"Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst[lett.: logisch dienstbetoon;WJ].
"
De welkome boodschap van Gods overwinnende liefde, tot ons gekomen door de dood en opstanding van Christus, is grondig aan ons voorgesteld in Romeinen 1-8 en heeft een cruciale test ondergaan in de hoofdstukken 9-11. Niets kan die liefde verontrusten, of dat nu de tegensprekende koppigheid van de uitverkoren natie is, of de verharde ongeïnteresseerdheid van de rest van de mensheid. De donkere ellende van het huidige leven is niet blijvend en God gaat standvastig verder met Zijn doelstelling door het aan allen tonen van Zijn genade.
In de tussentijd leven we in deze wereld, elkaar pijn doend en pijn gedaan wordend, goed bekend rakend met hebzucht, boosheid en bitterheid, met pijn, verdriet en verlies. Hoe kunnen we dan toch doorgaan met dat wat God genoegen doet? De apostel Paulus geeft in Romeinen 12 daartoe een paar verrassende en krachtige richtlijnen.
"Ik vermaan u dan, broeders,.."
De apostel trekt ons naar zijn zijde en spreekt met diezelfde vriendelijkheid en genade die hij verlangt te zien in zijn medegelovigen. Hij legt geen regels neer die we verplicht zijn te volgen, noch spreekt hij onpersoonlijk in spreuken die alleen hun eigen redelijkheid hebben, om ze praktisch en effectvol te maken in onze levens. Hij nodigt ons uit als zijn broeders, die allen gezamenlijk uitgeroepen zijn in genade. Achter ieder woord van advies ligt de kracht van het evangelie en de verzekering van Gods liefde. Paulus vertelt ons hoe we om moeten gaan met onze problemen door ons te verwijzen naar hoe God met ons is omgegaan.
Dat is de kracht van het kleine woordje "dan". Het brengt het geheel van Romeinen 1 tot 11 in verband met Romeinen 12 tot 16. Op deze wijze zullen we gedrag niet scheiden van geloof, gedrag niet van leer. De boodschap over ons gedrag maakt net zo goed deel uit van het goede nieuws als dat het deel uitmaakt van de boodschap over onze doop in de dood van Christus, of van de eerstelingen van de geest(Rom. 6:3; 8:23).
"met beroep op de barmhartigheden Gods.."
Zeer waarschijnlijk had Paulus het Hebreeuwse woord in gedachten dat in de Concordante Versie van het Oude Testament(Engelstalig) vertaald wordt met "compassions" toen hij hier het woord "barmhartigheden" gebruikte. Deze Hebreeuwse term werd in de Septuagint vaak weergegeven als "barmhartigheid" zodat David bijvoorbeeld zei: "laat ons toch vallen in de hand des Heren, want zijn barmhartigheid is groot"(2Sam. 24:14; verg. 1Kon. 8:50)
En ook in een van zijn Psalmen pleitte hij bij Yahweh:
"rijk is uw goedertierenheid, wend U tot mij naar uw grote barmhartigheid,"
(Psalm 69:16)
En de profeet Hosea legde Yahwehs beloften om Zich te verloven met Israël vast:
"door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming[eig: barmhartigheid;WJ]"
Telkens wordt daar het woord in de oude Griekse vertaling van het Oude Testament, waar Paulus zeer vertrouwd mee was, weergegeven met "barmhartigheid".
Zo zien we de apostel hier een term gebruiken waar hij zeer bekend mee was in verband met de Hebreeuwse Schrift. Toch citeert hij hier geen enkele passage en geeft hij het duidelijk een nieuwe band die heel afwijkend is van die bij David en de profeten. De vele barmhartigheden van God zijn, in de context van Romeinen: Zijn grote daden van rechtvaardiging, verzoening en verheerlijking. De goddelijke barmhartigheid die in het Oude Testament werd gezocht voor de verlossing van Israël van hun vijanden, wordt nu gepresenteerd als een bereikte verlossing, stevig gegrondvest in het werk van Christus Jezus(Rom. 3:24).
In onze trots zien we niet uit naar medelijden of barmhartigheid, maar de ervaringen van het leven brengen ons op z'n minst tot een erkenning van onze behoefte aan barmhartige zorg van anderen. Dit wordt buitengewoon welkom wanneer deze gevoelens van medelijden van God komen en wij ons realiseren dat ze uitgedrukt worden in de gift van Zijn Zoon voor ons. Zoals we al in een eerder artikel opgemerkt hebben, Gods mededogen is niet alleen een gevoel van zorg, maar het een gevoel dat ondersteunt wordt door een effectieve daad ten goede.
De dood van iemand die we zeer liefhebben, de zelfzuchtige daden van een vriend in tijden van zwakte, de opstandigheid van een zoon, de aantrekkingskracht van kwaad en vernederende praktijken, dit zijn alle zaken die we allen op het een of andere moment ervaren. Daarom kunnen we met inhoud zeggen:
"Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting,
"
(2Kor. 1:3)
Moge het zo zijn dat we diep nadenken over de feitelijke vorm die deze barmhartigheden van God hebben aangenomen:
"God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.
"
(Rom. 5:8)
en:
"Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader."
(Rom. 8:15)
Ook:
"Want God heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over allen te ontfermen."
(Rom. 11:32;CV)
"dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer:"
We zijn er ons zo van bewust dat onze lichamen vernederde lichamen zijn(Filip. 3:21), dat het voor ons als een verrassing zal klinken dat God ze zo goed kan gebruiken. We hebben op z'n minst beredeneerd dat het niet toepasselijk is dat ze zoveel voorrang gegeven worden als hier in Romeinen 12. Pastor Rogers bemerkte dit probleem in zijn artikel over Romeinen 12:1(*), waarin hij schreef:
"Er is een alarmerende en wijd verspreide opleving van de oude gnostische ketterij die leert dat materie in essentie kwaad is en dat zij die geestelijk zijn het lichaam moeten negeren of er verlossing uit moeten zoeken. Deze plaag lijkt wel een straf te zijn die komt over de "orthodoxie", vanwege haar vergeestelijkte leer dat de mens zonder lichaam kan leven... Iedere vroomheid die het lichaam verkleind of degradeert is bedrieglijk en ongeestelijk. Het lichaam is voor de Heer en moet niet afgedankt worden."
(*)"The Sanctification of the Body," UNSEARCHABLE RICHES, vol.27,
p.263,
Maar nu wordt ons verteld dat we onze lichamen moeten stellen als een offer. Toch moet het thema van de spraakfiguur niet verbonden worden met het idee van de dood of van het gebrachte slachtoffer. Er zitten vele kanten aan de letterlijke slachtoffers van Israël's goddelijk dienstbetoon en slechts één van deze wordt in Romeinen 12;1 benadrukt. Naast de dood van het dier is er het persoonlijk verlies voor degene die zijn bezit heeft opgegeven. Een slachtoffer was dan ook vaak bedoeld als een uitdrukking van lofprijzing tot God. Deze laatste betekenis krijgt hier duidelijk de nadruk. Het kenmerk van dood is niet in beeld, aangezien ons verteld wordt dat dit een levend offer is. Het kenmerk van het opgeven van iets van waarde kan later verondersteld worden, als Paulus ons op het hart drukt:
"En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene"(Rom. 12:2)
of wanneer hij zegt dat we moeten
"bijdragen in de noden der heiligen"
(Rom. 13:13)
Maar het werkwoord "stellen" en de zinsnede "Gode welgevallig" in vers 1 maken het duidelijk dat Paulus het woord "offer" hier gebruikt om ons er aan te herinneren dat onze lichamen gebruikt kunnen worden tot lofprijzing van God.
Als het ging over de zaak van het dienstbetoon was dit aspect van het offeren altijd het belangrijkste onderdeel van Israël's systeem. De dood van het slachtoffer deed vooruitzien naar de dood van Christus(let er op hoe dit naar voren wordt gebracht in een passage als 2Kor. 5:21), maar hier is het de houding van degene die het offer brengt voor de eer van zijn Heer wat, in deze context van dienstbetoon en wandel, naar voren wordt gebracht.
We herinneren ons dat het was omdat hun harten niet nederig waren voor Yahweh, dat Israël's offers zo vaak onaanvaardbaar waren voor God. Ze waren op zichzelf gericht en de offers waren niet tot eer van God, zoals ook de Psalmist al wist te zeggen:
" Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen.
De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God"
(Psalm 51:16,17)
Het punt waarop hier de nadruk wordt gelegd is dat de offers God geen genoegen deden toen de houding van hun harten verkeerd was. Er was een echt en hartelijk eren van Yahweh voor nodig.
Daarom zien we dat de offers die aan God gebracht werden, gedaan werden in een oprechte bevestiging van Zijn grootheid en gunst, omdat een uitdrukking van dankbaarheid en lof zeker in het bijzonder in beeld moeten zijn in Romeinen 12:1. Niet het zonde-offer, maar de "vrijwillige offers" staan ons nu voor ogen. Dit waren offers die uit het hart voortkwamen(Ex. 35:21), en bedoeld om de Naam van Yahweh toe te juichen(Psalm 54:6).
Onze lichamen moeten daarom gebruikt worden tot eer van God. Ze moeten zich bezig houden met daden van vriendelijkheid en geoefend worden in geduld en vrede, dat alles in overeenstemming met Gods genade voor ons. Zo'n offer kan heel wel een tuchtigen van onze lichamen inhouden(1Kor. 9:27), maar dan wel een tuchtiging die de vrucht bevat van de geest(Gal. 5:22,23) en de "gezindheid van Christus" uitdrukt(Filip. 2:5). De taak op zich is niet wat het belangrijkste is: het kan het verspreiden zijn van het Woord, of het kan het ploegen van een veld of het repareren van een machine zijn. De kracht of gezondheid van een lichaam is niet een belangrijke factor: onze lichamen en wat we in deze fysieke "optrekjes" doen kan God zeer veel genoegen doen, of we nu vol van energie zijn of zwak door ziekte. We kunnen genadevol en zorgzaam zijn, wat ook onze toestand is, en we mogen die trekken laten zien hoe onze conditie ook is.
De motivatie is van het allergrootste belang! Dit is een offer dat wordt gemotiveerd door Gods liefde voor ons en het is gevuld met een verlangen om Hem, door een leven van liefde te leven, te loven en te danken voor Zijn liefde. Het is in het geheel geen offer dat verlies inhoudt, maar over het geheel genomen een dat vreugde en vrede inhoudt. Als een levend offer drukt het de beste en meest ideale karakteristieken uit van het leven. En als een heilig offer drukt het de meest toegewijde en eerbiedige van houdingen uit.
" dit is uw redelijke eredienst[lett.: logisch dienstbetoon;WJ]"
Israël had een goddelijk dienstbetoon(Rom. 9:4) dat logisch was in het licht van de onthulling die God in de Sinaï had gegeven. God werd daar gezien in majesteitelijke, maar sterke macht, en daarom werd hun dienstbetoon aan hen oplegd door de wet. Ook de natiën konden altijd deelnemen in een goddelijk dienstbetoon, door God te eren als de Schepper, maar hierin faalden ze over het algemeen(Rom. 1:25) en dat kwam zonder twijfel omdat zij alleen sporen van Gods wijsheid en macht waarnamen in de schepping en nauwelijks iets van Zijn liefde.
Maar ook wij, die God duidelijker mogen zien door al de onthullingen van Zijn liefde en genade in Christus, falen vaak op een logische manier te antwoorden. Wij hebben niet altijd de kracht van de "reddende genade van God"(Titus 2;11,12) gewaardeerd. Toch is juist de grootheid van Gods genade dat ze niet mee op en neer gaat met het wisselend niveau van ons antwoord. Ze groeit alleen maar en stijgt boven alles uit. We hoeven niet te blijven hangen bij ons falen, de onlogica betreurend van ons gedrag.
In plaats daarvan worden we uitgenodigd de dingen te vergeten die achter ons liggen en ons uit te strekken naar die welke voor ons liggen(Filip. 3:13). De heerlijkheid van dit goddelijk dienstbetoon is dat het geen dreigementen en geen reprimandes met zich draagt, maar eerder een voortdurende herinnering aan Gods goedheid voor ons en een bemoediging zowel als een bekrachtiging voor ons om door te gaan in gedrag dat Hem genoegen doet.
Wat een blij offer en wat een schitterend dienstbetoon wordt ons in Romeinen 12;1 voor ogen gezet! Laten we meer en meer deelnemen in haar vreugden en bevrediging, zodat we onze God meer in waarheid mogen eren en dieper nadenken over het leven dat Hij ons heeft gegeven in Christus.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 76, pagina 281
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier