|
"1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld.
2 Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods, en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen.
3 Want, als iemand goed handelt, behoeft hij niet bevreesd te zijn voor de overheidspersonen, maar wel, als hij verkeerd handelt. Wilt gij zonder vrees voor de overheid zijn? Doe het goede, en gij zult lof van haar ontvangen.
4 Zij staat immers in dienst van God, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet wees dan bevreesd; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft.
5 Daarom is het nodig zich te onderwerpen, niet slechts om de toorn, maar ook om des gewetens wil.
"
Ieder aspect van ons gedrag wordt gevormd door onze waardering van/voor God en de boodschap van genade die we geloven. "De rechtvaardige zal uit geloof leven"(Rom. 1:17). Wij moeten "geen gedachten[koesteren], hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld"(Rom. 12:3). Als we eenmaal ons realiseren dat "Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is"(Rom. 5:8), dan kan nooit meer iets hetzelfde voor ons zijn.
De genade van God, onthuld door Paulus, leidt ons in ons gedrag tot elkaar(Rom. 12:3-13) en tot heel de mensheid(12:14-21). Maar haar gevolgen gaan verder dan onze relatie met individuelen en houden ook onze relatie in met de bestuurlijke overheid. Dit is het onderwerp van de openingsverzen van Romeinen 13.
"Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld.
2 Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods,"
Paulus' oproepen komen dichterbij het zijn van uitnodigingen voor iets dat welkom is, dan dat ze opdrachten zijn om iets noodzakelijks, maar onaangenaams, te doen. Hier gebruikt hij de eerder zachte en indirecte "derde persoon gebiedende wijs", liever dan dat hij de veel sterkere "tweede persoon gebiedende wijs" benut(wat de passage zou doen lezen als: "Weest onderschikt aan het hoger gezag, jullie allemaal!" De apostel leidt ons te zien welk soort gedrag het best overeenkomt met wat we geloven. Zodra we dat zien, zullen we in staat zijn de rechtvaardigheid van dit soort gedrag te waarderen.
Het is van vitaal belang voor ons verstaan van deze passage, dat we Paulus' nadruk opmerken over het verbinden van de activiteiten van de burgerlijke gezaghebbers met Gods mandaat. Alles is uit God(Rom. 11:36) en God doet alles medewerken ten goede(Rom. 8:28). Deze fundamentele onthulling van Paulus' evangelie spreekt tot ons in onze relatie tot hen die boven ons gesteld zijn.
Een ander principe in Paulus' boodschap is dat Christus Zichzelf ontledigde en Zichzelf vernederde ten goede van anderen en de heerlijkheid van God. Het patroon van nederigheid en zachtmoedigheid dat we vinden in Christus, wordt in ons eigen gedrag weerspiegeld, inclusief ons gedrag in verband met burgerlijke gezaghebbers. Deel van onze logisch eredienst is dat we "onderling eensgezind[moeten zijn], niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. Weest niet eigenwijs"(Rom. 12:16). Onderschikken betekent "onder stellen", zoals de elementen van het Griekse woord ons laten zien(*). Onderschikking is een van de meest misverstane thema's van de Schrift. Het kan soms onvrijwillig zijn, zoals in Romeinen 8:20, maar veel vaker houdt het een gewillige erkenning en waardering van gezag in, zoals in Romeinen 10:3, waar we leren dat de ware onderschikking aan Gods rechtvaardigheid een innerlijke toewijding inhoudt. Op gelijke wijze, in Efeze 5, houdt onze onderschikking aan elkaar een waardering in van ieders (aan)deel in het lichaam van Christus(vers 21) De onderschikking van de vrouw aan de man(vers 22) in huiselijke- en huwelijkszaken is een eren van zijn gezag in zulke zaken, in het bijzonder als hij het in liefde doet(vers 25), en de onderschikking van de ecclesia aan Christus is geheel en al een vreugdevolle zaak(vers 24). Het grootste voorbeeld van gewillige en blije onderschikking zal die van Christus zijn aan God, wanneer Gods doelstelling van de aionen zal zijn bereikt(1Kor. 15:28).
(*)Keyword Concordance, p.291.
In Romeinen 13:1 is de onderschikking aan de positie van het burgerlijk gezag over het algemeen een positieve zaak. We erkennen en ondersteunen van harte de instelling zelf, in het bijzonder als we het zien als een deel van Gods handelen. Zelfs als we benauwd worden door bepaalde opdrachten van gezaghebbers, zullen we terecht de instelling van burgerlijk gezag goedkeuren en God danken voor Zijn voorzienigheid.
In 1Tim. 2:1,2 geeft Paulus dit principe meer "handen en voeten."
"Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid."
Hier wordt onderschikking geïllustreerd met een houding van gewilligheid, en zelfs dankbare, aanvaarding van hogere gezaghebbers.
In het maart-nummer van Unsearchable Riches(*) uit 1960, gaf broeder Herman Rocke commentaar op deze passage in 1Timotheüs en haar verband met Romeinen 13:1-5. Hij herinnerde ons er aan dat "in Paulus' dagen de algemene situatie zeker niet vredig was; onder de heerschappij van Keizer Claudius werden alle Joden uit Rome verbannen; de jonge ecclesia in Thessalonica ging gebukt onder zulke zware vervolgingen en ellende dat ze ongerust en bang waren, denkend dat de dag van de Heer al aangebroken was... Daarbij was de loopbaan van Paulus gemarkeerd door " veel dulden, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, in slagen, in gevangenschappen, in oproeren, in moeiten, in nachten zonder slaap, in dagen zonder eten,....."(2Kor. 6:3-10).
"Het is onder de invloed van zulke gebeurtenissen tijdens die rusteloze jaren en ook onder de leiderschap van Gods heilige geest, dat Paulus aan Timotheüs (en ook aan ons), in verband met de mensen rondom ons, een gebedsgids geeft voor zowel onze innerlijke vrede, alsook voor de uiterlijke situatie. Paulus beveelt ten zeerste smekingen en dankzegging aan voor hen allen, inclusief de hoogste gezaghebbers(1Tim. 2:1-4). Aangezien hij dat doet met het oog op boze mensen en valse broeders, voelen we er des te meer voor om hem te imiteren in zijn houding."
"Zolang we ons niet ten volle bewust zijn van de goddelijke waarheden voor vandaag, zouden we er toe geneigd zijn onze superieuren en onze gezagsdragers te weerstaan, daarbij Petrus citerend dat we God meer moeten gehoorzamen dan mensen. Maar Handelingen 5:29 is niet toepasbaar op de politiek of op de Romeinse overheid, die op dat moment aan de macht was, maar het ging over het Sanhedrin, een Joodse raad die bestond uit hoofden, schriftgeleerden en oudsten. Het was aan hen dat Petrus en de apostelen antwoordden: "Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen."
De woorden van het ideale onderwijs betreffende onze hedendaagse relatie met superieuren en gezagsdragers is te vinden in Romeinen 13:1-7; Efeziërs 6:5-8; Kolossenzen 3:22-25 en Titus 2:9,10."
(*) Vol. 51, pp.84,85.
Toch komen er problemen in beeld wanneer de specifieke mandaten van onze regeringen in conflict schijnen te zijn met een ideale wandel en dienstbetoon in de Heer. Militaire dienstplicht(*) is voor velen een verontrustende zaak geweest en de ontzegging van het recht van vergadering heeft in sommige landen bijzondere tegenspoed veroorzaakt voor vele van onze broeders. Maar zelfs daar waar geen flexibiliteit is in zulke politieke zaken(zoals het toestaan van alternatieve dienstplicht voor "gewetensbezwaarden" of verminderde mogelijkheden voor bijeenkomsten), is het nog altijd beter zich te onderschikken aan zulke regels, dan de gevolgen te ondergaan van anarchie. Maar het belangrijkste echter is voor ons te erkennen dat al deze zaken deel uitmaken van Gods bedoeling voor ons, want er is geen overheid dan uit Hem!
(*)Zie het artikel van B. Davies over dit onderwerp in Unsearchable Riches, vol. 28, pp. 285-289.
Vandaar dat wij, net zoals we, bijvoorbeeld, vernietigende stormen en andere rampzalige momenten als "daden van God" aanvaarden["an act of God" is een standaard uitdrukking in het Engels voor alles wat met buitengewoon slecht weer en dergelijke van doen heeft;WJ] zo zullen we ook zulke regelgeving van magistraten gaan aanvaarden als deel van Gods grotere operatie ten goede. Wanneer we deze burgerlijke ontwikkelingen terugvoeren naar Gods almachtige en goedgunstige mandaat, dan zullen we er zeker van zijn vrede te vinden.
"en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen.
3 Want, als iemand goed handelt, behoeft hij niet bevreesd te zijn voor de overheidspersonen, maar wel, als hij verkeerd handelt. Wilt gij zonder vrees voor de overheid zijn? Doe het goede, en gij zult lof van haar ontvangen."
Het is duidelijk dat Paulus hier spreekt van magistraten die een mate van vastheid en rechtvaardigheid tonen en die goed doen ondersteunen en de boze daden vaker wel dan niet zullen bestraffen. Maar toch: wat de apostel heeft gezegd over onderschikking en wat hij hier zegt over vrezen, is net zo goed toepasbaar in zaken waar gezaghebbers onrechtvaardig handelen.
De verkeerde behandeling die Paulus ontving van hen die in Filippi gezag hadden, verschaft een uitstekende toetssteen voor het advies van Romeinen 12. Broeder A.E.Knoch becommentarieerde de passage als volgt:
"Aangezien deze ervaring van Paulus zonder twijfel bedoeld was om ons een vooruitblik te geven op de loop van het evangelie onder de natiën, in het bijzonder in haar contacten met de burgerlijke gezaghebbers, is het goed om de daden van de magistraten wat nauwkeuriger te bezien. Het is een interessant feit dat de meeste zogeheten "Christelijke" natiën nog steeds, grotendeels, onder de Romeinse wet staan, omdat die tot basis van hun wetgeving heeft gediend. Maar, zelfs als we genadig zijn, moeten we niet een echte aanklacht of een eerlijk proces verwachten. We moeten ons herinneren dat God niet verwacht dat de natiën rechtvaardig heersen, en al helemaal niet waar het Zijn zaken betreft! Paulus had in Filippi geen gelegenheid om de aanklachten te weerleggen of zichzelf te verdedigen. De menigte werd toegestaan hen te overvallen en, in plaats van hen te beschermen en hen een eerlijk proces te geven, scheurden de officieren hen de kleren van het lijf en gaven ze opdracht hen te geselen.
De stilte van Paulus... te midden van deze onrechtvaardigheid, is zelfs nog welsprekender dan zijn zingen, gekluisterd in blokken in de gevangenis. Hij was niet stom in het handelen met de valse demon, maar verontwaardigd. Maar tegenover de magistraten, als de 'dienaar' van God in dit tijdperk van de natiën, was zijn houding bijna tegengesteld aan die welke hij later liet zien aan de hogepriester die zich in Israël politieke macht had toegeëigend(Hand. 23:3). Toen ging hij te ver en noemde de hogepriester een "witgekalkte muur". Maar in Filippi nam hij het standpunt in dat hij later met ons uit de natiën deelde en was onderschikt aan de hoogste gezaghebbers(Rom. 13:1-5). Zij waren zeer onrechtvaardig, iets wat ze zichzelf achteraf realiseerden. Maar hij begon niet te protesteren, en verdedigde zich niet. De omstandigheden maakten hem op dat moment hulpeloos, zodat de hoogtepunten van het plaatje naar buiten konden komen. Zo zou ook onze houding moeten zijn tegenover de gevestigde machten."(*)
(*) Unsearchable Riches, vol. 39, pp.141,142.
Het is zeer wel mogelijk dat we talrijke gelegenheden kunnen vinden waar de burgerlijke gezaghebbers zo onrechtvaardig worden in hun opdrachten, dat Romeinen 13:1-5 niet afdoende zou zijn om ons te leiden bij ons ons antwoord. Toch doen we er goed aan het gezag te vrezen en voor iedere individu die boven ons gesteld is te bidden en er naar te streven om ook maar de minste weerstand of tegenstand tegen het gezag te voorkomen.
"Zij staat immers in dienst van God, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet wees dan bevreesd; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft."
Al dit advies wordt gegeven in het licht van de algemene situatie van het huidige tijdperk. Het "geheimenis van de wetteloosheid"(2Thess. 2:7) is aan het werk, zodat de burgerlijke gezaghebbers vaak met bijzondere kracht moeten handelen om de orde te handhaven in de gemeenschap. Op dit moment brengt God geen snelle vernietiging over de bozen, zoals Hij dat ooit deed over Sodom, of tegen individuen als Ananias en Saffira. In plaats daarvan gebruikt Hij het burgerlijk gezag als Zijn dienstknecht en wreker, net zoals Hij de aanwezigheid van het lichaam van Christus benut om de grote uitbarsting van wetteloosheid tegen te houden, die voor de laatste dagen van deze aion is geprofeteerd(2 Thess. 2:6-12).
Maar waar we hier de nadruk op moeten leggen is niet de daden van vergelding die de magistraten brengen over hen die hun gezag weerstaan, maar het feit dat heel dit proces van gezag, dat wordt ondersteund door straffen, uit God is. Het is onze God van genade en liefde, van kracht en wijsheid en gerechtigheid, Die een heerlijke voleinding wil en Die alles doet medewerken om dit einde te bereiken. De wetteloosheid van de mens, de onrechtvaardigheid van de magistraten, de pijn en het verdriet dat samengaat met hun rechtvaardige of onrechtvaardige daden, al deze dingen staan onder Zijn controle en zullen uiteindelijk ten goede worden gebruikt.
"Daarom is het nodig zich te onderwerpen, niet slechts om de toorn, maar ook om des gewetens wil."
De toorn die een regering kan brengen over haar burgers die ongehoorzaam of opstandig zijn, is een gezond element in een samenleving. Maar voor ons die geloven is het bewustzijn van Gods handelingen achter dit alles zelfs nog meer invloedrijk en voordelig voor een ordelijk en betekenisvol leven. Dit bewustzijn van de goddelijke handelingen is waar Paulus hier naar verwijst door het woord "geweten." Het Griekse woord wordt in de Concordante Vertaling soms weergegeven met "bewustzijn", het is verbonden met het woord "waarneming." Het is niet zo zeer de morele voorstelling van een individu, als wel het uitzicht of gezichtspunt van geloof, tenminste hier in de context. Omdat God uiteindelijk het laatste en hoogste gezag heeft en we ons bewust zijn van dit feit, waarderen we graag en waarachtig de waarde en zelfs de noodzaak van onderschikking aan burgerlijk gezag. Alleen op deze wijze kunnen we verstandig en toegewijd leven in de huidige aion(Titus 2;12) en bekend worden met een mate van dat grote ideaal: "een stil en rustig leven "(1Tim. 2:2).
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 77, pagina 271
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier
|
|