"Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde functie hebben"
Rom. 12:4;SW)
"Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele."
(1Kor. 12:14;SW)
"(de vijandschap in Zijn vlees), de wet van de geboden in inzettingen opheffend, opdat Hij de twee in Hem zou scheppen in één nieuwe mens, vrede makend, en beiden in één lichaam zou verzoenen met God door het kruis, de vijandschap daarin dodend"
(Efe. 2:15,16;SW)
Om in het hart van het geheim te komen dat in Efeziërs wordt ontvouwd, is een grote geestelijke prestatie nodig, die ver buiten het bereik ligt van de zielse mens(1Kor. 2:14) en onmogelijk voor minderjarigen in Christus (1Kor. 3:1-4). Het is zo mysterieus geworden dat het inderdaad een mysterie genoemd mag worden.
Zelfs onder hen die gevorderd zijn in de waarheid, maar zich nog niet geheel bevrijd hebben van de kettingen die hen eens bonden, is er veel misverstand over deze zaak. We herinneren ons zeer goed de opmerkelijke serie artikelen van Dr. Bullinger. Maar zelfs hij maakte het lichaam van Christus tot het Efeziërs mysterie, net zoals vele geestelijke mensen (in het bijzonder onder de Puriteinen) dat voor hem hadden gedaan. Dit standpunt is goed neergelegd in de zinsnede "het mystieke lichaam van Christus." Mijn eigen wantrouwen werd gewekt door het feit dat zo'n zinsnede niet in de Schrift te vinden is. Dit bracht mij er toe te onderzoeken wat "het mysterie" werkelijk is.
Na veel studie vond ik het antwoord op mijn zoektocht in de categorische uitspraak van Efeze 3:6. Daar wordt het zo duidelijk en beknopt voor ons gedefinieerd, dat we nooit meer verlegen zullen zitten over de exacte omschrijving. Daar wordt ons verteld dat, in geest, de natiën zullen zijn:
- gezamenlijke genieters van een lotdeel
- gezamenlijk lichaam
- gezamenlijke deelnemers aan de belofte in Christus Jezus, door het evangelie waarvan Paulus de verkondiger werd.
Dat de natiën erfgenamen en lotdelers zouden worden was geen geheim. Lang hiervoor had Paulus al aan de Romeinse gelovigen geschreven:
"15 Want jullie hebben niet een geest van slavernij gekregen, om opnieuw vrees te hebben, maar jullie hebben de geest van zoonschap gekregen, door welke wij roepen: ABBA, Vader!
16 Deze geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.
17 Maar indien kinderen, dan ook lotdeelgenieters1); jazeker, gezamenlijk lotdeelgenieters van God en van Christus. Indien wij samen lijden, dan is dat om ook samen verheerlijkt te worden"
Rom. 8:15-17;SW)
Op gelijke wijze zegt hij tegen de Galaten:
"6 Nu dat jullie zonen zijn, vaardigt God de geest van Zijn Zoon uit, die in onze harten roept: Abba! Vader!
7 Zodat jullie niet langer slaaf zijn, maar zoon. Maar indien zoon, dan ook lotdeelgenieter door God."
(Gal. 4:6,7;SW)
Dat de gelovigen onder de natiën leden waren van het lichaam van Christus was, zoals we zullen aantonen, ook al geen geheim.
Het woord "lichaam" wordt vaak gebruikt als een vervaagd beeld voor een groep mensen, zoals we zeggen van een menigte: "Zij gingen als één man (lichaam) naar de plaats des onheils." Wij willen echter in het bijzonder die passages overdenken waar het lichaam in de Schrift gebruikt wordt in een beslist figuurlijke betekenis, en zien of we onze gedachten en uitdrukkingen niet kunnen corrigeren om daarmee in te stemmen.
Voordat we de speciale beelden gaan overdenken die gewoonlijk verbonden worden met de ecclesia van het ene lichaam, kan het goed zijn het woord "lichaam" te overdenken waar dat andere zaken uitbeeldt.
Toen onze Heer aan Zijn discipelen uitlegde hoe het zal zijn wanneer de Zoon van de mensheid onthuld zal zijn, zeiden zij tot Hem: "Waar, Heer?" In Zijn antwoord zegt Hij deze raadselachtige gelijkenis: "Waar het lichaam is, daar zullen ook de gieren verzameld worden"(Luc. 17:37;SW). In de parallelle passage in Mattheüs 24:28 wordt het lichaam een lijk genoemd. De meest waarschijnlijke interpretatie verbindt het lichaam met Jacob, als het slachtoffer van de natiën, ten tijde van zijn tijd van verdrukking. Zoals de gieren zich verzamelen boven een dood lichaam, zo zullen de natiën van de eindtijd samengetrokken worden om Israel te vernietigen. Hier wordt het woord lichaam gebruikt voor hen die wij gewoonlijk uitsluiten van "het lichaam".
Onze Heer gebruikte vaak Zijn fysieke gestel in een figuurlijke manier. Hij wilde dat ze Zijn vlees aten (Joh. 6:51). Dit vonden ze zeer aanstotelijk, omdat ze niet Zijn bedoeling begrepen. Ons leven hangt af van eten en drinken. Precies zo hangt ons geestelijke leven af van Christus. Tenzij we van Hem voedsel krijgen, zullen we sterven.
De figuur die wordt gebruikt in de maaltijd van de Heer is anders. Daar hebben we symbolen, die we letterlijk mogen eten en drinken. En hier is het Zijn verbroken of gegeven lichaam en Zijn vergoten bloed, tekenen van Zijn lijden en dood, die door dit beeld in onze herinnering gebracht worden; niet slechts in ons denken, maar ook in onze gevoelens.
Hij vergeleek ook Zijn hele lichaam met een tempel (Joh. 2:21). De Joden vroegen om een teken, en Hij antwoordde: "Breekt deze tempel af en Ik zal het in drie dagen opwekken." Ze hadden zich bewust moeten zijn dat God niet echt woonde in de letterlijke stapel stenen die voor hen stond. God woonde in Zijn lichaam, en daarom was dit het zeker de figuurlijke benoeming "tempel" waard. Zij gooiden het tegen de vlakte en Hij deed het weer opstaan.
Zij die een genoegen scheppen in het uitgelezen woordgebruik van de Schrift, en in het bijzonder in de schitterende manier waarop de titels van onze Redder variëren om overeen te stemmen met de context, zullen blij zijn met de verandering van de gemeenschap met het bloed en het lichaam van Christus(1Kor. 10:16) naar het onwaardig eten en drinken van hetzelfde lichaam en hetzelfde bloed van de Heer. Het is precies hetzelfde lichaam en hetzelfde bloed, maar in het ene geval gaat het om een voorrecht, in het andere om gedrag. De passage ziet er zo uit:
"27 Zodat wie onwaardig zou eten het brood en zou drinken de drinkbeker van de Heer, zal zijn tegenover aan het lichaam en het bloed van de Heer.
28 Laat de mens zichzelf testen en laat hem dan van het brood eten en laat hem dan uit de drinkbeker drinken!
29 Want de etende en drinkende eet en drinkt zichzelf ten oordeel, niet onderscheidende het lichaam."
(1Kor. 11:27-29;SW)
De Korinthiërs schijnen van deze figuurlijke herdenking een letterlijke maaltijd gemaakt te hebben. Ze aten wanneer ze honger hadden, in plaats van te wachten op de anderen voor deelname aan de herdenking. Om dit recht te zetten, werden ze getuchtigd. Dat wat heilige geestelijke werkelijkheden uitbeeldt moet niet een middel worden voor lichamelijke en letterlijke bevrediging.
Het lichaam van Christus is uiteraard hetzelfde als het lichaam van Jezus of van de Heer. Maar als beeldfiguur wijst de gebruikte titel op een groot verschil, wat opgemerkt moet worden, anders zal de kracht er van verloren gaan. Misschien zouden we de titel "Christus" zo af en toe moeten omruilen voor het gelijkwaardige "Gezalfde", om zo haar officiële karakter te kunnen laten zien. Het belangrijkste voor vandaag, echter, is onderscheid te maken tussen de verschillende figuren waarin "het lichaam van Christus" wordt gebruikt. De gedachtenloze aanvaarding hiervan als een en het zelfde heeft veel verwarring geschapen, die niet voort zou gaan als we maar nauwkeurig iedere context zouden testen op de letterlijke interpretatie. In figuren staat elk gebruik op zich en kan het niet over gezet worden naar een andere context. Het woord "lichaam" kan hier het ene uitbeelden, maar elders kan het een heel ander beeld geven dan hier wordt gepresenteerd. Dit is van buitengewoon belang bij concordante studie. De betekenis van een woord is constant. Het is overal hetzelfde. Maar bij figuurlijk gebruik is het speciaal. Het is mogelijk dat het nergens anders zo wordt gebruikt.
De eerste maal dat de zinsnede "het lichaam van Christus" voorkomt, wordt meestal over het hoofd gezien, omdat de figuur niet goed past bij de zogeheten "lichaamswaarheid", die zich bezig houdt met de gelovigen van deze bedeling als geheel, niet met individuen. Maar de individuele heilige heeft een relatie met het lichaam van de Gezalfde die heel anders is dan zijn plaats in het ene lichaam. Als hij het over de wet heeft, schrijft de apostel: "Zodat, mijn broeders, jullie ook gedood werden voor de wet door het lichaam van Christus, ..."(Rom. 7:4;SW). Hier hebben we de dood van het lichaam, en door die dood sterven allen die in Christus en onder de wet zijn, aan de wet. Het belangrijke punt voor ons in deze studie is dat we zien dat er een individuele relatie is met het letterlijke lichaam van de individuele Christus.
Laten we eens dwaas doen en proberen de "één lichaamswaarheid" over te zetten in deze passage, zoals dat soms wordt gedaan met andere teksten. Dan sterft "het lichaam van Christus", letterlijk, en door die dood zijn zij die er in zijn, en onder de wet van Mozes waren, er dood voor! Maar wanneer stierf het dan? En hoe kon de dood van haar leden, in welke zin dan ook, voorzien in een losmaking van de wet? In het niet duidelijk dat "het lichaam van Christus", hoewel gewoonlijk figuurlijk gebruikt voor de groep heiligen, ook letterlijk gebruikt kan worden voor Zijn feitelijke lichaam van vlees en beenderen?
Laten we, om de weg vrij te maken, eerst de passages overdenken waarin naar het persoonlijke lichaam van onze Heer wordt verwezen. Toen Hij zei: "Dit is Mijn lichaam"(Matt.26:26; Marc 14:22; Luc 22:19; 1kor.11:24), werd het brood niet omgezet in vlees, en dus waren Zijn woorden niet feitelijk waar. Het beeld wordt voor ons door Paulus uitgelegd met de woorden gemeenschap en deel hebben aan(1Kor. 10:16,17):
"De drinkbeker van de zegen die wij zegenen, is dat niet gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet gemeenschap met het lichaam van Christus? Wij, de velen, zijn dat ene brood, dat ene lichaam, want allen hebben deel aan het ene brood"
(1Kor. 10:16,17;SW)
Dat het ene lichaam van de heiligen hier niet in beeld is, wordt duidelijk uit de parallel met het bloed. De gelovigen hebben zowel het bloed als het lichaam van Christus gemeen. Door de figuur van associatie (gewoonlijk metonomie genoemd) nemen we deel aan de voordelen die geassocieerd worden met het lijden door Zijn bedekkend bloed en de voeding die wordt verondersteld door het brood en het lichaam.
We zouden moeten proberen een heldere lijn te trekken tussen de figuren die al gepresenteerd zijn, waarin we deel hebben aan Christus en Hij in ons komt, en die naar welke we nu gaan kijken, waarin we in Christus zijn. Alleen in deze hebben we wat wordt bedoeld met de uitdrukking "lichaamswaarheid". De zegeningen die voor Israel in het vat zitten, hadden hun schaduw in eten en drinken en feesten en sabbatten, maar onze zegeningen zijn in Christus, en worden geïllustreerd door verschillende punten die letterlijk waar zijn van Zijn fysieke lichaam.
Paulus gebruikt het lichaam voor het eerst in Romeinen 12:4,5 als een figuur.
"4 Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde functie hebben,
5 zo zijn wij, de velen, één lichaam in Christus, maar afzonderlijk leden van elkaar."
Laten we er nauwkeurig op letten wat het beeld hier werkelijk illustreert. Het is niet de relatie van Christus met de heiligen die de overhand heeft, maar van gelovigen onderling. Er waren vele verschillende soorten personen, die allen verschillende functies hadden, maar toch zijn allen in Christus, vandaar dat, zoals de leden van het menselijk lichaam, allen samenwerken en van elkaar afhankelijk zijn, en samen een compleet geheel maken, omdat allen dezelfde geest hebben.
Indien we accuraat zijn in onze uitspraken, zullen we hier niet naar verwijzen als het lichaam van Christus. Het is letterlijk ons lichaam, niet noodzakelijkerwijs dat lichaam dat Hij in heerlijkheid heeft. De nadruk ligt op de individuele leden, zoals dat passend is in Romeinen. Er wordt over hen gesproken als leden van elkaar. Het punt is niet hun relatie met Christus. Zij zijn "in Christus", maar het beeld laat dat niet zien.
De nadruk wordt gelegd op de verscheidenheid van functies in vele leden, die samen het ene lichaam vormen. Letterlijk kan het zo geïnterpreteerd worden: De gelovigen in Christus vormen een enkel organisme, hoewel ze verschillende gaven ontvangen hebben. Deze genadegaven zijn aanvullend, zodat het geheel een compleet organisme vormt. Laten we zorgvuldig deze figuur onderscheiden van soortgelijke in Korinthiërs en Efeziërs. Dit zijn geen "andere lichamen", maar andere figuren over hetzelfde gezelschap gelovigen. In Romeinen kunnen we ons eigen lichaam nemen als de basis voor de figuur, maar in Korinthiërs varieert het beeld. In sommige verbanden is het ons lichaam (1Kor. 12:23), maar het begint en eindigt met het lichaam van Christus (1Kor. 12:12,27).
Om de geestelijke gaven van de gelovigen uit te leggen, gebruikt het twaalfde hoofdstuk van 1 Korinthiërs een figuur die vrijwel identiek is aan die in Romeinen wordt gebruikt. Daar wordt het geïllustreerd met welk lichaam dan ook. Nu wordt de figuur uitgebreid en verrijkt. Omdat alle heiligen gezalfd zijn door Gods geest, wordt de ecclesia vergeleken met het lichaam van de Gezalfde. Het wordt "de Christus" genoemd of "de Gezalfde" (1Kor. 12:12). In Romeinen werd de nadruk gelegd op de diversiteit van de leden. In Korinthiërs ligt die op hun eenheid. Deze eenheid wordt teweeggebracht door de doop van de geest. Zie hoe de figuren vermengd worden! We kunnen vele "lichamen" dopen en ze zo verenigen, maar je kunt nauwelijks de leden van een lichaam dopen om ze te verenigen! Maar het letterlijke is helder. Allen die zijn binnengaan in het gebied van Gods geest, worden ingelijfd in één lichaam.
De meest volledige ontvouwing van deze figuur is te vinden in deze passage. Het doel is de relatie te illustreren die de gelovigen met elkaar hebben, in het bijzonder in verband met de geestelijke gaven die op dat moment verkregen werden. Het zal het waard zijn nauwkeurig de plaatsen te bestuderen waar deze figuur voorkomt, daarom zullen we de volledige tekst van deze passage weergeven.
"12 Want zoals het lichaam één is en vele leden heeft, maar al de leden van het lichaam, velen zijnde, zijn één lichaam, zo ook Christus.
13 Want ook in één geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn begoten met één geest.
14 Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele.
15 Indien de voet zou zeggen: omdat ik niet de hand ben, ben ik niet uit het lichaam, is deze dan niet uit het lichaam?
16 En indien het oor zou zeggen: omdat ik niet het oog ben, ben ik niet uit het lichaam; is deze dan niet uit het lichaam?
17 Indien het hele lichaam oog zou zijn, waar het gehoor? Indien het geheel gehoor zou zijn, waar de reuk?
18 Maar nu plaatste God de leden, een ieder van hen in het lichaam, zoals Hij wil.
19 Maar indien allen één lid waren, waar bleef het lichaam?
20 Maar nu zijn er inderdaad vele leden, doch één lichaam.
21 En het oog is niet in staat te zeggen tegen de hand: ik heb jou niet nodig, of ook het hoofd tegen de voeten: ik heb jullie niet nodig.
22 Maar veeleer de zwakker schijnende leden van het lichaam zijn noodzakelijk,
23 en die welke wij voor meer oneerbaar deel van het lichaam houden, deze bekleden wij met overvloedige eer en onze onfatsoenlijke delen hebben grotere achting.
24 Maar onze respectabele leden hebben dat niet nodig, maar God stelt het lichaam zo samen: aan het misdeelde meer eer gevende,
25 opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar dat de leden hetzelfde voor elkaar zouden zorgen.
26 En als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid verheerlijkt wordt, dan verheugen alle leden mee.
27 Jullie nu zijn het lichaam van Christus, en de leden zijn daarvan deel.
28 En wie God inderdaad plaatste in de ecclesia: eerst apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraren, daarna krachten, daarna genadegaven van genezing, helpers, bestuurders, soorten talen.
29 Niet allen zijn apostelen, niet allen zijn profeten, niet allen zijn leraren, niet allen hebben krachten,
30 niet allen hebben gaven van genezing, niet allen spreken in tongen, niet allen vertalen.
31 Weest dan vurig naar naar de genadegaven, de hoogste. En ik toon jullie nog een weg, passend bij overstijging."
Laten we er eerst op letten dat dit een tijdelijke toestand illustreert. Het past bij de genade die toen aan de natiën getoond werd, maar was veel minder dan dat wat later onthuld zou worden. Maar toen het pad dat paste bij allesoverstijging, leidde naar volwassenheid, werd het beeld van het lichaam niet verlaten. Het werd nog zeven maal gebruikt, maar altijd met een ander oogmerk. Het menselijk lichaam is niet slechts een samengestelde eenheid, zoals hier uiteen wordt gezet, het kan ook gezien worden als voedsel nodig hebbend, of als gekoesterd wordend, als de wil van het denken uitvoerend, enz. In deze en andere relaties wordt ook de ecclesia een lichaam genoemd.
Laten we, opdat we deze figuur niet verwarren met die van Christus' Hoofdschap, er zorgvuldig op letten dat de groei en onderschikking van de gelovigen geheel vreemd is aan dit thema. De heiligen zijn het complete lichaam van Christus, het hoofd inbegrepen. Het oor, het oog, de neus, zijn alle leden, ook al zitten ze in en aan het hoofd. De relatie van Christus met dit lichaam is niet dat van Hoofd. Hij is Alles. Net zoals Zijn letterlijk lichaam in heerlijkheid bestaat uit voeten en handen en hoofd, zo is ook Zijn figuurlijk lichaam een compleet organisme, en Zijn geest geeft leven aan ieder lid, of dat nu het laagste (de voeten) of het hoogste (zoals de ogen in het hoofd) is. En Hij is volwassen. Er is geen groei mogelijk waar het Zijn letterlijk lichaam betreft, zodat het niet gebruikt kan worden om groei of toename te illustreren. Groei is alleen waar daar waar Hij het figuurlijke Hoofd is(Efe. 4:16).
De letterlijke waarheid, die zo sprekend uiteen wordt gezet door de figuur van het lichaam (in 1Kor. 12:12-31), zou voor iedereen helder moeten zijn. Het is de geest die zij ontvangen die allen verenigt die in Christus zijn, en die hen de kracht geeft van samenwerking en wederzijdse sympathie. Hoe meer deze geest ons vult, hoe meer dit duidelijk zal worden. Hoe minder er van is, hoe minder wij iets zullen zien van de samenwerkende eenheid en sympathie, die het meest markante kenmerk van de kerk zou moeten zijn.
Het is inderdaad maar zelden een figuur zo gedetailleerd weergegeven als in dit voorbeeld. Er zijn vele punten van overeenkomst. Er zijn vele leden in een organisme, en wederzijdse afhankelijkheid, behulpzaamheid en sympathie.
Efeziërs herhaalt niet alles wat Paulus ons in zijn eerdere brieven geeft, zelfs als het ingesloten is in de waarheid voor vandaag. Het verenigt eenvoudig was al onthuld was door er naar te verwijzen onder een duidelijke benaming. Zo wordt er in deze brief weinig gezegd over onze verwachting, maar het onderwerp wordt gebaseerd op wat tevoren was bekend gemaakt. "die een eerdere verwachting hebben"(Efe. 1:12;SW). Dan volgt het gebed dat zij in staat zouden zijn het uitzicht te zien dat nu wordt onthuld (Efe. 1:18), en de oproep om de eenheid te bewaren die door die ene verwachting wordt gemaakt.(Efe. 4:4).
Zo is het ook met de waarheid van onze geestelijke vereniging in Christus. Er is geen gedetailleerde illustratie nodig, omdat die al is gegeven, en de heiligen die met Paulus' bediening zijn verbonden worden nu "de ecclesia die Zijn lichaam is" genoemd (Efe. 1:23). Het is de speciale benaming voor hen wanneer hun relatie met Christus ons voor ogen staat, zoals de uitdrukking "lichaam-kerk" dat vandaag is met sommigen. Aangezien, in feite, dezelfde gelovigen en dezelfde eenheid door hetzelfde figuur getoond worden, zijn we nauwelijks gerechtvaardigd om van deze verschillende lichamen te maken.
Op dit punt hoop ik onze vrienden te helpen door vrijelijk mijn eigen falen te belijden door deze figuur, die in Efeziërs wordt gebruikt, te verwarren met die in 1 Korinthe. Ook al is er in feite een basis, zoals we zullen zien, de twee figuren zijn te verschillend om een directe tegenstelling te vormen. Meer volwassen overdenking heeft me er toe geleid te zien dat het gezamenlijk lichaam van Efeziërs en het ene lichaam van Korinthiërs in ons denken niet vermengd moeten worden. Zij werden door verschillende methoden gemaakt en beslaan onderscheiden gebieden van waarheid, die elkaar zeker kunnen overlappen, maar niet identiek zijn. Het ene lichaam werd tot stand gebracht door geestelijke doop, en verenigt haar vele leden, Joden én Grieken, maar ook slaven en vrijen, en zij die op de schaal van respectabiliteit en eer verschillen. Het leidt tot sympathie in lijden en verheugen in achting. Het houdt zich bezig met de wederzijdse zorg die we zouden moeten uitoefenen voor elkaar, terwijl we in deze lage sfeer in zwakheid en onvermogen en schaamte zijn (1Kor. 12:13,26).
Het gezamenlijke lichaam, echter, is het gevolg van "levendmaking" en "opwekking" en "gezeten zijn" van twee groepen gelovigen, zij uit de natiën, samen met een keuze uit Israel, te midden van de hemelingen (Efe. 2:5,6), waarin beide groepen dood zijn voor hun overtredingen. De actie is letterlijk waar voor Christus' lichaam. In dit opzicht is het niet samengesteld uit vele leden, maar uit slechts twee groepen, waarmee samen of gezamenlijk mee wordt omgegaan. Het gaat hier niet over hun sympathieke oefening, maar over het uitstallen van Gods genade in de komende aionen. De woorden gezamenlijk en samen zijn in het Grieks dezelfde, en markeren een onderscheid tussen dit aspect (twee groepen die samen worden gebracht) en dat van een lichaam met vele leden, hoewel, uiteraard, beide een eenheid beschrijven en één lichaam genoemd kunnen worden.
Toch heeft het feit dat dit gezamenlijk lichaam de voorrechten en voorrang wegneemt van Paulinische Joden en aan hen dezelfde plaats geeft onder de hemelingen als aan gelovigen uit de natiën, haar uitwerking op de samenstelling van het ene lichaam van Korinthiërs. Dit wordt duidelijk aangegeven door de verschillende lijsten van gaven. Die in Korinthiërs waren toegespitst op die tijd. Efeziërs schaft ze niet allemaal af. Ze zet die gaven voort die passen bij de nieuwe genade, laat die vallen die er niet bij passen en voegt twee nieuwe toe. Apostelen en profeten gingen voort op het fundament (Efe. 2:20). Er zijn nog steeds leraren onder ons, net als evangelisten en pastores. Als wij ook gedoopt zijn in één geest, en gaven hebben, zijn wij, als vele individuen, één lichaam, zoals in Romeinen en Korinthiërs, samengesteld uit verschillende graden of rangen met verschillende functies, die in al deze brieven uitgebeeld worden door de verschillende geachte leden van het lichaam.
In Efeziërs worden de natiën drie maal aangesproken om hun samenvoeging met sommige gelovigen uit Israel uit te leggen, wat het geheim vormt. Eerst, in relatie met God en hun hemels lotdeel, lezen we in 1:13 "in Wie ook, gelovend, jullie verzegeld zijn met de geest van de belofte, wat een voorschot op ons lotdeel is"(HBN). De natiën zijn gezamenlijke genieters van een lotdeel met een selectie uit de Israelieten omdat ook zij verzegeld zijn met de geest der belofte, die haar onderpand is. In relatie met Christus wordt het gezamenlijk lichaam uitgelegd in 2:1-5.
"1 En jullie, dood zijnde voor jullie overtredingen en zonden,
2 waarin jullie eens wandelden overeenkomstig de aion van deze wereld, overeenkomstig de overste van het gezag van de lucht, van de geest van de nu werkende in de zonen van de koppigheid,
3 in wie ook wij allen ooit onszelf gedroegen in de lusten van ons vlees, doende de wil van het vlees en van het verstand. En wij waren van nature kinderen van de verontwaardiging, zoals ook de rest,
4 maar God, rijk zijnde in mededogen, vanwege Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefheeft,
5 maakt ook ons, dood zijnde voor de overtredingen, samen levend met Christus(door genade zijn jullie geredden),"
(Efe. 2:1-5;SW)
De natiën horen bij het gezamenlijk lichaam omdat zij, net als die van Israel van wie het lotdeel was in Christus te midden van de hemelingen, gezamenlijk levend gemaakt, opgewekt en gezeten zijn. In de komende aionen zullen onze lichamen letterlijk gezamenlijk opgewekt worden en zal Hij Zijn allesoverstijgende genade doorheen ons tentoonspreiden. De natiën vormen een gezamenlijk lichaam met de Paulinische Joden, omdat zij met hen levend gemaakt en opwekt en gezeten zijn.
In relatie met elkaar wordt hun gezamenlijke deelname uiteen gezet in 2:11, "ooit jullie, de natiën in het vlees" en 2:13-18.
"13 Maar nu, in Christus, jullie die ooit veraf waren, zijn dichtbij gekomen door het bloed van Christus,
14 want Deze is onze vrede, de makende de beide één en de centrale muur van de scheiding afbreekt,
15 (de vijandschap in Zijn vlees), de wet van de geboden in inzettingen opheffend, opdat Hij de twee in Hem zou scheppen in één nieuwe mens, vrede makend,
16 en beiden in één lichaam zou verzoenen met God door het kruis, de vijandschap daarin dodend.
17 En komende evangeliseert Hij vrede aan jullie, de veraf zijnden, en vrede aan de dichtbij zijnden,
18 want door Hem hebben wij beiden toegang in één geest tot de Vader."
(Efe. 2:13-18;SW)
De natiën nemen in geest deel met uitverkoren Israelieten, omdat ze niet langer uitgesloten zijn van toegang tot God vanwege hun lichamelijke relatie.
Laten we dan de figuur van het gezamenlijk lichaam beperken tot onze vereniging met de Besnijdenis en ons verwonderen in het alles overstijgen van de genade die zo wordt onthuld. Het zou al een grote gunst zijn geweest als we gezegend zouden zijn als ondergeschikten aan Israel, op de Aarde. Echt ondenkbaar zou de gunst zijn als we hun gelijken zouden zijn geworden in het Koninkrijk. Nog veel hoger dan dit zouden onze zegeningen zijn geweest als wij onder hen gesteld zouden zijn te midden van de hemelingen. Maar hoe onvoorstelbaar is de genade die ons samen zegent en ons tot een gezamenlijk lichaam maakt in de hoogste van alle gebieden in heel het universum!
Naar deel 4
Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers