Paulus heeft van onze Heer de bediening van de verzoening ontvangen en die doorgegeven aan de gelovigen van nu(2Kor. 5:19). Om deze prachtige taak juist te kunnen uitvoeren, zullen we moeten weten waar het over gaat. Omdat er nogal wat misverstand over is, deze studie.
Hieronder vindt u een paar teksten die voor het eerste deel van onze studie van belang zijn:
"Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft;
"
(Rom. 5:10)
"Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?
"
(Rom. 11:15)
"18 En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoent en ons de bediening der verzoening geeft,
19 welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hen hun krenkingen niet toe te rekenen, en dat Hij in ons het woord der verzoening plaatst.
20 Wij zijn dus ambassadeurs van Christus, alsof God door onze mond u vraagt; in naam van Christus smeken wij u: weest met God verzoend.
"
(2Kor. 5:18-20;CV)
In de bovenstaande teksten komt in het Grieks voor "verzoenen" steeds het werkwoord "katallasso" voor.
Opvallend is dat dit werkwoord alleen bij de apostel Paulus te vinden is. Geen van de andere Bijbelschrijvers gebruikt dit. 1Johannes 2:2 en 1Johannes 4:10 hebben het niet over verzoening, zoals wel in de Nederlandse vertalingen wordt weergegeven, maar over "bedekking"(Grieks: hilasmos). Ook in het Oude Testament kom je, ook al hebben vrijwel alle vertalingen het wel, "verzoenen" niet tegen. Daar staat het Hebreeuwse woord "kafar", wat bedekken of verhullen betekent. "Grote verzoendag" zou dus eigenlijk "Grote Bedekdag" moeten heten. Paulus gaat (weer) verder dan de anderen.
Voor een Schriftuurlijk antwoord moeten we kijken naar het Griekse werkwoord: katallasso. Dit bestaat uit twee delen: "kat" en "allasso". Het laatste betekent "veranderen", van de ene toestand of situatie naar een andere. Het woordje "kat" wordt met "beneden" of "naar beneden" vertaald. De toepassing van "kat" is ook te vinden in woorden als kwaadsprekerij(katalalias - neer spreken, door negatief taalgebruik iemand minderwaardig maken) of in nederdalen (katabainon).
Samen vormen "kat" en "allasso" het werkwoord dat wij met verzoenen vertalen. Letterlijk staat er: "naar beneden veranderen". Door een daad of houding van een ander wordt bij degene die verzoend wordt de aanleiding voor de vijandige houding weggenomen. Men mag en kan weer naderen, wat vervreemdde is weg! Dat men zich (nog) niet zo gedraagt is een andere zaak.
Verzoenen is dus: de aanleiding wegnemen, zodat men van de hoog ingenomen positie/standpunt naar beneden kan komen en weer vrede hebben.
Verder dient opgemerkt te worden dat "katallasso" een éénzijdig gebeuren is, er wordt maar één partij verzoend.
Dat is buitengewoon eenvoudig te vertellen: "door hen hun krenkingen niet toe te rekenen"(2Kor. 5:19;CV). God ziet de krenkingen, de beledigingen niet eens, Hij heeft ze gewoon terzijde geschoven, in de versnipperaar, om nooit meer naar om te zien. De liefde die Hij voor ons heeft is veel sterker dan alle vijandschap van de mensheid tezamen.
Dat gebeurt door hen te vertellen van de liefde van God, van het kruis van Christus, en van Gods grote plan met de mensheid, dus ook met hen. Door ze te laten zien dat God niet vijandig is(zie verderop). Door ze te vertellen dat de God die zij zo wantrouwen en tegen wie ze zo vijandig zijn, hen hun krenkingen, door het offer dat Zijn Zoon bracht, niet toerekent en dat Hij hen, in plaats van hen zwaar te straffen, juist zal gaan redden om straks samen met Hem een heerlijk en onvergankelijk Leven te leiden!
Paulus heeft van de Heer deze bediening van de verzoening gekregen en die aan ons overgedragen. Ook wij mogen deze heerlijke boodschap vertellen. Dat is een grote eer!
De reden is dat God met ons wil leven, dat is Zijn doel. Maar de mens is bij de overtreding door Adam (en Eva) van het ene door God gegeven verbod, vijand van God geworden, en God kan niet met vijanden samenleven.
Het grote probleem dat de mens met God blijkt te hebben, is dat men Hem niet vertrouwt. Dat was al zo bij Adam en Eva. Zij vertrouwden wel de slang, die zei dat ze helemáál niet zouden sterven als ze van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad aten(Gen. 3:4), ook al had God dat tegen hen gezegd. Maar ze vertrouwden God niet, en dat is nog steeds het geval. De religie staat bol van de blijken van wantrouwen! Zelfs binnen het Christendom is het volop aanwezig, helaas! God redt in deze genadetijd mensen zonder enige inspanning van hun kant, maar men vertrouwt Hem niet en men moet en zal iets doen om aan hun eigen redding bij te dragen, al is het maar "kiezen voor" of "aanvaarden." Dat is wantrouwen!
De mens werd vijand van God. Daaruit kwam vervreemding voort. Dat zijn dus de zaken waarvan we bevrijd moeten worden. God heeft voor de oplossing gezorgd. Hij zond Zijn geliefde Zoon naar de Aarde, om daar te leven en de mensen voor te bereiden op de komst van Zijn koninkrijk. Het aanbod van God via Zijn Zoon werd afgewezen en men beging daarbij de grootste misdaad aller tijden: men doodde de volkomen onschuldige Zoon van God door op Hem al hun pijlen van vijandschap af te vuren. Hij nam de vijandschap mee op het kruis en doodde ze daar(Efe. 2:16). "Want Hij is onze vrede, die de twee een heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft,
15 doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot een nieuwe mens te scheppen,
16 en de twee, tot een lichaam verbonden, naar God toe te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft.
"
(Efe. 2:14-16;CV)
Conclusie: de vijandschap is dood, ze bestaat niet meer. Wat we echter waarnemen in de praktijk van alledag, is dat de mensen nog niet in de vrede leven die door het doden van de vijandschap onder handbereik kwam. Daarom gaf God Paulus(en via hem aan ons) de bediening van de verzoening. Wij mogen de mensen smeken: "Weest met God verzoend." Wat wij in navolging van Paulus zeggen is: mensen, je bent verzoend, ga er nu ook naar leven!
Meer over Efeze 2:14-16 later in dit artikel.
Tot dusverre hebben we alleen de mens bekeken en diens vijandschap. Maar de vraag rijst: Hoe zit het dan met God? Is die niet vijandig tegen de mens?
De vraag is logisch en zeer menselijk, want zegt het spreekwoord niet: "Waar twee kijven, hebben twee schuld"? Toch gaat het in dit geval niet op. Nergens in de Schrift vinden we een reden om aan te nemen dat God de mensheid vijandig gezind is, dat God met ons "kijft". De vijandschap komt van één kant, van de mens.
U zult misschien tegenwerpen dat God toch regelmatig dingen doet die door de mens als vijandig worden ervaren; denk maar aan de Zondvloed, de geschiedenis van Korach, Datan en Abiram(in Num. 16), Sodom en Gomorra, enz. Dat waren toch niet bepaald mensvriendelijke daden? En waarom grijpt God niet in in al die ellende op Aarde. Hij is toch Almachtig en Liefde? Nee, God kun je niet vertrouwen, zo denkt men, er zal wel wat achter zitten, iets wat wij niet mogen weten.
Het probleem is dat deze daden met zelfzuchtige mensenogen worden bekeken. In werkelijkheid waren het daden die voorkwamen dat het kwaad zou voortwoekeren tot nog veel hogere niveaus of tot de complete mensheid. Het waren dus goedgunstige daden, al zullen de lijdende voorwerpen, redenerend vanuit hun vijandige positie, ze niet als zodanig ervaren hebben. Kun je trouwens als geprojecteerde vijand ook maar iets goed doen?
Nee, God was nooit, en is ook nu niet, vijandig. Het eerste voorbeeld hiervan is wel Zijn omgang Adam en Eva, na de "zondeval". Toen zij beide van de vrucht hadden gegeten, zou je verwachten dat God wel buitengewoon nijdig tegen ze gereageerd zal hebben. "Dan geef je ze alles wat hun hartje begeert en dan doen ze dat!" Maar de werkelijkheid was heel anders! God gaat Adam opzoeken, maar die verschuilt zich. Hij is bang voor God geworden, je weet immers maar nooit wat God zal doen; er is afstand ontstaan. En wat doet God? Toont Hij hoe boos Hij is en dat Hij van Zijn kant ook vijandig is geworden? Het tegendeel is waar. Adam en Eva hebben hun schaamte ontdekt en God voorziet in... bedekking(kafar, hilasmos). Is dat het handelen van een vijand? Nee toch?
Later, als Israël uit Egypte is bevrijd, toont de mens ook daar zijn vijandigheid, door al heel kort na de uittocht de God Die hen zojuist uit hun slavernij had bevrijd, zwaar op het hart te trappen door een afgod te maken. God wordt dan wel boos, maar Hij vernietigt ze niet. Hij voorkomt dat dit boze geslacht het beloofde land binnen gaat, maar de volgende generatie mag, gelouterd door de woestijn, wel door naar het land. Hij leidt ze door de woestijn, zorgt voor dagelijks eten en drinken en onverslijtbaar schoeisel en behoedt ze voor de aanvallen van de omliggende stammen en volken. Is dat de houding van een vijand? Nee toch?
Een ander prachtig voorbeeld is de geschiedenis van Jozef. Daarin werden door zijn broers een aantal voor Jozef zeer vijandige daden verricht, voortkomend uit een vijandige en jaloerse houding tegenover hem. Maar jaren later, als alles voorbij is en de broers in Egypte tegenover de tweede man van dat grote rijk staan, toont Jozef zich aan zijn broers. Gaat hij dan er met de knoet over? In tegendeel! Hij verwijt ze niets, hij barst in tranen uit, hij kust ze(!!), geeft ze te eten en laat de rest van de familie overkomen om bij hem te wonen. Hij troost ze met deze woorden: "Maar weest nu niet verdrietig en ziet er niet zo ontsteld uit, omdat gij mij hierheen verkocht hebt, want om u in het leven te behouden heeft God mij voor u uit gezonden"(Gen. 45:5). Zij hadden het niet gedaan, God had hen voor Zijn doel ingezet. Dit is een prachtige spiegel van wat onze Heer meemaakte en hoe God handelde met de uitkomst daarvan.
Eeuwen later doodt men, als toppunt, of moet ik zeggen: dieptepunt, van de menselijke vijandschap, de enige en geliefde Zoon van God, zonder dat er ook maar iets tegen Hem was, een misdaad die in de geschiedenis zijn weerga niet kent en ook niet meer zal kennen. Wat was Gods reaktie? Barst Zijn vijandschap los? Het tegendeel is opnieuw waar. Hij reageert als Jozef. Zelfs die vreselijke belediging en misdaad tegen Hem en Zijn Zoon kan Zijn wonderbaarlijke Liefde niet overspoelen en teniet doen. Deze misdaad wordt door God gebruikt om Zijn Liefde te laten zegevieren. God toont aan dat Zijn liefde groter is dan de allergrootste misdaad, zelfs die tegen Zijn Zoon(Rom. 5:10; 2Kor, 5:19). In plaats van dat Hij hen de dood in jaagt, wat rechtmatig zou zijn, herhaalt Hij de belofte van de komst van het koninkrijk der hemelen, en geeft Hij hen de belofte van Leven, Leven zoals Zijn Zoon dat kreeg na de opstanding. Van vijandschap van Zijn kant is geen spoor te bekennen, integendeel.
Daarom is de Schrift dan ook helemaal correct als ze niets over vijandschap van de kant van God zegt.
De eerste fout is dat men er bij verzoening al snel van uit gaat dat het een tweezijdige zaak is en men baseert dat op het gezegde "Waar twee kijven, hebben twee schuld." Dat dreunt door in het denken. Maar het Griekse werkwoord katallasso is een éénzijdige zaak!
De tweede fout is dat men denkt dat de verzoening in de Schrift een zaak is voor alleen de huidige gelovigen. Maar Paulus spreekt luid en duidelijk van een wereldwijde verzoening(Rom. 11:15; 2Kor. 5:19), een verzoening van het al(Kol. 1:20)
Om de dingen nog wat ingewikkelder te maken gaan we nu naar een drietal verzen kijken, waarin een andere vorm van katallasso voorkomt: APOkatallasso. De eerste keer dat we het tegenkomen is in Efeze 2:16.
"en de twee, tot een lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft."
We hebben hier te maken met wat men over het algemeen "wederverzoenen" noemt, een ander Grieks woord dan we eerder zagen. Hier plaatst Paulus het voorzetsel "apo" voor het woord "katallasso." Vreemd genoeg komt dit, zo verzekert men mij, verder nergens in het Grieks voor. Paulus heeft het kennelijk voor deze gelegenheid samengesteld.
Wat betekent "apo"?
De Schrift kent het woordje zeer goed, het komt 646 maal zelfstandig voor. Een paar voorbeelden zullen de betekenis duidelijk maken.
"Al de geslachten dan van(APO) Abraham tot David zijn veertien geslachten"(Matt. 1:17). Hier wordt het gebruikt in de zin van: vanaf.
"Toen Jozef uit(APO) zijn slaap ontwaakt was,"(Matt. 1:24). Van slapen naar wakker zijn.
"Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit(APO) het water."(Matt. 3:16). Vanuit het ene medium(water) naar het andere(lucht).
"door Hem behouden worden van(APO) de toorn"(Rom. 5:9) Je kunt hier ook met "uit" vertalen.
"ik had over uw stad naar Macedonie willen gaan, om van(APO) Macedonië weder tot u te komen"(2Kor. 1:16). Je kunt ook hier met "uit" vertalen.
Tot zover wat voorbeelden. Ze tonen alle een beweging aan. En met die kennis kunnen we aan de slag.
Paulus komt in Efe. 2:16 voor het eerst met dat andere woord, apokatallasso(als stam). Dat moet wel inhouden dat hij met dit woord iets anders bedoelt dan met alleen katallasso. En dat is juist.
Bij alleen katallasso is dan wel de vijandschap weggedaan en rekent God hen hun fouten niet aan, maar het verandert de mens en zijn houding nog niet. De weg tussen God en mens mag dan wel geruimd zijn van alle vijandige obstakels, de mens moet nog wel die weg afleggen. En daar komt apokatallasso bij te hulp. Wie dit vers, en de twee verzen in Kolossenzen die we zo dadelijk zullen bekijken, goed leest, zal zien dat er iets belangrijks te zien is. Hier worden de gelovigen aangesproken. Lees maar mee in Efeze 2:13-16...
"13 Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.
14 Want Hij is onze vrede, die de twee een heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft,
15 doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot een nieuwe mens te scheppen,
16 en de twee, tot een lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft."
Paulus spreekt tegen die "gij", de gelovigen in Efeze(en, over hun hoofden heen, tegen ons, gelovigen van vandaag). Waarom gebruikt Paulus hier nu apo? Door het schenken van geloof, rechtvaardigt God de mens en maakt zo de mogelijkheid tot rechtstreekse omgang met Hem mogelijk. Apokatallasso is een vorm van verzoenen die toegepast wordt bij gelovigen. Het is niet alleen het wegnemen van de vijandschap en het niet toerekenen van de fouten, het pakt ook de mens op en brengt Hem bij God, en gaat daarmee een stap verder dan katallasso. Door "apo" toe te voegen komt er beweging in de mens, en dat is te danken aan Gods genadegeschenk van geloof(Efe. 2:8). Samen met geloof brengt de verzoening de mens, in Christus, weer bij terug God.
Zagen we in Efeze 2 de apokatallasso toegepast op de gelovigen, in Kolossenzen 1:20 en 21 gaat Paulus nog veel verder.
"en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.
21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend,
"
In vers 20 breidt Paulus de betekenis van apokatallasso uit van alleen de gelovigen naar alles wat bestaat(ta panta - het al), maar dat zal pas gebeuren nadat zij tot geloof gekomen zijn. Paulus is hier dan ook profetisch bezig. Eens zullen allen geloven, want ze zullen allen de apokatallasso genieten.
Zowel het "vrede gemaakt" als het "weder... verzoenen" staan in een Griekse werkwoordsvorm die wij in onze taal niet kennen: de aorist. Dat is een voortgaande vorm, die eigenlijk gewoon het feit stelt. De uitwerking hoeft niet direct plaats te vinden, maar kan in de toekomst gebeuren.
Vers 21 bevestigt Efe. 2:16. Ook hier zijn de "u" gelovigen(dit keer uit Kolosse).
Deze verzen tonen iets aan dat we nog niet besproken hebben. In Efe. 2:16 staat dat de vijandschap is gedood. Welke vijandschap? Er staat geen beperking bij, daarom mogen we veilig stellen dat het alle vijandschap betreft. Dat dit zo is, en het niet alleen gaat over de vijandschap van de mens tegen God, kunnen we zien in de zinsnede "die de twee een heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft". De "twee" zijn de Joden en de heidenen, nu samen één in Christus.
Er was nogal wat vijandschap tussen beide groepen. De Joden vonden zich, als Gods volk, hoog verheven boven de rest en de gedachte dat ook de heiden deel kon nemen aan hun zegen, was voor hen ondenkbaar(denk aan de reactie van Petrus op het neerdalen van dat laken in Handelingen 10). Ook van de kant van de heidenen was er om die reden behoorlijk wat vijandschap in de richting van de Joden. In Christus echter zijn beide één, en dat kan alleen als de vijandschap verdwenen is en beide met elkaar in vrede leven. Dat kan alleen gebeurd zijn door het wegnemen van de vijandschap op het kruis.
Uiteindelijk zal heel de schepping dit ondergaan en zal alles en iedereen "in Christus" met elkaar verzoend zijn. Kolossenzen 1:20 en 21 getuigen daar al van. De verzoening werkt dus niet alleen verticaal, maar ook horizontaal.
Om hier te spreken van "wederzijdse" verzoening lijkt me onjuist. De Schrift kent het woord "wederzijds" wel, maar gebruikt het nergens in verband met de verzoening. Ik wil dan ook voorstellen voortaan niet meer van "wederzijdse verzoening" of "wederverzoening" te spreken, maar van "uit-verzoening", een verzoening uit de afstandelijkheid die overbleef na de dood van de vijandschap, en naar de hereniging met de Vader, in Christus.