Reizend op de weg naar Damascus, dreiging en moord blazend tegen de discipelen van de Heer, werd Saulus van Tarsus (Hand. 9:1) letterlijk van zijn religieuze paard afgeworpen. Het was daar dat de verheerlijkte Christus aan hem verscheen, juist Hij Die hij aan het vervolgen was. Een helder licht, uit de hemel, flitste om hem heen (:3) en hij werd drie dagen lang blind (:9). Niet alleen kwam zijn natuurlijke zichtvermogen weer terug, ook zijn zicht op het leven en het doel er van was drastisch veranderd. Het werd hem bekend gemaakt dat hij een gekozen instrument van God was (:5), om het goede nieuws te verkondigen dat hij geprobeerd had uit te wissen.
Saulus, later Paulus genoemd (13:9), de grootste zondaar, werd genade getoond, opdat Jezus Christus in hem al Zijn geduld tentoon kon spreiden, als een voorbeeld en patroon van hen die op het punt staan te gaan geloven (1 Tim. 1.16). Paulus' leven werd ongevormd. Niet alleen werd hij het model van Gods reddende genade, maar hem werd ook, door onthulling, het geheim van de bedeling van de genade van God gegeven (Efe. 3:2,3).
Christus Jezus droeg Paulus een dienst op en gaf hem de kracht die uit te voeren. De aanstelling die hij kreeg was de verkondiging van het evangelie van de heerlijkheid van de blije God (1 Tim. 1:11,12). Na het ontvangen van deze onthulling van de genade van God, werd hij onmiddellijk in beslag genomen door zijn roeping en dienstbetoon. Hij beloofde dat niets, zelfs niet zijn eigen ziel, kostbaar voor hem zou zijn, totdat hij zijn loopbaan en de bedeling zou vervullen die hij rechtstreeks van de Here Jezus ontving, om van het evangelie van de genade van God te getuigen (Hand. 20:24). Door de jaren van bijna ongelofelijke ontberingen heen, volhardde hij tot het einde. Kort voor zijn dood schreef hij deze woorden: "Want ik word al geplengofferd en het tijdstip van mijn ontbinding is aanstaande. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop volbracht, ik heb het geloof behouden"(2 Tim. 4:6,7;SW).
Het goede nieuws dat ongeveer 2000 jaren geleden aan de apostel Paulus werd gegeven, is nog steeds Gods kracht voor de redding van iedereen die vandaag gelooft (Rom. 1:16). "Het woord van het kruis is zeker dwaasheid voor hen die verloren gaan, maar voor ons, die gered worden, is het kracht van God" (1 Kor. 1:18;SW). Deze boodschap is niet in overeenstemming met de wijsheid van mensen. Het is Gods wijsheid voor de volwassene, wijsheid in een geheim, die verborgen is geweest in God, totdat ze aan Paulus werd onthuld (vergelijk 1 Kor. 2:5-7). Echter, deze eenvoudige, maar krachtige boodschap van Jezus gekruisigd, en Gods verbazingwekkende genade, is door velen die zeggen het te geloven zo verkeerd verstaan. Dit feit op zich maakt de bewustwording van de genade van God des te kostbaarder. Wij die het echt verstaan en de waarheid er in liefhebben - ons geloof is verankerd in de kracht van God die er in onthuld wordt.
De waarheid over de kracht van de genade van God voor redding is niet ingewikkeld. Ze is zo eenvoudig dat zelfs een kind het kan begrijpen, maar net als met al Gods waarheden komt het door onthulling. "Waarvan wij ook spreken, niet in woorden geleerd door menselijke wijsheid, maar geleerd door de geest" (1 Kor. 2:13;SW). Indien iemand niet de geest van God heeft die woning in hem of haar maakt, zijn ze niet van Hem.
Laten we beginnen door één zin te citeren, een van de meest diepzinnige en alomvattende uitspraken in heel de heilige Schrift over dit heerlijke onderwerp. "Want door de genade zijn jullie geredden, door geloof en dat niet uit jullie zelf; het is het naderingsgeschenk van God, niet uit werken, opdat niemand zou roemen" (Efe. 2:8,9;SW).
Het is begrijpelijk dat heel het idee van gered zijn in genade geen beroep zal doen op een ongelovige. De zielse mens ontvangt niet de dingen die van de geest van God zijn, want het is voor hem domheid, en hij is niet in staat ze te kennen (1 Kor. 2:14). We begrijpen dit feit, want ook wij waren eens in dit zelfde bootje. Het is een heel andere zaak en het is verontrustende je bewust te zijn dat velen die de naam van Christus noemen, deze eenvoudige woorden niet op hun waarde kunnen schatten.
Ik kan me niet indenken waarom een waarheidzoeker niet met blijdschap deze onthulling omarmt, tenzij hun hart verhard is geraakt door de belijdenissen van het Christendom en de valse leringen van demonen. Het mens-gerichte evangelie van deze era heeft vrijwel al deze krachtige woorden van geest en leven teniet gedaan. In z'n eentje heeft het mogelijk meer schande gebracht over het karakter van God en de waarheid over Zijn wegen dan alle andere menselijke filosofie. Ongeacht wie het gelooft of niet, we doen er goed aan Gods woord te bevestigen als waar en een ieder die dat niet doet als leugenaar (Rom. 3:4).
Laten we onze hoofdtekst opbreken in secties, vijf gemakkelijke delen, om in de meest eenvoudige woorden te onderzoeken hoe men gered wordt. Het eerste en hoofdelement is het feit dat we gered worden in genade. Redding vindt plaats in het gebied van genade. Wij zullen zo dadelijk diepgaand kijken naar de betekenis van genade. Het tweede element is redding is door geloof. Geloof is het middel of instrument dat de verwerkelijking of werkelijkheid van onze redding aflevert. We zullen zo meteen ook diepgaand kijken naar geloof. Ten derde: onze redding, inclusief ons geloof, de daad van geloven, was niet uit onszelf. Het kwam niet in ons op. Ten vierde: we zien dat onze redding in feite een geschenk van God aan ons was, een geschenk dat genadevol werd toegewezen. Paulus versterkt deze waarheid door een vijfde zinsnede toe te voegen: niet uit werken. Redding heeft niets te doen met onze werken, iets dat we deden of zouden kunnen doen.
Nadat Paulus de basis van redding heeft vastgesteld, levert hij ook een goede reden waarom het op deze manier moet gaan. De reden dat wij gered worden in genade, door geloof, is opdat niemand zou roemen. Dit geschenk van God is zo duur en kostbaar, dat Hij niet zal toestaan dat het hoe dan ook door menselijke betrokkenheid bezoedeld zal worden. Hij laat geen ruimte over voor roemen, opdat niemand zou pogen God van Zijn heerlijkheid te beroven. "Ons tevoren bestemmend in de plaats van een zoon door Jezus Christus, in Hem, naar het welbehagen van Zijn wil, voor de lofprijzing van de heerlijkheid van Zijn genade, die ons begenadigt in de Geliefde" (Efe. 1:5,6;SW). Wij die een voorverwachting hebben in de Christus, zijn er voor de lof van Zijn heerlijkheid (:12). Hij Zelf heeft verklaard: "Ik ben JAHWEH, dat is Mijn Naam. En Mijn heerlijkheid zal Ik niet aan een ander geven" (Jes. 42:8;SW).
Om alle twijfel over de bron van redding weg te nemen, noemt Paulus het Gods naderingsgeschenk. De uitdrukking "naderingsgeschenk" verwijst terug naar bepaalde dierenoffers die door de priesters van weleer aan God werden geofferd. Een studie in het boek Leviticus zou zeker inzicht toevoegen over de uitdrukking naderingsgeschenk, maar er is ook een bekende verwijzing in hoofdstuk twee van het evangelie naar Mattheüs, dat zou volstaan als een heldere illustratie van deze uitdrukking. Hier ontdekken we dat het goud, de wierook en de mirre van de drie magiërs, aangeboden aan de baby in de kribbe, naderingsgeschenken worden genoemd.
Ieder aspect van redding, includief rechtvaardiging, is zo gratis als zonneschijn en de lucht die we ademen. Zelfs ons geloof is een geschenk. Er is geen verdienste in geloven. Niets is gemakkelijker voor een kind dan te geloven in een liefhebbende vader.
"Geloof schept niets, doet niets, verdient niets, en heeft buiten het onderwerp om geen werkzaamheid, want het is geen redder. Als ik mij toevertrouw aan een lift, zodat ik de tiende verdieping kan bereiken, draag ik niets bij aan de kracht die mij optilt, noch voorkomt mijn onwetendheid over het mechanisme dat ik naar die verdieping wordt gebracht." - (George Rogers, Studies in Romans, p. 34).
In feite worden Gods geschenken bedorven op het moment dat wij ze verbinden met ook maar een hint van verdienste of werk. Niemand zou de prijs voor geloof, redding of rechtvaardiging kunnen betalen. Het is allemaal volkomen gratis. God zal niemand iets schuldig zijn. Wanneer we in de ogen van onze liefdevolle Redder kijken, dan zal Hem alle heerlijkheid geven het gemakkelijkste zijn dat we ooit deden.
Paulus zet in zijn schrijven aan de ecclesia in Rome de uitdrukking "in genade door geloof" uiteen. Eerst kwalificeert hij het geloof waarover hij spreekt wanneer hij schrijft: "Maar hij die niet werkt, maar gelooft in Die de oneerbiedige rechtvaardigt, wordt zijn geloof toegerekend als rechtvaardigheid" (Rom. 4:5;SW). Later bevestigt hij de band tussen genade en dit geloof. Hier onthult hij dat doorheen Christus wij toegang hebben door geloof in de genade waarin we staan (Rom. 5:2). Dit is het geloof dat vrije en heerlijke toegang levert in Gods genade. Reding is van begin tot einde uit geloof, opdat het zal overeenstemmen met genade (verg. 4:16).
Geloof is de sleutel om de deur te ontsluiten naar het krachtige gebied van genade, waarin we staan. Wij riepen geen geloof op of vervaardigden het in ons hart door onze eigen wil of op andere wijze. We ontvingen de geest, die van God is, opdat we dat mogen waarnemen wat genadevol aan ons door God wordt gegeven (1 Kor. 2.12). De geest werd vrijelijk aan ons gegeven om ons in staat te stellen deze zeer kostbare gift waar te nemen, die ook al om niet werd gegeven. Alleen in dit gebied van genade is er kracht om te staan en om echt leven vast te grijpen in deze huidige, boze aion. Zij die onwetend zijn van de kracht van genade en Gods rechtvaardigheid, zullen proberen hun eigen rechtvaardigheid te vestigen; maar door dat te doen zullen ze ondervinden dat het onmogelijk is onderschikt te zijn aan of vreugde te vinden in de rechtvaardigheid van God (verg. Rom. 10:3). Paulus verklaart in feite dat zij die proberen aanvaarding te vinden bij God door werken van wet, feitelijk uit het gebied vallen waarin de genade werkzaam is (verg. Gal. 5:4).
De twee traditionele definities van genade die ik leerde toen ik opgroeide in de Mennonitische kerk waren: "een onverdiende gunst aan de onwaardigen" en "een gunst verleend aan hen die het tegendeel verdienen." Beide uitspraken zijn waar, maar besmet en incompleet, voornamelijk omdat ze mens-gericht zijn. De term "onverdiende gunst" is overbodig; gunst betekent onverdiend. Het meer serieuze probleem zit hem in het feit dat het woord onverdiend naar ons zondaren verwijst. We zouden niet vooraan moeten staan wanneer genade wordt gedefinieerd. Deze ongelofelijke genade is van God! Onze aandacht zou, ten eerste en vooral, op Hem gericht moeten zijn, de bron van genade en van alles. Ook het toevoegen van meer termen als "aan de onwaardige" en "zij die het tegendeel verdienen," vestigt de aandacht op onszelf en houdt daarom onze ogen weg van God, onze Redder, en de bedoelde betekenis. De kracht en schoonheid van genade is een vertoon van Gods karakter en van Zijn rechtvaardigheid. Waardigheid komt niet de vergelijking binnen van Gods handelen met de mensheid. Wij kunnen Gods liefde voor ons niet beïnvloeden of Zijn gunst winnen, maar zij die echt het leven leven in het gebied van de genade door geloof, zullen op dramatische wijze beïnvloed worden door de kracht er van om te redden.
Één reden waarom de absolute kracht van genade verkeerd wordt begrepen en niet aanvaard, is te wijten aan het feit dat er andere verzen zijn die het schijnen tegen te spreken. Paulus stelt bijvoorbeeld in 1 Korinthe 15:1,2 dat wij gered zijn door het evangelie, als we vasthouden aan wat hij zei bij het brengen van het evangelie. Hij gaat verder en verklaart dat als wij niet vasthouden aan wat hij zei bij het brengen van het evangelie, ons geloof kunstmatig en vals is. Opnieuw geeft de apostel ons les in Filippenzen 2:12-16 om onze redding uit te werken, handen en voeten te geven, met vrees en beven. Voor de oppervlakkige waarnemer schijnen deze passages, en vele andere, in sterke tegenstelling te zijn met onze tekst uit Efeze hoofdstuk twee. We zullen zo meteen een nadere blik werpen op deze paradox, maar het zal ons helpen eerst een ander punt te overwegen.
Bisschop Westcott, toen hij door een meisje van het Leger des Heils werd benaderd met de vraag: "Meneer, bent u gered?", antwoordde schertsend: "Bedoel je esothen [Ik werd gered] of sozomai [Ik word gered] of sothesomai [Ik zal gered worden]?"
(George Rogers, Studies in Romeinen, pg. 34).
Zonder nu al te technisch te worden zal het ons helpen de drie aspecten te zien van onze redding. Alle zijn ze gebaseerd op het trouwe lijden en sterven van de Here Jezus Christus en bevestigd door Zijn opstanding.
Sprekend over onze voorbije redding, verwijs ik naar het feit dat God ons koos in Christus vóór de nederwerping van de wereld (Efe. 1:4,5). Niet alleen koos God ons lang voordat we werden geboren, Hij kende ons ook tevoren en bestemde ons tevoren. Hij riep ons toen en we zijn er van verzekerd dat zij die Hij roept, die rechtvaardigt Hij ook en zij die Hij rechtvaardigt, deze verheerlijkt ook (Rom. 8:29,30).
Jezus is het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt (Joh. 1:29)! In Gods denken en doelstelling werd het Lam geslacht vanaf de nederwerping (CLV) of vóór de grondlegging (KJAV) van de wereld (Openb. 13:8). Hij was trouw tot het einde, Zijn leven gevend als een losprijs voor allen (1 Tim. 2:6), en aan het kruis, voordat Hij stierf, stamelde Hij deze woorden van heerlijke overwinning: ""Het is volbracht!" (Joh. 19:30). Christus stierf voor de zonden van de wereld, daarom is er voor de zonden van heel de wereld gestorven! Deze verzen en vele andere onthullen de absolute waarheid over onze voorbije redding. Wij hadden in deze geen keus en zijn letterlijk eeuwig in de schuld bij God voor zo'n grote redding.
Hoe groot onze voorbije en huidige redding ook zijn, we moeten de conclusie trekken dat feitelijk het grootste voordeel van Gods redden genade pas ergens in de toekomst ervaren zal worden. Paulus verwijst vaak naar een verderop gelegen aanstaande en verheven redding voor de kinderen van God. "... de tijd waargenomen hebbend dat het thans voor u het uur is om wakker te worden uit de slaap, want onze redding is dichterbij dan toen wij begonnen te geloven" (Rom. 13:11).
Zonder ook maar iets weg te nemen van de gezegende intimiteit die we nu met onze Heer genieten, op dit moment hebben we nog steeds een verdere redding nodig. We verlangen naar een tijd wanneer onze vergankelijke lichamen onvergankelijkheid zullen aandoen en onze sterfelijkheid onsterfelijkheid aandoet (1 Kor. 15:53). Samen met de hele schepping kreunen ook wij, die de eerstelingen van de geest zijn, in onszelf en zwoegen wij om bevrijd te worden van de slavernij van de vergankelijkheid, het zoonschap verwachtend, de verlossing van ons lichaam (Rom. 8:21-23). Daarom wachten we, met geduld, op Zijn Zoon uit de hemelen, Die Hij opwekte uit de doden, Jezus, onze redder uit de de komende verontwaardiging (1 Thess. 1.10). We hebben een permanent thuisland in de hemelen. Het is er altijd gweest. De Here Jezus Christus zal onze lichamen van vernedering omvormen om ze gelijk te maken aan het lichaam van Zijn heerlijkheid (Filippenzen 3:20,21), om ze passend te maken bij onze woonplaats.
"want de Heer Zelf zal afdalen van de hemel, met een bevelsroep, met de stem van de aartsengel en met de trompet van God, en de doden in Christus zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, die leven, die overblijven, tegelijkertijd, samen met hen, weggegrist worden, in wolken, in een treffen met de Heer in de lucht. En zo zullen wij altijd samen met de Heer zijn. Bemoedigt elkaar daarom met deze woorden!" (1Thessalonians 4:16-18).
Het is pas wanneer we veranderd en weg gegrist zijn dat we helemaal gered zullen zijn. Dit is onze ultieme redding, en vanaf die die tijd zullen we altijd met de Heer zijn.
Hoe zit het dan met onze huidige redding, "wij worden gered"? Veel van de verwarring over gered zijn wordt veroorzaakt door verzen verkeerd toe te passen op een aspect van onze redding dat niet zo bedoeld was. Relatief gesproken is er maar weinig over deze waarheden die we zojuist hebben besproken dat we moeten begrijpen, met betrekking tot het feit dat we gered zijn van zonde. We hoeven het alleen maar te geloven. We hebben een grondige bewustwording nodig van Gods onthulling van de kracht van genade, om gered te worden van de krijgslisten van de Tegenstander tijdens dit huidige leven. Op juiste wijze de vele passages verdelen is een uitstekende plaats om te beginnen.
Wanneer we eenmaal de genade en heerlijkheid begrijpen over wat God heeft bereikt, ten behoeve van ons, lang geleden, en wat Hij voor ons heeft voorbereid (1 Kor. 2:9) in de toekomst, dan zijn we klaar om het onderwerp van onze huidige redding te benaderen. Gods liefde voor de mensheid, Gods verlangen om te redden, en Zijn vermogen om dat te doen, zijn de fundamentele waarheiden waarop we ons complete geloofssysteem bouwen, inclusief dat van onze huidige redding. We leven in het heden en het leven is moeilijk. We zijn leden van het menselijk ras en zijn niet buitengesloten van de twijfels, vrezen en pijnen die allen kennen. We hebben voortdurend God nodig om ons of uit de problemen te halen of om te voorkomen dat wij in de problemen komen. We verlangen er naar dagelijks gered te worden, om vandaag een leven te leven als meer dan overwinnaars (verg. Rom. 8:37). Dit is alleen per dag mogelijk. Vandaag is de enige dag die we hebben en het is een geschenk van God voor ons om van te genieten en om echt een grip op het leven te krijgen (1 Tim. 6:19). Door Gods genade mogen we een volledig leven hebben.
Het is waar dat mediteren over het lijden van Christus en onze blijde verwachting, in tijden van nood, de deur zal openen naar een boordevolle voorraadkamer van bemoediging. Alleen al onszelf er aan te herinneren dat wij hier vreemdelingen zijn in een tijdelijk en snel voorbijgaand bestaan, vergeleken met ons hemels lotdeel, dat ons blijvend thuisland is, kan een dynamisch impact hebben op onze blik op het leven. Er is veel zegen te vinden in een voortdurend onze aanhankelijkheden richten op "boven" en God danken dat we verzegeld zijn met de heilige geest van de belofte, de belofte van het genieten van ons lotdeel (Efe. 1:13,14). Zijn geest die woning in ons maakt is de garantie dat de volle betaling van wat ten behoeve van ons was bewerkt, zal komen wanneer we verheerlijkt worden. Nadenken over deze krachtige waarheden is nog maar het begin. Het is niet zozeer een zaak van discipline om onszelf te bemoedigen, het is meer een zaak van groeien in kennis en de bewustwording van Gods verbazingwekkende genade (Kol. 1:6).
Wanneer we proberen, ook al is dat oprecht, om twee verzen samen te mengen die spreken over verschillende aspecten van redding, is een schijnbare tegenstrijdigheid het gevolg. Laten we eens nauwkeurig kijken naar twee passages, die we al eerder aangeduid hebben, die schijnen tegenstrijdig te zijn, en ze gebruiken om de meest algemene tegenstrijdigheid te vertegenwoordigen. Het identificeren van de Griekse vormen van het werkwoord "redden" in deze twee teksten zal zeer behulpzaam zijn. In Efeze 2:8,9 ("Want door de genade zijn jullie geredden, door geloof en dat niet uit jullie zelf; het is het naderingsgeschenk van God, niet uit werken, opdat niemand zou roemen"-SW) staat het werkwoord redden in de voltooide werkwoordsvorm. Deze werkwoordsvorm geeft de voltooide toestand aan die het gevolg is van een handeling. Wij zijn in een geredde toestand als gevolg van het voltooide werk of handeling die door het kruis van Christus is bewerkt. Het toont ook de omstandigheden waaronder we nu bestaan in genade door geloof. Deze absolute waarheid verwijst regelrecht naar onze voorbije en toekomstige redding. Wanneer het aankomt om de uiteindelijke redding van de heel de mensheid, sommen Christus laatste woorden voor Hij stierf het prachtig op: "Het is volbracht!" (Joh. 19:30).
Laten we nu een andere passage overwegen, waar we al naar verwezen, die schijnbaar tegenstrijdig is. "En nu, broeders, maak ik het evangelie bekend dat ik jullie evangeliseer, dat jullie aanvaard hebben, waarin jullie ook staan, door welk jullie ook worden gered, indien jullie vasthouden aan het woord dat ik jullie evangeliseer, behalve als jullie zonder reden geloven" (1 Kor. 15;1,2;SW). "Gered" staat hier in een niet voltooide vorm, waarin de handeling nog gaande is. Als we Paulus' evangelie aanvaard hebben zijn wij in staat er in te staan en worden we voortdurend gered door vast te houden aan wat hij zei met betrekking tot het evangelie van onze redding. Dit is de hoofdgedachte die we diepgaand in de komende passages zullen overdenken. Beide posities waar door de twee vormen van het werkwoord naar wordt verwezen, zijn onder veschillende omstandigheden waar. De een is voltooide, absolute, onafhankelijke waarheid; de andere is een relatieve waarheid, afhankelijk van voortgaand handelen. De een is in Christus, de ander is in de Heer. Van nu af aan zal ik verwijzen naar dit proces van ons dagelijks gered worden, tenzij anders aangeduid.
Don Bast