuk wordt Christus voorgesteld als het anti-type van Israels hogepriester en de offer die deze ieder jaar offerde om zo de natie dichtbij te houden. Onder de wet zijnde en voortdurend de inzettingen brekend, zou JAHWEH een voortdurende plaag zijn geweest voor Israel, als zij geen bescherming hadden gehad voor Zijn verontwaardiging, zoals die door de offers werd geleverd. Hij zou gedwongen zijn geweest hen boven volharding te benauwen, als zij blootgesteld zouden zijn aan de rechtvaardige vereisten van Zijn heilige wet.

De King James vertaling vertelt ons dat Christus verscheen "in het einde van de wereld." Dit is, uiteraard, onmogelijk, ziende dat sindsdien bijna twee duizend jaren voorbij zijn gegaan en het einde er nog niet is. In werkelijkheid markeert Zijn menswording, dood en opstanding het begin van van de afsluiting van de aionen. Net zoals het offeren op de dag van de bedekking in Israel een jaar inleidde waarin er een reiniging van zonde was, zo begint het offer van Christus de afsluiting van de aionen waarin zonde verstoten wordt. Een jaar in Israel, met z'n ronde van typische feesten, komt overeen met de afsluiting van de aionen, waarin het anti-type van deze feesten te vinden is.

De zeven jaarlijkse feesten in Israel worden beschreven in het drie en twintigste hoofdstuk van Leviticus. Ze zijn, zoals gegeven in onze geëerde vertaling: het Pascha, de ongezuurde broden, eerstelingen, vijftig dagen (Pinksteren), het blazen van trompetten, de dag van bedekking of verzoening, en loofhutten. Het Pascha is een duidelijke aanduiding van de dood van Christus en "eerstelingen" gaat over Zijn opstanding. Pinksteren vervulde de vijftig dagen, Vanaf daar is er een onderbreking. Als Israel op de Pinksterdag Petrus' verkondiging van Christus en Zijn koninkrijk had aanvaard, dan zou het anti-type van het feest van trompetten en de dag van verzoening en loofhutten kort daarna zijn gevolgd. Daarom moet het gezien worden vanuit het standpunt van Mozes, want de Hebreeuwse Schrift gaf geen aanwijzing over de geheimen van het koninkrijk, als eerste door onze Heer bekend gemaakt (Matt. 13:35), wat de periode van het boek Handelingen en een soortgelijke era in de eindtijd verklaart, of de veel langere, geheime bedeling (Efe. 3:9), waarin wij leven. Deze verborgen epochen zijn in het tabernakeljaar niet in beeld, maar ze moeten nu ingesloten zijn in de voleinding van de aionen, hoewel de huidige era geen betrekking heeft op Israel als natie en een veel betere nadering tot God levert.

Verstoting vs. verzoening

Om het verschil tussen de verstoting van zonde in Israel en de verzoening van de wereld vandaag te kunnen verstaan, moeten we een paar van de opmerkelijke kenmerken van het type overwegen (Lev. 16:29-34) en deze contrasteren met de verzoening zoals die door Paulus naar voren wordt gebracht (2 Kor. 5:18-21). Wij zijn in een nieuwe schepping waarin alles uit God is, maar op de dag van de verzoening was er een bijmenging van menselijke elementen, die de getoonde genade grotendeels aanpasten. Zeker, hen was strikt verboden om op die dag enig werk te verrichten, maar de genade verdwijnt wanneer we lezen dat, als zij ongehoorzaam waren, zij uit het volk vernietigd zouden worden. God kan niet toestaan dat mensen enig aandeel hebben in hun redding, maar dat is een les die Israel maar moeilijk vond om te leren. In plaats daarvan worden allen gedwongen te "beproeven," of beter: hun zielen nederig te maken. Indien zij er niet in slaagden dit te doen, moesten ze uit het volk weggesneden worden. Dit soort voorbehouden of dreigingen zijn niet verbonden aan de verzoening. De daden van de mens en zijn houding worden geheel genegeerd bij hun verzoening naar God. Alles wordt door Hem in Christus gedaan. Niet alleen heeft de zondaar geen aandeel in het God tot zijn vriend maken, maar hij wordt niet gestraft als hij tegengesteld handelt of voelt (Lev. 23:26-32).

Onder geen enkele omstandigheid kan ook maar één menselijke daad een mens geschikt maken voor een ontmoeting met God. Ook kan, in Zijn aanwezigheid, trots niet toegestaan worden. Dit zijn basisvereisten, want het is fundamenteel noodzakelijk voor Gods doelstelling dat de mens verlaagd en God verheerlijkt wordt. In deze elementaire uitdrukking van Gods wil worden deze dingen beslist vereist, maar vandaag worden ze alleen indirect te kennen gegeven. Het verschil tussen JAHWEH's voorziening voor nabijheid in Israel en Gods nadering tot de zondaar vandaag, laat een beslist andere geest zien. In Israel waren er vereisten, en deze werden met dreigementen kracht bijgezet. Iemand die werkt zou afgesneden worden; de trotse man zou vernietigd worden. Er wordt niets gezegd over gevoelens of vriendschap. Er is geen verzoening of wederverzoening. Zij zijn onder de wet en dit hinderde de uitvloeiing van Gods hart. Ze stonden nog steeds op de verkeerde voet van werken, ook al was dit streng verboden op de dag van de bedekking of "verzoening."

We maken hier bezwaar tegen de uitdrukking "verzoening," maar moeten die gebruiken om zo de verbinding te bewaren in het denken van hen die gewend zijn aan de King James vertaling. De definitie "in-een-zijn" is bijzonder ongelukkig, want dit geeft vriendschap en herverzoening aan, precies dat waar het in Israel aan ontbrak, maar dat vandaag te vinden is in het evangelie voor de wereld. Het Hebreeuwse woord kfr is vrijwel identiek aan het Engelse woord "cover" (bedekking), en dit is de betekenis die er gewoonlijk door geleerden aan wordt gegeven. De concordante methode geeft ons een nadere definitie. Een ander Hebreeuws woord, kse, vereist het woord "cover" (bedekking), want het past perfect bij z'n vele voorkomende plaatsen. Een zorgvuldige studie zal laten zien dat het woord dat vaak met "verzoening" wordt weergegeven, in werkelijkheid bescherming of bedekking inhoudt. Het beschermt of bedekt tegen Gods verontwaardiging, die te wijten is aan hun zonden en wetteloosheden. Onder de wet zijnde was de hele natie in groot gevaar voor de goddelijke boosheid, want zij zondigden niet alleen, maar overtraden. Als zij niet onder wet waren en God zou vriendelijk zijn geweest, dan zou er in het geheel geen noodzaak zijn geweest voor een bescherming.

Een van de meest trieste gevolgen van het vandaag "toepassen" van deze dingen is dat het de zondaar een indruk geeft die zeer tegengesteld is aan de waarheid. Israel en de Besnijdenis hebben een bedekking nodig tegen een boze Godheid. De Onbesnedenheid heeft geen bescherming nodig tegen een verzoende God. Mensen worden door zo'n evangelie niet naar Hem toe getrokken. Ze worden ondanks zulke prediking gered. God wordt verkeerd weergegeven als ware Hij tegen de zondaar, alsof Christus hem van Zijn toorn zou redden. Dat behoort bij de Besnijdenis, niet bij ons. Dat zal in het bijzonder nodig zijn in de snel naderende dag van verontwaardiging, nadat wij weggenomen zijn en verzoening ingetrokken.

Gods houding is vandaag zo anders dat ze afgebeeld wordt onder een nieuwe schepping en dat het primitieve is voorbij gegaan. Wat wij hebben is helemaal nieuw. Hierin is alles uit God, Die ons met Zichzelf door Christus verzoent. "dat God in Christus de wereld verzoenend was naar Zichzelf"(2 Kor. 5:18-21;SW). God is niet boos, integendeel. Hij staat niet tegenover Christus, maar in Christus. Hij gaat niet misgunnend aan een zondaar voorbij die beschermd wordt door het bloed van Christus, maar verwelkomt allen, omdat Hij de eerste is Die het werk van Christus gebruikt en op prijs stelt en er de waarde van erkent. Hij strekt, als het ware, Zijn hand uit in vriendschap. Hij heeft alle vijandschap terzijde gelegd en smeekt mensen hetzelfde te doen. Hier zijn geen dreigingen, geen kracht, en ook geen werken en geen trots. Geen bescherming, geen  "verzoening" is nodig. De reden is simpel. In deze nieuwe schepping is alles uit God. Hij heeft, in Christus, niet slechts voorzien in een bedekking tegen Zijn verontwaardiging, maar in feitelijke verzoening, Zijn eigen rechtvaardigheid, zodat de barrière van zonde en overtreding verwijderd is geworden, en de aangeboren liefde van Zijn hart in staat is naar voren te komen zonder gehinderd te worden door de mens of zijn werken. Hij is verzoend! Al wat voor ons nodig is het te ontvangen en zo met God verzoend te zijn (Rom. 5:10,11).

In type werd deze bedekking geleverd op de zogeheten dag van verzoening [Grote Verzoendag], op de tiende dag van de zevende maand (Lev. 16:29). Zoals zo vaak is er veel in het type dat door Israel niet begrepen kon worden, omdat het Gods handelen met hen scheen tegen te spreken. Ons wordt verteld dat, in deze dag van "verzoening", of verzoenende bedekking, zij hun zielen moesten "benauwen" of, veeleer, nederig maken, en geheel geen werk doen. Dit was buitengewoon belangrijk met het oog op het feit dat Israel nooit gehoor gaf aan de les er van. Hun hele houding ten opzichte van redding was: Wat zullen we doen? Nu, op die ene dag in het jaar waarin de bedekking gemaakt zal worden, moeten ze niets anders doen dan zich nederig maken. Zonder twijfel probeerden zijn deze opdracht op deze ene dag te gehoorzamen, maar de betekenis er van werd verduisterd door juist het houden er van. Juist het afzien van werk werd als een goede daad beschouwd! De zelf-vernedering werd een verdienstelijke daad geacht! De offers namen een zeer lage plaats in in Israel, omdat zij redding zochten door werken.

Vergeving op proef vs. vrede

Maar de grootste heerlijkheid van ons evangelie, vergeleken met de Besnijdenis, is het gevolg van verzoening, zoals tegengesteld aan hun bedekkende "verzoening." Zij die zichzelf bedekten door het offer van het Lam van God, ontvingen een tijdelijk pardon. Hun intrede in het beloofde koninkrijk was niet zeker, maar hing af van hun eigen gedrag. Feitelijk vielen velen weg en de natie, als geheel, ging niet binnen in Gods rust, maar werd verworpen. Veel oppervlakkige "gelovigen," zoals de schuldenaar van de tien duizend talenten, weigerden de genade, die hij had ontvangen, door te geven aan de natiën, die een veel kleinere som schuldig waren. Hierom werd hun pardon teruggetrokken, en vielen ze in veroordeling. Zo'n redding wordt over het algemeen vandaag verkondigd. Maar ze is gebaseerd op de "verzoening" en het Besnijdenisevangelie, dat voor Israel is, niet op de verzoening die vandaag de onze is in het evangelie van Gods genade.

Wat een contrast is onze redding, gebaseerd op verzoening! Bij ons is alles uit God, en wij hebben niets te doen dan het te ontvangen. God maakt Zich tot onze vriend, zonder voorbehoud of voorwaarden die wij wel of niet kunnen vervullen. In plaats van een tijdelijk pardon ontvangen we rechtvaardigheid, niet een van ons zelf, zoals de Besnijdenis die zoekt, maar Gods eigen rechtvaardigheid. Die is net zo blijvend en perfect als de onze voorbijgaand en tekortschietend is. En de verzoening is alleen het fundament, het begin van een bovenbouw van genade die zo superieur is aan die van de Besnijdenis, dat er geen geschikt woord voor is om het te beschrijven. De hunne wordt ontsierd door menselijke inspanning en falen. De onze wordt bereikt door goddelijke kracht en grootmoedigheid.

Einde

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.