"want liefde is sterk als de dood;
jaloersheid is hard als het dodenrijk, haar brandende kolen zijn als brandende kolen van vuur, een vuurgloed van JAH." (Hooglied 8:6b)
" Want jaloersheid is de woede van een machtig man
en hij zal niet sparen in de dag van wraak.
Hij zal niet het gezicht opheffen van enig beschuttend geschenk
en hij zal niet willen wanneer jij het omkoopgeschenk vermeerdert." (Spreuken 6:34,35)
De krachtigste van alle brandende passies is jalousie. Je kunt verdragen dat je kind gekoesterd wordt door een vreemde, of zelfs dat je zoon de gift van een ander krijgt, maar je vrouw, dat is een andere zaak.
De vrouw moet alleen op haar echtgenoot gericht zijn en de echtgenoot op de vrouw. De onzichtbare boeien van dit grote morele gebed binden niet alleen de mens, maar omarmen ook sommige van de lagere schepselen. Ze brengt zegen aan allen die het gehoorzamen; maar voor hen die het ongehoorzaam zijn is het een verslindende vlam. De heerlijkheid van God vereist dit, want het onthult aan ons de kennis van Zijn wegen en de jalousie die Zijn hart aanspoort voor het volk van Zijn liefde.
Zelfs wanneer haar ziel al verzadigd is met Zijn geschenken, keert haar hart weg van Hem. In plaats van op Zijn arm te leunen, neemt ze de arm van Egypte; in plaats van een beroep op Hem te doen in het moment van gevaar, vraagt zij de hulp van Assyrië. Als een dwaze vrouw gaat zij rond om de gunst van de natiën rondom te zoeken en ruilt de ornamenten die Hij haar had gegeven om hen voor haar te winnen.
"En Ik zal jou oordelen met de oordelen van echtbreukpleegsters en van bloed vergietsters. En Ik zal jou geven aan het bloed van woede en jaloersheid." (Eze. 16:38)
De tien stammen zijn in deze zaak bijzonder schuldig.
En daarom keerde Hij de liefhebbers waar ze achteraan liep tegen haar. Ze lieten haar verlaten en kaal achter, zodat zij een spreekwoord en gehis werd. Al haar heerlijkheden waarmee zij haar liefhebbers verleidde werden afgenomen. De kledingstukken van schaamte en schandelijkheid namen nu de plaats in van het heldere linnen en de zijde. Haar kroon was kaalheid en haar gordel zwakte. Haar toestand was triest, maar alleen zo kon de kracht van Zijn jalousie tegemoet gekomen worden.
"En Ik zal rust geven aan Mijn woede tegen jou en Mijn jaloersheid zal zich van jou terugtrekken. En Ik zal rustig zijn en Ik zal niet meer getergd zijn." (Eze. 16:42)
Toen in haar verlatenheid haar harde hart nog steeds hongerde naar haar liefhebbers en zij zei: "Ik zal achter mijn liefhebbers aan gaan die mij mijn brood en water geven, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank," toen zei Hij: "Zie, Ik zal jouw weg volplanten met doornen en een muur, zodat zij haar paden niet zal vinden. En zij zal achter haar liefhebbers volgen, maar ze zal hen niet inhalen en zij zal hen zoeken, maar hen niet vinden." Dan zal zij zeggen: "Ik zal gaan en terugkeren naar mijn eerste echtgenoot. Want toen ging het beter met mij dan nu." Want zij wist niet dat Ik haar mais en wijn en olie gaf en haar zilver en goud vermeerderde, terwijl zij voorbereidden voor Baäl. Daarom zal Ik terugkeren en Mijn mais in haar tijd wegnemen. En Mijn wijn in haar seizoen. En Ik zal Mijn wol en Mijn vlas terugnemen die gegeven werd om haar naaktheid te bedekken. En nu zal Ik haar wulpsheid ontdekken in het zicht van haar liefhebbers en niemand zal haar verlossen uit Mijn hand. Ik zal ook al haar vrolijkheid doen ophouden, haar feestdagen, haar nieuwe manen en haar sabbatten en al haar aangewezen seizoenen. En Ik zal haar wijnstokken en haar vijgenbomen vernietigen, waarvan werd gezegd: 'Deze zijn de beloningen die mijn liefhebbers aan mij hebben gegeven' en Ik zal ze tot een bos maken en de dieren van het veld zullen ze eten. En Ik zal op haar de dagen van Baälim bezoeken, waarin ze wierook voor hen rookte en zij zichzelf bedekte met haar oorringen en haar juwelen en zij achter haar liefhebbers aan ging en Mij vergat, zegt de Heer."
"Wanneer een man een vrouw neemt en hij bezit haar, en het gebeurt dat zij geen genade vindt in zijn ogen (omdat hij in haar de naaktheid van iets vindt), dan schrijft hij voor haar een boekrol van echtscheiding en hij geeft die in haar hand en hij zendt haar heen van zijn huis." (Deut. 24:1)
"En Ik zie dat, vanwege alle oorzaken waarin het afvallige Israël echtbreuk pleegde, Ik haar weg zond. En Ik gaf haar haar scheidingsrol. En haar verraderlijke zuster Juda vreesde niet en zij ging en bedreef ontucht, ook zij." (Jer. 3:8).
Hoe plechtig is de gedachte dat God heeft verkozen zo Zijn denken op te stellen met betrekking tot hen die Hem verlaten, Hem de Fontein van alle plezier, de Bron van alle genoegen, en naar anderen te keren voor de bevrediging die alleen Hij kan geven! Onder mensen is dit geheel geen zonde; onder Zijn heiligen wordt het een kleinigheid geacht; maar door Hem, in vurige jalousie, is het de misdaad onder de misdaden, het toppunt van de pyramide van zonde. Hoe genadevol heeft Hij het gevoel bewaard (hoewel in de laatste dagen ook dit faalt) dat mensen gebied over zulke schandelijke daden fluisterend te spreken, dat de deelnemer brandt met een onuitwisbaar merkteken, zodat zij niet als lepralijders "onrein" hoeven te roepen, want zij worden gemeden door allen die nog een vonkje waarde over hebben. En nog, zoals in de dag van de Heer, wanneer zij de vrouw beschuldigden van zo'n vreselijke misdaad, ja tijdens de daad, kon Hij hen berispen en zuiveren, "hij onder jullie die zonder zonde is, laat hem de eerste steen werpen." Net als de arme vrouw was Israel, in de aanwezigheid van haar God, schuldig aan de daad die zij in haar zo veroordeelden. Maar nog veel erger, ze droomden er nooit van dat zij, moreel, rechtschapen en gezuiverd, onderschikt waren aan zo'n zware beschuldiging.
Het geheim van Babylon - deel 3