Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 37
EEN BLIK IN DE HEMEL EN DE HEL?

door J. van A.

   

Een vrouw in Amerika beweerde dat ze de hel heeft bezocht tot in de diepste krochten en afgronden. Bij dat bezoek was de Here Jezus zelf haar rondleider. Ze was er getuige van, hoe miljoenen mensen in de vlammen lagen en gruwelijk leden, terwijl ze wisten: dit vreselijk lijden zal nooit voorbij gaan. Ze heeft over wat ze zag en hoorde in de hel een boekje geschreven.

Het is een heel verwerpelijk boekje geworden.

In het evangelie komt ook een verhaal voor, verteld door Christus zelf, over het verblijf in het rijk van de doden. Het is de bekende gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus in Lukas 16:19-31.

Die rijke man leeft in overvloed en Lazarus in bittere armoede.

Dan sterft de arme en wordt door de engelen gedragen in de schoot van Abraham. Ook de rijke sterft en slaat zijn ogen op in het dodenrijk onder de pijnigingen van de vlam.

Maar dan komt het: die rijke man kan zo vanuit de vlammen zien wat er gebeurt in het andere deel van het dodenrijk. Hij ziet daar Lazarus, die hij nog kende uit de tijd, dat hij op aarde leefde, in de schoot van Abraham. Hij vraagt dan om wat water, maar dat blijkt onmogelijk omdat er een onoverkomelijke kloof is tussen het ene deel van het dodenrijk en het andere.

Wat valt ons op?

Waarom is die rijke man in die vlammen terechtgekomen? Heeft hij geweigerd de Here Jezus Christus als zijn Verlosser aan te nemen? Heeft hij wellicht zwaar gezondigd, dat hij zo moet lijden na zijn dood?

Abraham zegt het zo:

"Kind, herinner je, hoe je het goede in je leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en jij lijdt pijn."

Ja, denk je dan, zullen er dan mensen na hun dood in de vlammen terechtkomen, omdat ze rijk waren en feest vierden? Wat gaat er dan met ons gebeuren, die een leven in grote welvaart leiden? Waarin ligt mijn toekomst vast? Toch niet in een mate van welvaart of armoede, maar in Christus en in Hem alleen?!

Bovendien was het Abraham, die zelf grote rijkdom kende tijdens zijn leven, die hem die mededeling komt doen: "Je ligt in het vuur, want je was op aarde rijk."

Als iemand op aarde de rijke man zijn rijkdom had moeten verwijten, dan toch zeker Abraham niet.

Dat doet vermoeden dat deze gelijkenis een diepere betekenis heeft.

Die rijke man kwam terecht in het dodenrijk en niet in de hel. We wezen er in een eerder hoofdstuk al op, dat in de grondtekst het Griekse woord "gehenna" wordt gebruikt om het dal van Hinnom aan te duiden. In onze bijbel is dat woord vertaald met "hel". De rijke belandde na zijn sterven niet in dat dal bij Jeruzalem, dat gehenna, die hel, zoals de Statenvertaling het weergeeft, maar in "hades", dat is het Griekse woord voor dodenrijk. En wie bevond zich ook in dat dodenrijk, zij het in het goede gedeelte aan de andere kant van de kloof? Inderdaad, Abraham en ook Lazarus!

Is dat dodenrijk een plaats, die er altijd zijn zal? Zeker niet. In Openbaring 20 wordt dat rijk in de poel van vuur geworpen, dat is de tweede dood. Hades is er dan niet meer. Al in Hosea 13:14 klinkt de profetische vraag:

"Dood, waar zijn je pestziekten? Dodenrijk, waar is je verderf?"

En Paulus neemt die vragen over als hij schrijft over de dood, die verzwolgen is in de overwinning van Christus. Die vlam, die de rijke zo pijnigde, zal dan zijn gedoofd. Dat betekent, dat we aan deze gelijkenis nooit de altijddurende hellestraf kunnen ontlenen. Integendeel.

"Kind, herinner je, hoe jij het goede tijdens je leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en jij lijdt pijn."

Worden ze met dezelfde maat gemeten? Duurt de kwelling van de rijke eindeloos en Lazarus’ lijden slechts een mensenleven lang, dan kunnen we niet zeggen, dat er gemeten wordt met dezelfde maat. Stel je voor dat de arme en de rijke allebei op zeventigjarige leeftijd zijn gestorven.

Dan zou Abraham hebben gezegd tegen de rijke zoiets als: "Jij hebt zeventig jaar feest gevierd en Lazarus heeft in die tijd in de ellende geleefd. Hier in het dodenrijk gaan we de zaken recht trekken: jij moet nu voor altijd de vlammen in en Lazarus wordt getroost." Hoe zou Abraham zo’n vergelijking kunnen maken? De Here Jezus laat hem deze vergelijking maken, omdat Hij wist, dat een mens zal worden geoordeeld op grond van zijn werken en omdat Hij niets wist van een straf, die nooit eindigen zou.

Ook hieruit is op te maken, dat de leer van een straf na de dood, die altijd maar doorgaat, niet naar de Schriften is.

We suggereerden, dat deze gelijkenis een diepere betekenis heeft. Omdat we in dit boek ons vooral bezig houden met de vraag of de eeuwige straf ook een einde zal hebben, willen we niet ingaan op die betekenis.


Naar hoofdstuk 38

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl