"32 Want God heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over allen te ontfermen."
(CV)
Slechts weinig woorden in de Schrift zijn zo rijk van betekenis als deze. Zij zijn het hoogtepunt van alles wat de apostel heeft gezegd sinds Romeinen 9:1, de verbazende oplossing voor zijn verdriet, het verbazingwekkende bewijs voor Gods vasthoudende liefde. Toch hebben weinig woorden zo veel weerstand opgeroepen en zijn woorden in de geschriften van de mensen zo vaak verkeerd gebruikt als deze.
Er zijn hier twee grote waarheden, of beter: twee halve en één hele, waarvan geen van beide op waarde geschat kan worden of compleet is zonder de andere. Het eerste deel is dat God Zelf betrokken is bij alles wat gebeurt en het tweede is dat Zijn handelen, en het doel daarvan, betrekking heeft op heel de mensheid. Dit is een heerlijke onthulling, maar het is onaanvaardbaar voor de geest van Kaïn, die poogt om God tot onze schuldenaar te maken, of de geest van de vrienden van Job, die suggereert dat ieders problemen hun eigen schuld zijn. Het falen Gods hand te zien in iedere gebeurtenis in ieders leven, is een tragedie die ons verdriet maakt en ons gevoel van vervreemding in een donkere en eenzame wereld intensiveert. De aanvaarding van deze van geen toegeven wetende woorden in Romeinen 11:32 is een zegen die onze levens vult met gejubel en vrede.
De kwetsbare positie van de mensheid, zowel van Israël als de natiën, werd duidelijk gemaakt in Romeinen 1:18-3:20. Van 3:21 tot 8:39 was Paulus bezig met de gelovigen. Dan, beginnend met hoofdstuk 9, is hij zijn aandacht aan het richten geweest op Israël's fiasco's, met daarnaast enige aandacht voor de natiën en hun huidige voordelen voor God. Dit waren de onmiddellijke en oppervlakkige kanten, maar doorheen heel de brief heeft het echte punt van aandacht gelegen op het handelen van God.
Wat betekent het om God te zijn? Dat wil zeggen: wat zegt Gods Woord over Hem, voor wat betreft het belang van Zijn goddelijkheid? God is alwetend, almachtig, alrechtvaardig, alliefhebbend. Hij laat niets over aan het toeval en bepaalt dat het einde van iedere ervaring en gebeurtenis goed zal zijn.
"De kennis van Gods Woord is goed, een bekend zijn met Zijn wegen is beter, maar een verwerkelijking van Hem Zelf is het beste. Geloof aanvaardt Zijn uitspraken, vertrouwen stemt in met Zijn handelen, liefde vindt rust in Zijn wezen. Laten we geloven wat Hij zegt, en wij zullen ons niet alleen verheugen in wat Hij doet, maar jubelen in wat Hij is..."
((A. E. Knoch, THE PROBLEM OF EVIL AND THE JUDGMENTS OF GOD, p.340).
De godheid van God wordt het best uitgedrukt door Zijn activiteiten door onze Heer Jezus Christus, in het bijzonder door het niet sparen van Zijn Zoon, maar door het overgeven van Hem ten behoeve van ons allen(Rom. 8:32).
"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.."(Joh. 3:16).
"God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is"(Rom. 5:8).
"Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods."(1Kor. 1:18).
"Want de liefde van Christus dringt ons,"(2Kor. 5:14)
Dit is niet zomaar een theoretische zaak, het is de meest fundamentele en praktische zaak voor heel ons bestaan. Er is, om deze grote verlossing en heerlijke voleinding voor elkaar te brengen, een God nodig Die betrokken is bij alles wat gebeurt. De mogelijkheid van de een of andere kracht buiten Gods controle is fataal voor welke zekerheid van mededogen en genade dan ook. Vandaar dat het fataal is voor iedere ware vitaliteit die we ontvangen kunnen uit geloof.
De apostel Paulus heeft ons met onze neus op de feiten gedrukt. Als Israël ooit binnen zal gaan in de zegeningen die aan hen beloofd zijn, dan moet God nu, en altijd al, de macht over hun koppigheid gehad hebben. In feite moet hun koppigheid altijd deel uitgemaakt hebben van Zijn doelstelling, net zoals de genade, die ze zal verdringen.
Er is er slechts Één Die God is over allen, en deze Ene is de Vader van onze Heer Jezus Christus, Die door Hem bekend gemaakt is en alle dingen uitwerkt door Hem. Of het nu komt door middel van ervaring van de koppigheid in de mens, of door het schenken van de zegeningen van de genade, uiteindelijk is er maar Één Die het allemaal in handen houdt. Dat is Paulus' conclusie van alle betogen in Romeinen 9-11. Na deze lange overwegingen over Israël's toestand en over de natiën die onder de verzoening staan, wordt onze aandacht met kracht op God gericht.
Toch ziet Paulus God hier niet exclusief als de God van Israël, maar hij ziet Hem als de God van de hele mensheid. Na al deze overwegingen over Israël's geschiedenis en haar toekomstige vooruitzichten, zullen we ineens bemerken dat de apostel zo'n wijdere blik al de hele tijd in gedachten had. Hoofdstuk 8 eindigde met gedachten over Gods liefde voor de gekozenen, en hoofdstuk 9 begon met gedachten over Israël's falen, maar nu worden we naar een onthulling geleid over Gods handelingen die de hele mensheid aangaan.
Als we eenmaal de universaliteit van de betekenis van Romeinen 11:32 gaan waarderen, dan kunnen we ieder detail van 9:1-11:31 gaan zien als behulpzaam en noodzakelijk om logisch en onontkoombaar naar deze conclusie geleid te worden. We zijn van bepaalde delen van informatie over Israël's geschiedenis en plaats voor God, overgegaan naar een algemene conclusie over Gods aionisch handelen, iets wat een kostbaar licht laat schijnen over de bijzonderheden van onze eigen levens.
We moeten nooit terugschrikken om aan een bepaalde passage haar volste betekenis toe te kennen, speciaal wanneer die rechtstreeks spreekt van Gods grootheid. Laten we bereid zijn Gods hand te zien in alle dingen. Laten we Zijn macht, heerlijkheid en liefde erkennen, zelfs in de tijdelijke duisternis en ellende van deze aion. Dit is het grote voorrecht van geloof - niet een geloof in de vooruitgang van de mens of in een vaag verwachten dat het allemaal wel beter zal worden, maar geloof in God als Degene Die alles doet samenwerken ten goede. Dan zullen we ook zien dat we de woorden van Romeinen 11:33-36 met de diepste oprechtheid en overtuiging herhalen:'
"33 O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?
35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen."
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 76, pagina 73
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier