Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 4
Samen gezegend in een gezamenlijk lichaam
door A.E.Knoch.

"14 want Deze is onze vrede, de makende de beide één en de centrale muur van de scheiding afbreekt,
15 (de vijandschap in Zijn vlees), de wet van de geboden in inzettingen opheffend, opdat Hij de twee in Hem zou scheppen in één nieuwe mens, vrede makend,
16 en beiden in één lichaam zou verzoenen met God door het kruis, de vijandschap daarin dodend."

(Efe. 2:141-16;SW)

In het voorafgaande artikel in deze serie hebben we laten zien dat er "een lotdeel van God" was(Rom. 8:17) voor gelovigen onder de natiën, al lang voordat Efeziërs werd geschreven. Zelfs in die dagen, lang voordat Paulus naar Rome kwam, was van dezelfde gelovigen bekend dat ze leden van het lichaam van Christus waren(Rom. 12:5; 1Kor. 12:12-31).

Ook dat de gelovigen uit de natiën gezamenlijke deelnemers waren aan Zijn belofte in Christus Jezus door Paulusī evangelie, was al vroeg in zijn bediening bekend gemaakt. Het is de opdracht van de tweede helft van het boek Handelingen. Schrijvend aan de Romeinse heiligen (Rom. 1:7), sprekend over de bijdrage die voor de heiligen in Jeruzalem bijeengebracht moest worden (15:27), zegt Paulus: "want indien de heidenen deelnemen aan hun geestelijke goederen, horen zij ook met hen hun vleselijke dingen te dienen".

Aangezien het Efezegeheim duidelijk niet bestond uit het "erfgenaam" of lotdeelgenieter zijn, of lid zijn van het lichaam van Christus, of de deelname aan de belofte, waaruit bestaat het dan? Haar hele punt en kracht is te vinden in dat drie maal herhaalde woord SAMEN, of, zoals wij het weergeven, gezamenlijk (Efe. 3:6). Het gezamenlijk lichaam, zoals wij al eerder hebben aangegeven, is het gevolg van gezamenlijke levendmaking, opwekking en gezeten zijn te midden van de hemelingen, beide groepen gelovigen, zij die uit de natiën komen en de Paulinische Joden (Efe. 2:5,6). De apostel verwijst naar de twee groepen als respectievelijk de "natiën" (of "Onbesnedenheid") en de "Besnijdenis" (Efe. 2:11).

De gelovigen uit de natiën konden tevoren niet gezamenlijk lotdeelgenieters zijn, want het lotdeel was op de Aarde en Israel moest daar de hoogste positie hebben. Zij moeten altijd vreemdelingen zijn in de aardse gemeenschap. Zij konden alleen gasten zijn (Efe. 2:12). De Joden kwamen eerst (Rom. 1:16;2:9). De natiën waren schuldig aan Israel (Rom. 15:27).

Het geheim onthult dat de gelovigen uit de natiën als groep een lotdeel toegewezen hebben gekregen, een lidmaatschap in een lichaam en een partnerschap in de belofte die Paulus had gepredikt, en dat allemaal in gelijke mate, op net zoīn hoog niveau en in iedere mate gelijk aan dat wat aan de groep van Paulinische Joden was gegeven met wie zij verenigd zijn. Dit is de boodschap van het kleine, maar zo nadrukkelijke voorvoegsel gezamenlijk.

Deze drie onderscheiden delen van het geheim worden uitgebreid besproken in de eerste twee hoofdstukken van de Efezebrief. Efeze 1:3-14 houdt zich bezig met het eerste deel, het lotdeel of de "erfenis", en sluit af door de natiën hetzelfde zegel te geven, dezelfde geest. Vandaar hetzelfde lotdeel, net zoals Paulus en zijn mede-Israelieten. Efeze 1:20-2:10 houdt zich bezig met het tweede deel, het ene lichaam, en laat zien dat de natiën daarin op gelijke wijze en niveau gezegend worden met de Joden. Efeze 2:11-22 laat zien dat de lichamelijke minderwaardigheid van de natiën hen niet langer weg houdt van de volkomen deelname in de belofte van Paulusī evangelie, wat het derde deel is.

Elk van de drie ontvouwingen van het geheim houdt zich bezig met een verschillende relatie. De op God gerichte kant is te zien in de band met het hemelse lotdeel. Het houdt zich bezig met onze plaats in Zijn voorbestemming en plan en doelstelling. De op Christus gerichte kant zien we als het zich bezig houdt met het gezamenlijk lichaam, waarvan Hij het Hoofd is. De op de mens gerichte kant van het mysterie is ontwikkeld om zich bezig te houden met onze gezamenlijke deelname met alle gelovigen.

Gezamenlijke lotdeelgenieters.

Het op God gerichte aspect van het mysterie komt ons eerst voor ogen (Efe. 1:3-14). Het is verdeeld in twee secties. In de eerste (1:3-12) wordt het lotdeel van Paulus en de met hem verbonden Israelieten overgezet van de Aarde naar de hemel. De zegen voor deze groep is te midden van de hemelingen. Zij heersen niet op Aarde, maar in het wijdere gebied van het universum. In de andere sectie (1:13,14) wordt aan de natiën als groep - "ook jullie" - hetzelfde lotdeel toegewezen, omdat zij dezelfde geest hebben ontvangen en dezelfde belofte hebben. Daarom zijn zij gezamenlijke genieters van deze hemelse eer.

Het gezamenlijk lichaam.

De op Christus gerichte kant van het geheim wordt nu ontwikkeld (Efe. 1:20-2.10). Eerst wordt Hem, als Hoofd van het hele universum, Zijn plaats boven allen gegeven. Dan wordt Zijn lichaam voorgesteld als het universele complement. Tot dusverre had de verlossing alleen voorzien in de verloren zegeningen voor de Aarde. De hemel, waar de zonde begon, zou, zo lijkt het, niet bereikt worden door het werk van het kruis. Voor het grootste deel van het universum was nog niets voorzien. Israel zal Zijn instrument zijn voor de verlossing van de Aarde. De ecclesia, die Zijn lichaam is, zal voorzien in wat nodig is in de hemelen. Zo is ze het complement van de Ene Die het hele universum completeert (Efe. 1:23). Christus, inclusief de leden van Zijn lichaam, zullen de regering beheren van het hemelse.

Welke plaats zullen de natiën in deze hebben? Op Aarde moeten zij onderschikt zijn aan Israel. Maar in de hemelen zijn de hemelingen de onderschikten. Het lichaam wordt samengesteld uit zowel Joden als heidenen. Zullen de Joden in dit nieuwe gebied hun superieure plaats behouden? Dat is niet het geval. Ten eerste richt de apostel zich tot de gelovigen onder de natiën - "en jullie"(2:1). In het derde vers richt hij zich tot de Israelieten - "in wie ook wij". Maar beide groepen zijn inbegrepen wanneer Hij

  • ons gezamenlijk levend maakt (2:5)
  • ons gezamenlijk opwekt (2:6)
  • ons gezamenlijk zet (2:6)

te midden van de hemelingen, in Christus Jezus. Daarom zijn de twee groepen van gelijke rang. Beide worden samen gezegend in een gezamenlijk lichaam.

Een nieuwe mensheid scheppen.

Het kruis is, met betrekking tot het vlees en de besnijdenis en het naderen tot God, het einde van de oude schepping. In Galatië zette de apostel de Judaïsten op hun plaats, die veel op hadden met het vlees en de religieuze riten van het Judaïsme. Dat hoort bij het evangelie van het Koninkrijk, dat tijdens het millennium zal bloeien. Maar het heeft vandaag geen plaats, want we zijn, in geest, al voorbij die aion. In Christus betekent besnijdenis noch onbesneden zijn iets, het gaat om een nieuwe schepping(Gal. 6:15). De nieuwe schepping is niet een figuur die beperkt is tot Efeziërs en wordt toegepast op het "mysterie" van het ene lichaam. Het wordt nooit direct op deze toegepast. Het heeft te maken met de mensheid, met het verdwijnen van het vleselijk voorrecht van de uitverkoren natie bij het benaderen van de Godheid, zoals dat het geval zal zijn in de letterlijke nieuwe schepping, na de duizend jaren.

Efeziërs herhaalt eenvoudig de figuur van de nieuwe schepping in verband met hen die dichtbij en die veraf van God zijn, en past die opnieuw toe. De twee voornaamste en aanvullende Schriftplaatsen (Efe. 2:15 en 4:24) houden zich bezig met de nieuwe mensheid (in de derde kant van het geheim), niet met het gezamenlijk lichaam (de tweede kant - Efe. 1:20-2:10, 5:21-6:9). Zij die deze figuren vermengen zullen nooit in staat zijn de waarheid van het gezamenlijk lichaam helder te zien. In Efeziërs 2:13-18 spreekt de apostel over twee klassen van gelovigen, die uit de natiën en die uit Israel, twee onderscheiden groepen. Net zoals het zal zijn in de duizend jaren, waren zij uit de natiën ver verwijderd, ook al waren ze gelovigen. Er stond een muur tussen hen en God, die werd gemaakt door hun vlees en door de inzettingen (Hand. 15:20) van de apostelen. Zij behoorden tot een mensheid die in tweeën werd gespleten door de rite van de besnijdenis.

In de toekomst zullen de natiën, die tijdens het millennium op een afstand worden gehouden, in de nieuwe schepping dichtbij gebracht worden(Openb. 21:1-4). Zij zullen niet een afstandelijke God aanbidden, die opgesloten zit in een tempel waartoe alleen de Besnijdenis toegang heeft. God Zelf zal bij hen zijn. Er zal een nieuwe mensheid zijn. Religieus zal de afgrond tussen Jood en heiden verdwijnen. Het priesterschap zal verdwijnen. Dat is de boodschap van Efeziërs voor de gelovigen vandaag. Het beeld van de nieuwe schepping, dat Paulus eerder had gebracht om op dit moment Godīs relatie te tonen met heel de mensheid, dat wil zeggen: de verzoening, gebruikt hij nu opnieuw om te laten zien dat de barrière die gelovigen weghoudt uit Godīs aanwezigheid, nu afgeschaft is en dat zij dezelfde toegang tot God hebben die de Israelieten hebben, niet vanwege een schepping die tot de heiligen beperkt is, maar vanwege een schepping die heel de mensheid betreft. Alleen de gelovigen, echter, gaan deze nieuwe mensheid nu al binnen, want het is een zaak van gezamenlijke deelname in geloof en geest.

In volkomen overeenstemming met deze onthulling over een nieuwe mensheid in het leerstellige deel van Efeziërs, vinden we een soortgelijke uitspraak in de tweede helft, die gaat over gedrag. Om de superieure symmetrie hiervan te zien, moeten we de structuur van Efeziërs bestuderen ( in deel 2 van deze serie). Deze twee verwijzingen naar de nieuwe mensheid in de nieuwe schepping zijn in de aanvullende secties die gaan over gezamenlijke deelname (het derde deel van het geheim), niet met het beeld van het gezamenlijk lichaam (het tweede deel). De nieuwe mensheid aan doen (Efe. 4:24) gaat over gedrag, en is lang niet zo beperkt in haar bereik als het beeld van de nieuwe mensheid in 2:15. Het verderf en verleiding van de oude mensheid vergaan, en de rechtvaardigheid en de weldadigheid van de nieuwe dienen aan gedaan te worden, net als de milleniale omstandigheden, die eindigen in de grote afval, verdwijnen en ruimte maken voor een nieuwe schepping, waarin rechtvaardigheid woont.

Individuele schepping.

Twee maal hebben we het beeld van een individuele schepping; één maal in Paulusī vroege brieven (Gal. 6:15) en één maal in zijn volkomenheidsgroep (Efe. 2:10). In beide gevallen houdt de context zich bezig met dezelfde themaīs, de algemene scheppingen. In Christus Jezus betekent besneden zijn noch onbesneden zijn iets; het is een nieuwe schepping. Na gekeken te hebben naar het gedrag van Jood en heiden, lezen we dat wij Zijn prestatie zijn, geschapen zijnde in Christus Jezus voor goede werken, die God tevoren bereid had, opdat wij daarin zouden wandelen. Het is een echt beeld dat letterlijk door hen vervuld zal worden op de nieuwe Aarde, wanneer religieuze verschillen verdwenen zullen zijn. God heeft alleen goede werken voor hen bereid en zij maken deel uit van een nieuwe schepping. Daarom zal in die tijd zonde vrijwel onbekend zijn.

Éné lichaam en één mensheid.

Het beeld van het "ene lichaam" wordt, zoals we zullen zien, ook op verschillende andere manieren gebruikt. In Efeziërs 2:15,16 geeft het ene lichaam eenvoudig aan dat twee groepen gelovigen, die van de Besnijdenis en die van de Onbesnedenheid, nu veranderd zijn in één lichaam. Letterlijk kan dit niet, maar figuurlijk kunnen zulke dingen wel, en dat gebeurt vaak. Het lichaam van een mens en een "lichaam" mensen zijn niet onderworpen aan dezelfde beperkingen, en ook kunnen ze niet het onderwerp vormen van dezelfde redenering. We kunnen redeneren over beelden, zoals we dat doen over feiten. De schepping van een nieuwe mensheid (Efe. 2:15) is verbonden met de herverzoening van de twee klassen gelovigen, net zoals de schepping in 2Korinthe 5:17 zich bezig houdt met de verzoening van de mensheid. De een is gebaseerd op de ander. Het geheim van het evangelie vloeit voort uit verzoening en het derde deel van het geheim (gezamenlijke deelnemers) vloeit voort uit deze verzoening van twee groepen gelovigen.

Een lichaam, samengesteld uit groepen.

Laten we proberen duidelijk in ons denken vast te leggen wat letterlijk bedoeld wordt met het beeld van een "lichaam". Deze wat vervaagde bijbedoeling wordt in het Engels zo vrijelijk gebruikt, dat we de uitdrukking toepassen op iedere verzameling van personen of dingen, of op de massa van wat dan ook. In de passsage die we al overdacht hebben (Efe. 2:16) wordt het op deze manier gebruikt. Twee groepen aanvaardden Paulusī onderwijs. De Besnijdenis was dichtbij, de Onbesnedenheid was veraf. Het vlees scheidde hen. In geest, in Christus, werden deze twee één. Dat is het ene lichaam. In dit geval wordt het voorvoegsel ene toegevoegd om het feit uit te drukken dat er vandaag geen onderscheid is tussen gelovigen, want allen hebben één geest. Er is slechts één lichaam, niet vele groepen, zoals die er vandaag in het Christendom zijn, menselijk gesproken.

In Efeze 2:15,16 schijnt het duidelijk te zijn dat het ene lichaam voortkomt uit de vereniging van twee groepen, een gedachte die geheel vreemd is aan het beeld zoals dat eerder in Romeinen en Korinthiërs werd gebruikt. Daar waren vele leden en vele taken. Hier is het niet een zaak van functioneren, maar van vrede en herverzoening tussen twee groepen. Deze twee aspecten zouden volledig uit elkaar gehouden moeten worden. Het is de bijzondere boodschap van Efeziërs, dat het uit leden bestaande lichaam herkent en aanpast, maar daaraan het lichaam toevoegt dat gemaakt is uit andere of vijandige groepen. Dit is haar bijzondere en kronende onthulling, die haar toppunt bereikt in het geheim dat, in geest, de natiën niet slechts gezamenlijke genieters en gezamenlijke deelnemers zijn, maar een gezamenlijk lichaam (Efe. 3:6).

Het gezamenlijke lichaam.

Volwassen denken heeft me overtuigd dat de kracht van het voorzetsel sun (gezamenlijk) niet verwijst naar de vele leden van het lichaam, maar naar de twee ongelijke groepen waaruit het werd samengesteld, de Besnijdenis, die nabij waren, en de Onbesnedenheid, die veraf stonden. Nu beide groepen in geest nabij zijn, is de kloof tussen hen verdwenen en is het een gezamenlijk lichaam geworden, waarin beide groepen van gelijke rang zijn; de twee groepen zijn verzoend geworden.

Het is dit bijzondere beeld, één lichaam, samengesteld uit zowel de Besnedenheid als de Onbesnedenheid (of welke groep dan ook), dat vrede of verzoening brengt onder de gelovigen (Efe. 2:16). Door het kruis worden alle vleselijke verschillen en alle verworvenheden, voorrechten, trots, of andere oorzaken van scheiding, terzijde gesteld, zodat geen enkele strijd het recht heeft de kop op te steken. Door de gelovigen aan te moedigen de eenheid van de geest met de band van de vrede te bewaren, is de eerste eenheid die van het ene lichaam (Efe. 4:4). Er zullen in dit lichaam geen andere of afwijkende groepen zijn, want dit zal de vrede verstoren. En heeft de ervaring van bijna 2000 jaren ons niet laten zien dat, waar deze eenheid niet wordt bewaard, er strijd en onenigheid is?

Éën lichaam, samengesteld uit individuen.

Maar er is een ander aspect aan dit beeld, dat in het bijzonder in Paulusī vroege brieven wordt gebruikt, dat wij zelf nooit duidelijk hebben onderkend. Dat is: één lichaam, samengesteld uit individuele leden (Rom. 12:4,5; 1Kor. 12:12-27). Hier wordt naar verwezen als het lichaam van Christus, want ieder lid is gezalfd door de Geest, en allen samen vormen zij een levend organisme dat voor Christus is wat ons lichaam voor ons is, het instrument waardoor wij werken. Hier wordt naar verwezen in Efeze 1:23 - de ecclesia die Zijn lichaam is, het complement van de Ene Die het Al in allen completeert; 4:12,13 - de opbouw van het lichaam van Christus, tot het einde, opdat wij allen...; 4:16 - het gehele lichaam, samengehouden ... naar de mate van de werking van ieders liefde ... tot de opbouw van zichzelf in liefde; 5:30 - wij zijn leden van Zijn lichaam.

Zelfs in dit aspect kunnen we grote verschillen in het beeld zien, behorend bij de toepassing. In Romeinen en Korinthiërs gaat het om verscheidenheid in eenheid. Één lichaam, maar vele leden met verschillende taken. In Efeze 1:23 is het lichaam het complement van Christus in Zijn Hoofdschap over allen. In 4:12,13,16 is het beeld geheel anders, want daar dient de levende eenheid tot groei. In 5:30 verandert het toneel opnieuw voor het voeden en koesteren dat wij mensen verlenen aan het lichamelijk gestel. Vrijwel iedere maal dat het beeld van het "lichaam" voorkomt, heeft het een eigen gebruik. We zouden dit altijd in onze overwegingen moeten betrekken.

Laten we altijd de vele aspecten van dit beeld onderscheiden. Laten we nooit het lichaam van Christus en Christus als Hoofd van het lichaam verwarren. De beelden zijn heel anders, ook al wordt in beide het woord "lichaam" gebruikt. In het ene is Christus een van de leden van het lichaam, het Hoofd, en de rest is aan Hem onderschikt. In het andere zijn alle leden, inclusief de ogen in het hoofd, Christusī lichaam, waardoor Hij werkt en dat Hij koestert.

Het geslacht van het lichaam.

Een van de meest vernederende aspecten van mijn vroege inspanningen om de vraag van het lichaam en van de bruid op te helderen, was de poging om het geslacht van het lichaam vast te stellen. Ik las een paar zeer opmerkelijke uitspraken hierover van beide kanten. Ik zie nu hoe volkomen nutteloos dit allemaal was. Als Paulus zowel vader als moeder van de Thessalonicenzen kon zijn(1Thess. 2:7,11), dan zou de ecclesia zowel een bruid als een lichaam kunnen zijn. Redeneren is hier volmaakt onlogisch. Toch kan het enigszins helpen als we de feiten van de zaak geven, en enige van de valkuilen aangeven waarin we vielen voordat we wisten hoe we deze spraakfiguren moeten hanteren.

Het woord "lichaam" heeft, zowel in het Grieks als in het Engels, in het geheel geen geslacht. Het kan gebruikt worden voor het lichaam van Dorcas (Hand. 9:40), die een vrouw was, maar net zo goed voor een man. Natuurlijk, wanneer het specifiek wordt gebruikt voor Christus, dan mogen we stellen dat het om een mannelijk lichaam gaat. Maar dit is niet waar het om gaat en minder dan waardeloos. Op een bepaald moment was er veel te doen over het feit dat het woord ecclesia, in het Grieks, vrouwelijk is, en dit werd gebruikt om te bewijzen dat het lichaam vrouwelijk is! Hieruit werd dan afgeleid dat het de bruid van Christus is! Door gelijke verstandelijke processen zouden we kunnen bewijzen dat er in de ecclesia geen mannen zijn, maar dat ze in haar geheel is samengesteld uit vrouwen!

Een van onze favoriete methoden was om een ander beeld in te brengen om aan te tonen dat het lichaam mannelijk is. We dachten dat de "ene nieuwe man"[in het Engels kan "man" zowel mens als man betekenen;WJ], uiteraard identiek moest zijn met het lichaam van Christus, vandaar dat dit een favoriet bewijs was, totdat... we ontdekten dat anthroopos, hoewel mannelijk, gewoon "mens" betekent, of "mensheid." De nieuwe mensheid van de toekomst zal niet alleen uit mannen bestaan. En dat is ook met de huidige figuurlijke niet het geval. Dat zou de zusters uitsluiten van deelname aan de genade van Christus!

Het laatste in deze schijnt gebaseerd te zijn op Efeze 4:12,13, waar we lezen:

12 tot aanpassing van de heiligen in het werk van bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus,
13 totdat wij zouden verkrijgen het al in de eenheid van het geloof en van de bovenkennis van de Zoon van God, tot een volgroeide man, tot een maat van gestalte van het complement van de Christus,

(Efe. 4:12,13;SW)

Is het niet duidelijk dat deze passage zich bezig houdt met de individuen die het lichaam vormen, waarvan sommigen minderjarig en anderen volwassen zijn? Het lichaam was op dat moment duidelijk uit beide samengesteld, en de gaven werden gegeven om uit minderjarigen volwassen heiligen te maken. Daarom is de zinsnede "volwassen mens" een beeld, dat net zo goed toepasbaar is op een vrouw als op een man. Het is geen beschrijving van het lichaam als geheel, en kan niet gebruikt worden om het geslacht er van vast te stellen.

Ik begrijp dat sommigen nog verder gaan dan dit, omdat zij het Griekse woord an^r met "echtgenoot" vertalen, en dit zou dan de status en het doel van de gemeente zijn, die het lichaam van Christus is. Dit is zo verbijsterend dat het om een onderzoek schreeuwt. Maar we moeten bovenal opmerken dat het Grieks van de Schrift geen uitdrukking kent voor "echtgenoot". Het woord is eenvoudig "man", dat wil zeggen: een man, niet een kind of een vrouw. Hoe dwaas zou het zijn het overal met "echtgenoot" te vertalen, mag wel blijken uit deze voorbeelden: "Jezus, de Nazarener, een echtgenoot" (Hand. 2:22), of: "Ik ben een Joodse echtgenoot, geboren..." (Hand. 22:3), of zelfs in deze passage zelf: "tot een volgroeide echtgenoot" (Efe. 4:13). Het Grieks zegt gewoonlijk eigen man voor echtgenoot. Daarom lezen we van uw "eigen echtgenoot" (Efe. 5:22). Het woord echtgenoot is slechts idiomatische onzin en zou niet de basis mogen vormen voor een nieuwe leer zoals deze.

Maar waarom zouden we stoppen met redeneren, nu we eenmaal zijn begonnen? Als het lichaam een echtgenoot is, dan moet er ook een vrouw zijn. Wie kan dat zijn? Ik veronderstel dat de bruid, het gelovig Israel, de enige is die in beeld is. Maar als onze bestemming in de hemelen is en de hunne op Aarde, dan is er goede reden om te vrezen voor ons toekomstig geluk! De partners zullen voor het grootste deel van de tijd van elkaar gescheiden zijn! Ze zouden geen geestverwanten zijn. Hun belangen zouden heel verschillend zijn. Maar meer dan dat, we zouden in conflict komen met de echte echtgenoot van de herstelde natie: Yahweh. Zij zijn niet de bruid van Christus, maar van Yahweh. En wij zijn niet Yahweh. Zelfs ons redeneren zal ons daar niet brengen. In welk soort absurditeiten vervallen we, zodra we het geloof inruilen voor falend, dwaas redeneren!

De weergave met echtgenoot herinnert ons aan een opmerkelijke weergave in onze King James vertaling, die niet door de Herzieners werd gewijzigd. Daar lezen we dat Paulus de Korinthiërs aan één echtgenoot had uitgehuwelijkt. Dit kan begrijpelijke geweest zijn toen de King James werd gemaakt, maar nu zou het een misdaad zijn om een pure maagd te beloven aan een man die al een echtgenoot is. Ik ben geneigd het woord dat weergegeven wordt met uitgehuwelijkt of beloofd niet als getrouwd, maar met verloofd te beschouwen en ik heb gezien dat de beste Duitse vertalingen het zo hebben. Dit is het echte beeld. Niet een huwelijk, maar de toestand van een maagd vóór het huwelijk, die op een bijzonder wijze vraagt om alleen zijn en om puurheid. Letterlijk wenste Paulus dat de Korinthiërs geheel en al voor Christus zouden zijn. Zij konden dit worden zonder letterlijk Israelieten te worden of een plaats in te nemen in het Koninkrijk. Wij, leden van het lichaam, zouden zo moeten zijn. Zelfs al zouden we het illustreren door middel van de huwelijksband, zou dat ons niet uit het lichaam wegnemen en ons in de bruid plaatsen. Beelden zijn geen feiten.

De poging om het beeld van de bruid van Yahweh in een van Paulusī brieven te persen, lijkt me buitengewoon ongelukkig en te berispen. Er schijnt een "bewijs" nodig te zijn dat de Korinthiërs "Joods" waren, en aangezien zoiets niet te vinden is, moet er een uitgevonden worden. Zouden we ook ons lidmaatschap verliezen in het lichaam van Christus en toegevoegd worden aan de bruid van Yahweh als we vrijgezel en puur zouden zijn ten opzichte van Christus? Dit is alles wat het beeld overbrengt.

Vreemden - medeburgers.

In de voorafgaande era, in het vlees, waren de gelovigen uit de natiën vreemden, en hadden als het ware geen burgerrechten in het Koninkrijk, dat van Israel is (Efe. 2:12,19). Maar tijdens de crisis, toen de brief werd geschreven, werden zij mede-burgers, niet van Israel, maar van de Joodse mede-gelovigen. Filippenzen pakt dit beeld op en lokaliseert ons burgerschap "boven". Het behoort niet bij de Aarde, maar bij de hemelen. Laten we dit beeld niet verwarren met de feiten. Paulus had een Romeins burgerschap in Tarsus (Hand. 21:39; 22:28). Er was tussen de twee geen conflict. De een was voor zijn lichaam, de andere voor zijn geest. Te zijner tijd zullen we onze hemelse rechten genieten en onze aardse laten vallen.

Gasten - leden van de familie.

In de era vóór Efeziërs had de Onbesnedenheid rijke geestelijke bezittingen, maar kon niet de familiekring van Israel binnengaan vanwege hun vleselijke onvermogens. Zij konden alleen de plaats innemen van een gast aan Israelīs tafel. Dit is een prachtig beeld van de plaats van de natiën toen zij deelnamen aan Israelīs geestelijke zegeningen. Nu, echter, is onze status anders. Wij zijn lid geworden van Godīs familie. We zijn geen proselieten, of volslagen Israelieten, maar, op een andere basis - niet die van het vlees, zijn wij bona fide leden van Godīs grote familie. Een beeld, niet een feit. Wij hoeven niet onze families te verlaten, of onze vrouw of kinderen, om binnen te kunnen gaan in deze relatie. We behouden beide (Efe. 2:12,19).

De vrouw en de ecclesia.

De echtgenoot is hoofd van de vrouw, zoals Christus het Hoofd is van de ecclesia (Efe. 5:23). Nog jaren nadat ik mezelf had vrijgevochten van de leer dat de kerk de bruid is, was ik erg ongenegen welk vrouwelijk beeld dan ook te overwegen voor de ecclesia. Nu heb ik die vrees niet meer. De feiten zijn duidelijk. Wij moeten onderschikt zijn aan ons Hoofd. En waarom zou een vrouw niet van deze onderschikking leren haar echte plaats te vinden in de relatie tot haar echtgenoot? Indien we verder gaan en dit beeld opblazen tot voorbij haar legitieme grenzen, zoals we dat met andere beelden deden, dan is er zeker reden voor vrees. Dan zullen we in conflict komen met de vrouw van Yahweh en van het Lammetje. Maar als we het zonder kunstmatige toevoegingen laten, zoals het er staat, is alles in orde. Er is zelfs geen enkele inbreuk op het feit dat de echtgenoot zijn vrouw moet liefhebben zoals hij zijn eigen lichaam liefheeft - zoals Christus Zijn ecclesia liefheeft.

Minderjarigen en volwassenen.

Aangezien "perfectie" of volwassenheid kwamen met Paulusī laatste onthullingen (1Kor. 13:10), staat het alle gelovigen vrij ze te verkrijgen. Dit beeld heeft kortweg te doen met de gezindheid. De weergave in de King James met "weest mannen in begrijpen" (1Kor. 14:20), zou moeten zijn: "wordt volwassen in gezindheid". Het was mogelijk voor sommigen aan wie Paulus wijsheid leerde om volwassen te zijn, omdat hij aan hen de geheimen bekend maakte die op het punt stonden onthuld te worden (1Kor. 2:6,7), maar de gelovigen waren gewoonlijk onvolwassen minderjarigen, behalve in verband met de wet. Alleen de onthulling van de huidige geheime bedeling garandeert niet het verkrijgen van volwassenheid, maar maakt die mogelijk. Paulus vermaande en onderwees om zo iedere mens volwassen in Christus Jezus te presenteren (Kol. 1:28). De apostelen, profeten, evangelisten, pastores en leraren werden gegeven om de gelovigen aan te passen aan de huidge era van volwassenheid, opdat zij niet langer minderjarigen zouden blijven, van hier naar daar geslingerd wordend, en rondgeblazen door alle wind van leer (Efe. 4:11-14). Hier naar oordelend, hebben nog maar weinigen de volwassenheid verkregen. Ze neigen naar de speeltjes van de kindertijd: religie, riten, zelfrechtvaardigheid, vertoon, kracht, en alles wat niet in het kruis van Christus te vinden is. Zij die volwassen zijn zullen hun gezindheid uiteen gezet zien in de brief aan de Filippenzen (3:11-16).

Geworteld en gegrondvest.

Beelden zijn zeker niet beperkt tot het gebied waarvan ze spreken. Sommige van de meest schitterende beelden in de Hebreeuwse Schrift beelden de Heer uit als een wild beest. Hier hebben we de heiligen afgebeeld als een plant, met wortels die in de grond verzonken zijn. De gedachten hier achter schijnen voeding en standvastigheid te zijn. Een plant die goede wortels heeft leeft en groeit. Op de juiste wijze gegrondvest staat ze stevig en sterk. Liefde is de bodem waarin wij kunnen gedijen en staan. Alle vlees is gras, omdat het al snel verdort en verdwijnt. Wij zijn niet in vlees, maar in geest, en, met de liefde als plantbed, zullen we niet het gras nadoen, maar groeien en stevig staan.

En nu bidden we dat God de lezer genadig de geest zal schenken van geduldig en rustig onderzoeken. Het kan pijnlijk zijn veel van wat we voor kostbaar hielden te verlaten, iets wat ons mogelijk veel gekost kan hebben om te verkrijgen en te behouden. Maar laten we deze dingen afwegen voor God. Laat ons jaren nemen om onze positie te overdenken en onszelf, indien nodig, aan te passen aan de goddelijke boodschap van de Efezebrief.




Naar deel 5

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

ĐConcordant Publishing Concern