De belangstelling voor het volk Israel is vooral na de Tweede Wereldoorlog zeer toegenomen. Dat was vooral een gevolg van de vreselijke ellende die het Joodse volk in die oorlog overkwam. Dat dat zo zwaar geslagen volk toch zoveel veerkracht bezat, dat in 1948 de staat Israel werd gesticht, waarna er een aantal oorlogen tegen zeer sterke tegenstanders werd gewonnen, opende de ogen van velen voor het volk, dat in de bijbel de hoofdrol speelt.
Men ging de woorden van de profeten en van de Messias met groter aandacht lezen en met name wat de apostel Paulus over Israel schreef in de Romeinenbrief kreeg van de uitleggers grote belangstelling.
En men ontdekte, dat er volop grond was voor de verwachting dat God zijn volk nog een heerlijke toekomst zal gaan bereiden
Nu is het niet mijn bedoeling nog eens een geschrift toe te voegen aan de lange rij van boeken en brochures, die over die heerlijke uitredding van Gods volk handelen. Maar in al die geschriften over de uiteindelijke verlossing van Israel is er toch een zeer belangrijke vraag, die nauwelijks aan de orde komt. En die vraag wordt toch in de bijbel beantwoord.
Het is de vraag, die ik als titel boven dit hoofdstuk plaats:
Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen het volgende:
"Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israel gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat en aldus zal gans Israel behouden worden, zoals geschreven staat:
De Verlosser zal uit Sion komen,
Hij zal de goddeloosheden van Jacob afwenden.
En dit is mijn verbond met hen,
Wanneer Ik hun zonden wegneem".
(Romeinen 11:25-28)
Er is dus een "totdat" in de geschiedenis. Er komt dan een einde aan de verharding van het volk en gans Israel wordt behouden.
In het maandblad "Christenen voor Israel" van mei 2001 las ik een artikel van ds. de Vreugd, dat het nog maar de vraag is, hoe we dat bijbelwoord moeten verstaan.
Heel Israel behouden! Ds. de Vreugd vraagt zich dan af, of dit woord betekent dat iedere Jood hoofd voor hoofd zalig zal worden. Hij zou daar geen enkel bezwaar tegen hebben, maar acht het ook mogelijk dat er dan toch weer een deel van het volk niet zal ingaan vanwege hun ongeloof.
In ieder geval zal het volk als volk behouden worden en niet hier en daar een enkele Jood. Geheel Israel zou in ieder geval betekenen een geweldig groot aantal.
Bij het lezen en herlezen van dat artikel kwam ik tot de volgende overwegingen:
Als het zo zou zijn, dat er na het ingaan van de volheid der heidenen toch nog Joden zouden zijn, die geen deel zouden krijgen aan wat God het volk aan zegen heeft toegezegd, dan blijven we toch nog zitten met een gedeeltelijke verharding over Israel. Natuurlijk zal dan die verharding betrekking hebben op heel wat minder Israelieten dan onder de huidige verharding het geval is, maar toch. Ook na de terugkeer van Jezus Christus zouden er nog misschien wel duizenden Joden onder de bedekking blijven.
Heeft de apostel dat nu zo bedoeld? Gaat God straks die gedeeltelijke verharding, die over miljoenen ligt wegnemen en laat Hij dan duizenden toch nog in de duisternis van de ongehoorzaamheid?
De profeet Zacharia profeteert:
"Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest van genade en gebeden, zij zullen Hem zien, die zij doorstoken hebben en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind."
(Zacharia12:10)
In de verzen, die daarop volgen is te lezen, wie er zoal deel zullen hebben aan die uitgieting van Gods genade. Er is dan toch moeilijk aan te ontkomen te geloven, dat dat het moment zal zijn, waarop geheel Israel behouden zal worden; werkelijk geheel Israel!
Als zij Hem zullen zien, die zij doorstoken hebben en een rouwklacht aanheffen over Hem, zal er niemand meer zijn, die nog zeggen zal:
"Ik heb een akker gekocht en ik moet die gaan bekijken. Ik verzoek U mij te verontschuldigen." of "Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen."
(Lucas 14: 18,19)
Geheel Israel komt tot geloof en bekering, zoals de apostel Paulus door een directe ontmoeting met de levende Christus. Werd hij voor een keuze gesteld, toen het God behaagde zijn Zoon in hem te openbaren? (Galaten 1:16). Hij zegt in 1 Corinthe 15:8
"Hij is ook aan mij verschenen als aan een ontijdig geborene."
En als de Opgestane straks aan Israel verschijnt, zal dat volk evenmin voor een keuze worden gesteld. De verharding wordt weggenomen! Op dat wondere moment zal God in zijn genade de afkeer genezen, zoals Hosea al profeteerde. (14:5) En als God een geheel volk geneest, dan is er geen sprake meer van enige weerzin meer bij wie dan ook, om de Koning te aanbidden en te prijzen.
In de aangrijpende profetie van Ezechiël 37 wordt de profeet door God in de Geest geplaatst in een dal vol zeer dorre beenderen. Er wordt dan geprofeteerd, de beenderen komen tot elkaar, er komen vlees, spieren en huid overheen, maar de Geest is er nog niet in.
"Daarop zei Hij tot mij: Profeteer tot de geest, profeteer, mensenkind, en zeg tot de geest: zo zegt de Here HERE: kom van de vier windstreken, o geest, en blaas in deze gedoden, zodat zij herleven.
Toen profeteerde ik, zoals Hij mij geboden had en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger.
Voorts zei Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis van Israel."
Dan belooft God, dat Hij aan dat hele huis zijn Geest zal geven! Dat is toch niets meer en niets minder dan het behouden worden van geheel Israel, waarvan we lazen in Romeinen 11.
Het is niet moeilijk nog meer bijbelwoorden te citeren, die ervan spreken, dat in de Here het gehele nakroost van Israel gerechtvaardigd zal worden. (Jesaja 45:25)
Wat is het toch, dat we zo’n moeite hebben, zulke beloftevolle woorden blij te aanvaarden? Hoe vaak heb ik niet gelovigen horen reageren met "Ja, maar ze moeten wel willen."
Als de zaken zo zouden staan, dan zou het inderdaad niet erg waarschijnlijk zijn, dat een totaal volk vanuit de duisternis zou overgaan in het licht van God.
Het zou van het lopen en willen van de mens afhangen en dat zou betekenen, dat we nog maar moeten afwachten, of Israel op de dag, dat de Verlosser uit Sion komt wel zal willen kiezen om behouden te worden. Alles zou dan toch op losse schroeven staan.
"Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt."
(Romeinen 9:16)
Maar er is meer te zeggen als we ons afvragen, wat er in de Schrift wordt bedoeld met dat "ganse Israel"? In het vorige hoofdstuk hebben we geprobeerd aan te tonen, dat God geen half werk doet, als Hij de verharding, die over het volk ligt, gaat wegnemen. Het hele huis van Israel ontvangt de uitgieting van de Heilige Geest.
Maar toch….
Nog onlangs las ik een artikel van een predikant, die het volgende schreef:
"GANS ISRAËL" De laatste generatie vlak voor (of bij) de wederkomst van Christus. Mannen en vrouwen afzonderlijk, in het gehele land ISRAEL. In Jeruzalem en het gehele land. Zo zegt Zacharia het ook in hoofdstuk 12:10-14. De HEERE zal de Heilige Geest op het volk in het beloofde land uitstorten. Laten we daarom maar rustig doorgaan met te helpen de Joden naar Israel te laten terugkeren. Omdat de Heere ze daar wil ontmoeten. (de onderstrepingen zijn van mij. Auteur.)
Twee vragen:
Is werkelijk het behouden worden van Israel beperkt tot de miljoenen, die in het land verblijven op het moment, dat de volheid van de volken binnengaat?
Is werkelijk het behouden worden van Israel beperkt tot de laatste generatie vlak voor (of bij) de wederkomst van Christus?
Dat zou onze verwachting toch wel heel sterk temperen. Volgens sommige onderzoekers gaat er aan die grote dag nog een vreselijke oorlog vooraf, waarin tweederde van het volk zal worden uitgeroeid. (Zacharia 12:8)
Hoe betrekkelijk klein zal dan nog het aantal Joden zijn, dat door de Messias zal worden uitgered.
Ik denk ook aan de miljoenen Joden, die niet in het land wonen en die daarom naast de zegen van het behouden worden zullen grijpen. Denk je dat eens in: niet gered, maar verloren, omdat je niet in het juiste land woont. Dat kan toch niet waar zijn! Als we dat geloven, dan moeten we alles op alles zetten om zoveel mogelijk Joden zo vlug mogelijk het beloofde land binnen te brengen, voordat de grote dag daar is.
Zou dat werkelijk de opdracht zijn van de christenen nu? Ik heb sympathie voor christenen, die zich daarvoor inspannen, als dat maar niet gepaard gaat met de gedachte dat God alleen in het beloofde land Joden zal gaan behouden.
God zegt de goddeloosheid van Jacob te zullen afwenden (Romeinen 11:26). Hij zal zich dan niet laten beperken en o.a. ook de zes miljoen Joden, die in Amerika wonen, zalig doen worden.
Als de bovenstaande twee vragen met "ja" moeten worden beantwoord, dan is het moeilijk te begrijpen, dat de apostel spreekt over "geheel Israel". Nog moeilijker is het te begrijpen dat hij zo uitbundig uiting geeft aan zijn vreugde over de wegen, die God gaat met allen. (Romeinen 11: 32-39)
De Schriften geven alle aanleiding, om een veel heerlijker en breder verwachting te hebben ten aanzien van de verlossing van Israel.
Als we uit het Woord van God mogen weten, dat er een dag gaat aanbreken, waarop gans Israel zalig wordt, dan rijst onherroepelijk de vraag, wat er dan toch zal gebeuren met die Joden, die in de jaren, die voorafgaan aan die grote dag, om het leven kwamen. Hebben zij dan slechts gediend om het Joodse ras in stand te houden tot op het moment dat de Verlosser uit Sion komt??
Waren zij niet meer dan mest op de akker van de toekomst? Als een soort steigerwerk dat verwijderd kan worden als het gebouw voltooid is?
Niet behorend bij de laatste generatie en daarom uitgesloten van de onuitsprekelijke zegen van het zalig worden.
Heeft God in hen geen behagen en laat Hij hen sterven voordat de HEERE zijn voeten zal zetten op de Olijfberg?
Is er dan sprake van een soort uitverkiezing in de tijd: de laatste generatie wordt behouden en aan de te vroeg gestorvenen zal God geen genade betonen: verloren voor altijd!
Dat zou betekenen, dat Hij Joden zou behouden o.a. afhankelijk van de datum, waarop ze de laatste adem uitbliezen.
Zo spreekt de bijbel niet over de uitverkiezing.
Het doet denken aan wat een zendeling in Zuid-Amerika overkwam:
Deze evangelist reed op zijn motor in de jungle van Brazilië. Het was al laat in de avond toen een van zijn banden het begaf. Omdat het al donker werd, zette hij zijn tent op en overnachtte daar ter plaatse. De volgende dag repareerde hij de band en vervolgde zijn reis naar een dorp, waarvan hij gehoord had, dat het evangelie er nog nooit was gebracht.
Toen hij daar aankwam kreeg hij verlof van een van de dorpsoudsten om zijn verhaal te doen. De evangelist bracht het evangelie van Jezus Christus aan de dorpelingen.
Maar direct nadat hij de boodschap had gebracht, werd het doodstil in het dorp en hoorde hij mensen huilen. De evangelist vroeg aan de oudste of hij iets verkeerds had gezegd.
De oudste begon zelf ook te huilen en vertelde hem onder tranen: “ U vertelde ons, dat u ons goed nieuws kwam brengen, maar voor ons is het heel slecht nieuws. Gisteravond is een van de oudsten van het dorp gestorven. We hielden zoveel van hem, maar nu is hij gestorven, voordat u hem hebt kunnen vertellen van Jezus en hij heeft Hem niet kunnen aannemen. Nu is hij verloren. Was u maar één dag eerder gekomen, dan zou hij zijn gered.”
Zou er straks verdriet zijn onder Israel omdat er Joden voor altijd verloren zouden zijn als gevolg van de dag van hun dood: te vroeg gestorven?
Zo zal het niet zijn.
Nadat de reeds gestorvenen uit de dood zullen zijn opgestaan, zal God zijn Geest op hen – dat is het ganse huis van Israel – uitgieten, zo zegt de bijbel onomwonden o.a. in Ezechiël 37.
Naar hoofdstuk 4
Naar de indexpagina