"17 Mijn roem bij God is dan ook in Christus Jezus.
18 Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad,
19 door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes. Zo heb ik, van Jeruzalem uit rondreizende tot Illyrië toe, de prediking van het Evangelie van Christus volbracht.
20 Ik stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet optrad waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen,
21 maar om te handelen naar hetgeen geschreven staat: Zij, aan wie niets van Hem is verkondigd, zullen Hem zien en wie het niet gehoord hebben, zullen het verstaan."
Wat Christus rechtstreeks in ons teweeg brengt door het evangelie over Zijn dood en opstanding voor ons, is de meest belangrijke vrucht van ons leven. We mogen dan wel vele grote dingen denken en vele behulpzame dingen doen, maar als die niet voortkomen uit de invloed van de genade die is in Christus Jezus, dan zullen ze niet direct bruikbaar zijn in het dienstbetoon aan de Heer. Het is zoals Paulus schrijft aan de Galaten: "Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij"(Gal. 2:20).
In overeenstemming hiermee schrijft de apostel in Romeinen:
"Mijn roem bij God is dan ook in Christus Jezus. Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad..."
Paulus' roemen is in Christus Jezus; het is op Hem gericht; het erkent ten volle dat alle ideale dienstbetoon dat gedaan wordt, uit Hem is voortgekomen; het is te danken aan de in Hem zijnde genade.
We hebben al eerder herinnerd aan de parallelle verklaring in het tweede hoofdstuk van Galaten. We herinneren ons ook het gelijksoortige getuigenis van 1Korinthe 15:10, waar de apostel schrijft:
" Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is."
Dan verklaarde hij later in Filippenzen:
"... opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof."
(Filip. 3:8,9)
Dit zijn woorden van een trouwe broeder, een die overweldigd was door Gods genade en die nooit vergat dat hij niets had dat hij niet ontvangen had(1Kor. 4:7). En zowel de dingen die hij had en die hij deed zag hij als ze echt waren: genadevolle gaven van God, geschonken doorheen Christus.
Ten tweede was Paulus' roemen "bij God". Dat wil zeggen: waar hij over jubelde was bestemd voor de heerlijkheid van God. Wat Christus opriep in de apostel werd terecht verstaan als het iets onthullen over God, over Zijn kracht, Zijn wijsheid, Zijn mededogen, Zij genade en, bovenal, Zijn liefde.
Dit patroon kan ook terug gevonden worden in Paulus' andere brieven.
"voor ons nochtans is er maar een God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn."
(1Kor. 8:6)
"Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus."
(Efe. 1:3)
"en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!"
(Filip. 2:11)
Hier, in Romeinen 15, wordt een bekend Paulinisch patroon neergelegd, waar eerst alle ideale vruchten van menselijk werk teruggevoerd worden naar Christus, en dan wordt gezien dat het doel van het werk en de betekenis van de vruchten te vinden is in het verheerlijken van God.
Toch zijn deze verzen niet alleen algemene verklaringen over Christus als de Bron van ons dienstbetoon en Gods heerlijkheid als doel. Als een patroon voor ons voert Paulus' voorbeeld alles wat hij doet terug op de werking van Christus in ons, ook ziende dat het allemaal tot Gods heerlijkheid dient, en dat is zeer ideaal. Maar terwijl we dit opmerken, hebben we niet alles opgemerkt wat Paulus aan het zeggen is.
In de context is iets specifieks in beeld over wie iets deed en wat hij aan het doen was. Het was Paulus die een dienst verleende, een bediening uitvoerend "voor de gehoorzaamheid van de natiën". Dit is wat gepresenteerd werd in Romeinen 15 over wat Christus aan het uitwerken is. Hij werkte het uit doorheen Paulus. En het bracht een roem voort die "in Christus Jezus" was en "bij God."
Het gebruik van twee negatieven in Romeinen 15:18 doet de verklaring er in onze ogen wat vreemd uit zien, en zelfs in het Grieks is het waarschijnlijk een nogal vreemde aaneenschakeling van woorden. Paulus durft niet te spreken over wat Christus niet in hem uitwerkt. Positief gesteld zouden wij nu zeggen: Paulus durft te spreken over wat Christus nu uitwerkt. Maar hier verliezen we duidelijk enige betekenis, dus proberen we het opnieuw en zeggen: Paulus durft alleen te spreken over wat Christus in hem uitwerkt. Deze laatste weergave is wat vele moderne vertalingen weergeven en als een verklaring van een algemeen principe voor onze levens is het goed toepasbaar. Het is wat we hierboven gezegd hebben en het patroon van het benadrukken van Christus in wat we denken, zeggen en doen, is goed neergelegd in alle brieven van Paulus. Ja, dit moet ook ons patroon worden, en dat zal het meer volledig zijn wanneer onder de indruk zijn van Gods genade.
Maar de twee negatieven zijn verbonden met twee voornaamwoorden in de eerste persoon enkelvoud. Paulus zegt: "ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft". Er is iets in wat Christus doorheen Paulus uitwerkt dat onderkent wordt en benadrukt.
Er wordt een punt van tegenstelling gemaakt door deze negatieven, een tegenstelling tussen Paulus' bediening voor de natiën en de bediening die aan anderen gegeven wordt. In de bediening aan de Besnijdenis, die aan de twaalf apostelen gegeven werd, werkte Christus grote dingen uit, maar Paulus zou alleen spreken van die dingen die Christus in hem uitwerkte, ter gehoorzaamheid van de natiën.
Het is heel wat waard als we gaan erkennen dat alle dienstbetoon dat bruikbaar is voor God, door ons bewerkt zal worden door Christus Jezus, niet door onze eigen wijsheid en kracht. We mogen nooit deze fundamentele waarheid uit het oog verliezen. Het leven dat we leven, als het voor Gods heerlijkheid wil zijn, moet zijn: Christus levend in ons, en Christus alles uitwerkend wat goed en aangenaam is.
Maar het is iets heel anders, iets wat aan wat hierboven staat toegevoegd moet worden, te erkennen dat Paulus een unieke bediening gegeven was en dat wij in geloof geroepen zijn door die bediening. Met andere woorden, we zouden alleen moeten roemen in wat Christus in ons aan het uitwerken is, precies zoals Paulus dat deed in deze passage, en we zouden ook dat bijzondere werk moeten eren en waarderen dat Christus uitwerkte door de werken van Paulus, wat Paulus ook deed in deze passage.
We hebben al een aantal passages opgemerkt in Paulus' brieven, waarin Paulus de aandacht richt op Christus, Die het goede in ons uitwerkt tot heerlijkheid van God. Maar we moeten nog een paar passages meer toevoegen waar de apostel ook de aandacht richt op het belang van de aan hem geschonken bediening en boodschap. Er schiet ons een zinsnede in Romeinen 11:13 te binnen:
"acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening" en we herinneren ons ook het getuigenis in 2Timotheüs, waar Paulus spreekt over Christus:
" die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is voor eeuwige tijden, doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie. En ik ben daartoe aangesteld als verkondiger, apostel en leraar.
"
(2Tim. 1:9-11)
Dan schrijft hij in Galaten van zijn verdriet over de manier waarop de Galaten weggevoerd waren van het door hem gebrachte evangelie(Gal. 1:6-9). Tenslotte, lang nadat Paulus aan de Romeinen had geschreven, toe hij gevangen gehouden werd in Rome, was hij nog steeds bezig met het richten van de aandacht op wat Christus in hem aan het uitwerken was door zijn bediening:
"Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen.."
(Efe. 3:8)
Deze en gelijksoortige passages lopen parallel aan Romeinen 15:17,18. Ze mogen zich dan wel niet allemaal bezig houden met de specifieke fase die hier in Romeinen in beeld is, maar ze richten allen de aandacht op wat Christus aan het uitwerken was doorheen het dienstbetoon van Paulus, tot eer van God.
Gehoorzaamheid is in Romeinen consequent verbonden met geloof; in waarheid zijn de twee termen vrijwel uitwisselbaar, behalve dan dat ieder zich op een bepaald aspect van ons antwoord op evangelie richt. Geloof spreekt van het antwoord van het hart, de bevestiging van ons denken en willen van de boodschap van Christus' dood en opstanding. Gehoorzaamheid is de bevestiging die zich uitdrukt in onze daden.
De twee termen zijn eigenlijk als een verbonden aan de uiterste grenzen van deze brief; eerst in Romeinen 1:5 en dan in 16:26. Het onderwerp van de genade van Paulus' apostelschap is "geloofsgehoorzaamheid onder alle natiën," of hij nu het basis-evangelie van God proclameerde, Gods rechtvaardigheid onthulde, of dat hij een "geheimenis, eeuwenlang verzwegen," aan het bekend maken was.
Dit was een gehoorzaamheid die heel anders is dan die opgelegd werd onder het verbond tussen Yahweh en Israël. Paulus bracht goed nieuws dat sprak van een eenzijdige prestatie(meer zoals het "nieuwe verbond" van Jeremia 31, wat letterlijk gezien in het geheel geen nieuw verbond is), sprekend van Gods genadevolle werk van rechtvaardiging en verzoening door het geloof van Jezus Christus(Rom. 3:22), wat inderdaad door Zijn gehoorzaamheid was(Rom. 5:19).
Die perfecte geloofsgehoorzaamheid van Christus is de stevige fundering van onze verlossing en verwachting. Dit is wat Paulus bediening aankondigde. En wanneer we deze boodschap geloven, merken we dat deze vol is van geestelijke kracht voor het versterken, bemoedigen en motiveren van ons die geloofsgehoorzaam zijn. Zowel Paulus' bediening van dit evangelie voor de gehoorzaamheid van de natiën als de geloofsgehoorzaamheid die het in ons voortbrengt, worden bewerkt door Christus en zijn op God gericht.
Daarom wilde Paulus niet spreken van zaken die Christus niet door hem uitwerkte voor de geloofsgehoorzaamheid onder de natiën:
"door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes. Zo heb ik, van Jeruzalem uit rondreizende tot Illyrië toe, de prediking van het Evangelie van Christus volbracht."
Nu, presenteert Paulus, in meer detail, zijn roem in Christus. Hij blaast zichzelf niet op door te verwijzen naar dit zwoegen en het succesvol volbrengen daarvan. De "ik" in de passage "Ik heb... volbracht" is weer een "niet ik, maar Christus leeft in mij"; het is een "niet ik, maar de genade van God die met mij is"; het spreekt alleen van wat Christus "door mij heen" uitwerkt.
Illyrië was het gebied ten noorden van Griekenland, waar vandaag de dag Albanië en delen van het (vroegere) Joegoslavië liggen. In dit hele gebied ronde de oostelijke en noord-oostelijke kusten van de Middelandse Zee en de oostelijke Adriatische Zee, had Paulus gewerkt in woord en daad. Hij had tekenen laten zien en wonderen verricht die de kracht van Gods geest lieten zien.
Dit is dan wat Christus door hem heeft bewerkt. En Paulus' roem in Christus is dat deze fase van zijn dienstbetoon volbracht is geworden.
Maar er valt meer te doen, zowel in woord als werk, zowel in het bekend maken van de rijkdommen van Gods genade, als in de worsteling en het het zwoegen, hoewel de worsteling veel meer een geestelijke dan een lichamelijke zal worden.
Ja, wat voor Paulus nog in de toekomst verborgen lag was voor hem nauwelijks te begrijpen toen hij deze brief schreef. De verkondiging zou niet meer van stad tot stad plaatsvinden, zoals het geweest was van Jeruzalem tot Illyrië, en het zwoegen zou niet meer bestaan uit pijnlijke voeten en zere spieren in het bijzijn van zijn broeders. Op den duur zou hij afgesloten worden van de massa's en de drukte van het leven en zou hij niet in staat zijn om te zien wat Christus door hem aan het bewerken was.
Ons dit realiserend, roeren de volgende woorden ons vanwege hun pathos en daarna vrolijken ze ons op vanwege hun triomf:
"Ik stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet optrad waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen, maar om te handelen naar hetgeen geschreven staat: Zij, aan wie niets van Hem is verkondigd, zullen Hem zien en wie het niet gehoord hebben, zullen het verstaan."
In vers 18 verwees Paulus naar die dingen die Christus niet door hem bewerkte. Maar Paulus wilde niet over deze dingen spreken, omdat zijn niet gericht waren op de gehoorzaamheid van de natiën.
Op gelijke wijze, nu vooruit kijkend naar de verdere verkondiging van het evangelie, wil Paulus voorkomen dat hij bouwt op andermans fundament. Het evangelie van Christus, dat hem opgedragen was te brengen, moet gescheiden gehouden worden van de boodschap die aan anderen gegeven was.
Tegen zware weerstand in(die snel groter zou worden), was onze apostel vol ambitie om het evangelie te brengen waar Christus niet bekend was, en was vol vertrouwen dat zij het evangelie zouden begrijpen en er Christus in zien.
De woorden van Jesaja 52:15, zoals vertaald in de Septuagint vertaling, schieten Paulus te binnen. Jesaja had gesproken over de terugkeer van de Messias naar Israël, wanneer de natiën verrast en verbaasd over Hem zouden zijn; zij zullen Hem zien en deze onthulling van harte overwegen.
Nu, terwijl Paulus nadenkt over zijn toekomstig werk van het brengen van het evangelie, is hij vol vertrouwen dat het goed ontvangen zal worden. Door wat hij te zeggen heeft zullen de heidenen, die zelfs nooit van Christus gehoord hebben, Hem zien en begrijpen.
Het kan ons doen huiveren, wetend dat hoewel dit doel bereikt zal worden, het niet zo zou gebeuren als de apostel dacht dat het zou gaan. Maar Paulus dacht aan het doel zelf. Het was het feit dat de natiën geïnformeerd moesten worden, dat ze zouden zien en begrijpen, waar hij zich in verheugde. Dat was wat van belang was, en Christus zou er op toezien dat het ging gebeuren!
Dus ook u en ik weten niet wat er voor ons ligt in ons dienstbetoon voor de Heer. We weten niet of in de komende dagen(als we nog steeds hier zijn) we kunnen voortgaan met spreken over Gods genade in huizen en hallen, of er over schrijven of lezen in de pagina's van dit magazine[Unsearchable Magazine;WJ] of elders, of vrijelijk met onze gezinnen en buren praten over deze belangrijke zaken. Maar we mogen wel vertrouwen hebben dat het evangelie nog steeds gehoord zal worden en nog steeds geloofd zal worden, totdat allen die uitverkoren zijn in deze heerlijke boodschap Christus zullen zien.
Dit dan is onze roem, en het is in Christus en bij God. Het is de roem dat Hij Die een goed werk begonnen is onder de natiën, dit zal blijven doen, tot de dag van Christus(Filip. 1:6). Moge het zo zijn dat wij steeds meer als Paulus worden en gedurfd spreken van wat Christus uitwerkte doorheen zijn bediening en vrijmoedig spreken over hoe Hij vandaag voortgaat het verder uit te werken.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 80, pagina 79
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier