Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 33
De eenheid van de geest - deel 2
door A.E.Knoch.

De dagen waarin we leven zijn dagen van verdeeldheid en tweedracht en opdeling. Er is een voortdurende en volhardende inspanning voor eenheid, maar die draagt zelden een andere vrucht dan schisma. Een van de meest trieste kenmerken is het feit dat waarheid zelf tot excuus wordt gemaakt voor verdere verdeling. Iedere "beweging" vervalt snel tot een sekte. En de zaden van schisma's zijn zo vruchtbaar, dat er maar een korte tijd nodig is voordat de verdeeldheid zelf verdeeld wordt in dozijnen fragmenten.

De enige menselijke methode van het stoppen van dit uiteenvallen, is het aanstellen van een menselijk hoofd, zoals de patriarchen van de oosterse kerken, de paus van Rome, of de bisschoppen en raden van de westelijke kerken. Er moet de een of andere menselijke autoriteit zijn. Leiders menen dat zij hun volgelingen niet tezamen kunnen houden, tenzij zij gezag hebben over hun geloof en voor hen kunnen beslissen wat zij moeten geloven.

Er rijst uit dit punt een zeer praktische en dringende vraag op. We hebben een paar grote en kostbare waarheden, met name die van de verzoening van het universum. Zullen wij toestaan dat deze waarheid scheiding brengt tussen ons en onze mede-gelovigen? Zullen wij het de kern van een sekte laten worden? Zullen wij onze gemeenschap beperken tot hen die zien wat wij zien op dit belangrijke punt? Zal het een scheiding teweeg brengen, een andere scheur in de eenheid die God bedoeld heeft als kenmerkend voor Zijn heiligen in deze bedeling?

Dat dit de natuurlijke neiging is zal niemand ontkennen. En niemand kan er wat aan doen dat hij meer intieme gemeenschap heeft met iemand met een gelijk geloof dan met hen die anders gezind zijn. Voor menselijke wijsheid zou een krachtige, afgescheiden organisatie de zekerste methode zijn van het bevorderen van een succesvolle propaganda. Het antwoord op al deze vragen is te vinden in de openingssmeekbede van de Efezebrief (Efe. 4:1-6). Daar hebben we een eenheid, de eenheid van de geest. We worden niet alleen opgeroepen deze eenheid te maken, maar ze te behouden.

Dit is van groot belang. Alle inspanningen voor christelijke eenheid zijn vandaag als het samenplakken van gebroken fragmenten. Ze zijn alle gericht op het herstellen van een uiterlijk voorkomen. De echte eenheid is een geestelijke en bestaat nog steeds, ondanks alle schijnbare verdeeldheid. Al wat nodig is, is deze eenheid te erkennen en de andere zogenaamde eenheden en verbanden te negeren die proberen een oppervlakkige eenheid te scheppen, maar die in werkelijkheid de grootste hindernissen zijn voor het tentoonspreiden van de door God gemaakte eenheid die al de Zijnen omarmt.

De eenheid die we met ijver moeten houden, is gebaseerd op zeven fundamentele waarheden. Het sleutelwoord is één.
Er is één lichaam en slechts één,
één geest,
één verwachting,
één Heer,
één geloof,
één doop,
één God en Vader.
De apostel onthult niet aan de Efeziërs dat er een God is, of dat er een lichaam is. Hij staat er op dat er slechts één is. De kerk van vandaag verwerpt elk van deze goddelijke eenheden.

Wanneer we lezen over "de protestante lichamen" wat is dat anders dan een ontkenning dat er één lichaam is? Maar is het niet nog triester te horen van hen die elkaar ontmoeten "op basis van het ene lichaam," maar allen uitsluiten die niet op deze grond bij elkaar komen? Het lichaam van Christus is niet een organisatie die wij zelf gemaakt hebben. Het is een organisme waarvan de leden in het lichaam geplaatst zijn zoals Hem dat uitkomt. Het heeft maar één Hoofd, Christus. Het is onze taak en voorrecht ten eerste Zijn hoofdschap te erkennen en, dit doende, moeten wij ook ieder lid erkennen dat Hij heeft. Wij zijn allen leden van hetzelfde lichaam. We zijn niet verdeeld. We zijn één.

Het gebrek aan eenheid onder Gods heiligen is een bron van de hoogste schande en verwarring voor hen die pogen Hem te dienen. Te rouwen over de vele organisaties die de bekendmaking van deze eenheid aan de wereld tegenwerken, is de constante oefening voor allen die de waarheid kennen. Niet alleen zijn de kasten van Israel opnieuw tot leven gebracht, zodat we geestelijken en leken hebben, maar we hebben honderd sekten voor elk van de hunne. Er is slechts één lichaam in Christus, maar er zijn er duizenden in de wereld. Er is slechts één geloof, maar de belijdenissen zijn ontelbaar. Er is slechts één Heer, maar hoe divers zijn die orden die Hem hebben vervangen!

Er zijn vele pogingen gedaan om "terug te keren naar de basis van het ene lichaam," maar elk daarvan had een andere organisatie tot gevolg, een andere verdeeldheid. Iedere inspanning die gedaan werd om Gods volk te verenigen, schijnt niets anders te zijn dan een middel tot een verder schisma. Een nieuwe waarheid wordt verkondigd. Sommige geloven, sommigen niet. Een groep gaat weg, en er ontstaat een ander "lichaam." Ongeloof sluipt binnen, en een beweging als het "modernisme" dringt een gemeente of een kansel binnen. Zij die trouw willen blijven staan er tegen op en er is weer een ander lichaam. De tragische waarheid is dat het een onverschilligheid en compromis is die er toe neigen het Christendom te organiseren in een groot dood lichaam, en het zijn de oprechte en trouwe geesten (die de eenheid van de geest zouden moeten bewaren) die voortdurend een verder uiteenvallen veroorzaken. Wat moeten we doen? We kunnen geen compromis sluiten, noch zouden we durven verdelen.

Het probleem is dat mensen hun eigen eenheid maken, terwijl ze de eenheid van de geest negeren. Op het moment dat wij die maken, mogen we er zeker van zijn dat we ze breken. Het is niet nodig ze te maken, we moeten ze nemen. Negatief gesproken is al wat nodig is het negeren van alle eenheden, hoe fraai ze ook lijken, hoe goddelijk de heiligen ook zijn die er toe behoren, hoe onmisbaar ze ook schijnen te zijn. Laten we, positief gesproken, allen erkennen die verzegeld zijn door de geest, allen die God kennen en leden zijn van het lichaam van Christus. Laten we alleen één lichaam erkennen, één geest, één verwachting, één Heer, één geloof, één doop en één God.

Eenheid is een van de overheersende gedachten in Efeziërs. Het is niet beperkt tot deze oproep. Ieder onderdeel van het geheim bestaat uit het bijeen brengen van hen die ver verwijderd waren. Het eerste hoofdstuk geeft de natiën hetzelfde lotdeel als een uitverkoren deel van de Besnijdenis, omdat zij dezelfde geest verkregen hebben. In het tweede hoofdstuk worden Jood en heiden opgewekt en tezamen gezeten, en later worden de twee tot één gemaakt en schept Hij de twee tot één nieuwe mensheid. Fysieke verschillen worden alle ingetrokken. De benauwende verdelingen van het verleden worden weggedaan. Een van de hoofddoelen van ons leven zou de bewaring van de eenheid moeten zijn, die feitelijk bestaat tussen ons en alle andere heiligen van deze era. Laten we iedere poging weerstaan die wil scheiden wat God bijeen heeft gebracht.

Één lichaam.

In Israel waren er, afgezien van de verschillende sekten, meerdere "lichamen" van goddelijke aanstelling. De zalvende olie was beperkt tot een bevoorrechte klasse mannen, het priesterschap. Zij vormden een bepaald lichaam, gescheiden van de Levieten, hun broeders, en de rest van Israel. De priesters waren, op een bijzondere wijze, Gods christussen, of gezalfden, in Israel. Zij hadden de olie, een teken van de geest. Allen in deze bedeling hebben de zalving van de geest zelf en alle hebben vandaag toegang tot de aanwezigheid van de Vader. Niemand in het lichaam van Christus is als een gewone Leviet, of als een gewone Israeliet van een andere stam. Er waren op z'n minst drie onderscheiden lichamen in Israel, bepaald dor hun afstand tot de Godheid. Buiten deze waren er bepaalde "lichamen", zelfs onder de natiën. Er waren de proselieten en anderen die geloofden, twee of drie "lichamen" vormend onder de heidenen, hoewel elk daarvan maar weinig voorrechten had, van welk soort dan ook.

In tegenstelling hiermee is er vandaag slechts één lichaam. Het is een gezamenlijk lichaam, waarin alle leden gelijk van rang zijn. Niet alleen zijn zij uit de Besnijdenis, priesters, Levieten, en anderen, op gelijk niveau, maar de proselieten en devote gelovigen uit de natiën worden niet van elkaar onderscheiden of van de drie lichamen in Israel. De meest zonderlinge en ongeleerde heilige in het ver gelegen Thessalonica was in het lichaam van Christus van dezelfde rang als Barnabas, de Leviet. Er is geen tempelgordijn, dat de priesters buiten hield, geen heilige plaats waar de Levieten niet konden komen, geen hof waar een Israeliet geen toegang had, geen muur die de natiën buiten sloot, geen ceremonieën die de proselieten afscheidden van de mindere rangen van heidense gelovigen. Allen zijn één lichaam, want allen zijn in Christus, zo nabij en geliefd door God dat onderscheid onmogelijk is.

Laten we er op staan dat de karakteristieke waarheid voor vandaag niet slechts is dat we het lichaam van Christus zijn, maar dat dit een gezamenlijk lichaam is en dat er slechts één is. Er zijn verschillen tussen heiligen. Er zijn graden van kennis en onwetendheid. Er is variëteit in dienstbetoon en de beloningen waartoe dit leidt. Maar laten we niet vergeten dat we niet in het lichaam van de Heer zijn, maar in het lichaam van Christus. Talenten en dienstbetoon zijn niet noodzakelijk voor het lidmaatschap. De meest onwetende heilige heeft recht op een plaats in het gezamenlijk lichaam. Er is in het geheel geen dienstbetoon nodig om lid te worden. Alleen geloof is wat vereist is. Alleen zo kan er maar één lichaam zijn.

Het Christendom heeft vandaag vele organisaties. Toch zijn er in al deze, en ook buiten deze, zij die levende leden zijn van dat grote geestelijke organisme waar Christus het Hoofd van is. Dit is de ware "katholieke" of universele, kerk. Het is de enige die onze gedachten of serieuze overdenking waard is. Het lidmaatschap er van is alleen gebaseerd op het bezitten van Gods Geest, niet op welke mens-gemaakte banden dan ook. Alleen God kan mensen er in plaatsen en niemand kan een mens er uit halen. Het is goddelijk. Het is het werk van Gods Geest. Laten we het werk van Zijn handen erkennen en Zijn resultaat bevestigen. Vele heiligen staan versteld door de religieuze atmosfeer in de een of andere grote kathedraal, maar zijn zich niet de plechtige heiligheid bewust van Gods echte verblijfplaats, de kerk van Christus. Alleen zij is geheiligd. Laten we er veel belang aan hechten.

Één geest.

We zijn er al zo lang aan gewend "geest" te lezen met de hoofdletter S en het exclusief te laten verwijzen naar Gods Geest, dat voor velen de kleine s beledigend en neerbuigend schijnt te zijn. Maar het woord geest is zeer zeker niet beperkt tot Gods heilige Geest. Het zou afgezaagd zijn er op te staan dat Gods Geest de enige zou zijn. Wij hebben een geest. Iedere daad in ons leven wordt gekenmerkt door een geest. Elke bediening heeft haar eigen bijzondere geest. De geest van de Mozaïsche bedeling was wettelijk. Ze heeft vandaag geen plaats. Toen de discipelen verlangden vuur naar beneden te laten komen op hun vijanden, werd hen verteld dat zij niet wisten welke geest bij hen hoorde. De geest van Elia's bediening was heel anders dan die van onze Heer, hoewel beiden door dezelfde heilige Geest werden gedreven.

De "geest" spreekt van het temperament van het denken, de sleutel waarmee de activiteiten van het leven worden afgestemd. In elke goddelijke bediening is dit afhankelijk van Gods aanvaarding en de aard van het werk waar Hij mee bezig is. Elia's houding naar zijn vijanden kon niet door onze Heer gekopieerd worden, noch kunnen wij de geest van de dag van onze Heer kopiëren. Heidenen werden behandeld als buitenstaanders, die vrijwel geen aandacht verdienden. Dezelfde geest werd niet getoond aan hen die in de kerken van Israel verkregen werd. Alleen wanneer een Jood koppig was en niet voor de beslissing van de vergadering wilde buigen, moest hij als een man van een andere natie behandeld worden. Vandaag mogen zulke onderscheiden niet gehanteerd worden. Joden en heidenen staan op gezamenlijke bodem en die is geestelijk. We gaan met elkaar om op het ene hoge plateau van Zijn verhoogde gunst.

Zij van de Besnijdenis die in hun geloof stierven, zijn nooit binnen gegaan in deze waarheid. Zelfs nadat deze brief was verzonden, schreef Petrus aan de verstrooiing, hen mededelend zich goed te gedragen "te midden van de natiën" (1Petr. 2:12), waar zij zich bevonden. Dit is niet een op zich staande uitspraak, maar een van vele die de dubbele geest laat zien die hij en de overlevende Besnedenen aan het eind van hun dagen toonden. Nergens in zijn brieven, of in welke brief dan ook, uitgezonderd Paulus' laatste, ontvangt de waarheid van de ene geest bevestiging.

Het Christendom heeft vrijwel volkomen de geest gemist die het zou moeten onderscheiden van alle voorgaande bedieningen. Ze heeft geleefd in de atmosfeer van de Sinaï of Jeruzalem, in plaats van in het gevangenishuis van Paulus in Rome. In de slavernij van de wet, of pogend te passen in het aardse Koninkrijk, heeft ze een geest ingezogen en getoond die vreemd is aan de waarheid. Ze zou zo'n grenzenloze genade en liefde moeten tonen, in overeenstemming met Gods eigen houding, dat alle mensen overal elke daad van haar zouden moeten herkennen door haar christelijke geest. In plaats daarvan is ze het tegendeel geworden, en wordt ze door God Zelf beschreven als een ontaard monster, verscheurender dan de beesten van de Aarde.

Één verwachting.

Het vroegste geschreven verslag dat we van Paulus' bijzondere bediening hebben, luidt als volgt: "want zij berichten over ons wat voor soort intrede wij bij jullie hebben gehad en hoe jullie terugkeren tot God, weg van de afgoden, om te slaven voor de levende en ware God, en te wachten op Zijn Zoon uit de hemelen, Die Hij opwekt uit de doden, Jezus, De ons reddende uit de komende verontwaardiging." (1Thess. 1:9,10;SW). De toorn die over Israel en de Aarde komt, waarvan Petrus sprak op de Pinksterdag, die weergegeven is in Openbaringen, zal doorstaan worden door de heiligen die overleven voor deelname aan het Koninkrijk. Indien onze plaats zou zijn in dat Koninkrijk en wij zouden hopen levend binnen te gaan, zou ons uitzicht op de toekomst er een van vrees en dreiging zijn. Elk moment zouden de poorten van Yahwehs macht open kunnen gaan en zouden wij in kunnen gaan in de vreselijke beproevingen, en lijden onder de verschrikkelijke oordelen. Alleen zij die volharden tot het einde zullen verlost worden.

Dit is de sleutel tot Paulus' brieven aan de Thessalonicenzen. Dit is wat zij vreesden en dit is de toestand waarin zij meenden vervallen te zijn. Het scheen hen allemaal heel erg echt. Paulus, een voorgevoel hebbend van hun vergissing, drukt de zaak uit in een zeer realistisch beeld. Hij stelt alles in het heden, ondanks het feit dat "wachten op" de toekomstige tijd vereist. Onze Heer wordt voorgesteld als de Ene die hen verlost - niet als Degene Die hen verlossen zal. In overeenkomst hiermee zijn ze verlost voor de verontwaardiging, niet uit, alsof ze er al in waren. Paulus gebruikt hetzelfde beeld voor zichzelf, als hij spreekt over gered zijn uit de muil van de leeuw (2Tim. 4:17). Hij was er nooit in. Maar zulke gevaren maken een diepe indruk op het denken en het is meer passend het gevoel te stellen dan het feit.

Tot slot is hier een waarschuwend woord voor de studenten van de Schrift op z'n plaats. Het is goed, waar mogelijk, precies te zijn en te staan op de letterlijke betekenis. Ik heb grote sympathie voor hen die wijzen naar het verbindende uit om te bewijzen dat de Thessalonicenzen in de komende verontwaardiging zullen zijn, want, zo zeggen zij: "Hoe kunnen ze er uit komen als ze er nooit in waren?"
Maar er is een hogere logica dan deze. Ze kan als volgt uitgedrukt worden: Ieder woord, in de Schrift, moet geïnterpreteerd worden in overeenstemming met de context en het hele product waarvan het een deel is. Nu is het de hoofdtaak van de brieven aan de Thessalonicenzen om te bewijzen dat zij niet bestemd waren voor verontwaardiging, maar voor het verkrijgen van redding (1Thess. 5:9,10). Geen enkel woord in de brief moet geforceerd worden om iets anders te leren, zeker niet wanneer het figuurlijke gebruik leven en kracht geeft en elders in dezelfde betekenis wordt gevonden. Laten we voelen dat de Zoon van God ons verlost uit de komende verontwaardiging, die elk moment kan losbarsten over onze hulpeloze hoofden.

Israels verwachting vindt in het Koninkrijk geen vervulling tot na de tijd van verdrukking. Daarom gaf Paulus de Thessalonicenzen en de Korinthiërs een eerdere verwachting. Dit is wat in het bijzonder hen van de Besnijdenis die Paulus' onderwijs volgden, onderscheidde van de rest. Petrus' woorden bleven bij de laatsten nog in zwang. De hemelen moeten Christus ontvangen tot het herstel van alle dingen, zoals gesproken door de profeten (Hand. 3:21). Zij wisten niets van Zijn eerdere afdaling naar de lucht. Als Paulus probeert hen van de Besnijdenis te identificeren die zijn onthullingen ontvangen hadden, valt hij terug op dit feit. Zij keken uit naar Christus' komst vóór de benauwdheid. Zij hadden een eerdere verwachting. Het hemelse lotdeel van Efeziërs is voor hen (Efe. 1:12). Het is het teken dat Paulinische gelovigen onder de Besnijdenis identificeert. Daarom is de Efeze-onthulling beperkt tot hen.

in tegenstelling tot de Koninkrijksverwachtingen, is ons uitzicht hetzelfde voor allen. Allen zullen een hemels lotdeel hebben, allen zullen met Christus zijn, allen zullen tegelijkertijd gaan. Er is maar één verwachting! Dit is de vrucht van allesoverstijgende genade. Ze gaat voorbij aan de onderscheiden van het vlees en maakt allen tot favorieten. In het Koninkrijk zijn vrijwel alle beloften en voorrechten voor Israel. De natiën hebben geen verwachting die de naam waard is. Indien de heidenen van deze era met hen zouden zijn in het Koninkrijk, zouden we spoedig ontdekken dat er meer dan één verwachting is. Ons uitzicht zou niet lijken op dat van een Jood, wat onze geestelijke verworvenheden ook zouden zijn.

Deze heerlijke waarheid wordt van alle kanten aangevallen. Het lijkt niet mogelijk om genade onvervalst te laten. Sommigen denken dat onze verwachting er alleen voor de wakenden is, terwijl de apostel duidelijk verklaart dat ze ook voor de dommelenden is (1Thess. 5.10). Anderen denken dat Hij alleen komt voor hen die naar Hem uitzien (Hebr. 9:28), en beperken het zo tot hen die in Zijn komst geloven. Hebreeën spreekt van Zijn komst voor Israel, niet voor ons. Voor hen die ten ruste zijn gegaan is deze verwachting noodzakelijkerwijze een eclectische, of uit-, opstanding, want ze gebeurt voordat de heiligen van Israel worden opgewekt en laat hen in hun graven. Het verlangen van de apostel om zijn ervaring er mee in overeenstemming te brengen, heeft geleid tot de gedachte dat hij hoopte onmiddellijk bij zijn overlijden op te staan en zo andere heilige voor te gaan naar het aanwezig zijn bij Christus. Al dit soort afwijkingen ontkennen deze eenheid. Er is één, en slechts één, verwachting die geldt voor alle heiligen van deze zeer genadevolle bedeling.




Naar deel 34

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern