"3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus, Die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus,
4 zoals Hij ons verkiest in Hem vóór de nederwerping van de wereld, opdat wij heiligen en vlekkelozen zijn voor Zijn aangezicht, in liefde"
(Efe. 1:3,4;SW)
Gods heerlijkheid is het universele doel. Van het kleinste, schijnbaar doelloze, insect, tot de meest soevereine zonnester in haar parabolische baan, hebben allen een gezamenlijk doel, een pure doelstelling te verrichten. Voor mensen kan het een dwaze, vruchteloze rondgang zijn; zij kunnen het doel van de ster niet zien; maar God heeft beide verbonden aan Zijn heerlijkheidsstrijdwagen. De Aarde is Zijn meest vruchtbare veld. De mensheid is het meest geschiktste schepsel om Zijn uitgebreide uitmuntendheid tentoon te spreiden.
Gods doel wordt pas beperkt als Hij de hartelijke aanbidding ontvangt van al Zijn schepselen. Hoe groot ook Zijn inspanningen ten behoeve van ons zijn, ze zijn slechts de middelen om Hem bekend te maken. Efeziërs vindt haar hoogtepunt niet in het geheim zelf, maar in een gebed voor de waardering er van (3:18,19). Zelfs vóór het geheim bekend werd gemaakt kon de apostel zeggen: "En indien ik een profetie zou hebben, en alle geheimen waar zou nemen en alle kennis, en indien ik al het geloof zou hebben, zodat ik bergen verplaatste, maar ik de liefde niet zou hebben, ben ik niets." (1Kor. 13:2;SW). Niets heeft enige echte waarde, als het niet tot liefde leidt. Het is de heerlijkheid van Gods wijsheid dat alle dingen in het universum, inclusief zonde en haat, binnen geleid zullen worden in de stal van de liefde. Daarom is de kennis van het geheim niet voldoende of bevredigend voor God, tenzij het een hartenhongerige bezetting en genieting van de allesoverstijgende liefde van Christus omvat, die alle kennis overstijgt.
Christus is de door God Gekozene (Luc. 23:35). Hij is Gods Uitverkorene. Volgens deze betekenis behoren alle anderen tot de niet-uitverkorenen. Dit wil zeer zeker niet zeggen dat, uitgezonderd Hem, allen verdoemd zijn. In tegendeel, als Christus niet gekozen was geworden, zou niemand gered zijn. Uitverkiezing is nooit een doel op zichzelf. Het zou niet tot middel van veroordeling gemaakt moeten worden, want het is altijd een weg tot zegen. Één wordt gekozen en gezalfd om allen te redden, enkelen worden in Hem uitgekozen om de rest te bereiken. Gods grote doel om heel de schepping aan Zijn hart te klampen wordt uitgewerkt in een serie uitverkiezingen. Christus is uitgekozen om Middelaar te worden, en in Hem worden enkelen geroepen om Zijn zegeningen op de Aarde over te brengen, anderen om ze naar de hemelingen te brengen.
Laten we onze harten bevrijden van de vernietigende waangedachte dat verkiezing de enige poort is naar redding. Laten we onze geesten reinigen van het onverstandige redeneren dat de eeuwige verdoeming van de niet-verkorenen afleidt uit het feit dat ze niet gekozen zijn. Het alternatief voor verkiezing is niet eeuwige ondergang. Christus werd uitverkoren om te redden, niet om te veroordelen. Anderen worden voor een soortgelijk doel geselecteerd, voor gemeenschap in wereldwijde zegen.
Hij die, met Farizeïsche trots, zichzelf de pluim toedeelt dat hij tot de uitverkorenen behoort, die vanuit zijn superieure positie neerkijkt op de niet-uitverkorenen, die kalmpjes hun gelukloze toestand overziet en ze zonder enige gewetenswroeging overdraagt aan eeuwige kwelling, moet er heel goed voor oppassen dat hij niet zichzelf heeft uitgekozen. Gods verkozenen hebben geen ruimte voor trots, maar zijn ondergedompeld in nederigheid in de werking van Zijn genade. Een beetje kennis van zijn eigen zonde en niet-afdoende zijn, houdt de zondaar in bedwang en verzacht zijn houding ten opzichte van de zondaar. De ware houding van Gods uitverkorene is een jubelend bewustzijn dat hun zegen het middel moet zijn voor de zegen van anderen. Met Christus verbonden hebben zij hun aandeel in Gods grote doelstelling, totdat de schepping haar vooraf bestemde doel heeft bereikt.
Uitverkiezing is een eer. Het plaatst Christus aan het hoofd van heel de schepping. Het zet Zijn heiligen aan de top van al Gods werken. Het is veel meer dan alleen redding. Ja, in Christus is redding, haar belangrijkste component, in het geheel niet voor Hemzelf, maar voor anderen. Hij had die niet nodig. Dit is de ware band van redding met uitverkiezing. Het is niet dat de uitverkorenen alleen maar gered zijn, maar dat zij het jubelend voorrecht hebben van verbonden te zijn met Gods Uitverkorene bij het aan Zijn schepselen bekendmaken van Zijn redding.
De wijde kloof tussen redding en uitverkiezing wordt opvallend duidelijk in het geval van Judas. Hij was een van de twaalf. Dezen waren geselecteerd uit de volgelingen, zodat zij, in een hogere betekenis, de uitverkorenen waren (Luc. 6:13). Onze Heer blunderde niet in Zijn keus voor Judas. Lang voordat Hij verraden werd, vroeg Hij hen ronduit: "Kies niet Ik jullie, de twaalf? En een van jullie is een duivel!" (Joh. 6:70;SW). Het was noodzakelijk dat Hij door een vriend verraden zou worden, en daarom was het nodig dat één van hen gekozen zou worden om die rol te spelen. Een tijdlang gaf dit hem de hoge eer van nauwe gemeenschap met Christus en Zijn apostelen. Maar het ging, in dit geval, niet vergezeld met redding.
We hebben al iets gezien van het bereik in de ruimte dat door Efeziërs wordt gezien (Efe. 1:3). Het is niet beperkt tot de Aarde, zoals in eerdere onthullingen, maar onderzoekt de grenzen van het universum. Het breekt ook alle banden waar het de tijd betreft. Al Gods eerdere handelingen waren verbonden met de aionische tijden en het toneel van de zonde. Alleen Paulus neemt ons mee terug naar vóór de aionen en leidt ons tot voorbij hun afsluiting. Alleen Hij houdt zich bezig met Gods activiteiten vóór de nederwerping en voorbij de voleinding (Efe. 1:4; 1Kor. 15:24).
Het woord "nederwerping" wordt gewoonlijk vertaald met "grondlegging." Omdat er een ander woord (themelios) is voor grondlegging, vereist het woordenboek dat we tussen hen een onderscheid maken. In de sublinear van de Concordante Griekse tekst hebben we de elementen van dit woord. De letterlijke betekenis is NAAR-BENEDEN-WERPING. Kata betekent NAAR BENEDEN, bole betekent WERPEN. We hebben in onze taal vrijwel hetzelfde woord, katabolisme, de serie veranderingen waardoor levende materie binnen een organisme afbreekt. Bovendien wordt het werkwoord, kataballoo, twee maal in de King James vertaling vertaald met neerwerpen (2Kor. 4:9 en Openb. 12:10). In de eerste passage wordt de betekenis vastgelegd door de tegenstelling. We kunnen nauwelijks zeggen: "gegrondvest, maar niet vernietigd." Het betekent neerwerpen, niet grondvesten of grondleggen.
Deze term is niet verbonden met schepping, maar met verlossing. Het is de vroegste datum op de kalender van de zonde. Adam's overtreding in Eden was zeker niet het begin van het kwaad in de wereld. Lang voor het herstel van de Aarde voor bewoning, was er een ramp geweest die alleen verklaard kan worden door de een of andere nederwerping. Misschien hebben we er een verslag van in de tweede zin van Genesis, die er zo zou moeten uitzien: "en de Aarde werd tot een chaos en leeg". Dat was zeker niet het geval in het begin. God schiep niet een chaos (Jes. 45:18). Het werd er een door de intrede van zonde en kwaad.
Het kan nuttig zijn hier te pauzeren om de neiging van de vertalers aan te duiden om te buigen voor de aanvaarde dictaten van de wetenschap. Er is alle mogelijke inspanning in de openingsverzen van Genesis om de gedachte tegen te gaan dat de schepping met een chaos begon. Niet alleen wordt er verondersteld dat de schepping oorspronkelijk woest en verlaten was, ondanks de absolute ontkenning van Jesaja (Jes. 45:18), maar de woorden tohu wa bohu, weergegeven met zonder vorm en ledig (King James vertaling), is buitengewoon misleidend. Hoe zou de Aarde zonder vorm kunnen zijn? Als materiële substantie moet het de een of andere vorm hebben. Waarom vertaald men hetzelfde woord, tohu, met ijdel in Jesaja 45:18? Het verwijst altijd naar chaos. En hoe kan de Aarde leeg zijn? Als ze dat zou zijn, zou ze niet bestaan! Dit woord bohu verwijst naar leegstand. De Aarde werd tot chaos en stond leeg, maar ze was niet vormeloos of leeg.
Dit is zeer suggestief. Er moet een tijd zijn geweest die aan deze vooraf ging, toen de Aarde niet een chaos was en leeg stond, maar vruchtbaar en productief was. Al Gods scheppingen zijn perfect en volwassen. Adam werd niet als een klein kind geschapen. Hij was een volgroeide man, volledig ontwikkeld toen hij opstond van de grond. Zo werd de Aarde geschapen voor bewoning, maar de gelijkmatige gang van zaken viel in duigen door de intrede van de zonde en de daarop volgende nederwerping, die riep om het herstel dat opgetekend werd in de daarop volgende verzen van het eerste hoofdstuk van Genesis.
Dat de nederwerping te doen heeft met zonde, en niet met schepping of grondlegging, wordt duidelijk uit de passages waarin ze verschijnt. Het Lam was gekend vóór (1Petr. 1:20) en werd geslacht vanaf de nederwerping (Openb. 13:8). Nu is er niets zondigs aan het grondleggen van een wereld. Daar is geen offer voor nodig. De nederwerping is het signaal voor de heerschappij van de zonde en, in Gods doelstelling, gedoemd om het offerlam te doden. Zelfs daarvoor was, in afwachting van deze catastrofe, het Lam al gekend, want God voorziet in alle komende noden voordat ze verschijnen.
De nederwerping wordt tegengesteld aan de verwerping van de zonde bij de voleinding van de aionen (Hebr. 9:26). De noodzaak voor het lijden van Christus begon bij de intrede van de zonde. Dit te verbinden met Gods werk van het grondvesten van de Aarde grenst aan godslastering. Sinds de nederwerping is er een offer nodig. De kracht van het bloed van Christus zal overwinnen, totdat de zonde is verdreven. Dit zal het geval zijn bij de voleinding van de aionen. Zonder dogmatisch te zijn, kunnen we hieruit beweren dat deze de twee begrenzende momenten zijn van de aionische tijden. De intrede van de zonde bij de nederwerping en haar einde bij de verwerping, markeren het begin en de voleinding van de aionen. De aionische tijden staan in dienst van de zonde. Vóór de aionen was de zonde afwezig, en na de aionen zal dat weer het geval zijn.
Met dit in gedachten zouden we in staat moeten zijn iets van de zoete kostbaarheid te achterhalen van het uitverkoren zijn in Christus vóór de nederwerping van de wereld. Het was niet alleen lang geleden, niet pas toen Zijn doelstelling voor het eerst werd vorm gegeven, het was voordat de zonde de wereld binnen kwam. Gods liefde en uitverkiezing was al de onze, niet nadat we Hem beledigd hadden, maar voordat er ook maar het kleinste obstakel was tussen Hem en Zijn schepselen was gekomen. Nu zijn we verstrikt in de zonde.
Wat is het schitterend om terug te kunnen kijken naar Gods keuze voor ons in Christus, voordat er een enkele fout of overtreding tussen Hem en ons kon komen! Gods liefde en keuze voor ons is niet alleen superieur aan de zonde, maar voorafgaand aan de zonde! Wij worden al in Zijn hart gevonden voordat het kwaad het universum was binnen geslopen!
Als we uitgekozen werden voordat de zonde ten tonele kwam, waarom stond God dan de intrede er van toe, en waarom was het dan nodig dat wij meegezogen werden in haar vreselijke werk? Het was opdat Zijn liefde niet zou verdampen in haar eigen uitstorting, maar een aanhankelijk antwoord zou ontvangen. Schepselen uit Adam's ras kunnen zonder het kwaad de liefde niet op prijs stellen. Al wat Gods liefde over hen kon uitstorten zou er niet in slagen Zijn hart te onthullen, tenzij het getoond zou worden tegen een zwarte achtergrond. Maar zonde is niet het eerste of laatste in Gods doelstelling. Het is slechts een korte tussenzin in Zijn omgang met de schepping. Door de zonde wordt de Schepper omgevormd tot Redder, de Verlosser, de Verzoener.
Wij zijn gekozen, niet alleen om onschuldig te zijn, maar om heilig en smetteloos te zijn. Heiligheid stoot zonde af en smetteloosheid vervangt gebrek. Iemand die nooit iets nadeligs heeft meegemaakt kan niet eens beginnen zich in te denken hoe vreugdevol het is zich bewust te worden van de bevrediging van het perfect bevrijd zijn van iedere fout. Alleen zij die geplaagd worden door zonde kunnen jubelen in heiligheid. Zo kunnen we al snel tussen de regels lezen en zien dat onze verkiezing door God, al vóór de nederwerping door de zonde, veel méér inhield dan de scheppingsperfectie van Adam. Het vraagt om een kennis van het goede die alleen kan komen door de waarneming van het kwade. Het vereist verlossing van zonde. Het stelt ons aan in een dominante positie boven de zonde. In deze betekenis zijn alleen de uitverkorenen heilig, want alleen zij verwerpen de zonde tijdens de aionen en wijzen die af terwijl ze nog aanwezig is.
Wat hebben we een gezegend vooruitzicht! We zijn ziek van zonde, vol met fouten, alles wat we doen is bevlekt, al wat we zijn is aangetast, ons allerbeste is onbevredigend in het licht van Gods aanwezigheid! Wat vreselijk en verschrikkelijk is dat, als we voor altijd moeten voortgaan in een toestand zonder hoop! Velen onder ons zijn hardvochtig geworden door voortdurend contact met het kwaad, en gevoelige geesten vinden rust in Gods genade, maar wat zal er een opluchting komen over allen in die blije dag, wanneer Zijn aloude doelstelling voor ons gerealiseerd zal zijn! Wij zullen niet bang zijn voor zonde. Ze zal van ons wegvluchten! We zullen niet beschaamd zijn voor onze onvolkomenheden. Al onze smetten zullen verdwenen zijn, al onze fouten zullen zijn opgelost!
De hoge zoetheid van Gods keuze zit hem niet alleen in gelijkenis met Hem. Het is zegen om te ontvangen, maar het is veel meer zegen om te geven. God geeft en dat doen ook zij die Hij verkiest. Christus is het hoogste voorbeeld. Hij koos er twaalf om Hem te helpen in het uitdelen van zegen in het Koninkrijk. Nog velen meer zullen uitverkozen worden in Israel, die in de toekomst zegen zullen uitdelen. Paulus werd uitgekozen om de leden van Zijn lichaam te bereiken, en dezen werden, zoals we hebben gezien, uitverkoren vóór de nederwerping, voor de meest heerlijke en ver strekkende liefdadigheid die men maar kan bedenken.
En dan - hoe troostend is het zelfs nu! - zullen we terug kijken en onze God danken, niet alleen voor Zijn keuze vóór de nederwerping, maar voor zonde en kwaad, en voor onze ellende en schaamte, die geur zullen geven aan onze smetteloosheid, en schoonheid aan onze heiligheid. Zonder de nacht zouden we niet van de dag kunnen genieten. Zonder de duisternis zou het licht niet opvallen. De nederwerping zal Gods schepselen in staat stellen van Zijn weldadigheid en liefde te genieten. En bovenal zal het Hem de lof brengen, die slapend en dood gelegen zou hebben zonder haar provocatie. Laten wij God danken voor de nederwerping en Zijn keuze voor ons voordat het allemaal tot stand kwam!
Naar deel 14
Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers