Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 42
EN DE MENSEN DIE HET EVANGELIE NOOIT HOORDEN?

door J. van A.

   

We hebben het in bovenstaande vraag wel over vele miljarden mensen. Nooit hoorden zij het evangelie. We bedenken daarbij, dat het evangelie vaak gebracht wordt als een boodschap van redding niet alleen op grond van genade in Jezus Christus, maar mede op grond van werken. Vele miljoenen of wellicht miljarden hebben zich gelovig overgegeven aan zo’n evangelie, waarvan Paulus zegt, dat het geen evangelie is. (Galaten 1:7) Wat nu met al die mensen? Zij konden geen keuze maken voor Christus, omdat zij tijdens hun leven op aarde niet hoorden van genade in Christus zonder werken der wet.

"En hoe zouden zij geloven, als het hun niet gepredikt is?"
(Romeinen 10:14)

Uiteraard kan het hen niet worden aangerekend, dat zij in ongeloof geleefd hebben en in ongeloof zijn gestorven. Toch heeft de kerk in het algemeen geleerd, dat de mensen, die door de boodschap van genade in Christus niet zijn bereikt en die boodschap dus niet hebben kunnen verwerpen, verloren zijn voor "eeuwig". Zij zullen zonder ophouden van de helse kwellingen te lijden hebben samen met hen, die het evangelie wel hoorden, maar het hebben verworpen.

Is er wel een antwoord?

Er is door uitleggers van de bijbel met ijver gezocht naar antwoord op de vraag: Hoe kan een God van liefde mensen in de helse vlammen werpen, zonder hen de mogelijkheid te geven het evangelie aan te nemen?

De Zwitserse theoloog René Pache zegt:

"God laat geen van zijn schepselen verloren gaan voor eeuwig zonder hen gezocht te hebben. Als de tijd komt om de wereld te verlaten heeft ieder mens genoeg licht ontvangen om God te verwerpen of te aanvaarden."

We vragen ons af hoe Pache een dergelijke verlegenheidsoplossing kan aandragen. Genoeg licht om God te aanvaarden en behouden te worden is toch het licht van het zuivere evangelie van Christus’ dood en opstanding. Aan dat licht heeft het toch miljarden mensen ontbroken en aan miljarden ontbreekt het nog.

"Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus."
(2 Korinte 4:6)

M.R. van den Berg schreef een boek dat als titel draagt: "Wat staat ons te wachten?", waarin hij ook tegen de vraag aanloopt, die we in dit hoofdstuk behandelen. Hij schrijft:

"Mensen kunnen niet veroordeeld worden vanwege iets dat ze niet konden weten. Dat gebeurt dan ook niet zegt Paulus in Romeinen 2:14-15. Heidenen die Gods wet niet hebben, zullen niet volgens die wet veroordeeld worden. Bij hen legt God een ander criterium aan. Ook bij hen is een besef van goed en kwaad, een maatstaf, waarmee ze elkaar onderling beoordelen. Dat besef van goed en kwaad zal ook de maatstaf zijn, waarnaar God hen zal oordelen. Bij wie het evangelie niet gekend heeft, wordt het evangelie niet als maatstaf aangelegd. Zij worden beoordeeld naar hun eigen maatstaf. Overigens laat Paulus in vers 12 doorschemeren, dat ze ook naar die maatstaf gemeten door de mand zullen vallen."

En zo zijn we terug bij de vraag, hoe God deze onwetenden, die het met hun eigen maatstaf niet redden en door de mand vallen, aan de vlammen van de hel kan prijsgeven. Dat brengt ons dus ook de oplossing niet.

In Openbaring 22 lezen we van het geboomte van het leven, dat elke maand vruchten geeft. En de bladeren van dat geboomte zijn tot genezing van de volken. Ds. Koekoek schrijft in een brochure over hemel en hel dat hij meent dat die volken gevormd worden door mensen, die onbekend met het evangelie toch hebben geleefd zoals God dat wilde en na genezen te zijn door die bladeren alsnog de hemel mogen binnengaan. Dan blijft de vraag: en de anderen dan, die niet naar Gods wil geleefd hebben? Dat zijn er toch nogal wat.

Dit zijn drie voorbeelden van theologen, die de universele verzoening verwerpen en zoeken naar het antwoord op de vraag, hoe een rechtvaardig God mensen, onbekend met de boodschap van verzoening "eeuwig" pijnigen kan. En er is geen antwoord, dat werkelijk bevredigt.

Oordeel naar de werken

In Gods Woord zijn geen woorden te vinden, die expliciet, duidelijk en onomwonden zeggen, dat mensen, die verloren gaan, terechtkomen in vuur, waaraan ze nooit meer zullen ontkomen. En pas wanneer we dat inzien, kunnen we antwoord geven op de vraag naar het "eeuwig" lot van de mens, die door het evangelie nooit bereikt werd.

We lezen in Openbaring 20:

"En de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren en zij werden geoordeeld een ieder naar zijn werken"
(vers 13)

Oordeel naar de werken, dat is oordeel in overeenstemming met de werken. Ook de apostel Paulus spreekt in Romeinen 2:6 en 7 over het rechtvaardig oordeel van God, "die een ieder vergelden zal naar zijn werken."

En het oordeel, dat de gewetenloze mens treffen zal, zal dan nogal verschillen met het oordeel over mensen, van wie de Schriften zelf zeggen, dat ze buitengewone menslievendheid bewezen aan Paulus en die met hem waren. (Handelingen 28:2) Ook spreekt de bijbel over heidenen, die de wet niet kennen en van nature doen wat de wet gebiedt (…) zij tonen , dat het werk der wet in hun harten geschreven is. (Romeinen 2:14 en 15)

In hoofdstuk 3 lezen we dan wel weer, dat er niemand is, die goed doet, zelfs niet één.

We willen ons nu niet verder bezighouden met de vraag, hoe het een dan overeenkomt met het ander. Maar duidelijk moet zijn, dat het oordeel van God over de mens overeenstemt met de werken.

Dat betekent nogal wat

De leer, die ons zegt, dat alle ongelovigen zonder onderscheid en zonder pardon in de hel zouden worden geworpen en daar "voor eeuwig" in de diepste ellende in vlammend vuur zouden moeten voortbestaan, is niet naar de Schrift. Er is ook het idee, dat het in de hel voor de een wat beter uit te houden zou zijn dan voor de ander. De een zou dan in die hel eindeloos ongelukkig zijn en de ander even eindeloos doodongelukkig. Ook die gedachte moet als onbijbels worden afgewezen.

De Schriften kennen de leer van de eindeloosheid van de straffen in de hel niet!

En als we dat in gedachten houden, weten we ook om te gaan met de vraag, waar het in dit hoofdstuk om gaat. Er is oordeel naar de werken. Het is bij God in goede handen. Betere handen zijn er niet.

We willen nog maar eens benadrukken, dat we het oordeel van God niet willen bagatelliseren.

"Hoeveel zwaarder straf zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was onrein geacht en de Geest van de genade gesmaad heeft? Want wij weten wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En opnieuw: De Here zal zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God!"
(Hebreeën 10:29, 30 en 31)

Hier spreekt het Woord wel niet van de niet met het evangelie bereikte mens, maar we wilden dit woord toch citeren om aan te tonen, dat we niet de gedachte koesteren, dat het met de oordelen van God wel wat meevallen zal. Alleen die eindeloosheid van de straf heeft geen grond in de bijbel.


Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.




Naar hoofdstuk 43

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl