Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 53
door D.H.Hough


Een heilige natie
Romeinen 11:16

"En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is ook het deeg [heilig], en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken [heilig]."(SV)
God is met Israël een werk begonnen en Hij zal het ook voltooien, net zoals Paulus dat opmerkte over Gods bezigheden in Filippi(Fil. 1:6). Dit is het hoofdbetoog van Romeinen 11:16-28, zoals voor het eerst gepresenteerd door middel van de twee korte gelijkenissen in vers 16. Een derde en meer uitgebreide gelijkenis in de verzen 17-24 overweegt de meest sprekende tegenwerping tegen dit betoog, namelijk dat het wordt tegengesproken door wat wij waarnemen. De conclusie van de apostel in de verzen 25-28 is dat Gods keuze van Israël in het verleden, verwerkelijkt zal worden door hun toekomstige redding.

In Romeinen 11:12-15 heeft Paulus twee "indien" clausules gebruikt bij het waarnemen dat Gods handelen met Israël altijd bepaalde voordelige gevolgen zou hebben voor de natiën: (1) indien Israël's overtredingen de natiën verrijken, hoe veel meer zal Gods zegen voor dat gekozen volk rijkdom voor de rest brengen, en (2) indien de verwerping van Israël de weg opende voor de verzoening van de wereld, dan zal Israël's herstel in Gods gunst iets voor de wereld brengen dat vergelijkbaar is met leven uit de doden(vers 15).

Nu, in vers 16, gaat de apostel verder met het gebruiken van "indien" clausules, maar hij gaat voorwaarts in zijn betoog, of beter: hij keert terug naar de grondzaak van Israël's toekomst. Hoewel hij in 11:17-24 veel te zeggen heeft over de natiën, is hij hier veel meer direct betrokken bij Israël dan hij was in de verzen 12-15. Er is ook nog een andere verandering: de apostel sprak veel letterlijker in de voorgaande paragraaf, maar beginnend met vers 16 drukt hij zich uit in figuurlijke termen.

Om Romeinen 11:12-15 samen te vatten zouden we kunnen zeggen: als God de natiën zegent door Israël's struikelen, dan zal Hij ze nog veel meer zegenen door Israël's herstel. Een soortgelijke samenvatting van Romeinen 11:16-28 zou kunnen zijn: als God begon door Israël te zegenen, dan zal Hij deze beloften perfectioneren ondanks Zijn huidige omgang met de natiën. Hoe dan ook, God maakt altijd af waar Hij aan begon.

Dit zijn eenvoudige en redelijke principes en zij brengen Paulus betoog over Gods goede bedoelingen met Israël duidelijk verder. Bovendien harmoniseren ze volledig met de onthulling van God, die in de eerdere hoofdstukken van Romeinen werd gegeven.
Jammer genoeg, echter, zijn er zoveel verschillende interpretaties gegeven aan deze spraakfiguren, dat dit fundamentele principe over de trouw van God ietwat over het hoofd is gezien. Het betaamt ons daarom onszelf vaak te herinneren aan het verband tussen de details van de overheersende gedachte van deze passage.

16a.

"En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is ook het deeg [heilig]"
Ten eerste: Israël werd door God afgezonderd van de andere natiën voor een werk waartoe Hij had besloten. Vandaar dat Yahweh hen door Mozes liet weten: "En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk"(Ex. 19:6). Aangezien ze op die manier begonnen, volgt dat ze heilig zullen zijn in hun nog volgende geschiedenis.

Het woord "heilig" houdt, op zichzelf, niet in dat Israël rechtvaardiger was dan welke andere natie dan ook. Het verwijst eerder naar Gods werk in het onderscheiden van een volk, activiteit of onderwerp van anderen van die soort. We kunnen deze heiliging van Israël herleiden naar de tijd van Abraham, lang voordat er een Israël bestond, zoals ingegeven door Gods vroegste woorden aan de patriarch: "De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis"(Gen 12:1).

Heiligheid.
Het algemeen denken dat heiligheid als puurheid, liefde, gerechtigheid of morele uitmuntendheid beschouwde, is verre van juist. De heiliging van de Here Jezus definieerde de speciale relatie die Hij had met Zijn God en Vader. Het was de relatie tot God, Hem gegeven door de heiliging van Zijn God.

Als we blijven bij het feit dat een persoon heilig is die apart genomen is door God voor Zijn gebruik, zo zijn ook dingen heilig die God nodig heeft voor delen van een ritueel dat Hij gaf om Israël te onderwijzen. In feite duidt het werkwoord heiligen "apart zetten" of "toewijden" aan van een persoon of ding aan God. Dit toewijden geeft de band aan die heiligheid wordt genoemd. Er is niets dat duidt op verandering van morele kwaliteiten, want de Schriften bevestigen de heiligheid van zaken die geen morele kwaliteiten hebben. Een zeer opmerkelijk beeld is wel de opdracht de natiën te heiligen tegen Babylon(Jer. 51:28). Van de vernietigers van Babylon wordt gezegd dat ze geheiligden zijn(Jes. 13:3), aangezien hen een relatie is gegeven met God, als instrumenten van Zijn verontwaardiging tegen die stad.

Exodus, Leviticus en Numeri hebben als één van hun taken Israël het belang van heiliging te onderwijzen. Toen Israël voldoende instructies had ontvangen met betrekking tot heilige personen en dingen, verklaarde Yahweh dat Hij hun God is, en dat Hij heilig is. De bewering "Ik ben heilig", door Yahweh, werd voor Israël de gebiedende wijs: "wordt heilig" (Lev. 11:44,45).

Eerstelingen en deeg.
Daarom is Israël's heiligheid bovenal hun positie van apart gezet zijn door God voor Zijn doel. Die positie verandert niet door tussenkomende omstandigheden, hoezeer die ook het lijken tegen te spreken.

In deze eerste gelijkenis uit Romeinen 11:16 zijn de sleutelwoorden uiteraard: eerstelingen en deeg. De apostel zou door meer letterlijke termen te kiezen hebben kunnen verwijzen naar de beginnende en later fasen in Israël's geschiedenis, maar hij verkoos te gebruiken wat A.E. Knoch eens noemde: "de stem van voelen zowel als van feit."* Op deze wijze vergrootte Paulus zijn gedachte door zijn taal te verdichten.
* (Keyword Concordance, p.349).

Dientengevolge, hoewel het woord "eersteling" hoofdzakelijk van Israël spreekt, herinnert het ons er aan ook dat, net als de eerstelingen van graan, zij gekozen waren en geheiligd om een nuttig doel te dienen: een kanaal van zegen te zijn voor anderen en van lofprijzing van God. Andere commentatoren hebben de aandacht gericht op Numeri 15:20 als parallel, of op z'n minst een achtergrond, voor wat Paulus hier zegt. Daar lezen we zowel van "de eerstelingen van uw gerstemeel" als de "geperforeerde koek"(CV), gemaakt van dat meel. Deze waren geheiligd omdat ze afgezonderd waren van de rest van het meel en brood, als zijnde een offer voor Yahweh. Ongetwijfeld had Paulus dit in gedachten toen hij het woord "eersteling" gebruikte, want een deel van de kracht van zijn betoog ten gunste van Israël's herstel zit in het feit dat hij die natie als een middel zag voor het bevorderen van het doel van God, meer nog dan alleen een voorwerp van Gods zegen.

De term "deeg" helpt eveneens de aandacht te richten op Israël's geheiligde plaats in Gods doelstelling. Wij associëren het woord met de activiteit van vormgeving en iets in verlangde staat van nuttigheid brengen. Paulus had precies dit woord gebruikt in verband met het werk van de pottenbakker in Romeinen 9:21. Daar, net zoals hier, lag de nadruk op God die de levens van individuen vorm geeft voor een ideaal einde.

Wortel en takken.
16b.

" en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken [heilig]."
Net zoals in Hebreeuwse dichtkunst staat deze zin parallel met de voorgaande zin. De termen indien.. heilig en ook verschijnen in beide zinnen, en wortel komt overeen met eersteling, terwijl takken past bij deeg. Op vele manieren is de gedachte dezelfde. Indien Israël begint als heilig, dan zullen ze heilig zijn doorheen alle latere fasen, want God gaat voort met het uitwerken van Zijn doelstelling voor hen.

Echter, deze tweede zin is niet slechts als overvloed bedoeld. De spraakfiguur hier heeft betrekking op groei, wat veronderstelt dat Gods vormgevende proces een geleidelijke en natuurlijke ontwikkeling kent.

En er is een ander verschil tussen de twee zinnen van Romeinen 11:16. De eerste gelijkenis werd alleen gegeven om Paulus' punt te stellen, maar de tweede herbenoemd dat concept en dient ook om een verder betoog te introduceren dat begint in vers 17. Het is een overgangszin, die de gedachte van 16a wijzigt en ons verder leidt naar de gedachte van vers 17 tot 24.

Metaforen gebaseerd op planten, hun wortels en takken(en vruchten) zijn overvloedig in de Schrift aanwezig. "Wortel" wordt gebruikt voor de Messias(Jes. 11:1,10; 53:2) en voor Juda (2Kon. 19:30; Jes. 37:31) en Efraïm(Hos. 9:16), hoewel de details in die gevallen niet direct overeenkomen met de gedachte van Romeinen 11. Het zou heel goed kunnen zijn, echter, dat Paulus hier de taal van Psalm 80:8-11 in gedachten had. En hoewel de figuur in de Psalm er een is van een wijnrank en niet verbonden is met de zaak van heiligheid, wordt de term "wortel" daar gebruikt voor Israël's vroege geschiedenis en de "takken" voor hun latere ontwikkeling. God heeft Israël apart gesteld van de andere natiën voor Zijn goede doel, en Hij zal die doelstelling vervullen!

Het was Paulus' troost en vreugde Gods wegen te overdenken en na te denken over de patronen in Zijn handelen. Hij was er van overtuigd dat de huidige(Rom. 8:38,39) tegenstellingen God niet kunnen stoppen met het voltooien van wat Hij was begonnen. Oordelend naar alle zichtbare bewijs, zouden we vragen kunnen stellen bij Israël's heiligheid. Het lijkt er niet op dat ze Gods unieke volk zijn, apart gezet voor Zijn heerlijkheid. Maar oordelend naar het Woord en de wegen die God gaat, moeten we bevestigen dat zij zeker zullen worden wat Hij tevoren heeft besloten: een heilige natie, gezegend door God om een zegen te worden voor anderen.





Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 75, pagina 111.
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.hetbestenieuws.nl