Nadat hij de drie delen van het geheim had uiteengezet (Efe. 1:3-2:22), begon Paulus een gebed voor de waardering van de peilloze gunsten die hij had ontvangen, maar brak het af bij het eerste begin om een samenvatting van deze genade te geven die nu aan de natiën getoond wordt. Hij zegt: "Door dit ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus voor jullie, de natiën" (Efe. 3:1;SW), en dan introduceert hij de tussengevoegde uitweiding die we zojuist overdacht hebben. Hij wilde dat zij een helder beeld zouden hebben over de twee geheimen, het geheim van Christus en het Efezegeheim, anders zou zijn voorgestelde gebed onpraktisch zijn. Deze kennis is essentieel voor de vervulling er van. Laat niemand het gebed, of de uitleg er over, lezen zonder eerst de voorafgaande beker van zegen tot op de bodem leeg te drinken. Paulus zou deze tussenzin niet hebben toegevoegd als ze niet absoluut noodzakelijk zou zijn voor zijn verzoek. Nu echter vervolgt hij: "Voor deze genade buig ik mijn knieën voor de Vader" (Efe. 3.14;SW).
Er is uit deze tussenzinprocedure een praktische les te leren. Een gebed van zulk een intensiteit als dat van de apostel, zou nooit gemakkelijk omgezet mogen worden in een uiteenzetting. Als iemand anders hem zou hebben onderbroken, zou dat een zeer beledigende zaak zijn geweest. Er moet een zeer krachtige reden zijn geweest waarom we kennis voor kracht zouden moeten hebben. We moeten Gods genade verstaan en grijpen voordat we ons Zijn liefde bewust kunnen worden. Het is nutteloos om over de allesoverstijgende liefde van God uit te weiden in gloeiende, maar abstracte, termen. We moeten die liefde zien in haar uitwerking. We moeten haar werkzaamheid zien. We moeten ons verwonderen over wat ze bereikt. We moeten ons verbazen over haar rijkdom. Het bereik moet ons verbazen. Haar rijkdommen moeten ons verrukken. Indien een hemelse boodschapper in het midden van de hemel zou vliegen met de uitspraak: "God is liefde," zou dat wel hun oren kunnen bereiken, maar het zou geen haven vinden in de harten van de mensen.
Paulus' ingevoegde pauze in het derde hoofdstuk van Efeziërs is de goddelijke samenvatting van de huidige waarheid. Het is de sleutel tot het correct verstaan van Gods huidige werkzaamheden. Alle wijsheid van de wereld kan er niet tegenop. Veel van Gods woord kan zonder dit niet begrepen worden. Geen ander deel van de Schrift heeft zoveel waarde voor de gelovige van deze era. Laten wij het dan de plaats in onze harten en gedachten geven die het verdient. Moge het net zo verlichtend blijken voor iedere lezer als het is voor de schrijver! Moge dit het "Sesam open u" zijn voor de weelde en heerlijkheid en liefde die God heeft weggelegd voor allen die Hem liefhebben in deze dag van Christus' verwerping door Israel en de wereld.
Laten we in onze preken er niet bij mensen op aandringen te geloven, zonder hen een boodschap voor hun geloof te geven. Het evangelie bestaat niet uit een oproep om te geloven. De inhoud kan aangegeven worden met de simpele zin: "Geloof God!" Maar het evangelie zelf bestaat uit Gods woorden over Christus. Het zou goed zijn als veel van onze gebeden dat zondaren met God verzoend zullen worden, onderbroken zouden worden, net als dat van Paulus, om zo Gods houding en de basis voor onze oproep uit te leggen. Datzelfde geldt ook bij het dienen aan de heiligen. Liefde kan niet opgepompt worden uit een droge put. Vul eerst de put met de overvloed van Gods liefde, voordat we een antwoord gaan zoeken in de harten van Zijn heiligen. Deze overdenking is dan ook volkomen afhankelijk van hen voorgingen. Het heeft weinig kracht voor hen die niet de genadevolle heerlijkheden hebben begrepen die God in de huidige geheime bediening aan de natiën heeft geschonken.
Een maal eerder had Paulus een gebed voor ons opgezonden. De last van dat verzoek was dat we een geest zouden ontvangen, een geest van wijsheid en onthulling, opdat wij het drievoudige geheim zouden kunnen waarnemen (Efe. 1:15-19). Nu is zijn verzoek voor geestelijke kracht dat wij ons de liefde bewust worden die ten grondslag ligt aan de nieuwe onthulling (Efe. 3:14-22). Wat een contrast met de goedgekeurde gebeden van vandaag! Wij bidden om kracht, maar het is voor dienstbetoon. Onze god is een kleine godheid die onze hulp nodig heeft, niet een grote God Die onze harten en onze hoofden wil hebben. Laten we niet de ijver afbreken bij het doen van Zijn wil, maar laten we nooit het betere deel vergeten dat door Maria werd gekozen, en het feit dat zij, hoewel door haar zus veroordeeld, geprezen werd door haar Heer. En wie zal zeggen dat Maria niet net zoveel kracht in haar lessen deed als Martha deed in haar huishoudelijke taken? Indien we 10 procent van de energie zouden stoppen in het graven in de diepten van onthulling, die we stoppen in de taken van ons levensonderhoud, hoe groot zou dan onze waardering zijn van Gods genade?
Het is gebruikelijk om hen die afstammen van een gezamenlijke tak, te vernoemen naar de vader van wie zij afstammen. Zo vinden wij de zonen van Israel verdeeld in twaalf stammen, naar de aartsvaders. Zij zijn bekend door de namen van hun voorouders. In de wereld van geest is er maar één Vader, en allen die van Hem zijn, hebben Hem als de hunne. Ze kunnen in het vlees vele families zijn, maar in geest zijn zij één. Israel zal op Aarde haar schatten ontvangen uit dezelfde Hand als de heiligen te midden van de hemelingen.
Het eerdere gebed was tot God; dit is tot de Vader. We verbinden kracht terecht met God, en genegenheid met de Vader. Waarom bidden we dan in deze passage tot de Vader om kracht? Omdat het grootste vertoon van kracht niet verbonden is met God als Schepper, of met de verzoening van de zondaar, of zelfs met grote bovennatuurlijke uitingen. Er is veel meer nodig om de heiligen een begrip te geven van de liefde die ten grondslag ligt aan deze laatste overvloeiing van Gods aanhankelijkheid, zoals uitgedrukt in het Efezegeheim. Indien de lezer van deze zinnen in staat werd gesteld de waarheid van deze brief op dit punt te begrijpen en door gaat met beslag te leggen op de liefde die ze onthult, mag hij er zeker van zijn dat het de vrucht is van een geestelijke kracht die ver uit gaat boven elke andere in deze bediening van Gods genade.
Van alle kanten zoeken heiligen naar kracht - kracht voor dienstbetoon, kracht voor wonderen, kracht voor genezing, kracht voor alles, behalve voor het ene essentiële ding: kracht om de waarheid van het Efezegeheim te ontvangen en er op te antwoorden. Het is dit antwoord waarvoor de apostel zijn knieën buigt. En waarom zouden wij niet het allerhoogste vertoon van Gods genade en wijsheid ons laten leiden naar het grootste verstaan van Zijn aanhankelijkheid? Hoe kon dit anders onthuld worden? Maar zelfs nadat wij begenadigd zijn met de geest van wijsheid en onthulling, om zo ons denken geschikt te maken om Gods geheime genade te verstaan, zullen wij nog niet in staat zijn de liefde te peilen waaruit alles voortkomt en waarvoor alles werkt.
Gods heerlijkheid is het universele doel. Van het kleinste insect, dat er schijnbaar niet toe doet, tot de meest soevereine zonnester in haar parabolische baan, alle hebben ze een gezamenlijk doel, een pure taak te verrichten. Mensen kunnen het een dwaze, vruchteloze rondwandeling vinden; zij kunnen het doel van de ster niet zien; maar God heeft beide aan Zijn erewagen gebonden. De Aarde is Zijn zeer vruchtbare veld. De mens is het schepsel dat het beste geschikt is om Zijn verscheidenheid aan uitmuntendheid ten toon te spreiden. De voetstappen van God naspeuren op de Aarde, dat is de ware geschiedenis van de mensheid. En zo'n verhaal zal eens deze duistere Aarde omvormen in een helderheid van de hemelse lichtgevers, waarvan de schitterende stralen de uiterste grenzen van het universum zullen bereiken en de diepste diepten van Gods liefde uitstralen.
Gods doel wordt niet bereikt voordat Hij de hartelijke aanbidding van al Zijn schepselen ontvangt. Hoe groot Zijn inspanningen voor ons ook zijn, ze zijn slechts de middelen om Hem bekend te maken. Efeziërs vindt haar climax niet in het geheim zelf, maar in een gebed voor de waardering er van. Alleen een kennis van het geheim is niet voldoende of bevredigend voor God, tenzij het een hartenhongerige bezitting en genieting insluit van de allesoverstijgende liefde van Christus. Zelfs voordat het geheim bekend werd gemaakt kon de apostel zeggen: "En indien ik een profetie zou hebben, en alle geheimen waar zou nemen ... maar ik de liefde niet zou hebben, ik ben niets" (1Kor. 13:2;SW). Niets heeft enige blijvende waarde als het niet tot liefde leidt. Het is de heerlijkheid van Gods wijsheid dat alle dingen in het universum, inclusief zonde en haat, gelokt zullen worden in de stal van de liefde.
Op dit moment zijn de meeste van Gods schepselen niet in harmonie met Hem. Hij is of onbekend, wordt genegeerd of uitgedaagd. De ideale relatie met God wordt goed uitgedrukt door het woord "complement." Zijn schepselen zouden een met Hem moeten worden om een harmonieus geheel te vormen. Alles wat in Hem is zou in hen een antwoord moeten vinden. Er zou zo'n wederzijdse uitwisseling moeten zijn in iedere band van leven dat die zeer aangenaam zal zijn voor beiden. Hij is de Schepper en wij zouden onze plaats moeten innemen als Zijn schepselen. Hij is de Vader, wij Zijn geliefde zonen. Hij is de Verzoener, wij de verzoenden. Hij is de Verlosser, wij de verlosten. Maar meer dan dit, wij hebben met Christus een plaats toegewezen gekregen in Zijn werk van het Hem onthullen aan de hemelse menigten. Het is alleen wanneer wij zelf gevuld zijn met Zijn aanhankelijkheid, dat het naar anderen kan overvloeien.
Geen brief in de Schrift is zo vol van harmonieën als Efeziërs. Er is een voortdurende verzekering dat elke fase van onze zegen in overeenstemming is met heel de rest. Ons zoonschap past bij het genoegen van Zijn wil (1:5). De "vergeving" van onze overtredingen wordt in de schaal gelegd om in harmonie te zijn met de rijkdommen van Zijn genade (1:7). Het geheim van Zijn wil is gelijkluidend aan Zijn genoegen (1:9). Onze voorbestemming is gelijkgestemd met Zijn doelstelling (1:11). Paulus' dispensatie stemt in met Gods genade, die op haar beurt afgestemd is op Zijn krachtige werking (3:7). Paulus bidt voor een kracht die zal overeenstemmen met de weelde van heerlijkheid die door deze nieuwe onthulling de onze is geworden.
Gods rijkdommen zijn heerlijk. In deze laatste dagen zijn de rijkdommen toegenomen. Er zijn veel mensen met enorme rijkdommen, en fortuinen zijn bijeen vergaard die ons doen verstommen. Veel van onze onrechtvaardigheid en misdaad is verbonden met geld. Het brengt meer ellende voort dan dat het oplost. Over het algemeen is rijkdom een plaag voor de gemeenschap. Toch zullen allen bevestigen dat weelde macht heeft. Het is snel de overheersende kracht aan het worden in menselijke zaken. Het overtreft menselijk prestige en politieke invloed. Wat zouden we niet kunnen bereiken met onbeperkte middelen! Toch kan met alle weelde van de wereld dat ene ding niet gekocht worden. Dat is liefde. Gods weelde heeft de morele heerlijkheid die de genegenheid beïnvloedt.
Uiterlijk kunnen we zo zwak zijn als Timotheüs, met zijn veelvuldige zwakheden. We kunnen gekleed gaan in vodden en leven in de minste van onderkomens. Er kan niets zijn dat aangeeft dat wij ons wentelen in de echte rijkdommen. Deze weelde is op dit moment niet voor de uiterlijke mens. Ze is geestelijk, en voor de geest. Het is voor de innerlijke mens. Mensen zien het uiterlijke voorkomen, maar God kijkt naar het hart. Door Zijn Geest worden onze harten de verblijfplaats van Christus. Dit is het fundament voor onze kracht. Het minste menselijk hart heeft, als Christus er in woont, een heerlijkheid die de tempel van Salomo overtreft. Al haar morele waarden wonen in hem.
Onze vitaliteit en stabiliteit hangen af van het verstaan van Gods liefde. Zoals een plant zijn voedsel en kracht zoekt in de grond, zo zouden wij voor ons onderhoud en kracht moeten zoeken in de ondergrond van al Gods activiteiten, het feit van Zijn aanhankelijkheid. Wij kunnen in geen andere bodem opbloeien. Alleen hier kunnen onze wortels voedsel en onze stam kracht vinden. Beide zijn nodig voor het geven van vrucht. De mooiste boom in heel mijn tuin viel op de grond. Hij had goede wortels, maar was niet goed geplant. Hij kon de wind niet weerstaan. Hoe velen van ons slaagden er niet in krachtig de allesoverstijgende liefde vast te grijpen? Alleen daarin kunnen we staan en vrucht voortbrengen voor Gods genoegen. Niets anders zal Hem een genoegen doen. Geen vervangmiddel zal ons bevredigen. Laten we daarom dit gebed voor onszelf bidden. Laten we het tot een verzoek maken voor alle heiligen. Alleen zo kunnen we deze onmetelijke afmetingen begrijpen.
De allesoverstijgende liefde van Christus en de dimensies van het geheim worden gewoonlijk samengevoegd tot één. Maar laten we ons herinneren dat de apostel zijn gebed heeft onderbroken om het geheim uit te leggen, en dit is, als hij weer verder gaat, het onderwerp dat op zijn hart ligt. Hij weidt uit over het enorme bereik, met als bedoeling dit tot een opstap te maken voor wat er verderop ligt. Niemand kan de allesoverstijgende dimensies van de liefde van Christus begrijpen, zonder een verbaasde blik te werpen op de morele breedte en lengte en diepte en hoogte die hier mee te maken hebben, Gods laatste en hoogste onthulling.
Een karakteristiek kenmerk van de tabernakel in de wildernis was de breedte van de poort die toegang gaf aan de hof. Het gaf, in de era waarin het als type werd gegeven, iets aan van de breedte van het evangelie. Hoewel de Israelieten konden binnengaan, werden toch alle vreemdelingen buiten gesloten. Zo was het ook bij de verkondiging in het vroege deel van Handelingen. Zij spraken alleen tot de Joden. Heidenen konden niet binnengaan zonder eerst proseliet van het Judaïsme te worden. Nu is het evangelie er voor iedereen. Feitelijk is de poort van de tabernakel slechts een hindernis, want de hele muur die de tabernakel omringde is nu neergehaald. Toegang tot God is ongehinderd. Het evangelie zou niet breder kunnen zijn. Overeenkomend hiermee is de centrale muur van de tempel afgeschaft. Hierin is de huidige genade onbeperkt in breedte.
Niet alleen is het geheime evangelie nu alomvattend, de toekomstige dienst van de heiligen is alles insluitend. Israel zal uitwaaieren om de hele Aarde te evangeliseren in de dag van hun heerlijkheid. Wanneer wij binnen zullen gaan in ons eigen lotdeel, zullen we reizen naar de uiterste grenzen van het universum. Onze gemeente zal alle hemelse menigten bevatten. Vertel mij de breedte van het universum, en ik zal u een van de dimensies van dit geheim geven. De fysieke maat is een index voor haar morele omvang. Het is een aanwijzing voor de uitgebreidheid van Christus' liefde.
Wat ruimte betreft kunnen we nauwelijks een onderscheid maken tussen haar lengte en breedte, want beide vallen buiten ons begripsvermogen. Misschien zouden we aan tijd moeten denken, wanneer we over haar lengte nadenken. Ze gaat terug vóór de aionen, lang voordat de zonde haar intrede deed. Ze ging vooraf aan de nederwerping in Gods doelstelling. Het is de vroegste aanwijzing van Gods liefde voor Zijn schepselen. Wij waren bij God niet een nakomende gedachte. Laten we genieten van de bewustwording van het feit dat Hij aan ons dacht, lang voordat Hij begon met Zijn aardse volk Israel. Zijn zorg voor ons is niet te danken aan de tegenslag die voortkomt uit Israels verwerping van Zijn gunst. Wij zijn Zijn eerste liefde, de eersten die Zijn genegenheid opriepen.
Het Efezegeheim heeft niet alleen het grootste bereik van welk van Gods bedieningen dan ook, maar het graaft diep tot op de bodem van menselijke verdorvenheid en vliegt naar de hoogste hemelen. Israel had beloften en voorrechten die hen boven de gemiddelde mens deden uit steken. De heidenen stonden onder hen, ver van God, verzonken in zonde, onwetend en vervreemd, alleen de dood verdienend. De genade van God reikt, voor de trofeeën van haar overwinning, tot in de diepste diepten van ontaarding.
Nooit in het verhaal van deze sombere scene was er een tijd gekomen die zo donker en treurig was als de dagen die volgden op Paulus' laatste bezoek aan Jeruzalem en zijn gevangenneming in Rome. De Joden willen hun Messias niet hebben, noch willen zij de andere natiën enige ruimte geven. Paulus is een gevangene. Iedere weg van zegen schijnt effectief afgesneden te zijn. Alles is rijp voor oordeel. Zo scheen het. Dan, met een geestelijke schok die zo groot is als de materiële ramp die Yahwehs dag beëindigt, wordt er een plaats voorbereid voor een nieuwe schepping. God schept een nieuwe, een geestelijke sfeer, waarvan men nooit had gehoord en die men niet had gekend. Hij onthult de huidige geheime bedeling, die de menigten in de hemelen vult met bewonderende verbazing en de harten van Zijn geheiligden met hartstochtelijke lofprijzing.
Israel zal de hoogste plaats op Aarde hebben. Wij zullen de allerhoogste positie hebben in de hemelen. Wat kan er hoger zijn dan dat? Geen hemels schepsel zal boven ons staan. Allen zullen onder ons zijn. Zouden wij verheven zijn voor een plaats van zegen onder Israel, zoals dat in de komende aionen het deel zal zijn van de natiën, dan zou dat een onverdiende en ongedroomde verhoging zijn. Zouden wij op gelijke hoogte met hen zijn geplaatst, dan zou dat een vrijwel ondenkbare verhoging zijn. Om de nederigste te zijn in de hemel, hoe ver is dat verwijderd van onze hoogste hoop! Gelijk te zijn aan de hemelingen zou de grens zijn van menselijke verwachting. Echt, het is nooit in het menselijk hart opgekomen wat God heeft voor hen die Hem liefhebben! Hoogsten van de hogen, wij zullen boven alle hemelse menigten zijn!
Al deze dimensies zijn tekens van liefde. Elk daarvan voegt toe aan onze zekerheid en waardering van Zijn genegenheid. Elk is een stap die ons opheft naar de tempel van Christus' liefde. Wij kunnen deze dimensies nu niet berekenen. Wij hebben niet de middelen om hun onmetelijkheid te meten. Ze gaan onze krachten te boven. Zo is de liefde waartoe ze leiden. Het is als het universum zelf, dat lijkt uit te breiden naar de mate waarin het onderzocht wordt. De meest krachtige telescoop, met fotografische platen die beelden van sterren geven die mensenogen nooit hebben gezien, kan de grens van Gods materiële schepping niet vinden. Haar allesoverstijgende maat is een gelijkenis van de onmetelijkheid van de liefde die het deed ontstaan, die belichaamd is in Zijn Christus, en die onthuld is geworden in de morele dimensies van het Efezegeheim.
De komende aion is in het bijzonder betrokken bij Gods heerlijkheid in Israel. Ze bevat de dag van Yahweh. De daarop volgende aion benadert onze huidige status. Het zal de dag van God zijn. Dan zal Gods heerlijkheid publiekelijk tentoon gespreid worden in overeenstemming met de huidige geestelijke bekendmaking. Israels geestelijke suprematie zal in die afsluitende aion voorbij zijn. Nu is ze slechts tijdelijk verduisterd. Dan zal God als God bij de mensen wonen. Geen tempel, geen priesterschap zal hun toenadering tot Hem in de weg staan. Het is kalmerend bevredigend te zien dat de enige plaats waar "de aion van de aionen" voorkomt in Efeziërs is, want deze brief zet de geestelijke zegeningen uiteen van de natiën die parallel lopen aan die van die dag. Het is waar dat de Zoon nog steeds heerst en dat de heiligen nog steeds heersen, maar hun gezag zal, wegens gebrek aan tegenstand, op punt staan te verdwijnen. Zij die dicht bij God zijn, hebben weinig beperkingen nodig.
Maar die aion zal niet alleen getuigen van de nabijheid van de natiën op Aarde, ze zal het toneel zijn van hemelse schittering in het met sterren bezaaide hemelse. God zal meer dan in alle voorgaande bedieningen op Aarde verheerlijkt worden. Maar Zijn grootste heerlijkheid zal stralen door de hemelse heiligen, de ecclesia die Christus' lichaam is. Nadat zij de les van Christus' overstijgende liefde geleerd hebben, zal het hun deel zijn het ruim te verkondigen onder de hemelse menigten, van de Poolster tot het Zuiderkruis. Dan zullen wij het grootste voorrecht hebben dat aan enig persoon gegeven kan worden. Wij zullen heerlijkheid brengen aan God en het goede aan Zijn schepselen. Wij zijn vaten van genade, niet alleen om te hebben en te houden, maar om te geven en te schenken. Ons geluk zal niet op onszelf gebaseerd zijn, maar op het zegenen van God en het voordeel brengen aan het werk van Zijn handen.
Dit is de toon waarmee onze blijdschap begon. Onze redding, onze rechtvaardiging, onze verzoening, onze verheerlijking zijn slechts de middelen voor het verheerlijken van God. Deze gedachte, als die eenmaal in ons hart binnen komt, zal ons rust geven en verlossing van onszelf, en vredige rust voor de dreiging van de toekomst. Onze persoonlijke bestemming is, wanneer we het op de keper beschouwen, zo meelijwekkend onbelangrijk in dit grote universum. Maar wanneer we zien dat het deel uitmaakt van Gods eigen heerlijkheid, houdt het op onbelangrijk te zijn. Het is niet langer onsamenhangend. Het moet veilig en zeker zijn. Het kan niet mislukken of vallen. Het is niet de beloning voor onze verdiensten, want die hebben we niet. Het is gebouwd op onze onverdiensten, waaraan we geen gebrek hebben. Laten we slechts zien dat wij de instrumenten zijn voor het onthullen van Gods genade, essentieel voor Zijn doel, dan hebben we de beste basis voor een aionische gelukzaligheid die de mens ooit heeft kunnen indenken.
Daarom buigen ook wij onze knieën voor de Vader van onze Heer Jezus Christus, opdat Christus door geloof mag wonen in onze harten, en dat wij, geworteld en gegrondvest zijnde in liefde, krachtig zouden zijn om te breedte, lengte en hoogte te begrijpen, om zo de allesoverstijgende dimensies te kennen van de liefde van Christus.
Naar deel 32
Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers