De King James A.V. keert de procedure om, zodat
God in de bijeenkomst van de
machtigen staat! In de volgende regel
oordeelt Hij onder de
goden! Welke aardse rechter zou
staan in een bijeenkomst?
De eerste maal dat het voorkomt in deze Psalm is het in het
meervoud. Zij maken het
enkelvoud, "God". De tweede is in het
enkelvoud, zij maken het
meervoud: "machtigen". De derde is precies als de eerste, dat ze weergeven met "God". Maar deze keer maken ze "
goden" van!
De "Revised Standard Version"(R.S.V.) heeft een zeer vrije weergave: "God heeft Zijn plaats ingenomen in de goddelijke raad!" Dit is wel dichter bij de betekenis, maar zij stappen over naar "goden" in de tweede regel. In het eerste vers hebben beide versies het enkelvoud: God, hoewel het dezelfde vorm is als goden in het tweede. Het is niet plezierig om op deze zaken te wijzen. Het is echter noodzakelijk er naar te verwijzen, opdat niet iemand deze versies zou gebruiken om ons huidig onderzoek te controleren, en ons zou afwijzen zonder het origineel zelf te raadplegen.
Wanneer we de ware betekenis leggen op de twee vormen die hier worden gebruikt, Onderschikker en Naartoe-Onderschikkers, dan wordt hun verhouding tot elkaar helder en de een werpt licht op de ander. Om mee te beginnen, het hoofdonderwerp van de Psalm is onderschikking door middel van gericht. Dit verklaart waarom de titels zo vaak er in voorkomen. Maar het gericht wordt niet direct uitgeoefend door de allerhoogste onderschikker, maar door middel van de ondergeschikte onderschikkers. In het begin richt de Allerhoogste Onderschikker hen. Op het einde is aan hen het richten van de aarde overgedragen.
Het punt van discussie hier is dat we twee onderscheiden soorten "goden" hebben! Deze zijn zodanig verborgen in de K.J.A.V., dat het zeer misleidend is; want daarin, in aanvang, hebben we God Die de goden richt en aan het eind Zichzelf opdraagt de aarde te richten! Wanneer we concordant vertalen, dan richt God, ofwel de Allerhoogste Onderschikker, de Naartoe-Onderschikkers. Hij is het Die hen opdraagt aan het eind de aarde te richten. Dit maakt de zaak verstaanbaar en bevestigt de aan hen gegeven titels. Het ruimt de gebruikelijke problemen uit de weg door twee klassen "goden"(of: onderschikkers) aan te tonen: AL, de Enig Allerhoogste, en Aleïm, de velen die falen hun functie te vervullen. Een andere, de Zoon (Alue - de Naartoe-Onderschikker) Die hier niet wordt genoemd, zal wel slagen in het onderschikken van allen, bij de voleinding(1Kor. 15:24,25).
Maar onze Heer zei dat Hij een Zoon is, niet een Naartoe-Onderschikker. Waarom veranderde Hij dat? Hierin zit een zeer kostbare waarheid. In de Mozaïsche bediening van minderjarigheid, waren de geroepenen onderworpenen en slaven. De uitdrukking Vader werd vrijwel nooit gebruikt in verband met de Godheid, behalve in twijfelachtige verbanden. Eens vroeg AL:
"Indien Ik nu een vader ben, waar is de eerbied voor Mij?"
(Mal. 1:6;NBG)
Alleen zij die Zijn geest ontvangen dienden niet als slaven, maar als zonen. God zendt de geest van Zijn
Zoon in onze harten, waardoor we uitroepen
"Abba, Vader!" In geest zijn we al voorbij de eonen getransporteerd, wanneer AL Zelf niet langer de Onderschikker, maar de
Vader van allen zal zijn. Allen die Gods geest hebben zijn niet slechts gezagsdragers in de goddelijke regering, maar zonen in de familie van de Vader. Zoonschap omsluit en verheft onderschikking. De Naartoe-Onderschikkers van de eerste regel, zijn de zonen van de tweede.
De vraag wie deze Aleïm waren, zal later volledig worden bekeken. Laat het volstaan dat ze precies dat waren wat deze Psalm te kennen geeft: mannen in Israël, "judges" genaamd in de A.V.(maar "God" in Ex. 21:6; 22:8; 22:9 in de RSV), die uitspraak deden over de onderschikking van dienstknechten en sociale overtredingen. Ze worden vaak genoemd in Deuteronomium (1:16; 16:18; 17:9,12; 19:17,18; 21:2). Daarnaast moeten we ook denken aan de koningen en alle anderen aan wie het volk van Israël onderschikt was.
Er zijn andere passages waarin beide, AL (de Onderschikker) en Aleïm(de Naartoe-Onderschikkers) naast elkaar voorkomen. Toen hij terugkwam in Kanaän zette Jakob een altaar op bij Sichem en noemde het AL-Alei-Ishral, de Onderschikker van de Naartoe-Onderschikkers van Israël(Gen. 33:20). De belangrijkste vertalingen proberen niet het te vertalen, maar geven het weer als El-Elohe-Israel. In Jozua 22:22 heeft de A.V. "God of gods"(NBG: God der goden), maar de R.S.V. veranderde dit in "De Machtige, God" om zodoende de duidelijke gevolgen van de A.V. versie te ontlopen. In Dan. 11:36 geeft de A.V. het opnieuw weer als "God of gods"(God van goden). Hier echter hebben de latere revisors het niet veranderd. Een zeer interessante inconsequentie kunnen we vinden in Jesaja 46:9. "Ik ben God en er is geen ander: Ik ben God, en er is niemand zoals ik." Dit schijnt regelrecht de waarheid tegen te ontkennen. Maar kijken we naar het Hebreeuws, dan vinden we dat het eerste negatieve ain is (nee), het tweede is aphs(enige). Dit wordt elders in de A.V. met maar, niettegenstaande, alhoewel, naast vertaald. Waarom niet hier? In de Concordante Versie is het vertaald met:
want Ik ben El en er is geen andere Elohim en er is niemand zoals Ik!
Dit toont aan dat
alleen de Naartoe-Onderschikkers zijn zoals Hij is, en dat bevestigt hetgeen we proberen te onderwijzen.
Deze onverenigbare weergaven zouden ons moeten laten zien dat de hoogste geleerdheid het spoor bijster is om deze passages correct weer te geven, waardoor ze overeenkomen met de theologische traditie. Het is hopeloos om daar nog hulp te zoeken.
De Joodse rabbijnen die de Schrift in het Grieks vertaalden, vonden in deze taal een term voor de Godheid die nauw overeenkomt met de Hebreeuwse Onderschikker. Het was Theos, wat Plaatser betekent. Onderschik is in het Grieks ONDER-STEL, en Plaatser, Theos, is het Griekse woord dat zij kozen voor God. In het dagelijks gebruik zal er weinig verschil tussen beide zijn, want we kunnen beide in vele contexten gebruiken, met vrijwel dezelfde betekenis. Hoe dicht Plaatser Onderschikker benadert, mag gezien worden in het volgende (1Thess. 5:9): "NIET PLAATSTE ONS DE PLAATSER (God) NAAR BINNEN IN TOORN". Dat wil zeggen: "want God bestemde ons niet tot toorn!" Net zoals de Onderschikker controleert de Theos het lot van stervelingen. Daarom waren de vroege gelovigen, die meestal Grieks lazen, ja zelfs de Grieken van vandaag, in dit opzicht zeer bevoorrecht boven ons, die een vreemde taal gebruiken. Dus, anders dan bij IEUE, stemmen Hebreeuws en Grieks nauw overeen als het over AL en de daarvan afgeleide vormen gaat. Maar ze maken er geen onderscheid tussen! Het schijnt dat deze kennis al zeer vroeg verloren is gegaan. Maar het is duidelijk dat de term "Zoon" en "zonen" de plaats inneemt van de Naartoe-Onderschikkers, zodat deze niet nodig zijn in de geïnspireerde tekst van de latere Schriften.
Zelfs in het Hebreeuws liepen Naartoe-Onderschikkers samen op met zonen (Psalm 82:6). Deze nu vervingen de "Naartoe". Onze Heer was zeker een Naartoe-Onderschikker, maar Hij eiste deze titel niet voor Zichzelf op. Hij zei: "Ik ben Gods Zoon "(Joh. 10:36;NBG). Hoe verhelderend is dit, wanneer we bedenken dat, als allen onderschikt zijn, de Onderschikker verandert in Vader. Wanneer allen door middel van de heilige geest onderworpen zijn, dan wordt de Onderschikker Vader en zal onderschikking omgevormd worden in zoonse gehoorzaamheid. Dit alles is in harmonie met de genade die kwam door Jezus Christus. Al-e-ïm is in de latere Schriften vervangen door het wat mildere Plaatser, en de Naartoe-Onderschikkers door Zonen, in afwachting van de voleinding, wanneer er in het geheel geen Onderschikkers meer zullen zijn(zelfs niet "God"), maar Hij Vader en zij Zijn zonen zullen worden.
Aan de volkeren, die geen openbaring van de Godheid hadden zoals die aan de Hebreeën was gegeven, gaf Paulus in Athene (Hand. 17:22) een geïnspireerde uiteenzetting die de basis zou moeten zijn voor alle theologie die bedoeld is voor hen die buiten het gebied van Israël zijn. Hij begint met hen hun eigen bevestiging van hun onkunde te citeren. Hij onthult voor het eerst de Godheid als de Schepper van de heersende orde waarin ze zichzelf bevinden, alles inbegrepen. Dit omvat de schepping van het materiële universum en haar ontwikkeling, zoals gevonden in de Hebreeuwse openbaringen, en geeft reden voor haar bestaan en geschiedenis. Dit maakt Hem de Meester of Heer van hemel en aarde. Deze positie en macht was Hem niet van buitenaf gegeven, maar komt van binnen uit.
Wij, de volkeren, zouden met intense belangstelling deze definitie van de "Onbekende God", zoals Hij door Paulus aan de Atheners werd gegeven, moeten overwegen. Zijn eerste punt is eenvoudig. De Godheid Die de wereld, en al dat er in is, schiep, is inherent(onlosmakelijk) met hemel en aarde verbonden. Hij kan niet worden beperkt tot een specifieke plaats, maar is aanwezig in al Zijn werken. Hij had speciale verblijfplaatsen te midden van Zijn volk, Israël, maar zij dienden alleen als lesvoorbeelden. Hij kan niet worden beperkt tot een tempel, maar vult het hele universum. Op die manier is Hij dichtbij allen. Hij overstijgt verre de benauwde gedachte van een "persoon" die altijd beperkt is tot tijd en ruimte, hoewel Hij zelfs de meest intense "persoonlijkheid" bezit. Een enkel "persoon" kan niet dichtbij ieder mens op aarde zijn. Zij die naar Hem rondtasten hoeven niet naar het einde der aarde te reizen, of naar de hoogten van de hemelen te gaan, maar ze kunnen Hem zonder enige beweging vinden(Hand. 17:22-31).
Alle leven, beweging en bestaan is in de Godheid. Hij alleen voorziet in de vitaliteit, kracht en het pure bestaan dat het onze is. Zonder Hem kon ik zelfs deze zin niet afmaken met een punt. Het is hetzelfde leven als wat in Hem was voordat het werd geschonken aan Adam, en het blijft het Zijne en verbindt het menselijk ras nauwer met Hem dan enig ander deel van Zijn schepping. Zelfs de oude dichters hadden een intuïtief vermoeden van deze waarheid(Hand. 17:28). Maar deze basis band, de geest, die de mensheid door middel van het leven verenigt met haar Schepper, verkregen van Hem door haar oorspronkelijke voortbrenger, is op geen enkele wijze zo nauw als de geest die zij ontvingen die het evangelie van Zijn Christus geloven en opnieuw met Hem verenigd zijn door het offer van Zijn Zoon. Dan wonen we niet alleen in Hem, maar neemt Hij ook Zijn intrek in ons. Dit is de sleutel tot de titel Naartoe-Onderschikkers.
In de omvangrijke openbaring die via Mozes aan de Besnijdenis werd gegeven, werd de relatie van de Onderschikker meer dan volledig uiteen gezet. De Schepper wordt geïntroduceerd als de Onderschikker Die Zijn wil uitwerkt door het herstellen van de schepping, met een uitzicht op het uiteindelijk ontvangen van ongedwongen verering en aanbidding door Zijn schepselen bij de voleinding. Om dit te bereiken maakt Hij de mensheid ook onderschikkers van de lagere schepselen, om op die zeer praktische manier aan te tonen wat Zijn plaats is in de eonische tijden.
Niet alleen is de onbekende Onderschikker de universele Maker en onlosmakelijk verbonden Heer, maar Hij is dat, overeenkomend met dit, in het bijzonder op het oppervlak van de aarde. Hij maakte alles uit Zichzelf, net als Hij uit één man alle volkeren maakte met hun heren en onderworpenen, en zodanig het onderscheid maakte van de tijd en de einden van het heelal, opdat zij een inspanning zouden doen om Hem te vinden, want het ontbrak ze aan het geestelijk waarnemingsvermogen dat hen verzekerd zou hebben van Zijn onlosmakelijke verbondenheid, overal. Buiten Hem is er geen Bron van leven, of macht, of beweging, of zelfs bewust bestaan.
In het Christendom, dat zich de orakels heeft toegeëigend die slechts voor de kindertijd van het het ras bestemd waren, is de goddelijke onlosmakelijkheid vrijwel geheel genegeerd. Net als in Israël verbannen zij God uit Zijn universele huis en proberen ze Hem te beperken tot de hemel, of tot heilige tempels of heilige plaatsen op aarde. Dit benauwde idee zou geen plaats mogen hebben in de huidige geestelijke bedeling van volwassenheid. Rond deze tijd kondigde Paulus de grootste verandering aan die ooit heeft plaatsgevonden in de geestelijke geschiedenis van de mensheid: de nieuwe schepping. "Het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen."(2Kor. 5:17;NBG) Het Christendom is hiervoor doof en blind, en dringt aan op het teruggaan naar de primitieve openbaringen van voor het plaatsvinden van deze, nu geestelijke, schepping, midden in Paulus' bediening.
Ze proberen Hem te dienen met hun handen, in plaats van met hun harten. Ze (h-)erkennen Hem niet als de grote Gever, terwijl hun leven zelf en hun adem, samen met alles wat ze hebben, een gift is uit Zijn schatkamer. Laten we ons in ieder geval bekend maken met de primitieve onthullingen, maar het feit erkennen dat ze voorbij en slechts enigma's zijn(1Kor. 13:12) en alleen op hen toegepast moeten worden aan wie ze door de Onderschikker werden geschonken.
Maar deze titel van Onderschikker was al vanaf het prille begin van kracht, lang voordat Israel ten tonele kwam, en het hele ras was onder de Onderschikker, net zoals vandaag, dus is de titel vandaag net zo van kracht als ooit tevoren. Ze wordt voortdurend gebruikt, als Plaatser, in de speciale onthulling die via Paulus aan het menselijk ras werd gegeven.
Deze uitdrukking is de bron van veel misverstand, want zowel "eeuwige" als "God" zijn misleidende termen. Een meer sluitende vertaling zou zijn: de eonische Onderschikker of -Plaatser. Dit is in volledige harmonie met de rest van de openbaringen. Een veelvoud van passages toont elders aan dat de eonen niet "eindeloos" zijn; toch maakt deze uitdrukking ons terughoudend om hun getuigenis te aanvaarden vanwege ons wazig begrip van "God", alsof het geen vaststaande betekenis zou hebben. Zodra we eenmaal gaan inzien dat deze titel beperkt is tot Zijn huidige activiteit als de Onderschikker, dan zal deze zinsnede overeenkomen met de gehele rest, door de eonen te laten sluiten bij de voleinding. Als allen onderschikt zullen zijn, dan zal het karakter van Zijn heersen veranderen van Onderschikker naar Vader en zal de titel niet langer passend zijn, maar eerder misleidend. Ook zal de titel van "Naartoe-Onderschikker" niet meer slaan op de Zoon, of op hen die met Hem verbonden waren in het onderwerpen van het al aan de Almachtige, want hun werk zal zijn volbracht. Dit zal niet meer hun functie zijn.
Bij het afsluiten van de eonen zullen allen onderschikt zijn. Een Onderschikker is dan niet meer nodig, wanneer Hij, als Vader, Alles in allen is. We hebben best wel begrip voor hen die, terug redenerend vanuit de gebruikelijke weergave van Paulus' zin in Romeinen 16:26, "de eeuwige God", er op staan dat eonisch eindeloosheid moet betekenen. Maar zodra ze de betekenis van "God" leren kennen, Plaatser of Onderschikker, dan vereist gezond denken dat het niet eindeloosheid kan betekenen, want aan het eind houdt Hij op met onderschikken en wordt Hij de Vader, aangezien allen dan onderschikt zijn(1kor. 15:24-28), net als tevoren de heiligen.
De eerste maal dat deze titel voorkomt is bijzonder bruikbaar en van belang(Gen. 14:18).
"Melchisedek[Rechtvaardig-Koning], de koning van Salem[Vrede], bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste[AL Oliun]."
Zelfs de King James A.V., met z'n "Most high God" toont hiermee aan dat er andere "Goden" of Onderschikkers moeten zijn.
Er was juist een grote confederatie van volkeren geweest die geprobeerd had al de andere te onderwerpen aan hun heerschappij. Na eerst veel succes te hebben gehad, komen ze nu in conflict met Abraham, die dit zelfde in de toekomst zou doen door Zijn Zaad. In afwachting van deze eindoverwinning onderwierp hij hen. Maar hij handelde in onderschikking aan de Hoogste Onderschikker, wiens priester Melchizedek was, die tot hem was gezonden om hem te zegenen. In een poging de positie van de Onderschikker te midden van zo vele onderschikkers vast te stellen, wordt Hij de allerhoogste van hen allen genoemd.
Hoewel de korte titel AL slechts zo'n 250 maal voorkomt, wordt ze veelvuldig gebruikt als een deel van een naam, zoals bijvoorbeeld Ezechi-AL en AL-ia(Elia;WJ). Daar het alleen onderschikker betekent, hoeft het niet altijd op de Allerhoogste te wijzen.
Hopend dat deze studie de kracht van AL heeft opgehelderd, zullen we nu de volgende vorm, AL-u-e, gaan bezien, Degene Die Naartoe-Onderschikkend-is, ofwel de Naartoe-Onderschikker.
Het simpele feit dat er een Allerhoogste Onderschikker is, houdt in dat er één of meerdere onderschikkers moeten zijn die niet zo hoog zijn als Hij. Het laat ook zien dat de meervoudsvorm niet een "majesteitsvorm" is, want het enkelvoud(AL) is reeds Allerhoogst. Deze titel, Allerhoogst, wordt vaak met het enkelvoudige AL gebruikt(Gen. 14:18,19,20,22; Psalm 57:2(3); 78:35,56), maar nooit met het meervoud (AL-e-im), dat vele malen vaker voorkomt. Indien de meervoudsvorm, eindigend op "im", enkelvoudig in aantal zou zijn, zoals in de gebruikelijke weergave, "God", dan zou er ook op z'n minst één maal een passage moeten zijn waar het verbonden is met Allerhoogste. Maar het gebruik toont duidelijk aan dat de natuurlijke grammatica juist is. Een kunstmatige verandering is niet nodig.
"De Egyptenaren daarentegen zijn mensen en geen AL, en hun paarden zijn vlees en geen geest"
In deze parallel uit Jesaja 31:3 wordt ons de intense geestelijke kracht van de Onderschikker geleerd. Zowel de Egyptenaren als de paarden hadden
een geest, want alleen die geeft leven. Maar AL
is geest. Mensen hebben een geest die een paard niet heeft, en die stelt hen in staat paarden aan hun wil te onderschikken. Zij die de Onderschikker geloven ontvangen een geest die uitgaat boven deze menselijke geest. Dit stelt hen in staat anderen aan Hem te onderschikken door middel van Zijn geïnspireerd Woord en speciaal in deze tijd door het evangelie van verzoening.
Het is goed te bedenken dat AL, de allerhoogste Onderschikker, het essentiële deel is van de twee afgeleide vormen. Er is geen Ue of Eïm. Dit zijn slechts toevoegingen bij de kortere vorm welke alleen de essentiële betekenis heeft, Onderschikker. Dat is omdat AL een geest is en is Dezelfde, rechtstreeks werkend, buiten een bemiddelaar om, of via zo iemand (een Al-ue), zoals Zijn Zoon, de Christus, Die met Zijn geest is vervuld, Die niet Zijn eigen wil doet, maar AL's bedoeling(Joh. 5:30). Dit wordt duidelijk gesteld in vele passages. Zo ook bij Paulus. Hij was een apostel door de wil van God(Plaatser)(Efe. 1:1). AL's geest werkt in en door anderen die onderschikkers worden omdat zij een deel van Zijn geest bezitten. Dit is het geval met de Aleïm, allen die Zijn geest hebben. Dit is niet, zoals met onze eigen geest, beperkt tot één "persoon", maar verblijft tijdens de eonen in alle heiligen, en zal uiteindelijk Alles in allen zijn bij de voleinding.
AL komt te vaak voor om alle contexten te bekijken binnen het verband van een inleidend artikel, maar een paar plaatsen, speciaal die verbonden zijn met een andere beschrijvende benaming, kunnen ons helpen het onderwerp op te helderen.
De eerste van deze passages is verbonden met Abraham (Gen. 17:1). Hem waren grote zaken beloofd, maar hij was oud aan het worden zonder enige vervulling te zien. Zijn geloof zou best kunnen verzwakken, want het zaad dat hem was beloofd was nog niet gekomen, en een man van een eeuw oud kon nauwelijks nog hopen op één enkele zoon. Dan verschijnt IEUE als AL-Shdi(Onderschikker-Die-Volstaat) aan Abram, om hem nogmaals te verzekeren en zijn geloof standvastig te maken. Als de AL van allen, is Hij meer dan voldoende in staat Zijn beloften te vervullen en Zijn verbonden uit te voeren.
Tegelijkertijd bevestigt Hij het verbond met Abram (Abrm: Vader-Hoog), een naam die tot dan zeer toepasselijk was geweest, door hem te veranderen in Abraham (Abrem: Vader-Hoog-Menigte), een naam die inspeelt op de vervulling van de beloften. Hij zou zeer wel kunnen vragen: "Wie is er afdoende voor deze dingen?" En het antwoord is: AL, de Onderschikker van allen. Als Hij allen door Christus onderwerpt, dan is het middel van de onderschikking van de aarde, het zaad van Abraham, slechts een voorwerp in Zijn grote doelstelling. Nu Hij Zijn ultieme heeft geopenbaard, kunnen we het zien, maar we kunnen sympathie opbrengen voor Abram en voor zijn vraag. Abram was inderdaad niet afdoende, maar AL was dat wel. Hij bracht weer leven in Abrahams verstervende lichaam en gebruikte het om leven te geven aan een dode wereld.
Nog weer later wordt het uitzicht op de vervulling van de beloften nogal twijfelachtig, want Izaäk heeft slechts één zoon in de lijn van de belofte en voor hem was er geen vrouw te vinden in Kanaän. Als Izaäk dan ook Jakob weg zendt om een vrouw te zoeken bij zijn familie in Syrië, doet hij een beroep op AL-Shdi, de Onderschikker Die volstaat, om Jakob te zegenen en hem vruchtbaar en tot een menigte van volken te maken, geheel volgens de zegen van Abraham (Gen. 28:2). Om dit te bereiken zorgde zijn moeder er voor deze zegen voor hem te verkrijgen, en ook vrouwen, opdat de zegen vervuld zou kunnen worden. Jakob kreeg 12 zonen.
Maar nogmaals scheen de belofte in gevaar te komen, toen een dodelijke hongersnood dreigde de hele familie van Jakob uit te roeien. De heerser van Egypte, de enige die voedsel had, stelde voorwaarden waarmee Jakob moeite had die te vervullen. Hij wist niet dat AL, de Onderschikker Die volstaat, de nood al had voorzien en Jozef, Jakobs meest geliefde zoon, de onderschikker had gemaakt van de enige natie die hem voldoende voedsel zou kunnen geven. Toen dan de tien zonen hem verlieten om Benjamin naar Egypte te brengen, smeekt Jakob AL, de Onderschikker die volstaat, hen barmhartigheid te geven voor de man die Egypte had onderschikt. Hij had niet kunnen dromen dat AL reeds lang tevoren hiertoe had voorzien. Alleen Hij Die in staat is alle harten te onderschikken kon rampspoed op zo'n wonderlijke manier hebben voorbeschikt.
Voor zijn dood realiseerde Jakob, ofwel: Ishr-AL(Rechtschapenheid-van-AL), sedert zijn ervaring te Peni-AL (Pniël) de afdoendheid van de Onderschikker. Toen hij Jozef zegende zei hij:
"AL, Die volstaat, is mij verschenen te Luz in het land Kanaan en heeft mij gezegend
4 en tot mij gezegd: zie, Ik zal u vruchtbaar maken, u vermenigvuldigen en u maken tot een menigte van volken; Ik zal dit land aan uw nageslacht geven tot een eonoische bezitting."(Gen. 48:3,4;CV)
Door zulke voorbeelden openbaart AL Zijn vermogen Zijn veel grotere belofte te vervullen om
al Zijn schepselen in te passen in Zijn zegen, nadat Hij ze doorheen Zijn Zoon heeft onderschikt. In het begin leekt het langzaam te gaan en dat lijkt het ook nog vandaag. Maar het is zeker en staat vast, en wij, die Zijn geest in ons wonend hebben, hebben de grote eer om met Hem mee te mogen werken in de vervulling, net zoals Jozef!
Nadat Mozes Israël door de zee had geleid, gaven ze uiting aan vreugde in een lied:
"Deze is mijn Onderschikker [AL], Hem verheerlijk ik. Naartoe-Onderschikkers [Alei] van mijn vader, en Hem prijs ik."(Ex. 15:2; CV)
De doorgang van de Schelfzee was een van de meest uitgesproken en oplichtende gebeurtenissen in hun geschiedenis. Het toonde AL's macht over de elementen. Geen andere god van de volkeren kon zo'n prestatie evenaren. Geen wonder dat ze zongen:
"Deze is mijn Onderschikker...!"
Dit is Degene Die ons het land van de belofte zal geven.
Deze is Degene Die met ons in het land zal leven! En Deze is Degene die onze onze voorvaderen hebben verhoogd, aan Wie ze onderschikt waren en aan Wie zij ons onderschikten.
Toen Jakob op het punt stond naar Egypte te gaan, werd hij nogmaals bemoedigd, zoals hem dat overkwam op weg naar Syrië. Hij werd herinnerd aan het geloof en de ervaringen van zijn voorvaderen, Abraham en Izaäk. Abraham werd gezegend door een tussenpersoon, Melchizedek, priester van de Allerhoogste Onderschikker. Nu wordt Jakob gezegend, net als toen in Pni-al, door de Allerhoogste Onderschikker, maar nu door middel van ondergeschikte Onderschikkers. Het belangrijkste middel daartoe was zijn eigen zoon, Jozef. Zonder twijfel lag de reden voor het gebruik van deze tussenpersonen in het feit dat zij de goddelijke methode van redding door Christus Jezus voorafschaduwden. Doorheen de eonen is onderschikking niet het directe werk van AL, de Onderschikker, maar door de Naartoe-Onderschikker en hen die Hij onderschikt.
Tot dusver is ons hoofddoel geweest aan te tonen dat in de Hebreeuwse Schriften, onderschikking de essentiële gedachte is achter de titel AL, Alue en Aleïm, gewoonlijk vertaald met "God". In twee nadere studies zullen we de twee afgeleide titels onder de loupe nemen en laten zien dat ze te maken hebben met de ondergeschikte(lagere) Onderschikkers die Hij een maakt met Hem in dit werk door hen een deel van Zijn geest te schenken.
We zullen deze drie verdelingen vergelijken, tezamen met de drie aspecten van tijd in I-EU-E en de familieband van Vader, Zoon en zonen met de traditionele "drie-eenheid" van Vader, Zoon en Heilige Geest, onder de titel: "De ware drie-eenheid.".
A.E.Knoch.
Door naar deel 2