Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 18
Het eerste Efezische gebed
door A.E.Knoch.

"Daarom ook, horend het geloof in de Heer Jezus dat jullie aangaat en de liefde tot al de heiligen, houd ik niet op te danken voor jullie, noemend in mijn gebeden, dat de God van onze Heer, Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, jullie moge geven de geest van wijsheid en van openbaring, in de bovenkennis van Hem,"
(Efe. 1:15-17;SW)

De geest van wijsheid.

De twee gebeden in deze brief (zie ook 3:14-21) zijn als de twee vleugels van een adelaar die door de lucht zweeft, ons hoger dragend op zijn wieken. Wij weten niet wat passend is om voor te bidden (Rom. 8:26). Hier hebben we Gods Geest die tot een verzoek aanzet. Het is het niet ophoudende gebed van Paulus en, tegelijkertijd, Gods uitgedrukte verlangen ten behoeve van ons. Het is een voorbeeldgebed. Wat zou hij blij zijn indien wij de geest van deze verzoeken zouden volgen! Laten we eerst nauwkeurig zijn eerste verzoek onderzoeken. Het is voor een geest - een wijze geest, een onthullende geest. Niets is vandaag méér nodig voor Zijn heiligen dan dit. Maar hoe weinigen realiseren zich zelfs hun tekortschieten!

Dit is niet een gebed om de heilige Geest. Hun eigendomsbewijs voor deze brief en voor het lotdeel dat het overbrengt, was de Geest door Wie zij al verzegeld waren. Zij hadden Gods Geest in mate, net zoals wij die hebben. Het vermogen dat Hij hen gaf was niet onbeperkt, zoals dat wel bij onze Heer het geval was. Dit gebed is een beroep dat de grenzen er van verlegd mochten worden in de richting van wijsheid. Alleen Gods Geest kan het vermogen geven om binnen te gaan in goddelijke zaken. Gods wijsheid, zoals tentoongespreid in de heerlijke genade, zou zonder deze geest voor hen verborgen blijven. Zulk een verbazende, veelzijdige wijsheid heeft een bijzondere gift nodig, een overvloeiende maat, een vergroot vermogen, om het te kunnen koesteren.

De geest van onthulling.

De apostel had een geheim aan hen medegedeeld dat niet alleen Gods wijsheid toonde, maar dat zo nieuw was, zo anders, zo ver buiten het bereik van sterfelijke mentaliteit, dat hun geesten niet slechts vergroting nodig hadden, maar dat er, als het ware, een totaal nieuw vertrek toegevoegd moest worden om het goed te kunnen huisvesten. Hij bidt om een geest om de nieuwe bekendmaking, de nieuwe onthulling, van dienst te kunnen zijn. Dit verzoek zou volkomen overbodig zijn als zij aan wie hij schrijft, het geheim hadden ontvangen terwijl hij persoonlijk bij hen was. Hij had de hele raad van God uitgelegd aan de Efeziërs (Hand. 20:27), maar de doelstelling die hij nu ontvouwt kon niet publiekelijk onthuld worden tijdens de periode van zijn rondreizende bediening.

Het is onze hoogste taak en voorrecht dit gebed te bidden. Lang geleden drong de schrijver er bij de gelovigen op aan dit tot hun speciale verzoek te maken, niet alleen voor zichzelf, maar voor alle heiligen, en in het bijzonder voor hem. Sindsdien heeft zijn inzicht in het gebed zelf een omwenteling doorgemaakt. Hij is verlost geworden van de tirannie van ongeestelijke vertalingen. Hij heeft de intieme relatie ontdekt met de voorafgaande gebeurtenissen. Hij heeft de harmonieuze overeenstemming gevonden met de andere onthullingen van het "geheim" in deze brief. Wij kunnen niet verwachten dat zulke hoge en verborgen ontvouwingen voor ons oplichten en ons in een ogenblik verblinden. Laten we deze onthullende geest koesteren, zodat wij geleidelijk die superieure geheime wijsheid mogen onderkennen die alleen het geheim onthult.

De ogen van het hart.

"...verlicht zijnde de ogen van jullie harten, in jullie waarnemen van de verwachting van Zijn roeping, wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotdeel onder de heiligen is,"
(Efe. 1:18;SW)

De geest van wijsheid en onthulling wordt verlangd voor een specifiek doel, de speciale bewustwording van het hemelse geloof, dat nu het onze is in de Here Jezus (Efe. 1:15). Het is niet slechts een zaak van mentale speculatie, een filosofisch speeltje voor wijze geleerden, dat niet de praktische zaken van het leven aantast. Het wordt niet slechts door verstandelijke processen waargenomen, of verstaan door het verstand van iemand met bovennormale helderheid, het is voor hen van wie de harten ogen hebben, het binnenste van wiens wezen de ultra-stralen van Gods onthullingen kan fotograferen. De ogen van het hoofd zijn beperkt tot het visuele spectrum, de ogen van het hart hebben een veel weidser bereik.

De verwachting van Gods roepen.

We moeten ons herinneren dat, ten tijde dat dit werd geschreven, de bestemming van gelovigen uit de natiën in het geheel nog niet helder was. Voordat Paulus' brieven geschreven werden, hadden de natiën geen verwachting, anders dan die van onderschikten aan Israel in het Koninkrijk op Aarde. Paulus brengt de waarheid binnen van de komst van de Heer in de lucht en onderwijst een plotselinge verandering bij de opstanding. Maar nog is er geen uiteindelijke bestemming. Hun uitzicht is gesluierd en vaag. Zullen zij terugkomen naar de Aarde? Zo niet, wat is dan hun verwachting? Nu wordt onthuld dat ons lot geworpen is met Christus in Zijn Hoofdschap over het universum. Onze zegeningen zijn geestelijk, te midden van de hemelse menigten.

De heerlijke rijkdom.

Dit lotdeel of "erfdeel" is hemels. Zo hoog als de hemelen zijn boven de Aarde, zo hoog zijn onze zegeningen boven het meest magnifieke aardse vertoon van weelde of heerlijkheid. Ons wordt in de komende aionen op Aarde een gelijke deelname met de Besnijdenis ontzegd. Zij moeten hier beneden de eersten zijn. De natiën van die tijd moeten lager zijn in plaats en aandeel. Om te midden van de hemelingen een soortgelijke positie te hebben, moeten wij een plaats hebben boven de hoogsten van de Besnijdenis in het Koninkrijk, want de minste heilige in het hemelse lotdeel zal superieur zijn aan de hoogste op de Aarde. Maar in de hemelen zijn wij niet ondergeschikt! Wij zijn niet onder de Besnijdenis, noch onder de hemelingen zelf. Wij zijn superieur aan de hemelse menigten en van gelijke rang met enigen van de Besnijdenis die leden zijn van Christus' lichaam.

Het is intens menselijk te verlangen naar eigendom en status. Mensen brengen letterlijk hun leven door in het bereiken daarvan. En dan, wanneer ze binnen bereik liggen, geven ze maar weinig echte bevrediging, want zij kunnen ons niet beschermen tegen verval en dood. In de komende aionen zal de echte weelde van de mensheid veel groter zijn dan nu, want zij zullen in staat zijn te genieten van hun rijkdom en hun status handhaven. In deze boze aion doen mensen hun gezondheid geweld aan om hun weelde te verwerven en dan kunnen ze er niet van genieten. Dan verspelen ze hun weelde om naar hun gezondheid te jagen en vernietigen die dan vaak. De meest wijze van alle mensen probeerde alles wat rijkdom en rang zou kunnen brengen en vatte het samen dat het alleen het voeden van wind is. Alles is ijdelheid, totdat de Ene, Die groter en wijzer is dan Salomo, het stuur in handen neemt in de aionen van de aionen.

Alleen dat waarvan we genieten is het onze. Alleen hij is echt rijk van wie de begerige zintuigen een rijkelijke bijdrage verlangen van de wereld om hem heen. Hij mag dan niet een wettelijk recht hebben op alles wat de Aarde bevat, maar hij kan wel genieten van haar voordelen en schoonheid, meer dan menig miljonair dat zou kunnen. Hierin zijn wij, in de ware zin van het woord, de rijkste van Gods schepselen. Alles is het onze. Onze bezittingen zijn niet beperkt tot de Aarde. Het universum wordt voor ons uitgespreid. In Christus, de Eigenaar en Verlosser van allen, hebben wij een dubbele portie van alles wat het hart kan begeren of de hemel kan leveren. Als gezamenlijke genieters van het hemelse lotdeel zijn we binnen gegaan in een erfdeel dat zo uitgebreid is, dat we misschien nooit haar rijkdommen kunnen onderzoeken of de weelde er van kunnen berekenen.

De allesoverstijgende grootheid van Gods kracht.

"19 en wat de alles overstijgende grootheid van Hem is in ons, de gelovigen, naar de werking van de kracht van Zijn macht,
20 die werkt in de Christus, opwekkende Hem uit doden en Hem zettend aan Zijn rechterhand, te midden van de hemelingen,
21 boven alle soevereiniteit en gezag en kracht en heerschappij en alle naam die genoemd wordt, niet alleen in deze aion, maar ook in de toekomende,
22 en Hij onderschikt alles onder Zijn voeten en Hij geeft Hem, als Hoofd over allen, aan de ecclesia,
23 die Zijn lichaam is,"

(Efe. 1:19-23;SW)

Voor de Besnijdenis wordt de macht van de Messias gemeten door Zijn opstanding en Zijn terugkeer in majesteit om de regering op Aarde in te stellen. Ook zij zullen worden opgewekt en ook zij zullen heersen. Zo kunnen wij Zijn macht voor ons meten. Zo kunnen wij de kracht meten die ten behoeve van ons in werking is. Die is niet beperkt tot Zijn opstanding. Ze is niet beperkt tot Zijn aardse soevereiniteit. De allesoverstijgende grootheid van de kracht die voor ons beschikbaar is, wordt tentoongespreid in de hemelvaart en het zitten van Christus aan de rechterhand van God, te midden van de hemelingen, boven iedere politieke macht in het hemelse. Het bracht Hem van onder de samengebalde krachten van het kwaad, Satan, de Hogepriesters, en Rome, uit een schandelijke dood, van de vloek van God Zelf, tot de allerhoogste plaats van kracht en heerlijkheid. Dit is wat het voor kan doen.

Hoe gezegend is het de stappen van Christus' afdaling naar het kruis na te speuren. Iedere beweging die hij maakte heeft een betekenis. Ieder stap die Hij zet heeft iets te zeggen. Maar veel heerlijker en vol van betekenis is Zijn terugkeer naar de heerlijkheid. Zijn aardse pelgrimage was de perfectie van zwakte. Ze eindigde in een grafkelder. Zijn hemelse mars is geperfectioneerde almacht. Het gaf Hem koninklijke rust aan Gods rechterhand. Er zijn drie stappen in Zijn verhoging. Dat is Zijn opwekking, Zijn hemelvaart, en Zijn rust. Opstanding bracht Hem terug in het leven, te midden van Zijn geliefde discipelen. Hemelvaart ziet hem weer in Gods aanwezigheid, vanwaar Hij gezonden was om Zijn wil te doen. Rust doet hem zitten aan Gods rechterhand toen Zijn werk was volbracht.

Op die schitterende opstandingsmorgen ontmoet Hij Maria in de hof en zegt "Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader" (Joh, 20:17;SW). Niet vele dagen later nodigde Hij Thomas uit om zijn hand te leggen in Zijn zijde (Joh. 20:27). Het lijkt duidelijk dat Hij op de dezelfde dag dat Hij opstond, opvoer naar de Vader, om de begroetingen van de hemel en Zijn beloning te ontvangen en te rusten aan Gods rechterhand. Dit is voor ons de sleutel. De veertig dagen lange verschijning hield zich niet bezig met Zijn hemelse Koninkrijk, maar met dat op Aarde. Zijn openbare hemelvaart was verbonden met Zijn terugkeer op de Olijfberg, en niet met Zijn hemelse zitting.

In Handelingen is Hij actief, niet gezeten. Stefanus zag Hem staande aan Gods rechterhand (Hand. 7:56). In toekomende dagen zal Hij wandelen tussen de bijeenkomsten in de dag van Yahweh (Openb. 2:11). Het Lammetje zal staan in het midden van de troon (Openb. 5:6). Wanneer Hij afdaalt zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg.
Wanneer al Zijn vijanden onderschikt zullen zijn, zal Hij rust nemen op Zijn heerlijke aardse troon. Zijn actieve loopbaan ten behoeve van de Aarde maakt plaats voor rustige heerschappij.

Er moet nog steeds macht uitgeoefend worden voordat de Messias zit op de troon van David. Maar dat is in het hemelse niet het geval. Daar zit Hij al. Het werk is volbracht. Er hoeft niet op een afvallig volk gewacht te worden. Daar is er geen geduld met een boosaardige wereld. Daar is er geen noodzaak voor uitstel. De overmacht aan kracht bracht Hem van de diepste diepten van schande naar de hoogste hoogten van heerlijkheid, en Hij rust. Dat is de kracht die bij onze zaak past, die beschikbaar is voor hen van wie het geloof is in Christus Jezus, de verheerlijkte hemelse Oppermachtige, en niet in Jezus Christus, de verworpen Soeverein van de Aarde.

Net zoals de kracht die nodig is voor ons geloof (voor volharding en geduld met vreugde - Kol. 1:11) groter is dan die voor de Besnijdenis, zo is ook onze relatie met Christus dichterbij en kostbaarder voor ons hart. Zij worden uitgebeeld door een bruid; wij zijn Zijn lichaam. Er kan geen nauwere, meer levende of onlosmakelijke eenheid zijn. De liefde van een mens voor zijn eigen lichaam blijft bestaan als alle andere vormen gefaald hebben. Israels eenheid met Yahweh gaat doorheen vele omstandigheden - kilheid, verwerping, scheiding, hereniging, maar zo'n geschiedenis is onmogelijk voor het lichaam van Christus. De liefde van een mens voor zichzelf is vastgelegd in de aard van het universum. Dat is de illustratie die gebruikt wordt om onze relatie met Christus' hemelse hoofdschap te tonen. Hij is Hoofd over allen voor de ecclesia, die Zijn lichaam is. Dit is niet Zijn Hoofdschap van het lichaam. Het drukt het feit uit dat Hij het Hoofdschap zal uitoefenen doorheen het lichaam, zoals een mens zijn leden gebruikt om de opdrachten van zijn denken uit te voeren. Hij zal, met ons, de hemelse gebieden beheren.

Het complement van de Ene Die het universum completeert.

"de ecclesia die het lichaam is, het complement van Hem Die het al in allen completeert"
(Efe. 1:22,23;SW)

Toen de zonde was binnen getreden, heeft God de nodige middelen in werking gesteld om er mee om te gaan, en, nadat ze haar functie heeft vervuld en haar loop heeft gehad, ze van het toneel te verwijderen. Het verhaal van het herstel van de Aarde zou ons bekend in de oren moeten klinken. God koos Abraham en zijn zaad, opdat Hij door hen met de Aarde zou kunnen handelen en die bij Zichzelf terug brengen, door Christus. Dit zal volstaan voor de Aarde. Zo'n instelling was er niet voor de hemelen. Er werd geen hemelse familie gekozen om de rest te bereiken. Aan geen enkele boodschapper werd deze eer gegeven. Hun oorspronkelijke plaats is te hoog om Gods genade volledig op waarde te kunnen schatten. Alleen wij, die de laatsten waren en de eersten zijn, zijn geschikt om de heerlijke genade uit te delen.

Op deze wijze vullen Christus en Zijn lichaam het laatste gemis op in Gods grote doel met de aionen. Wij zijn het complement van Hem Die het hele universum completeert. Geen andere groep van heiligen is nodig om Gods plan uit te werken. Israel op Aarde en het lichaam van Christus in de hemelen, met Hem als hun Hoofd, zullen allen terug bij God brengen door hun bedieningen tijdens de aionen van de aionen. Zo zal, in Gods wijsheid, de Aarde, die geplaagde plek in het universum, de alchemie leveren waardoor Hij Zichzelf zal transformeren van Schepper naar een aanhankelijke Vader en Zijn schepselen naar liefdevolle kinderen. Wij, zonder verbond, niet overwogen, geminacht door de uitverkoren natie, worden het universele complement, omdat wij het hoogste succes zijn van Gods genade.




Naar deel 19.

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern