God zei: "Laten Wij een mensheid maken in Ons beeld en naar Onze gelijkenis"(Gen. 1:26). En God schiep de mensheid in Zijn beeld.
Maar de mensheid heeft gezegd dat de mensheid tot stand is gekomen vanuit een onbelangrijk begin, door een lang proces van evolutie, en heeft geclaimd dat zowel mensen als apen dezelfde voorouders hadden.
We stellen zonder uitstel voor alle theorieën van mensen weg te laten en ons geheel en al op het woord van God te concentreren. Maar we openden zoals we deden om de aandacht te richten op het feit dat onze vraag doorheen de jaren in het denken van de mensheid is opgekomen, met als gevolg dat zij vaak verschillen met de Schrift en God compleet onteren. Kunnen we een groter contrast hebben? Aan de ene kant geschapen in het beeld van God, aan de andere geëvolueerd vanuit de voorouders van apen.
Wat dan is de mens? Waarom werd hij geschapen? En wat is zijn taak in Gods grote plan en doelstelling? Waarom werd hij specifiek geschapen in Gods eigen beeld en gelijkenis? En bovenal: waarom lijdt en sterft hij?
Dit zijn perfect zuivere vragen om te stellen en wij hopen antwoorden te geven die geheel bevredigend zijn, omdat zij in volledige overeenstemming zijn met Gods woord en daarom God Zelf verheerlijken.
De vraag wordt verscheidene malen in de Schrift gesteld.
Job stelt hem in Job 7:17 en 18.
"Wat is een sterveling dat U hem groot maakt en dat U hem op Uw hart zet, en U hem iedere morgen controleert en U hem elk ogenblik test?"
(Job 7:17,18)
Job was een man die door beproevingen heen ging en hij vraagt waarom God Zichzelf zoveel moeite geeft met de mensheid, van wie de dagen toch al geteld zijn. Waarom kan God hen niet in rust en vrede hun dagen laten doorbrengen? Waarom moet Hij hen aan zoveel benauwdheid onderwerpen?
David stelt de vraag in Psalm 144:3,4. "JAHWEH, wat is een mens dat U hem bevestigt? Een zoon van een sterveling, en U houdt rekening met hem? Een mens is als ijdelheid, zijn dagen als een voorbijgaande schaduw." Kennelijk is er niets van enige blijvendheid of gevolg in de mens dat God zoveel aandacht aan hem zou besteden.
David stelt de vraag opnieuw in Psalm 8 vers 3 en 4, en hier stelt hij het tegen een achtergrond van Gods meest uitgestrekte scheppingen. "Wanneer ik Uw hemelen zie, de daden van Uw vingers, de maan en de sterren die U vestigde,
wat is dan een sterveling dat U aan hem denkt, en de zoon van een mens dat U hem bezoekt?"
Hier ziet de Psalmist, die in een andere plaats roept "De hemelen verklaren de heerlijkheid van God," op naar diezelfde hemelen, overdenkt hun omvang en vraagt dan: "Wat is een mens" - "Wat is een sterveling?"
En wanneer wij Gods aardse schepping vergelijken met Zijn hemelse, dan kunnen we ons heel wel afvragen "Waarom heeft God de mens geschapen?"
***
In het allereerste begin van Gods woord lezen we dat Hij de hemel en de aarde schiep. Dit is, als een simpel gegeven feit, aanvaard geworden door hen die de Schrift geloven, maar het is in werkelijkheid een zeer diepzinnige waarheid. Hebben we werkelijk de wanverhouding al eens goed overwogen? Het is alsof men zegt: God schiep de oceaan en een regendruppel, of: God schiep een continent en een zandkorrel. Zo uitgebreid zijn de hemelen, zo klein is de aarde!
We zullen hier niet ruimte nemen om de uitgebreidheid van de hemelen te omschrijven, maar laat één illustratie volstaan. Er is een heel bekende sterrengroep die bekend staat als de Grote Beer (Ursa Major). Er zijn in deze groep vele sterren, maar zeven er van zijn zeer prominent en kunnen in een heldere sterrennacht gemakkelijk gezien worden, want in het noordelijk halfrond zijn ze heel het jaar met het blote oog duidelijk zichtbaar. Vier van de sterren vormen een ruwe vierkant, terwijl de andere drie een soort staart vormen (of een handvat, als u aan dit sterrenbeeld denkt als de Ploeg, zoals ze ook wel wordt genoemd).
De op een na laatste ster in de staart heet Mizar. Vlak daarbij is een kleine ster (Alcor), die veel flauwer is dan Mizar, maar we kunnen deze negeren en ons alleen op Mizar concentreren, want Mizar zelf is een dubbelster, dat wil zeggen: twee sterren die door het blote oog als één gezien worden. Toch staan de twee componenten van Mizar zo'n 25 miljoen mijlen uit elkaar, maar ze staan zo ver van ons vandaan dat ze één schijnen te zijn.
Het duurt iets meer dan een seconde voor het licht van de maan om naar de aarde te reizen; het duurt iets meer dan acht minuten voor het licht van de zon om naar de aarde te reizen, ongeveer 93 miljoen mijlen. Het duurt meer dan 73 jaar voordat het licht van Mizar deze aarde bereikt. Of, om het anders te zeggen, als de maan donker zou worden zouden we het in minder dan twee seconden weten; als de zon donker zou worden zouden we er binnen 10 minuten van weten, maar als Mizar z'n licht zou verliezen zou het meer dan 70 jaarduren voordat iemand van ons er van zou horen. En zelfs dit is slechts een kleine afstand in het universum. Het licht van sommige van de objecten die tijdens een wolkenloze nacht aan de hemel kunnen worden gezien zijn al onderweg van voordat Adam tot stand werd gebracht.
Bij het aandacht vestigen op de uitgebreidheid van de hemelen en die tegenstellen tot de kleinheid van de aarde, doen we niets meer dan wat door de Schrift gedaan wordt, wanneer zij spreken over de bewoners van de aarde als sprinkhanen en over hele natiën als een druppel in een emmer en als het fijne stof op een weegschaal dat niemand de moeite neemt om het weg te blazen omdat het zo weinig effect heeft op de meting. Ja, Jesaja 40:17 vertelt ons: "En alle natiën zijn als niets voor Hem." Wanneer we de grote ontredderingen overdenken die door de verschillende uitbarstingen van de natiën in onze tijd zijn veroorzaakt, dan is het bijzonder troostend er zeker van te mogen zijn dat de grote God van het universum door hen in het geheel niet wordt bewogen. Zij tasten in het geheel niet Zijn doelstelling aan dan een extra druppel in een emmer met water of een stofdeeltje op een grote weegschaal.
Dan "Wat is een sterveling dat U aan hem denkt?"
"Wanneer ik Uw hemelen zie, de daden van Uw vingers, de maan en de sterren die U vestigde..." Er wordt gesteld in de Schrift dat de sterren van de hemel niet door de mensheid geteld kunnen worden en dit wordt door de astronomie uitgedragen. Iedere nieuwe telescoop die gemaakt wordt brengt miljoenen nieuwe sterren en zelfs nieuwe melkwegstelsels in beeld, zodat ons denken gaat tollen wanneer we proberen hun aantal te benaderen. Maar als het waar is dat de fysieke, materiële inhoud van de hemelen zoveel groter is dan die van de aarde, wat zullen we dan zeggen over de bezielde geestelijke inhoud? Wetenschappers doen zwakke pogingen om uit te vinden of er leven is op nabije planeten; dit is hoever ze kunnen gaan, want zij kunnen alleen denken in termen van leven zoals zij die op deze aarde kunnen waarnemen. Maar wij zijn er van overtuigd dat het universum vol is van leven - geesteswezens met veel grotere krachten dan die door mensen bezeten worden en in aantallen die groter zijn dan geteld kunnen worden.
Laten we opmerken wat Nehemia te zeggen heeft: "U, alleen U, bent JAHWEH, U maakte de hemelen, de hemelen van de hemelen en heel hun menigte, het land en al wat er op is, de zee en al wat er in is, en U doet hen allemaal leven en de menigte van de hemelen buigt zich voor U" (Neh. 9:6). Nehemia kan alle menigten van de aarde in dit beeld negeren, het is de menigte van de hemel die zo belangrijk is.
Maar laten we nu onze aandacht richten op een of twee punten die door veel gelovigen over het hoofd zijn gezien en te licht behandeld, zelfs door velen van hen die zich er van bewust zijn dat Gods doelstelling een aionische is die in vijf aionen bereikt zal worden.
Het eerste punt is dat in de eerste aion de mensheid nog niet bestond. Adam werd pas geschapen op de zesde dag van de tweede aion. Tijdens heel die eerste aion (en ons wordt de lengte er van niet verteld) was God bezig met andere wezens, hemelse schepselen. In feite kunnen we zo ver gaan te zeggen dat de hemelen eerst geschapen werden en de aarde later, want er bestonden al hemelse wezens toen de fundamenten van de aarde werden gelegd. Daarom vertelt Job ons dat toen dit gebeurde, "de sterren van de morgen samen jubelden en alle zonen van Elohim een roepen aanhieven" (Job 38:7). Er moet een reden zijn geweest voor zo'n groot gejubel onder de hemelse wezens toen zij zagen dat de aarde tot stand werd gebracht. En er moet ook een reden zijn geweest waarom sommigen van hen, geleid door de Tegenstander, de omstandigheden veroorzaakten (wat die geweest mogen zijn) die geleid hebben tot de neerwerping van diezelfde aarde aan het einde van die eerste aion.
Dat er een geweldadige neerwerping van de aarde is geweest, daar kan niet aan getwijfeld worden. Geheel buiten aanwijzingen in de structuur van de aarde zelf, die wijzen op een geweldadige ontreddering die er op een bepaald moment moet zijn geweest, zijn er de bewijzen in de Schrift. Het Griekse woord 'katabol', tien maal gebruikt in verband met de wereld en ten onrechte vertaald met 'foundation'(grondlegging) in de King James vertaling, betekent letterlijk neer-werpen. Let er op hoe de werkwoordsvorm werd gebruikt in 2 Korinte 4:9 - "neergeworpen wordend, maar niet verloren gaande." Maar misschien komt het meest krachtige schriftuurlijke bewijs voor de neerwerping voor in Genesis 1:2, waar we een groot contrast waarnemen met de gebeurtenissen in vers 1. Laten we de twee verzen tezamen lezen.
Vers 1: "In begin schiep Elohim de hemelen en de aarde."
Vers 2: "En de aarde werd chaos en leegstaand en er was duisternis over oppervlakte van de waterdiepte."
In deze vertaling zien we dat de eerste zin het ordelijke proces van scheppen samenvat; de tweede zin brengt wanorde en chaos. God schiep de aarde niet als chaos; Hij schiep die om bewoond te worden . Hij schiep ze niet in duisternis of uit duisternis, zoals wel wordt verondersteld, Hij schiep ze in licht, want Hij is licht, en in Hem is geen duisternis . Duisternis komt wanneer licht weggenomen wordt en in de Schrift is duisternis verbonden met de Tegenstander (Satan) , en hier, in Genesis 1 zien we een eerste verwijzing naar dat rechtsgebied van duisternis, waarvan later Jezus en Paulus spraken .
Overweging van deze en andere schriftgedeelten leidt ons naar de conclusie dat er tijdens die eerste aion een rebellie tegen God moet zijn geweest, die eindigde met de neerwerping van de wereld en de oplegging van duisternis. Deze rebellie moet onder de menigten van de hemelen zijn geweest, want de mensheid bestond toen nog niet. De mens was niet verantwoordelijk dat de aarde tot een chaos werd en leeg kwam te staan, nog voor de duisternis die er mee kwam, want de mens was nog niet geschapen. Ook was de mens niet de hoofdoorzaak van het slachten van het Lammetje, want in Openbaring 13:8 lezen we: "het Lammetje, het afgeslacht zijnde vanaf de neerwerping van de wereld." En nogmaals leggen we er de nadruk op dat de mensheid nog niet bestond ten tijde van de neerwerping.
In Efeze 6:11 en 12 zegt Paulus: "Trek de volle wapenuitrusting van God aan, opdat jullie kunnen staan tegen de methoden van de duivel, want aan ons is niet het conflict tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de autoriteiten, tegen de wereldkrachten van deze duisternis, tegen de geestelijke dingen van de boosaardigheid in de ophemelsen." De mensen zijn dwaas dat ze onder elkaar ruzie maken, want de echte vijanden van Gods doelstelling zijn die immens krachtige geestelijke machten van boosaardigheid onder de hemelingen, die voortdurend Gods doelstelling hebben gedwarsboomd, waar die ook maar onthuld werd, en die in die eerste aion zoveel ramspoed hebben veroorzaakt dat uiteindelijk chaos en duisternis uitbraken.
Wat wij voorstellen is dat de mensheid niet de oorzaak van alle kwaad was, maar eerder een rechtzettende factor - een speciale schepping, een geheel nieuwe orde van wezens, ingebracht om het kwaad te corrigeren dat door Satan onder de oorspronkelijke hemelse schepselen teweeg was gebracht. Dit wil niet zeggen dat de mensheid de kracht had om zaken recht te zetten, want, zoals we later hopen aan te tonen, de mensheid was, net als heel de schepping, onderschikt gemaakt aan ijdelheid, opdat ze van zichzelf niets kon bereiken. Nee, we suggereren niet dat mensen het universum met God kunnen verzoenen, maar veeleer dat God Zelf dit ongelofelijke doel kan bereiken door "de vorm van mensheid" te gebruiken, de vorm van die speciale schepping die Hij speciaal voor dat doel had geschapen .
Want we zijn er, na veel overdenken van de zaak, van overtuigd dat wat in die eerste aion gebeurde, vóór de neerwerping van de wereld, niet minder dan een rechtstreekse uitdaging door de Tegenstander was van het hoofdschap van Christus door een rebellie op te stoken onder de hemelse wezens, door velen weg te trekken van hun loyaliteit aan God en Zijn Zoon, daarmee een vervreemding tussen hen en God scheppend, een vervreemding waarvoor zij geen middelen hadden om die te herstellen. Vroeger of later, zo schijnt het, zouden velen dit inzien. De morgensterren en de zonen van God zijn kennelijk de elementen die trouw bleven aan God, maar zij konden geen uitweg uit de impasse zien, totdat de fundamenten van de aarde waren gelegd. Toen barstten ze uit in applaus. Hoeveel zij wisten van Gods bedoelingen kunnen we niet zeggen, maar zij voelden kennelijk aan dat hier een nieuwe ontwikkeling was in Gods doelstelling, die hen een zekerheid voor de toekomst bood. Daarom zongen zij samen en juichten ze van vreugde.
En, nogmaals een stap voorwaarts nemend, mogen we veronderstellen dat toen die Redder werd aangekondigd, Wiens daarop volgende dood was om allen in de hemel en op de aarde met God te verzoenen, toen Zijn geboorte als kind van de mensheid publiekelijk door een enkele boodschapper (mogelijk was dat Gabriël) aan de herders werd aangekondigd, diezelfde loyale elementen onder de hemelingen onmiddellijk, plotseling, losbarstten in spontane lofprijzing aan God, want in deze Zoon van de mensheid zagen zij het goddelijke antwoord op alle problemen die hen als hemelingen omringden en waarvoor zij onder zichzelf geen antwoord op konden vinden.
Jagen wij hersenschimmen na in onze veronderstellingen? Wel, laten we terug gaan naar Psalm 8. Beginnend bij vers 4 vraagt David: "Wat is dan een sterveling dat U aan hem denkt, en de zoon van een mens dat U hem bezoekt?" En hij gaat verder in vers 5: "Want U maakte hem een weinig kleiner dan de boodschappers (LXX), en U kroont hem met heerlijkheid en eer." Wat een bijzondere uitspraak! Toch schijnt in deze uitspraak een eerste sleutel te zitten op het echte antwoord op de vraag: "Wat is een mens?"
In de rest van de Psalm spreekt David van de heerschappij die aan de mensheid was gegeven, want hij zegt: "alles stelde U onder zijn voeten," en gaat dan verder om uit te wijden over de uitspraak: "de schaapskudde en de huisdieren, allemaal, en bovendien de beesten van het veld, de vogel van de hemelen en de vissen van de zee, die de paden van de zeeën doorkruisen"(vers 7 en 8). Dit is het domein dat oorspronkelijk in Adam aan de mensheid was gegeven .
Laten we nu zien hoe de schrijver van Hebreeën gebruik maakt van deze passage. In Hebreeën 2:6-8 lezen we:
""Wat is de mens, dat U hem gedenkt, of een zoon van een mens, dat U naar hem omziet? U maakt hem een beetje minder dan de boodschappers. U lauwerkranst hem met heerlijkheid en met eer, en U stelt hem aan over de werken van Uw handen; alle dingen onderschikt U onder zijn voeten."
Tot hier aan toe, ruimte gevend aan verschillen in vertalingen, is dit een direct en exact citaat uit de Psalm. David ging verder met definiëren wat aan de mens onderschikt was geworden, namelijk huisdieren, beesten van het veld, vogels en vissen. De schrijver van Hebreeën laat deze definitie weg, want hij wil een ander punt benadrukken. Hij brengt de totale aard van die onderschikking over. Alles zou aan de mens onderschikt zijn en er zou niets over blijven dat niet onderschikt zou zijn. Hij gaat dan verder met: "Maar nu zien wij nog niet dat het al aan hem onderschikt is geworden." Vanaf het moment dat de mens aan een slang toestond zijn gedrag te beheersen, verloor hij zijn gezag over de lagere schepselen. Dit was de verraderlijke aard van de aanval van de Tegenstander op Adam, zijn hoofdschap over de lagere schepselen uitdagend door te verschijnen in de gedaante van een van hen en zo zijn complement (de vrouw) verleidend.
Maar nu neemt de schrijver van Hebreeën deze passage uit de Psalm en geeft er een speciale toepassing aan (verzen 9 en 10). De vraag was: "Wat is een mens, dat U hem gedenkt?" "Maar wij bekijken Jezus, een beetje minder gemaakt zijnd dan de boodschappers." Hier wordt de soortnaam "mens" verlaten ten gunste van de specifieke naam: Jezus, daarmee aangevend dat, toen de mens werd geschapen, dit gebeurde met een ultiem doel in gedachten, een doel dat door Jezus in de gelijkenis aan de mensheid bereikt zou worden. En de schrijver gaat verder door iets in te voegen dat helemaal niet in de Psalm stond, maar wat wel de sleutel tot heel de zaak geeft: "Maar wij bekijken Jezus, een beetje minder gemaakt zijnd dan de boodschappers, vanwege het lijden van de dood gelauwerkranst zijnde met heerlijkheid en met eer, zodat door de genade van God, Hij zou proeven van de dood ten behoeve van allen."
De mensheid, zo schijnt het, kwam tot stand vanwege het lijden van de dood. Hemelingen, als zodanig, sterven niet , en de schepping van een mindere orde van wezens was noodzakelijk opdat de Zoon van God Zelf kon deelnemen aan het lijden van de dood, en zo voor altijd het vraagstuk van de zonde kon regelen. Door in de gestalte van een mens te komen , kon Hij Zichzelf aanbieden op een wijze die voor God aanvaardbaar was en door het lijden dat door "het bloed van het kruis" vertegenwoordigd werd allen in de hemel alsook op de aarde terugbrengen bij God.
Nu kunnen we het antwoord zien op onze vraag "Wat is een mens?" Wij stellen voor dat de mensheid werd geschapen om een voertuig te zijn waarin de Here Jezus kon komen om gehoorzaam te worden tot de dood, zelfs tot de dood van het kruis, zodat Hij het middel zou zijn van het verzoenen van niet slechts allen op aarde, maar ook allen in de hemelen. Deze tekst, , is beslissend bewijs, als dat al nodig is, dat er nog steeds vijandschap tegen en vervreemding van God is in de hemelen en ook op deze aarde.
Wij leggen daarom aan u voor dat, wanneer we in het allereerste hoofdstuk van Genesis lezen: ""Er zal licht zijn," wij de eerste tekenen zien van de verdrijving van die diepe geestelijke duisternis die de hemelingen omringde als gevolg van hun rebellie tegen God in die eerste aion, en waarvan de fysieke duisternis die de aarde overspoelde slechts een teken en beeld was. En wanneer we verder lezen in dat eerste hoofdstuk van Genesis en het herstel van de aarde zien na de chaos die door de neerwerping werd veroorzaakt, toen het een chaos werd en leeg stond, wanneer we lezen van het terugkeren van de vegetatie en van dierenleven dat geschapen werd, zien we in feite het toneel klaar gezet worden voor Golgotha. De attributen worden voorbereid!
Van alle drie de koninkrijken werd vereist dat ze de gebeurtenissen rondom de kruisiging teweeg zouden brengen. Het vegetatie-koninkrijk werd vertegenwoordigd door het hout van het kruis en door de doornenkroon; het minerale koninkrijk door de spijkers die de handen en voeten van het Slachtoffer doorboorden, en het dierenkoninkrijk door de riemen die Zijn rug geselden. Het dierenkoninkrijk leverde ook alle typische offers die, doorheen de eeuwen, wezen naar het echte Offer. Alleen het menselijk element ontbrak en dit moest een speciale schepping worden, gemaakt in het beeld en de gelijkenis van God, opdat Hij, Die Zijn ware Beeld en gelijkenis was, in menselijke vorm kon komen zonder ooit die gelijkenis met God te verliezen.
Hier is de heerlijkheid en eer waarmee de mens gekroond is, geschapen zijnde in het beeld en de gelijkenis van God, zodat Gods objectieve macht totaal bereikt kon worden door Een in de gelijkenis van de mensheid. Deze Ene zou de dood lijden voor het universum, om zo, eens en voor altijd, de oorzaak van alle vervreemding van God te verwijderen. De ironie in de schepping van de mensheid ligt hierin dat gebeurtenissen zouden bewijzen dat de mens zelf niet de Redder kon leveren, wel Zijn moordenaars. Het Offer moest geleverd worden door God alleen , maar de mensheid, in de persoon van één enkele vrouw, werd genadevol toegestaan de Ene voort te brengen in Wie dat Offer zou komen.
Er moet opgemerkt worden dat zes maal in het eerste hoofdstuk van Genesis (namelijk in de verzen 4,10,12,18,21 en 25) God kijkt naar wat gedaan is en verklaart dat het "goed" was. Maar na de schepping van de mensheid en het toewijzen van de heerschappij van de mens over de rest, kijkt Hij naar alles wat Hij had gemaakt en verklaart dat het "zeer goed" was (vers 31). Ja, "zeer goed" voor de doelstelling waarvoor alles was ontworpen, want op dit punt houdt God op van al het werk dat Hij maakte, zeker in de wetenschap dat Hij er binnen de voortstuwende kracht had geïmplanteerd die het regelrecht naar de vervulling (maar niet meer dan dat) zou brengen van alles dat Hij er in gelegd had.
***
Er is wel gezegd dat de aarde het theater is van het universum, of dat de aarde een toneel is waarop alle gebeurtenissen van Gods doelstelling uitgespeeld worden, gezien door een enorm publiek in de gehoorzaal van de hemelen. Dit kan heel goed zo zijn, maar we geloven ook dat de aarde net zo goed een werkend theater is als een toeschouwend theater. Deze woorden worden geschreven in de nabijheid van een grote stad, waarin veel ziekenhuizen zijn. Elk daarvan heeft een speciale kamer, een operatie-theater, waar gevallen met ernstige ziekten gebracht worden om geopereerd te worden. Ook in diezelfde stad zijn verscheidene begraafplaatsen. Het doel van de operatie-theaters is om mensen zolang als mogelijk uit de begraafplaatsen te houden.
In het hele universum van God is er slechts één operatie-theater en één begraafplaats. De aarde is beide en het opmerkelijke feit is dat de enige operatie die in het theater is uitgevoerd het onmiddellijke gevolg had dat een Mens in een begraafplaats werd gelegd. Het is een essentieel kenmerk van Paulus' evangelie dat Christus niet alleen stierf, maar ook begraven werd, voordat hij opgewekt werd vanuit de doden. Het is ook een feit dat van al die vele miljoenen graven in deze enorme begraafplaats die aarde wordt genoemd, er maar één van speciaal belang was, en dat is omdat die voor korte tijd de gekruisigde Heer van Heerlijkheid huisvestte.
Petrus vertelde Zijn toehoorders op de Pinksterdag dat Jezus was overgegeven "naar de bepaalde raad en voorkennis van God." Paulus spreekt in Romeinen 8:32 over God: "Die zeker de eigen Zoon niet spaart, maar ten behoeve van ons allen overlevert." Het was dan ook God Die deze operatie uitvoerde, het mes over Zijn Zoon vasthoudend, net zoals Abraham in een beeld het mes over Izaäk vasthield. En was de operatie geslaagd, ook al stuurde die een Mens regelrecht naar een graf? De mensheid zou onmiddellijk verklaren dat het een mislukking was. Maar God verklaart, door Zijn apostel Paulus, dat het evangelie, dat het woord van het kruis predikt, inderdaad Gods kracht voor redding is, en dat het bloed van Christus' kruis individuele vrede brengt en allen met God verzoent, of ze nu op aarde of in de hemel zijn. En het legen van dat ene graf zal op den duur resulteren in het legen van alle andere, zodat de aarde niet langer een begraafplaats zal zijn.
Sing, O sing with exultation,
Let the joyful tidings spread.
Herald wide the proclamation,
Christ is risen from the dead!
All the bonds of death are riven,
All its doors are opened wide.
Back the grave its prize has given,
Yielding up the Crucified!
Christ is risen, He has broken
All the power of death and sin.
He, the Firstfruit, is the Token
Till the rest is gathered in.
Naar deel 2