Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 32
De eenheid van de geest - deel 1
door A.E.Knoch.

God begint met Zichzelf en eindigt met Zichzelf. Vóór de aionen zit God in Zijn eenzame majesteit. Met de aionen komt de onthulling van Zijn Christus. Dan worden we opgeroepen Zijn handelen met schepselen te overdenken. Zodra het toppunt van de aionen is bereikt, zal de geschiedenis terugkomen naar zichzelf. Iedere eerdere fase zal op een steeds grotere schaal herhaald en geoefend worden, totdat we opnieuw alles onder de heerschappij van Christus zullen vinden, het vroegste Hoofd. Dan komt de voleinding en wordt God opnieuw Alles in allen. Dan, echter, wordt Hij niet Alles in Zichzelf, maar Alles in al Zijn schepselen.

Dezelfde gang van zaken wordt gevolgd bij het onthullen van de structuur van de tabernakel in de wildernis. Eerst beschrijft Hij Zijn eigen troon, dan onthult Hij de verschillende voortreffelijkheden van Christus, zoals getoond binnen de heilige plaatsen, en later leidt Hij ons naar buiten, naar de vaten in de hof, en naar de buitenste poort. In de praktijk keerden de priesters deze volgorde om. Zij begonnen buiten de omheining en passeerden het altaar en het wasvat, voordat zij in de heilige plaats komen.

Onze overdenkingen lijken hier wel wat op. Beginnend bij God in Zijn meest geheime genegenheden, bedacht vóór de schepping, hebben wij, als Zijn leden, onze relatie met Christus nagespeurd, en hebben we de wederzijdse relaties van Zijn heiligen overdacht. De rest van de brief keert deze volgorde om. Wij zullen nu onze stappen terug volgen en de huidige praktische gevolgen van deze schitterende ontvouwingen overwegen. Eerst zullen wij het gedrag ter hand nemen dat volgt uit onze relatie met elkaar; als tweede onze verantwoordelijkheden als leden van het lichaam van Christus; als derde de strijd die wacht op hen die, in afwachting van die dag, door geloof binnen gaan in ons hemels lotdeel.

We willen onze lezers imponeren met de bruikbaarheid van de literaire structuur van deze brief. De oproepen die volgen zijn niet alleen gebaseerd op de eerste helft in het algemeen, maar passen bij bijzondere delen. Onze houding heeft dezelfde drie aspecten als de Efezewaarheid. Wat we geloven van God en van Christus en van de heiligen, moet geleefd worden voor de heiligen en voor Christus en voor God. Het is leerzaam de brief als tussenzin te lezen. Na het overdenken van ons lotdeel te midden van de hemelingen (Efe. 1:3-19), kunnen we overstappen naar onze hemelse strijd (Efe. 6:10-20). Van het eerste deel, dat zich bezig houdt met het lichaam van Christus (Efe. 1:20-2.10), kunnen we ons nu keren naar het tweede (Efe. 5:21-6:9). Kijk, om de nieuwe mens (Efe. 2:11-22) te kunnen verstaan, naar wat er gezegd wordt over de nieuwe mensheid (Efe. 4:17-5:20). Deze ver uit elkaar liggende contexten zijn verbeterende boeksteunen op onze interpretatie, die gemakkelijk ondergewaardeerd kunnen worden.

De eerste helft sloot af met een samenvatting en een verzoek. Voordat begonnen wordt met de drie hoofdthema's van de brief, wordt ons een oproep en een andere samenvatting gegeven, beide verband houdend met gedrag. De eerste zes verzen van hoofdstuk vier presenteren een pleidooi dat van het grootste belang is voor allen die God in deze bediening een genoegen willen doen. Laten we opmerken dat dit de eerste woorden zijn die God geeft om ons gedrag te regelen, nadat de rijkdommen van Zijn genade bekend zijn gemaakt. Tegelijkertijd zijn ze een test. Als we echt de grote onthulling hebben ontvangen die vooraf ging, zou dit de vrucht moeten zijn. Als, bijvoorbeeld, wij een broeder vinden die zich inspant de eenheid van geest te bewaren, mogen we er zeker van zijn dat hij leeft in de kracht van de voorafgaande ontvouwingen.

We moeten er niet aan voorbij gaan Paulus' nieuwe titel op te merken: de gevangene in de Heer. Om de huidige waarheid te presenteren is hij de gevangene van Christus Jezus (Efe. 3:1). Om het kracht bij te zetten is hij de gevangene in de Heer (Efe. 4:1). We hebben al Christus Jezus en onze plaats in Hem overdacht. Nu worden we opgeroepen Hem als onze Heer te erkennen en te overwegen welk gedrag Hem een genoegen doet. Christus deelt onze zegen uit, de Heer zoekt gehoorzaamheid. De sleutel tot alle goed gedrag kan samengeperst worden in een enkele zin: "Christus, mijn Heer!"

Alle echte gehoorzaamheid moet de niet afgedwongen vrucht zijn uit het eerdere deel van de brief. Het is volkomen nutteloos Efeziërs via de achterdeur binnen te gaan. Niemand kan welk van deze oproepen dan ook uitvoeren, op de wijze waarop ze gehoorzaamd moeten worden, anders dan door de kracht die opgewekt wordt door de heerlijke genade. Iedereen die probeert de oproepen in Efeziërs af te dwingen zonder de kracht gevende gunst waarop zij zijn gefundeerd, vernedert ze tot het niveau van de wet. Ja, ze zijn zelfs meer veroordelend dan de wet, want zij eisen veel meer dan Mozes ooit deed. Laten we niet een gedwongen, onwillige gehoorzaamheid opbrengen, maar laat ieder werk het gevolg zijn van Gods meest heerlijke genade.

Wie kan waardig wandelen naar een roeping die hij niet begrijpt? Laten we niet proberen te zijn wat we niet zijn. Al wat God van ons vraagt is te leven naar wat Hij ons heeft gemaakt. De voorbereiding voor zo'n wandel, de kracht van zulk een houding, ligt in een bewust zijn van onze hoge sociale rang te midden van Gods adel. Te midden van mensen herkennen we al snel iemand van adel door de oppervlakkige finesses van zijn gedrag. Wij zouden echte adel moeten zijn, gekend door de diepere en meer blijvende waardigheden die de waarheid versieren die wij beweren te bezitten.

Het zeldzaamste en kostbaarste juweel dat te vinden is in het veld van menselijk gedrag, is ware nederigheid. In deze dagen wordt het bespot en veroordeeld. Het wordt als zwakte beschouwd, soms zelfs als een ziekte. Zelfs in de religieuze kringen, is nederigheid in het geheel niet in tel. Agressieve zelf-bevestiging schijnt nodig te zijn voor promotie. Hoe ver zijn we gevallen van het grote ideaal! Hoe weinig zien we de echte mildheid, die voortkomt uit een grondige bewustwording van de waarheid! Het zonlicht van Gods gunst heeft niet alleen onze verhoging in Christus onthuld, maar ook onze vernedering in onszelf. Hoewel perfect rechtvaardig in Hem, hebben we alle zelf-rechtvaardiging verloren. We kunnen ons verheerlijken in God en in Zijn Christus, maar dit houdt wel de uiterste verwerping in van al onze eigen verdiensten.

Alleen iemand die een laag beeld van zichzelf heeft, is in een positie om het falen en tekortschieten van anderen te verdragen. Geduld is de zeldzame en kostbare eigenschap die nederigheid en mildheid navolgt. Wij moeten elkaar verdragen in liefde (Efe. 4.2). Dit alles is gebaseerd op de onpeilbare genegenheid die God over ons, en over allen die van Hem zijn, uitstort. Wij kunnen geen antwoord geven op Zijn liefde, zonder tegelijkertijd hen in te sluiten die er door omarmd worden. We kunnen het in de praktijk het best laten zien door een gepast gedrag ten opzichte van Zijn heiligen. Toen de apostel ons voor het eerst een glimpje liet zien van het overstijgende pad dat we nu betreden, vatte hij het allemaal samen in één woord: liefde (1Kor. 12:31-14:1). Hij begint zijn lofrede met te zeggen: "Liefde is geduldig" en hij eindigt met te bevestigen dat ze alles verdraagt (1Kor. 13:4,7). Dit is de grootste van de blijvende drie-eenheid: geloof, verwachting, liefde, en de liefde dwaalt nooit af.

Nu hebben we een fundament voor vrede. De strijdende partijen van het Christendom zoeken vrede door middel van compromissen. Echte vrede tussen Gods heiligen is gebaseerd op nederigheid en mildheid, geduld en verdragen, en een erkenning van de eenheid van de geesten. Zonder dit kan er geen echte verzoening zijn. De vrede en eenwording die vandaag wordt voorgesteld, is grotendeels gebaseerd op onverschilligheid voor de vitale waarden van Gods onthulling. Ze is menselijk in haar methoden en doel. We kunnen alleen echt een zijn met allen die geheiligd zijn, door de sekten en partijen en schisma's te negeren waartoe zijn behoren. Laten we gemeenschap hebben met allen, ongeacht hun kerkelijke verbanden. Behoren zij tot het lichaam van Christus? Dan behoren ze bij ons en wij bij hen.




Naar deel 33

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern