"1 Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen.
2 De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel.
3 Wie wel eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wel eet, want God heeft hem aanvaard.
4 Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan.
5 Deze immers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd.
6 Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God.
7 Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf;
8 want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.
9 Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij en over doden en over levenden heerschappij voeren zou.
"
De heerschappij van Christus over ons is gebaseerd op Zijn dood en de overwinning door Zijn opstanding. Zijn effectieve heerschappij is niet iets dat ons opgedrongen wordt door een last van een plicht of een vrees voor straf, maar ze groeit in ons wanneer we groeien in de verwerkelijking van Gods genade, samengevat in de gift van Zijn Zoon. Gewillig en met graagte bevestigen wij dat Jezus Christus Heer is, omdat alles wat we nodig hebben meer dan overvloedig door Hem geleverd wordt. Het ideale dienstbetoon wordt gemotiveerd door Gods genade, en het is met dat doel voor ogen dat Paulus ons in deze laatste hoofdstukken van Romeinen leidt.
Romeinen 14:1-15:7 is een deel van de Schrift dat zich bezig houdt met de problemen tussen gelovigen in verschillende fasen van volwassenheid in het geloof. De echte nadruk hier, echter, ligt niet op onze conflicten, maar op onze waardering van het Heer zijn van Christus. Die erkenning is de basis van ons dienstbetoon en houding, en tot de oplossing van onze conflicten.
In feite regelt Paulus hier niet de verschillen tussen de Romeinse gelovigen door hen direct te zeggen wat goed en fout terzake van eten, drinken en het houden van dagen, zoals in deze verzen besproken. In plaats daarvan stuurt hij hun aandacht naar Christus als hun Heer en naar de basis van Zijn heerschappij over hen. Is dat eenmaal begrepen, dan zullen de verschillen tussen hen verdwijnen.
"Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen."
Abraham was niet zwak in het geloof(Rom. 4:19). Was hij dat wel geweest, dan zou hij aan Gods belofte aan hem getwijfeld hebben, of zou hij in Gods verklaring iets gelezen kunnen hebben wat er niet was. Maar zij die in Rome waren, waren wel zwak in het geloof, maar ze twijfelden niet zodanig aan wat in het evangelie gezegd werd dat ze niet begrepen wat er gezegd was. Hun zwakte was een niet in staat zijn zo'n heerlijke boodschap van genade in zich op te nemen. Ze hadden de liefdevolle zorg van hun broeders nodig, die meer volwassen waren in het geloof, en niet een precies redeneren over al hun tekortkomingen en fouten. Zij hadden het geduld en de liefde nodig dat de dienstknechten van de Heer kenmerkt, die gemotiveerd zijn door een erkenning van Zijn liefde voor ons allen.
Het is mogelijk dat wij allen een bepaalde mate van zwakte hebben waar het geloof betreft. Het is zo tegengesteld aan de ingeslepen menselijke traditie. Wij blijven maar denken dat alleen zij die rechtvaardige daden doen gerechtvaardigd kunnen worden, maar God vertelt ons dat Zijn rechtvaardigheid komt over allen die geloven door het kanaal van het geloof van Jezus(Rom. 3:21,22). Rechtvaardiging is voor hen die Hem geloven Die Jezus, onze Heer, opwekt uit de doden, Die overgegeven werd om onze overtredingen, en opgewekt werd vanwege onze rechtvaardiging(Rom. 4:24,25). God moet ons het geloof schenken om zo'n boodschap te kunnen geloven!
Er zit hier in Romeinen 14:1 een wat ironische ondertoontje in Paulus' woorden. Indien zij die Gods genade beter begrijpen dan anderen niet aanvaarden in wederkerigheid en zorg, dan zijn ook zij op enige wijze zwak in het geloof.
Het woord "aanvaarden" wordt hier in vers 1, en nogmaals in vers 3, gebruikt in verband met God Die allen aanvaardt, en later in Romeinen 15:3, zien we de uitdrukking gebruikt worden in verband met Christus die de gelovige aanvaardt. Paulus zegt vrijwel hetzelfde later in Efeze 4:32-5:2 en in Filippenzen 2:1-8. De genade van God traint ons om anderen te behandelen zoals God ons al behandeld heeft.
"2 De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel.
3 Wie wel eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wel eet, want God heeft hem aanvaard."
Toen leraren in Kolosse de broeders onderworpen aan regels over het voedsel(Kol. 2:20-23), legde de apostel hun vergissing in niet mis te verstane termen bloot. Maar in Rome waren de voedselpraktijken niet vermeld als zijnde in tegenspraak met Gods genade of als voorwaarde voor de redding. Zij die hun dieet beperkten tot groenten waren zwak in het geloof en waren niet leiders in de gemeenschap van de gelovigen.
Maar het was voor Paulus verontrustend dat deze zwakkere gelovigen de andere gelovigen oordeelden die niet zo nauwgezet waren. En aan de andere kant was het niet zo'n goed teken van volwassenheid voor hen die hun vrijheid in Christus genoten, om hen die minder hadden begrepen van hun positie in Christus te minachten.
Maar toch vermijdt de apostel de zware toon van kritiek die we in Kolossenzen vinden(zie ook Galaten 4:8-11). Hij wil de Romeinse gelovigen leiden om de genade te zien en te waarderen die aan hen gegeven was, zodat ze zullen antwoorden met een gedrag en houding die in harmonie is met dit geloof. Daarom herinnert hij de Romeinen(en ons allen!) er aan dat God een ieder aanvaard heeft. Iedere individuele gelovige is door God tot geloof geroepen, Die alles weet over ons persoonlijk falen en onze tekortkomingen. Hier hebben we opnieuw een herhaling van het evangelie te midden van een discussie over ons diensbetoon en onze wandel. De boodschap van "het geloof" kan niet gescheiden worden van de volwassen en aangename wandel in "het geloof."
"Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan."
Deze woorden schijnen direct gericht te zijn aan hen die vlees vermeden, omdat zij hen veroordeelden die het wel aten(vers 3). Maar toch zijn ze ook in die zin toepasbaar op ons allemaal, dat een ieder van ons, het maakt niet uit aan welke zijde van het conflict wij staan, zijn plaats dient te zien voor zijn eigen Meester. We zullen wel of niet eten naarmate de passendheid tegenover het evangelie. Of, een meer hedendaags probleem ter hand nemend, we zullen dopen of niet dopen voor zover het harmonieert met de boodschap die we geloven over Christus, Zijn liefde en Zijn overwinning. Het evangelie beïnvloedt ons. Dit is hoe onze Heer Zijn heerschappij over ons uitoefent. Hij doet ons staan in een ideaal dienstbetoon en wandelen in een ideaal gedrag door onze Redder te zijn, door Zichzelf over te geven ten behoeve van ons, door voor ons te pleiten aan de rechter(hand) van de Vader, door het Hoofd te zijn van het lichaam, de ecclesia. Iedere onthulling van onze zegeningen in Christus worden een factor in het vestigen van Zijn genadevolle heerschappij over ons.
"5 Deze immers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd.
6 Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God."
De oproep om "ten volle overtuigd" te zijn herinnert ons opnieuw aan Romeinen 4:19-21, waar Abraham wordt beschreven als niet zwak in geloof en "volkomen verzekerd" dat wat God had beloofd Hij ook in staat is te doen. Deze herhaling van woorden is zeker niet alleen maar toevallig. Zwak te zijn in geloof betekent iets tekort komen aan de volle verzekering van wat God heeft gesproken. Sterk zijn in het geloof betekent volle zekerheid te hebben in God.
De apostel dwingt ons de conclusie niet op. Hij zegt ons niet of zij die dagen houden of zij die dat niet doen(of beide groepen) zullen ondervinden dat hun praktijken waarlijk harmoniëren met het geloof. Hij zegt niet dat zij die eten of zij die niet eten(of beide groepen) ook daadwerkelijk de zekerheid zullen vinden dat wat zij doen juist is. Maar hij zegt wel dat zij die hun praktijk onderschikken aan het evangelie volledig overtuigd zullen worden van wat juist is. Dan, wanneer ze ten volle overtuigd zijn dat het houden van dagen passend is en in harmonie met het geloof, zij ze inderdaad zullen houden voor de Heer en God er voor danken. Indien zij die alle voedsel eten vinden dat dit in harmonie is met het geloof, en er ten volle zeker van zijn, dan zullen ze zich zodanig gedragen dat het hun Heer eert en het een uitdrukking is van dankzegging aan God. Het zal hetzelfde zijn als voor hen die bepaald voedsel mijden; als zij vinden dat deze praktijk in overeenstemming is met de boodschap die hen is gegeven om te geloven, dan zullen zij ten volle verzekerd zijn in hun praktijken en het met dankzegging doen voor de Heer.
Welke kant heeft gelijk, of hebben beide kanten gelijk? Paulus zegt het ons niet rechtstreeks. In plaats daarvan vertelt hij een ieder van ons vriendelijk volkomen overtuigd te worden van wat naar zijn eigen besef juist is. Ons "besef" is het vernieuwde denken van Romeinen 12:2. Het is het denken dat zich bezig houdt met de waardering van Gods liefde in Christus en wordt aangewakkerd door de gevolgtrekkingen van Christus' dood en opstanding(uiteengezet in de eerste hoofdstukken van Romeinen). Dat denken zal de volle overtuiging hebben over de waarheid van wat God heeft gesproken en welk soort gedrag onze Heer het meest genoegen doet, in antwoord op deze genade.
Oordelen en verachten van elkaar is duidelijk verkeerd, maar het goed of fout over het eten van voedsel en het houden van dagen worden het best door iedere individuele gelovige apart ontdekt, als hij zijn praktijken afmeet aan de onthullingen in het evangelie. Met andere woorden: we zouden door onze Heer gestuurd moeten worden, de weg die Hij ons leidt ervarend door het woord van Zijn genade in ons te drukken.
"7 Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf;
8 want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren."
Op zich zijn gelovigen net als ieder ander mens. We hebben verschillen van mening en we twisten over allerlei soort zaken. We hebben alle onze eigen gewoonten en manieren van denken, gevormd als we zijn door onze opvoeding en ons genetisch materiaal. Dat we tot geloof geroepen zijn betekent niet automatisch dat we met elkaar kunnen opschieten. Het is alleen wanneer ons geloof groeit en ons denken de liefde van God gaat verstaan, dat we de gezindheid van Christus gaan vertonen. Het is alleen wanneer gelovigen gaan geloven(!), dat hun dienstbetoon voor de Heer Hem genoegen doet en betekenisvol wordt.
De menselijke gezindheid is er een van zelfzucht. Maar wanneer we leren en geloven dat Christus ten behoeve van ons is gestorven, en dat God ons genadevol alles schenkt wat we nodig hebben(Rom. 8:28;29), dan zal onze gezindheid gaan veranderen. We zullen niet langer zelfzuchtig zij, want er is geen noodzaak meer voor. Positief gesproken zullen we gaan proberen om God na te doen in Zijn liefde door anderen lief te gaan liefhebben. We leven niet langer voor onszelf, maar ons leven krijgt een echte betekenis en doel omdat het voor de Heer geleefd wordt.
Dit is het grote ideaal dat Paulus in deze verzen aan ons voor houdt. En hij voegt er aan toe dat we zelfs in het stervensproces bevrijd kunnen worden van zelfzuchtige zorgen en vrees. Net zoals in het geval van Epafroditus, die bijna stierf, kunnen onze gedachten en zorgen op anderen gericht zijn, zelfs in zulke benauwde momenten(Filip. 2:25-30).
"Wij zijn des Heeren." Dit is ons nieuwe leven. We horen bij Hem wanneer we onze maaltijden eten en wanneer we iedere dag ontwaken en wanneer we 's avonds gaan slapen. We zijn van Hem in ons leven en zelfs in ons sterven. Het bewustzijn van Zijn genade blijft bij ons zolang we ons bewust zijn van wat dan ook, en dit bewustzijn leert en leidt ons in ons denken en in ons doen.
Zeker, we zijn nog niet "af." Wij zijn, net als Paulus, nog niet "reeds volmaakt" (of volwassen in het geloof en in ons antwoord op het geloof). Maar we jagen het na, opdat we datgene grijpen mogen waarvoor we door Christus gegrepen zijn(Filip. 3:12,13). Iedere dag zijn we "des Heeren" en iedere dag wordt de heerlijkheid van deze band meer en meer kostbaar voor ons.
"Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij en over doden en over levenden heerschappij voeren zou."
Op deze manier zijn we weggetrokken van onze conflicten naar het evangelie. Onze gedachten zijn weggenomen van de meningsverschillen over voedsel en dagen, om ons te kunnen richten op de heerschappij van Christus.
Maar verder hebben de gedachten van de apostel over het ten allen tijde dienen van de Heer, in ons leven en ook in het stervensproces, hem er toe geleid het evangelie te presenteren in haar wijdere gezichtsveld. Het doel van Christus' dood en opstanding is niet alleen dat Hij onze Heer zou worden, maar de Heer van allen die gestorven zijn en van allen die leven. De heerschappij van Christus zal universeel zijn.
Hier komen opnieuw de parallellen tussen Romeinen 12-16 en de brief aan de Filippenzen naar voren. Romeinen 14:9 zegt vrijwel hetzelfde als wat we in Filippenzen 2:9-11 lezen:
"Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,
11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
"
Eens zullen we zeggen "Ik ben van de Heer" en alle zelfzucht zal wijken, tezamen met de door gekibbel belastte menselijke toestand. Dit is één van de heerlijke doelen waarvoor Christus stierf en leeft.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 78, pagina 185
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier