Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 19
Het vuur van de geest
door A.E.Knoch.

De noodzaak voor het bezitten van Gods Geest wordt al sinds de vroegste tijden gevoeld. Toen Israel het land van de slavernij verliet, verlangden zij er naar vlees te eten, zoals zij dat in Egypte gewend waren. Mozes stort in onder hun gemopper en schreeuwt het in zijn wanhoop uit naar Yahweh. Maar goddelijke wijsheid wist dat vlees niet was wat ze nodig hadden, maar Gods Geest. Daarom gebied Yahweh Mozes de oudsten bijeen te brengen om dezelfde Geest te ontvangen die al op hem rustte. Een wolk, het teken van Gods Geest in die duistere dagen, overdekt hen. Zijn Geest rust op hen. Ze profeteren.

Er gebeurde iets vreemds. Yahweh zei dat Hij Zijn Geest zou geven op zeventig. Maar er waren maar zesentachtig mensen in de genoemde plaats, staande bij de tent van getuigenis. Twee, van wie de namen (Medad en Eldad) Genegenheid en Toegenegen betekenen, zijn er niet. Zij bleven in het kamp. Ging Gods Geest aan hen voorbij? Een breuk als deze zou in het gewone ritueel van de Tabernakel een onvergeeflijke overtreding zijn geweest (Num. 11). Maar Zijn Geest weigert de beperkingen van het vlees en negeert wat zo belangrijk schijnt te zijn. Afstand, tijd en plaats, van zo groot belang bij lichamelijke zaken, zijn voor Gods Geest niets. Eldad en Medad worden niet vergeten, ook al zijn ze niet op de bestemde plaats. Zij verheffen hun stemmen binnen het kamp, ver van de tent, Yahwehs woord sprekend! Wat moeten hun buren wel gedacht hebben! Hoe durfden ze! Wat was dat vreselijk! Het moet gestopt worden! Een jonge man rent weg en vertelt het aan Mozes. Jozua doet zijn zegje: "Mijn heer Mozes, verbiedt het hen!" (Num. 11:28). Maar Mozes antwoordt: "Zijt gij voor mij ijverende? Och, of al het volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave!" (Num. 11:29;SV).

Zo hielpen de zeventig Mozes met het dragen van de last van het volk, door de Geest die hen door Yahweh was toebedeeld. We hoeven niet meer te doen dan Jozua te noemen, die door deze Geest Israel in het land bracht dat Yahweh hen beloofde. Otniël, Gideon, Saul, David, Elia en Elisa, en al de profeten, dienden Yahwehs volk omdat Zijn Geest hen het vermogen daartoe gaf. De Messias vult de maat van de kracht van de Geest aan en bereikt heel Zijn machtig werk door Diens zalving. "Ik heb mijn Geest op hem gelegd" (Jes. 21:1;NBG). Zelfs in die komende, gezegende dag voor deze Aarde, zal Yahwehs Geest de kracht achter het materiële goed zijn. De essentie van dat Koninkrijk zit hem niet, zoals sommigen veronderstelden, in eten en drinken, maar in de rechtvaardigheid en vrede en vreugde die Zijn Geest toedeelt (Rom. 14:17).

De belofte van de Geest.

Zal Mozes' wens eens uitkomen en zal heel Yahwehs volk Zijn Geest ontvangen? Ezechiël voorzegt een dag voor zijn volk wanneer dit vervuld zal worden: "een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste" (Eze. 36:26;NBG). Welke nieuwe Geest is dit? "Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn." (Eze. 36:27,28;NBG). Niets minder dan het woord van Yahweh zal leven brengen in hun dorre beenderen. "Zo spreekt de Here HERE tot deze beenderen: Zie, Ik breng geest in u, en gij zult herleven;" (Eze. 37:5;NBG).

"indien iemand niet uit water en uit geest geboren zal worden, is hij niet in staat binnen te gaan in het koninkrijk van God" (Joh. 3:5;SW). Jesaja draagt een soortgelijk getuigenis aan. De verlatenheid zal doorgaan "totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge" (Jes. 32:15;NBG). En opnieuw "Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost en mijn zegen op uw nakomelingen" (Jes. 44:3,4;NBG). Petrus verwijst hiernaar op de Pinksterdag: "want voor jullie is de belofte en voor de kinderen van jullie en voor al degenen in de verte, zovelen als de Heer onze God er bij zal roepen" (hand. 2:39:HBN). Velen van Yahwehs volk, zoals "Genegenheid" (Medad) in het oude kamp, zijn lichamelijk op afstand van de plaats van zegen. Ze zijn veraf, verstrooid onder de natiën. Zij komen niet in aanmerking voor de lichamelijke geneugten die het land zal voortbrengen, maar dit kan geen hindernis zijn voor een geestelijke zegen, hoewel dat strijdig kan zijn met hun materiële welzijn in de dag van Yahweh.

Deze Geest werd niet aan de natiën beloofd. Mozes' wens ging, naar hij dacht, de hele weg van het omarmen van heel Yahwehs volk. Gods belofte, door Joël, gaat verder dan dit. Ze omsluit alle vlees (Joël 2:28; Hand. 2:17). Niet alle vlees in alle tijden, maar alle vlees ontvangt na de natie Israel deze zegen en zo wordt Israel het kanaal om het over te brengen naar de andere natiën. De Joden hadden geen idee dat Gods Geest al vóór de in Joël genoemde tijd zou worden toebedeeld aan mensen van andere nationaliteiten, en niet nadat God alle natiën heeft geoordeeld in de vallei van Jehosafat.

De belofte bevestigd.

De grootste uit een vrouw geboren profeet was Johannes de Doper. Hij was zelfs voor zijn geboorte al gevuld met heilige Geest. In geestelijk vermogen was hij uitgerust voor het vervullen van de plaats van Elia. Omdat die grote profeet moest komen en alle dingen herstellen, kwam hij om het volk voor te bereiden voor hun Messias. Elia zelf zal zeker komen, maar de geestelijke kracht die hij zal uitoefenen is al in Israel aanwezig geweest (Matt. 11:11-14; 17:11). Maar groter en hoger dan allen is de Ene Wiens voorbrengen door heilige Geest was, de kracht van de Allerhoogste (Luc. 1.35), de levengevende Geest van Wie de vervulling van de belofte afhangt. Wat Zijn vlees betreft was Christus Davids Zaad. En wat Zijn zeer heilige Geest betreft was Hij Gods Zoon (Rom. 1:3,4). God, de Vader van geesten (Hebr. 12:9), was Zijn Vader. Maar terwijl Hij op Aarde was, vervulde Hij niet de belofte over de Geest. Zo nu en dan verwees Hij er naar, maar Hij stelde de vervulling er van uit tot na Zijn verhoging.

De belemmering.

Wat was de belemmering? Er vielen vreemde woorden in hun oren toen Hij hierover sprak en over Zijn vertrek. Verdriet vulde hun harten bij de gedachte dat Hij hen ging verlaten. Maar Hij vertelt hen: "Voor jullie is het dienstig dat Ik zou vertrekken, want indien Ik niet zou vertrekken, zal de Bemoediger niet tot jullie komen, doch gegaan zijnde zal Ik hem tot jullie zenden" (Joh. 16:7;SW). Terwijl Hij ben hen was in de wereld, onderhield Hij hen en leerde Hij hen en bemoedigde Hij hen. Hij was hun Parakleet of Bemoediger (Joh. 17:12). Opdat Zijn vertrek hen niet diep zou bedroeven, belooft Hij een andere Bemoediger, die bij hen zou blijven. Deze Geest zou hun leraar en bemoediger zijn (Joh. 14;16,26).

Maar waarom niet beide Parakleten tegelijkertijd? Waarom gewacht tot na Zijn vertrek? Er eens over sprekend, riep Hij uit: "Indien iemand zal dorsten, laat hem tot Mij komen en laat hem drinken. Wie in Mij gelooft, uit zijn binnenste zullen, zoals de Schrift zei, rivieren van levend water stromen" (Joh. 7:37,38;SW). Toen werden we geïnformeerd dat Hij dit zei over de Geest die zij, die in Hem geloofden, op het punt stonden te ontvangen. "want er was nog geen Geest, omdat Jezus nog niet was verheerlijkt" (Joh. 7:39;SW). Hij was de enige tempel van de goddelijke Geest tijdens Zijn vernedering (Joh. 2:21). Alleen Hij kon voorzien in water voor de dorstige. Maar, wat een wonderlijk verband, de tijd zou komen dat zij die in Hem geloofden, een kanaal zouden worden voor dit levende water, deze levengevende Geest. Laten we dit diep in onze harten vastleggen: de Geest werd niet gegeven door de "lage Jezus", maar door de verheerlijkte Christus. De maat en overvloed van de gave van de Geest wordt afgemeten naar de heerlijkheid die Hij krijgt.

Na Zijn lijden keert Hij naar hen terug in de beheerste heerlijkheid van de dagen voor de hemelvaart en geeft Hij de discipelen heilige Geest, met daarbij het gezag om zonden te vergeven (Joh. 20:22). Toch draagt Hij hen op in Jeruzalem te blijven voor de vervulling van de belofte van de Vader, nadat Hij Zelf opgestegen was in de hoogten van de hemelse heerlijkheid, vanwaar Hij het geschenk zou zenden.

Op de Pinksterdag verkondigt Petrus de verhoging van de Messias, zo de hindernis uit de weg ruimend voor het vrijelijk uitvloeien van de Geest. Hij verkondigt de voorwaarden waarop de Geest zal worden toebedeeld. "bekeer je en laat je dopen, ieder van jullie, in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van jullie zonden en jullie zullen ontvangen het geschenk van de heilige geest, want voor jullie is de belofte en voor de kinderen van jullie en voor al degenen in de verte, zovelen als de Heer onze God er bij zal roepen" (Hand. 2:38,39;SW). Dit is niet beperkt tot het land. Net als alle werk van de Geest wordt het niet gehinderd door plaats of afstand. De zonen van Israel die, net als destijds Medad en Eldad, op afstand van de tempel onder de natiën verstrooid waren, kwamen in aanmerking voor de geestelijke zegen, net als zij die in Jeruzalem waren.

Israel wist uit Joël's profetie dat nadat de dag van Yahweh het geregeld had, Gods Geest over alle vlees uitgestort zou worden. Maar op dit moment dachten ze daar niet aan, zelfs niet dat het niet-Joodse proselieten zou bijvoegen die in het land woonden. En inderdaad, nadat ze nogmaals Christus verworpen hadden door Stefanus te stenigen, werd deze zegen beperkt tot het kleine terrein van Israel en de stad Jeruzalem. Maar daarna verkondigt Filippus de Messias aan de Samaritanen en zij werden gedoopt in de naam van de Here Jezus. Maar er viel op hen geen heilige Geest. Het verwantschap met Israel dat zij claimden, was gebaseerd op het vlees. De Geest verwerpt het vlees en negeert haar pretenties. Het vlees kan geestelijke gaven niet doorgeven. Alleen als antwoord op het gebed van de apostel en het opleggen van handen, ontvangen ook zij Gods heilige Geest (Hand. 8:5, 15-17).

Hoe anders is het bij Cornelius! Lichamelijk is hij verder verwijderd dan de Samaritanen. In feit, ook al was hij proseliet en een toegewijd aanbidder van Yahweh, de God van Israel, en woonde hij in het land dat Hij hen had gegeven, werd hij veracht en niet geliefd, zoals Yahwehs wetten dat opdroegen (Deut. 10:19). Zelfs Petrus draalde zijn huis binnen te gaan of aan zijn tafel te eten, en zijn mede-heiligen waren furieus daarover. Israel had Egypte en hun slavernij vergeten, en in plaats van een vreemdeling lief te hebben als zichzelf, hielden ze hem op afstand.

God gebruikt buitengewone middelen om Petrus te bewegen naar Cornelius te gaan en te verkondigen wat aan de zonen van Israel was gezonden (Hand. 10:36). Maar nadat hij overtuigd was geworden dat God niet gebonden is door de letter van hun wet, kon men hem overreden met Cornelius' boodschappers mee te gaan. Zijn eerste woorden waren in het geheel niet geruststellend: "Jullie hebben ervaren dat het ongepast is voor een Joodse man samen te zijn of samen te komen met een andere stam ..." (Hand. 10:28;SW). Terwijl Petrus hen nog aan vertellen was wat Jezus van Nazareth deed door de kracht van heilige Geest, en van de vergeving van zonden door Zijn naam, gebeurde er iets schitterends! Heilige Geest viel op alle vreemdelingen die zijn woorden hoorden! En niet alleen dat, ze spraken in vreemde talen en verhoogden God (Hand. 10:44,46), net zoals de apostelen dat zelf hadden gedaan op de Pinksterdag.

De aanwezigen uit de Besnijdenis waren stomverbaasd. Het was te laat voor dopen of bidden, of voor het opleggen van handen, of voor welke ceremonie dan ook voorafgaand aan de komst van de Geest. Het vlees had bij hen zo'n belangrijke plaats dat Gods genadevolle daad onverklaarbaar leek. Aangezien Cornelius en zijn huishouding de Geest ontvingen, was Petrus gedwongen hen door de doop toe te voegen aan het gereinigde gezelschap in Jeruzalem. Hoewel hij hoofd was van alle apostelen, moest hij toch verantwoording afleggen voor zo'n flagrante overtreding als deze! "Jij ging binnen bij onbesneden mensen en jij at samen met hen" (Hand. 11:3;SW). Er waren heel wat woorden nodig om de monden van deze gelovigen stil te krijgen.

Tot dan toe ontvingen de discipelen, de bekeerden, de gedoopten en de proselieten de gift. Maar nergens beloofde God dit aan Zijn vijanden. Als we Zijn woord goed lezen, zouden ze volkomen uit Zijn volk uitgeroeid moeten worden. De meest kwaadaardige vijand die de Messias ooit onder de mensen had gehad, stond op en bracht een slachting aan onder de ecclesias en vernietigde Zijn heiligen. Op het toppunt van zijn rebellie wordt Saulus van Tarsus tegen de grond geworpen, verblind door de schitterende helderheid van de aanwezigheid van de Messias. Ananias (wat "Yahweh antwoordt" betekent) wordt naar hem toe gezonden om zijn zicht te herstellen en opdat hij met heilige Geest vervuld zou worden. Saulus wordt uiteindelijk een profeet en een leraar in Antiochië (Hand. 11:19-30; 13:1).

Gezonden door heilige Geest.

De eerste missie die ooit door heilige Geest werd opgedragen was die van Barnabas en Saulus. Christus had Zelf, nog vóór Zijn hemelvaart, de twaalf uitgezonden. Deze nieuwe bediening was niet alleen anders dan de hunne, maar ook anders dan de eerdere dienst van Saulus en Barnabas zelf. De heilige Geest scheidde hen af. De heilige Geest zond hen (Hand. 13:2-4). Het is pas wanneer we dit zien dat we het intens geestelijk karakter bewust worden van het werk dat zij deden.

Het eerste uitgebreide verslag van deze missie gaat over hun bezoek aan een ander Antiochië, in Pisidië (Hand. 13:14-52). Voor de eerste keer horen we van rechtvaardiging. Voor de eerste keer lezen we dat de wet overtroffen wordt door geloof. Voor de eerste keer worden de natiën in het licht gebracht en ontvangen ze aionisch leven. Nadat Barnabas en Paulus gedwongen worden te vertrekken, zien we dat de discipelen vervuld zijn met blijdschap en heilige Geest (Hand. 13:52). Wat wordt er in dit alles een nadruk gelegd op de werking van Gods Geest! Zij worden gezonden door heilige Geest. De zegeningen die zij verkondigden waren geestelijk. De discipelen zijn gevuld met heilige Geest.

Toen de opdracht vervuld was, en zij naar Antiochië waren teruggekeerd, waar ze begonnen, kwamen er bepaalde mannen afgedaald van Judea, die aandrongen op de noodzaak voor lichamelijke besnijding ten behoeve van redding. In de daarop volgende discussie was er een punt dat alle andere overtrof en dat uiteindelijk de zaak tegen de Judaïsten besliste, en het werd door Petrus zo gesteld: "God, Kenner van harten, getuigt tot hen, de heilige geest gevend, zoals ook aan ons, en in niets onderscheid makend tussen ons en hen, hun harten reinigend door het geloof" Hand. 15:1,5,8,9;SW). Zo werd zelfs door hun tegenstanders erkend dat gelovigen uit de natiën door geloof heilige Geest ontvingen, wanneer zij geloofden, buiten bekering, doop of opleggen van handen om.

Dit scheen een afwijking te zijn van de strikte letter van de belofte, want die bevatte geen hint van geestelijke zegeningen voor de andere natiën, totdat de Heer was binnengegaan in Zijn aardse heerlijkheden. Misschien is dit de reden: Hoewel Zijn heerlijke voeten nog niet op de Olijfberg hebben gestaan of op een plek in het land Israel gezet hadden, was Hij gekomen, in zon-overtreffende glans, buiten dat land, op de verre Damascusweg, leidend naar een activiteit (wat de betekenis is van de naam van die stad), in harmonie met zulke genade, want Hij eist de aanbidding en trouw van Zijn ergste vijand.

De bediening van Saulus (of beter: Paulus, zijn geestelijke bijnaam) is gebaseerd op en komt voort uit dit heerlijke gezicht. Net zoals Johannes de Doper Elia verwachtte, begiftigd zijnd met zijn geestelijk vermogen, zo verwacht Paulus, door middel van zijn bekleding met de geestelijke kracht van de natie, de missie van Israel in de komende aion. De Messias kan niet in persoon aanwezig zijn te midden van Zijn volk in hun land, maar toch gaat Hij nu, in Geest, buiten het land, waar Hij nooit kon gaan toen Hij nog op Aarde was. In Geest wandelt Hij nu het land van vreemden op en neer, die geen claim op Hem hebben in het vlees.

Het onderpand van de Geest.

Het karakteristieke kenmerk van Paulus' rondreizende bediening was dat allen heilige Geest ontvingen zodra ze gingen geloven. Niets meer dan geloof was nodig voor dit geschenk. Het was door geloof opdat het in overeenstemming zou zijn met genade. Dientengevolge, hoewel het strikt gesproken niet de beloofde gift was (want het was zo genadevol dat het naar hen toekwam buiten enige belofte om), is het een geschenk met een belofte. Het is een belovend geschenk. God geeft Zijn Geest niet zonder, tegelijkertijd, Zichzelf te binden aan verdere gunsten. Daarom wordt het ook de heilige Geest van belofte genoemd (Efe. 1:13).

Een onderpand is niet alleen een belofte van toekomstige betaling, maar is er een deel van. Het is in karakter hetzelfde. Al onze zegeningen zijn geestelijk, en daarom wordt ons de Geest als een onderpand gegeven. Dit is natuurlijk maar tijdelijk, in afwachting van de verlossing van alles wat voor ons weggelegd is. Onze hemelse eren kunnen niet verwezenlijkt worden totdat de overweldigende krachten van duisternis, die nu heersen te midden van de hemelingen, uitgeworpen zijn. In de tussentijd hebben we niet alleen de belofte in de Schrift, maar de belofte in onze harten. We krijgen, op het moment dat we geloven, een kleine voorsmaak van onze geestelijke weelde.

En aangezien we geworteld en gegrondvest zijn in goddelijke liefde, zal het voor ons een alsmaar toenemende genieting zijn van deze geestelijke weelde. Wanneer we ons bewust zijn dat Gods Geest in ons woning maakt, zullen we niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest (Rom. 8:1,9). Laten we daarom niet langer verdriet veroorzaken bij de heilige Geest van God, waardoor wij verzegeld zijn voor de dag van verlossing.

"30 En bedroeft niet de heilige geest van God, in welke jullie verzegeld zijn voor de dag van de verlossing.
31 Laat alle bitterheid en woede en toorn en misbaar en lastering weggenomen worden van jullie, samen met alle kwaad,
32 maar wordt vriendelijk tegen elkaar, zacht medelevend, met elkaar genadevol omgaand, zoals ook God in Christus genadevol met jullie omgaat."

(Efe. 4:30-32;SW)



Naar deel 20

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern