"Aanschouw!, een man zendt zijn vrouw weg. En zij gaat van hem weg en wordt van een andere man. Zal hij nog tot haar terugkeren? ... En jij, jij bedrijft ontucht met vele naasten en zou jij tot Mij terugkeren, zegt JAHWEH met nadruk." (Jer. 3:1) Zie Deut. 24:1-4.
In verleden dagen pleitte Hij met haar in Zijn liefde. Zijn mededogen overvloeide Zijn rechtvaardige en heilige wet, die hen afsneed. Maar ze wilde niet luisteren naar Zijn uitnodigingen. De wet is heilig en rechtvaardig en goed. Onder haar kunnen ze nooit meer de Zijne zijn. Zij hadden zich aan andere goden verbonden, en ze kon, als een gescheiden vrouw de vrouw van een ander geworden zijnde, nooit meer de echtgenote van haar eerste man worden; daarom konden zij, onder de wet, niet weer de Zijne zijn. Zolang de wet regeert moet dit zo zijn. Maar God is hoger dan de wet die Hij gaf. Hij is meer dan heilig, meer dan rechtvaardig, meer dan goed. God is genadevol. En wie zal de grenzen van genade stellen?
De echtgenoot is het hoofd van de vrouw - hij is haar heer. Alle tijd sinds de overtreding in Eden moeten de dochters van Eva onderschikt zijn. Maar waar liefde heerst - waar de echtgenoot gehoor geeft aan de opdracht die hem gebiedt zijn vrouw lief te hebben - is het strakke gebod verre van drukkend. En hoewel het moge liggen in het hart hoeft het zichzelf nooit in woord of blik te onthullen. Gelukkig zijn zij die, Hem kennend Die het zo geboden heeft, niet buigen als slaven, maar met de aangename vrolijkheid van God's uitverkorenen.
In de dagen van haar eerste liefde, toen Egypte nauwelijks uit haar zicht was verdwenen, toen gaf Hij Zijn wet. Het gezag dat Hij toen uitoefende werd passend aangetoond door de naam die Hij aannam: Baali - Hij was hun Heer. Wanneer Hij Zich weer aan hen herstelt zal de wet in hun hart geïmplanteerd worden en een gewillige gehoorzaamheid afdwingen; liefde zal de troon bezetten en heersen - zij zal Hem dan niet langer Baali noemen, maar bij de dierbaarder naam: Ishi - echtgenoot.
Maar nogmaals zal Hij haar naar Zichzelf uitnodigen:
"Keer terug, afvallige zonen, zegt JAHWEH met nadruk, want Ik, Ik bezit jullie,
en Ik zal jullie bezitten, één vanaf de stad en twee vanaf een familie, en Ik zal jullie brengen naar Sion.
En Ik geef aan jullie herders naar Mijn hart,
en zij zullen jullie weiden met kennis en met intelligentie.
Wanneer het is dat jullie vermeerderen en jullie vruchtbaar zijn in het land in die dagen, zegt JAHWEH met nadruk,
dan zullen zij niet nog zeggen:
De kist van het verbond van JAHWEH.
En het zal niet opgaan in hun hart
en zij zullen het niet gedenken
en zullen die niet missen en
hij wordt niet meer gemaakt." (Jer. 3:14-16)
Terwijl de tien stammen "Lo-ammi" waren, verkreeg Juda mededogen.
" En het aantal van de zonen van Israël zal worden als het zand van de zee dat niet gemeten of genummerd kan worden. En het was in de plaats waar tot hen gezegd wordt: Jullie zijn niet Mijn volk, er tot hen gezegd zal worden: Zonen van El, de Levende" (Hos.1:10)
En toen Hij kwam, in de dagen van Zijn vlees, sprak Hij van "andere schapen die niet van deze kudden waren." En als de hoofdherder wees Hij Petrus aan om hen te voeden. In Petrus' pastorale brief schreef hij van hen: "die eens 'niet een volk' waren, maar nu het volk van God zijn, die niet ontferming verkregen hebbend, nu echter ontferming verkegen hebben" (1 Petr. 2:10).
Het geheim van Babylon - deel 5