De Efezebrief bevat de onthulling van het hoofdschap van Christus over allen. Ze bevat de onderschikking van heel de hemelse en aardse schepping onder Christus als hun erkende Hoofd (1:10). Dat is de verwachting van hun roeping (1:18), die de Vader Hem beloofde. Iedere knie zal voor Hem buigen en Hem loven als Heer (Filip. 2:10,11). Aangezien dat nog toekomst is, wacht de Zoon er op als Zijn komende lotdeel.
En laten we nu overdenken hoe God deze onthulling naar ons toe brengt: "... de rijkdom van Zijn genade, die Hij kwistig uitdeelt in ons, in alle wijsheid en omzichtigheid aan ons het geheim bekend makend van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, dat Hij in Hem had voorgenomen, in de bediening van de volheid van de era's, om het al in de Christus samen te vatten, al dat is in de hemelen en dat op de aarde" (Efe. 1:8-10;SW). Uit Gods voorzieningen, die Hij maakt in Zijn vaderlijke, liefvolle zorg, zodat de Zijnen dit geheim van Zijn wil kunnen vatten, wordt duidelijk wat noodzakelijk is. Voordat deze onthulling gegeven wordt, vult God ons met wijsheid en verstand. Deze zijn nodig om greep te krijgen op Zijn wijze doelstelling. Paulus zelf is zich er van bewust dat hij ons krachtig geestelijk voedsel voor zet, dus brengt hij onmiddellijk een speciaal gebed voor de ecclesia. Hieruit wordt duidelijk dat er een speciale vulling met een geest van wijsheid en onthulling nodig is om het te ontvangen. "Daarom ook, horend het geloof in de Heer Jezus dat jullie aangaat en de liefde tot al de heiligen, houd ik niet op ten behoeve van jullie te danken, melding makend in mijn gebeden, dat de God van onze Heer, Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, jullie moge geven de geest van wijsheid en van openbaring, in de bovenkennis van Hem, verlicht zijnd de ogen van jullie harten, in jullie waarnemen van de verwachting van Zijn roeping, wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotdeel onder de heiligen is" (Efe. 1:15-18;SW).
Wat zit er veel in dit gebed dat Paulus voor ons bad! Wat een fontein van zegen opende hij voor de ecclesia! Om de diepten er van te verstaan is het nodig een basiskennis te hebben over de geest. Iedere gelovige zou hierover helderheid moeten hebben, dat hij de geest ontving toen hij geloofde, en nooit hiervoor hoeft te bedelen, en vanaf die tijd altijd mag rekenen op de werking van deze geest. Nu schijnt Paulus te zoeken naar een verdere geest.
Hoe kan het zijn dat Paulus zoekt naar een geest voor hen die al de geest hebben? Hoewel we vaak lezen dat God Zijn geest gaf, is dat slechts relatief. Het antwoord wordt gegeven in verband met Pinksteren, in het citaat van de profeet Joël: "'En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn geest ..."(Hand. 2:17;SW). Zo dienen we de ontvangst van de geest te verstaan. Aanvankelijk ontvangen we niet het geheel van Zijn geest, maar alleen van Zijn geest. Hoe zouden de menigten van gelovigen allemaal het geheel van Zijn geest ontvangen?
We zouden Zijn geest de geest van Zijn leven kunnen noemen, want het is echt een uitvloeisel van Zijn grenzenloze vitaliteit. Zo kunnen we begrijpen dat de ontvangst van Zijn geest niet een laatste daad is, maar toestaat dat wij, op een bepaald moment, verdere toeleveringen uit Zijn volheid van leven ontvangen, waarvan elk een speciaal effect heeft, voor de bevordering en groei van gelovigen.
Deze uitleg wordt bevestigd door de oproep aan hen die de geest hebben. "... wees gevuld in geest" (Efe. 5:18;SW). Uit deze goddelijke opdracht wordt duidelijk dat gelovigen verder met geest gevuld kunnen worden. Dit gebeurt op het pad van geloofsgehoorzaamheid, door middel van de dagelijkse kruisiging van de oude mens, door gebed en door vlijtig lezen van het Woord van God.
Bij de eerste fundamentele ontvangst van de geest werkt die om de kennis en de zekerheid van redding in de opgestane Christus toe te delen. Dat is begin van de kennis van de goddelijke wil. Maar God heeft veel meer voor de Zijnen dan het geschenk van redding. De belangrijkste taak van de geest bestaat uit het ons de kennis geven van dat wat Hij in genade aan ons heeft gegeven (1 Kor. 2:12), en ons verder leiden in een bekendmaking met Zijn wil. Dit wordt bereikt door een voortdurende vernieuwing van geestelijke kracht, maar alleen door het lezen en wegen van het Woord en de uiteenzettingen van leraren die door God geroepen en verlicht zijn.
Dat is de betekenis van Paulus' gebed voor zijn ecclesia (Efe. 1:17). Hij pleit niet voor het geschenk van de geest, dat allen ontvangen wanneer ze gaan geloven, noch vraagt hij om een andere geest, maar om een verdere vulling er mee. Hierdoor zouden de heiligen in staat zijn de speciale goddelijke wijsheid te grijpen en de diepste onthullingen die de hunne zijn. In het origineel is deze gedachte zeer opmerkelijk weergegeven. Daar staat: MOGE-ZIJND-GEVEND AAN-JULLIE geest VAN-WIJSHEID EN VANAF-BEDEKKING IN OP-KENNIS van-Hem" (Efe. 1:17). Wat Zijn wijsheid plande kan alleen gegrepen worden door wat Zijn geest van Zijn wijsheid geeft. Dat dit volwassen kennis betreft wordt duidelijk uit het volgende vers: "verlicht zijnd de ogen van jullie harten"(Efe. 1:18;SW). Hij gaat terug naar het begin van het geloof, toen zij weggekeerd werden van duisternis naar licht (Hand. 28:18). Dit is een absolute noodzaak voordat er een verdere vulling met geest kan plaatsvinden, om te leren over Gods meest wijze werken, die Hij aan Zijn Zoon gaf om uit te voeren. Dan vertelt Paulus ons eenvoudig waarom hij deze geest van wijsheid en onthulling wenst voor alle gelovigen in deze bedeling:
"in jullie waarnemen van de verwachting van Zijn roeping."
We zien dat Paulus nu moeite doet om gelovigen verder in te leiden in de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus. Zij dienen niet heel hun leven hun persoonlijke redding tot het middelpunt van het denken te maken, maar veeleer Christus en de grootheid en heerlijkheid die God Hem heeft geschonken. Zeker, iedere gelovige zou iets moeten weten van de overweldigende blijdschap die het hart vult, wanneer we voor het eerst weten dat Christus onze persoonlijke redder is. Maar niet bouwen op dit genadevolle fundament en nooit verder gaan dan onze eigen blijdschap kan, op den duur, een hindernis worden voor het leven van geloof. Gods doel wordt niet uitgeput in de persoonlijke redding van aparte zielen in deze bedeling. Wij zouden binnen treden in de universele grootheid en heerlijkheid van onze Redder, en dit is wat Paulus ons in de gevangenisbrieven in staat stelde te doen.
Deze hele passage handelt, op een heerlijke manier, met de verhoging van Gods Zoon. Afwisselend stuurt de geest onze aandacht naar God, en dan naar Zijn Zoon: "... de bovenkennis van Hem ... Zijn roeping ... Zijn lotdeel ... de kracht van Zijn macht ... Hem opwekkend ... Hem zettend aan Zijn rechterhand ... Hij onderschikt alles onder Zijn voeten ... Hoofd over allen ... het complement van Hem Die het al in allen completeert."
(Efe. 1:17-23;SW). Dit is Christus' verwachting.
In het kort: God heeft Christus het hoofdschap over allen gegeven. Hij is al verhoogd naar deze hoge positie. Door Zijn gehoorzaamheid aan het kruis heeft Hij het recht gewonnen op deze plaats. Vandaag, echter, zijn de meeste schepselen in de hemelen en op de aarde koppig tegen de goddelijke wil. De onderschikking van allen aan de Zoon is nog steeds een niet vervulde belofte. In iedere goddelijke uitspraak, echter, die met dit thema handelt, schijnt deze overwinning van Christus helder door. Filippenzen 3:21 spreekt van de werking van Christus die Hem in staat stelt allen aan Zichzelf te onderschikken. Volgens Filippenzen 2:11 zal dit er toe leiden dat ieder schepsel in het universum Hem als Heer zal erkennen. Volgens 1 Korinthe 15:27,28 zal Hij in de aionen van de aionen zo succesvol heersen, dat allen gewillig voor Zijn heerschappij zullen buigen, zodat Hij Zijn gezag terzijde zal leggen en Zichzelf onderschikken aan God, zodat de Vader zal zijn Alles in allen.
M. JAEGLE
Door naar deel 6.