"2 Genade aan jullie en vrede van God, onze Vader, en de Heer, Jezus Christus.
3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus, Die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus"
(Efe. 1:2,3;SW)
In vroeger tijden kwam de Geest van de Heer op hen die Zijn instrumenten waren. Bileam profeteerde onder Diens kracht (Num. 24:2). Otniël bevrijdde Israel (Richt. 3:10) en Gideon handelde in Diens kracht (Richt. 6:34). Toen Samuel David zalfde, kwam vanaf die dag de Geest van Yahweh op hem (1Sam. 16:13). Zijn kapitein, Amasaï, zag de Geest op zich komen (1Kron. 12.18). De Geest van God kwam op Azarja, de profeet, en hij moedigde Asa aan om de afgoden uit het land te verwijderen (2Kron. 15:1,8), net als Zacharia, de priester, die gestenigd werd in de tempelhof (2Kron. 24:20,21). De Geest van Yahweh viel op Ezechiël (Eze. 11:5); Hij werkte niet door een leger, noch door kracht, maar door Zijn Geest (Zach. 4:6).
Dit zelfde "komen op" werd voortgezet als de kracht van Gods handelen, toen Christus en Zijn apostelen het Koninkrijk aan het verkondigen waren. Hij was Zelf op deze wijze voortgebracht (Luc. 1:35). Zo was het ook met de kracht van de Pinksterdag (Hand. 1:8). Maar in heel Paulus' loopbaan werkt de Geest nooit op die manier. Het is vandaag niet een nu en dan voorkomende uitstorting. De Geest is niet buiten ons, Hij woont in ons. Hij is daar niet om wonderen te bewerken, maar om iedere daad van deze sterfelijke lichamen levend te maken (Rom. 8:11).
Op de Pinksterdag kwam de Geest op hen voor kracht, vulde hen om te kunnen spreken en zij werden er in gedoopt voor reiniging. Het dopen en het vullen gaan voort, maar het "komen op" is vervangen door een andere, nadere en intiemere relatie, die op de Pinksterdag nog niet bekend was. Alleen in Paulus' brieven lezen we dat de Geest woning maakt in de gelovigen (Rom. 8:9,11; 1Kor. 3:16; 2Tim. 1:14). In plaats van een gelegenheidsbezoek, is het een gevestigde bewoning geworden.
Omdat deze werking van de Geest van groot belang is voor het contrast met de huidige methode, geven we een lijst van de passages waarin er naar verwezen wordt, zodat de student ze voor zichzelf kan bestuderen. Er is enig verschil in het opleggen van de Geest. Hij valt op de proselieten (Hand. 10:44;11:15). Hij zal uitgegoten worden op Israel en op alle vlees in het komende Koninkrijk (Hand. 2:17,18) zoals Hij dat in het verleden werd op de gelovige proselieten (Hand. 10:45). Hij werd geplaatst op Christus (Matt. 12:18). Hij blijft op Hem (Marc. 1:10; Joh. 1:32,33).
Noot van de vertaler. In deze tekst wordt de Geest steeds als een "Hij" weergegeven. In het Grieks is de Geest echter niet een "Hij", zoals de Vader en de Zoon, maar een "het". Omdat dit in het Nederlands niet goed werkt, is hier in de vertaling steeds met "Hij" vertaald.
|
Tot aan het einde van Handelingen is de Geest OP de heiligen te vinden; vanaf Romeinen en doorheen Paulus' brieven, maakt de heilige Geest woning IN de leden van Zijn lichaam. Deze verandering is beladen met ver reikend belang. Er is al het verschil dat we vinden in Israels vroege geschiedenis, waar Yahweh Zichzelf manifesteerde in twee onderscheiden methoden. Zo af en toe kwam Hij op mensen, zoals Otniël en Gideon, David en Antasaï, Zacharia en Ezechiël, ze energie gevend voor de een of andere bovenmenselijke inspanning. Maar Hij maakte ook Zijn woning in het heilige der heiligen. De een was bij tussenpozen en tijdelijk, de ander was Zijn permanente verblijfplaats.
Sinds de zonde het universum is binnengetreden, maakt God Zijn woning in ontoegankelijk licht (1Tim. 6:16) en in huizen die speciaal voorbereid en geheiligd zijn voor Zijn aanwezigheid, zoals de tabernakel in de wildernis, de tempel van Salomo, het meer heerlijke heiligdom van Ezechiël (Eze. 43), in de persoon van Zijn Zoon (Joh. 2:19-21) en, in deze bedeling van allesoverstijgende genade, die de heerlijkheden verwacht van de uiteindelijke voleinding, in de lichamen van Zijn gelovige volk. In de tijd die nog komt zal Hij verblijven in een tempel die gemaakt is van levende stenen. Zij zullen een deel uitmaken van Zijn verblijf. Wij, elk van ons, zijn Zijn tempel.
We hoeven niet te twijfelen aan de werkelijkheid van Zijn wonen in Israels heiligdommen. Onze vertaling is onjuist door te zeggen dat de Allerhoogste niet verblijft in tempels die met handen gemaakt zijn. Nu verblijft Hij er niet in of maakt Hij er woning in. Het is zeker waar dat Hij niet Zijn woning maakte in Ezra's gebouw (Ezra 6:3) of in het huis van Herodes, of in de tempel van de eindtijd (2Thess. 2:4), maar we mogen er zeker van zijn dat de tabernakel en de tempels van Salomo en Ezechiël geheiligd zijn door de Shekinah. In het verleden verbleef Hij in huizen die door mensenhanden werden gemaakt, en Hij zal Zich verwaardigen dat opnieuw te doen. Maar nu maakt Hij niet Zijn woning in zulke bouwsels, maar in lichamen die door Hemzelf als de Schepper gemaakt zijn en geheiligd zijn door het offer van Christus.
Het beeld van de tempel wordt door de apostel overgezet naar onze lichamen. "Hebben jullie niet waargenomen dat jullie een tempel van God zijn en de geest van God in jullie woning maakt?" (1Kor. 3:16;SW). Zoals de aanwezigheid van Yahweh de tempel heiligde, zo zijn ook wij heilig omdat wij Zijn huis zijn. Dit is de ware basis en kracht van heiligheid. Die is niet in onszelf, maar in Hem Die in ons woont.
Het inwonen van de Geest wordt meer volledig uiteen gezet in het achtste hoofdstuk van Romeinen (verzen 9-11). Daar lezen we:
"9 Maar jullie zijn niet in het vlees, maar in de geest, indien tenminste geest van God woning maakt in jullie. Maar indien iemand de geest van Christus niet heeft, dan is die niet van Hem.
10 Maar indien Christus in jullie is, dan is het lichaam wel dood door de zonde, maar de geest is leven door gerechtigheid.
11 En indien de geest van Hem, Die Jezus opwekt uit de doden, in jullie woning maakt, Hij Die Christus Jezus uit de doden opwekt, zal ook jullie stervende lichamen levend maken door Zijn geest, die in jullie woont."
(Rom. 8:9-11;SW)
Dit is het schitterende en voortdurende wonder van de Geest in deze bedeling. Hij geeft leven aan de doden. Wij zouden in constante genieting van opstandingskracht moeten zijn, die de lichamen van zonde, hoewel dood, maakt tot instrumenten van rechtvaardigheid.
De Geest Die bij ons inwoont, heiligt niet alleen onze sterfelijke gestellen en geeft daaraan leven, maar bewaakt ook datgene dat Hij aan ons heeft toevertrouwd. Paulus droeg Timotheüs op: "Bewaak het goede toevertrouwde door heilige geest, de in ons inwonende" (2Tim. 1:14;SW). Deze drie passages zetten de huidige plaats van de heilige Geest uiteen in contrast met Diens plaats in het verleden. Toen was Zijn aanwezigheid sporadisch, buitengewoon. Nu is het de normale ervaring van alle gelovigen. Toen verbleef God in tempels, nu woont Hij in hen die Hij geheiligd heeft.
Het verzegelen en het onderpand van de Geest zijn ook exclusief de uwe. In feite, omdat beide permanent zijn en het onderpand een voorsmaak is van juist die zegeningen die we overdenken, konden deze tekenen niet aan andere gelovigen gegeven worden. Omdat de fasen van het werken van de Geest ons een weinig later uitgebreid onder ogen zullen komen (Efe. 1:13), zullen we ze niet op dit moment ontvouwen.
Het volle belang van de zinsnede "geestelijke zegeningen" kan niet verkregen worden door redeneren. Wij zijn niet in staat veronderstellingen te formuleren waaruit veilige gevolgtrekkingen getrokken kunnen worden. Dit kan geïllustreerd worden door wat we het Koninkrijksargument noemen, en dat als volgt luidt: "er zijn geestelijke zegenigen in het Koninkrijk. Wij zijn in het "koninkrijk" (Kol. 1:13). Daarom zijn alle geestelijke zegeningen van het Koninkrijk de onze." Dit is mooi eenvoudig en overtuigend logisch, als de veronderstelling waar is.
Het "koninkrijk" waarin we onszelf vandaag bevinden, is in bepaalde opzichten tegengesteld aan het Koninkrijk van de hemelen. Dat zal de koninkrijken die nu op Aarde zijn vervangen. Dat zal de mensheid redden van menselijke heerschappij en hen verlossen naar het Koninkrijk van Christus, als de Zoon van de mensheid. "Het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde" verlost ons uit het rechtsgebied van de duisternis naar een gebied dat zich op geen enkele manier bemoeit met onze onderschikking aan de bestaande machten. Het is een strikt geestelijk koninkrijk, in tegenstelling tot Satans huidige soevereiniteit.
Dat het zelfs niet de geestelijke tegenhanger is van het millenniale Koninkrijk, wordt duidelijk uit de gebruikte titel. Het "koninkrijk" van de Zoon (Hebr. 1:8) moet niet gezien worden als het duizendjarig rijk, maar als de "aion van de aion" - de opvolgende aion, in de nieuwe schepping. De reden hiervoor ligt zonder twijfel in het feit dat er in dat toekomstige "koninkrijk" van de Zoon, en niet in het millennium, verzoening zal zijn. God zal op grond van vriendschap staan met heel de mensheid. Het is niet de heerschappij van de ijzeren staf, maar van de scepter van de Zoon - een titel van relatie en aanhankelijkheid. Dat is het toekomstige type van het huidige "koninkrijk" van de Zoon van Zijn liefde (Kol. 1:13).
Zonder alles te herhalen wat we geschreven hebben over het onderwerp van de hemelse koninkrijken, willen we de twee grote fasen van de toekomstige soevereiniteit van de Aarde en hun geestelijke tegenhangers benadrukken, opdat we niet misleid worden door verkeerde overeenkomsten.
Wat de tijd betreft, dienen we er op te letten dat het priesterlijke Koninkrijk van Christus en Zijn heiligen er is tijdens de duizend jaren. Dit wordt algemeen het millennium genoemd. Laat het duidelijk zijn dat dit twee onderscheiden aspecten heeft met betrekking tot de natiën. Het is een Melchizedekse heerschappij. Christus en Israel zijn bemiddelaars tussen God en de natiën. Zij zijn zowel priesters als koningen.
De geestelijke tegenhanger van deze periode is te vinden in Paulus' eerdere bedieningen, toen hij als priester het evangelie van God aan de natiën bediende, en als een ambassadeur de inzettingen van de oudsten overbracht aan zijn bekeerlingen. Tijdens deze tussenperiode vinden we de krachten van het komende Koninkrijk door Paulus zelf uitgeoefend en door hen die zijn boodschap ontvingen. Er was zegen voor lichaam en ziel en ook voor de geest, maar alles in onderschikking aan Israel.
Maar de heerschappij van de heiligen is niet beperkt tot het millennium. Dat is slechts de eerste fase van het komende Koninkrijk. Zij moeten heersen tijdens de aion van de aionen, maar niet als priesters. In de nieuwe schepping verdwijnt het priesterschap. De kracht van Gods Christus wordt vervangen door het liefdevolle heersen van Zijn Zoon. Het huidige "koninkrijk" is de geestelijke verwachting van deze soevereiniteit. Daarom wordt het "het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde" genoemd (Kol. 1:13). Het beeld wordt in Kolossenzen voortgezet, want van ons wordt gezegd dat we verlossing en vergeving van zonden hebben in dit "koninkrijk".
Het Christendom heeft de geestelijke tegenhangers verward met de toekomstige vervullingen, zodat het komende Koninkrijk weg vergeestelijkt is geworden. Anderen hebben dit proces omgedraaid en hebben geprobeerd van het Koninkrijk een hedendaagse realiteit te maken. Laat het aan ons zijn de komende fasen te scheiden, het Koninkrijk van Christus voor de duur van duizend jaren; de soevereiniteit van de Zoon, voor de laatste aion; en het Koninkrijk van de Vader, nadat de de aionen voorbij zijn gegaan. En laten we ook de te verwachten geestelijke vervullingen onderscheiden. Het Koninkrijk van Christus, en de krachten van de milleniale periode, illustreren niet onze zegen. Het daarop volgende "koninkrijk" van de Zoon spreekt van de huidige genade. Wij zijn in een nieuwe schepping.
Laten we er bovendien op letten dat het huidige "koninkrijk" een spraakfiguur is. Er zijn zekere punten van gelijkenis tussen dat wat wij genieten en dat wat de positie zal zijn van de natiën in de nieuwe schepping. We hebben niet de vrijheid om deze overeenkomsten te definiëren. Dit wordt voor ons gedaan door de Geest. De natiën van die tijd zullen niet gered worden van hun menselijke regeerders. En dat geldt ook voor ons. Zij zullen bevrijd worden van de slavernij van Satan en de zijnen. Dat zal ook zo voor ons zijn. Wij worden gered uit het rechtsgebied van de duisternis (Kol. 1:13).
In de richting van God zullen zij verlossing hebben en de vergeving van zonden. Onszelf onder het beeld van dit "koninkrijk van de Zoon beschouwend, hebben ook wij deze zegeningen, want zij zijn de enige middelen van verzoening die bij regeringen bekend zijn.
Deze twee aspecten zijn de enige waarvan wij enig recht hebben om op aan te dringen, zonder de wetten van taal en het Woord van God geweld aan te doen. Er zijn aspecten van dat "koninkrijk" van de Zoon die in het heden geen tegenhanger hebben, Ja, ze zijn tegengesteld aan deze bedeling. Bijvoorbeeld: Israel zal nog steeds over de natiën heersen. Dat moet niet ingevoegd worden in de huidige genade. Zo zullen er in die tijd lichamelijke heerlijkheden zijn die ons nu vreemd zijn. Deze worden in het beeld niet uitgewerkt, en daarom mogen we terecht concluderen dat ze niet deel uitmaken van het beeld.
Daarom hebben we, zelfs nu, geestelijke zegeningen te midden van de hemeling, ook al hebben we geen lichamelijke zegening te midden van de aardsen. Onbekend, veracht op Aarde, zijn we toch de eersten van haar bewoners die bevrijd zullen worden van de vreselijke invloed van de krachten van de duisternis, die de mensheid naar haar doem jagen. Zij erkennen ons al als hoge soevereiniteiten in het universum, aan wie, als leden van het lichaam van Christus, het toppunt van gelukzaligheid voor schepselen is beloofd.
De negatieve gevolgen van deze grote verklaring zijn van ontzagwekkend praktisch belang. Alleen al de uitspraak dat onze zegeningen te midden van de hemelingen zijn, sluit de aardse heerlijkheden uit die de uitverkoren natie zal hebben. En het feit dat ze geestelijk zijn, stelt het zielse, gevoelige, sensuele, alsook het vleselijke en materiële terzijde, dat zo´n grote plaats heeft in Israels beloofde Koninkrijk. En de grote voorbeelden die ons in Filippenzen worden gegeven bevestigen deze waarheid volkomen. Er staat daar niets over gezondheid of rijkdom. In tegendeel! Paulus weidt uit over zijn benauwdheden, Timotheüs heeft veelvuldige zwakheden, en Epafroditus lag voor de poorten van de dood. Deze mannen gaven een levende uitdrukking aan het grote motto dat verschijnt boven de poort van de huidige waarheid:
Naar deel 11
Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers