"7 Wat dan? Hetgeen Israel najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard,
8 gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden.
9 En David zegt: Hun tafel worde tot een strik en een net, en tot een aanstoot en vergelding voor hen.
10 Laten hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien, en doe hun rug voorgoed zich krommen.
"
De meest nobelen en besten van de mensheid hebben gezocht naar rechtvaardigheid, maar niemand heeft die ooit verkregen door er naar te zoeken, zelfs niet met de meest gedisciplineerde inspanningen. Gemeten met de maat van de wet was Saulus van Tarsus bezig met "onberispelijk" te worden(Filip. 3:6), maar aangezien hij duidelijk had gefaald om de vereiste perfectie te bereiken, was hij onder het oordeel. "Want wie de gehele wet houdt, maar op een punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden"(Jac. 2:10). Israël was als natie ook bezig geweest met het najagen van de wet der rechtvaardigheid, maar ze waren geen stap dichterbij gekomen dan de natiën die de wet niet hadden(Rom. 9:31).
Afgezien van zulke gevolgen als trots en intolerantie is het najagen van rechtvaardigheid zowel essentieel als zeer eerbaar, zelfs van groter belang dan het najagen van blijdschap. Waar zou de mensheid zijn zonder dit antwoord op "de wet geschreven in hun harten"(Rom. 2:15)? Desalniettemin blijft het feit staan dat "uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen"(Rom. 3:20). We juichen iedere poging om het goede te doen van harte toe, maar we kunnen geen vertrouwen, geen hoop en geen geloof stellen in welk vooruitzicht dan ook van het bereiken van perfectie door dit menselijk streven.
"Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen..."
Wat Paulus hier schrijft is een uitdrukking van de voortdurende pijn in zijn hart(Rom. 9:2). Het is een eerlijke bevestiging van de feiten, hoewel die gemaakt wordt met verdriet.
Maar Paulus schrijft ook in de volle erkenning van de genade van God, die voortdurend werkt in de gelovige als de beste oplossing voor al zijn verdriet. De mensheid in het algemeen en Israël in het bijzonder hebben vreselijk gefaald om hun hoogste streven te bereiken.
"21 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen,
22 en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
"
(Rom. 3:21,22)
Onze allerbeste inspanningen komen in de verste verte niet in de buurt van wat nodig is, maar God heeft genadevol en om niet in verlossing voorzien door Christus Jezus, onze Heer(3:24).
"3 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees,
4 opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest."
(Rom. 8:3,4)
Dit alles moeten we in gedachten houden als we Romeinen 9, 10 en 11 bestuderen. Het evangelie van de gratis rechtvaardiging door het bloed van Christus, is hier altijd in beeld. Het antwoord op al de onderzoeken van deze latere hoofdstukken, de oplossing voor ieder dilemma, is al in Romeinen 3:21-8:39 gepresenteerd. Maar de praktische aspecten van deze oplossing moeten nog worden getoond. Het evangelie moet meer zijn dan een aankondiging, een uiteenzetting van waarheid; het moet op waarde geschat worden bij de toepassing van de echte worstelingen van menselijke ervaring.
We kunnen niet anders doen dan betreuren dat dit deel van Romeinen het centrum is geworden van zoveel strijd. Het heeft veel aandacht weggetrokken van haar voornaamste doel: de grote illustratie van de kracht van God in het evangelie voor de redding uit verdriet en benauwdheid. We zullen discussies over zaken als de "soevereiniteit" van God en de toekomst van Israël niet uit de weg gaan, maar bij het overdenken van deze zaken zullen we alert blijven op de totale nadruk in deze hoofdstukken op de praktische waarden van de genade.
Hoe vaak zijn we niet ontmoedigd en terneergeslagen vanwege de boosheid van de aion of zelfs de dagelijkse teleurstellingen van het leven? Hoe we ook trouw onze gedachten iedere morgen verjongen door de belangrijke zaken die we in Gods Woord vinden, toch vinden we vaak aan het eind van de dag onze zenuwen totaal uitgeput en onze geesten verontrust. Net als Paulus, toen hij naar zijn verwanten naar het vlees keek, vinden we veel druk op onze harten over de richting waarin de wereld zich ontwikkelt. Daarom is het verfrissend terug te keren naar een passage in de Schrift, zoals deze in Romeinen 11, en de betekenis daarvan te overdenken.
"Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard,"
Ten eerste: het is geen doofpot; er is geen poging om het feit te verbloemen dat Israël geen rechtvaardigheid verkrijgt. De eerste stap naar gemoedsrust is de erkentenis dat we rechtvaardigheid nodig hebben. Geen enkel probleem is ooit opgelost door te ontkennen dat het bestaat.
Hebben we eenmaal het simpele feit aanvaard van Israël's hopeloosheid, dan zijn we er klaar voor om Gods voorziening te horen. De natie is niet aan perfecte rechtvaardigheid toegekomen(en we mogen wel zeggen: bij lange na niet!), "maar het uitverkoren deel heeft het verkregen"(11:7b).
Wat is dit anders dan de genade van God? De woorden "uitverkorenen" en "verkregen" duiden op de gunst van God. Hij kiest en plaatst dan Zijn zegeningen op het pad van de uitverkorenen, zodat zij ze mogen verkrijgen.
De wereld is vol van falen, maar juist dat feit stuurt onze gedachten in de richting van God. Het dwingt ons Zijn genade te overdenken. Er is vrede en er is vreugde als ze we zien dat God werkt in totaal tegengestelde richtingen dan de wegen van de mensheid. Daarom worden de problemen die we tegenkomen gelegenheden om ons tot een beter begrip en vreugde over onze zegeningen te brengen.
Maar..., er is meer! Het is niet voldoende alleen te weten dat God ten behoeve van ons in onze levens aan het werk is, ons kiezend en ervoor zorgend dat wij Zijn gift van rechtvaardigheid ontmoeten. De boosheid van de aion gaat voort, net als (in de illustratie die door Paulus werd gekozen) Israël voortgaat in afvalligheid. Het feit dat wij Gods genade ontmoeten verandert het feit niet dat anderen dat niet doen.
Daarom moeten ook zij die ervan overtuigd zijn dat God de Genadevolle is en dat genade echt de weerspiegeling is van Zijn karakter, overtuigd worden dat de boosheid en het lijden van de wereld niet de uiteindelijke toestand vertegenwoordigen. Door het geloven van deze boodschap over de genadevolle ontmoeting met rechtvaardigheid, beginnen wij ons te realiseren dat ze verdere, belangrijke gevolgen heeft. Ze beschrijft God. Ze de manier bekend waarmee Hij handelt.
Het doel van deze passage is dan ook de aandacht te richten op de goddelijke activiteit van het kiezen van mensen en hen tot rechtvaardigheid brengen. Ze is bedoeld om ons te bemoedigen en onze geest hier en nu te verheffen in dit tijdperk van wetteloosheid. Ze geeft zekerheid, zowel over onszelf als over allen, want de God Die ons verkiest voor deze ontmoeting, is de God van alle aionisch tijden.
"gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden."
Maar er zal gezegd worden dat zoiets niet de ware betekenis van ons vers kan zijn, omdat het eindigt met de woorden: "de overigen zijn verhard". Ook dit is Gods werk, want het staat parallel aan de woorden "God gaf hun een geest van diepe slaap"(vers 8). En dan blijft Paulus nog een paar verzen langer hangen op dit punt, net zoals hij dat deed in hoofdstuk 9, toen hij het had over de goddelijke Pottenbakker. "Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil."(Rom. 9:18).
Op dit punt is er een donkere wolk binnen gedreven over de overwegingen van de Christenheid, zodat een passage die duidelijk de gelovige naar gemoedsrust en vreugde van het hart zou moeten leiden, onze pijn alleen maar meer vermoeiend en ons verdriet alleen maar meer benauwd maakt. Wat we ook doen om te proberen de conclusie te ontwijken, het feit is en blijft glashelder dat de koppigheid en ongevoeligheid van de mensheid in overeenstemming is met de doelstellingen en het handelen van God, en dit moet zeer verontrustend zijn als de liefde van God in deze niets in te brengen heeft.
In zijn poging om eerlijk te zijn over deze afsluitende woorden van Romeinen 11:7, schreef Johannes Calvijn: "Aangezien alleen de uitverkorenen door de genade van God verlost worden van vernietiging, zullen allen die niet uitverkoren zijn noodzakelijkerwijs in blindheid blijven."* De Calvinistische leer van "verdoeming"(goddelijke voorbestemming van de niet-uitverkorenen tot eeuwige verdoeming) is voornamelijk gebouwd op deze en andere gelijksoortige passages in Romeinen 9 tot 11. Toch zegt Paulus er niets over dat iemand in een toestand van blindheid zal blijven. Dit is een fatale zwakte in Calvijn's redeneren, de aanname dat Gods werk van verharding is net zo blijvend is als Zijn handelen waarmee Hij ons in ontmoeting brengt met rechtvaardigheid.
(*CALVIN'S COMMENTARY ON ROMANS, vertaald door Ross McKenzie,
Eerdmans, Grand Rapids, 1960, p.243)
De uiteindelijke bestemming van "de rest"(die inderdaad de meerderheid uitmaken) zal later in dit hoofdstuk beschreven worden(Rom. 11:25-32), maar zelfs hier, in 11:7, zouden we ernstig de fout in gaan als we Gods werk van verharden zouden verbinden met de activiteit van Zijn genade. Het is niet te verontschuldigen om het werk van verharding te zien als ware dit onafhankelijk en gescheiden van het werk van het rechtvaardigen. Zij die zien dat de verharding van sommigen een noodzakelijke achtergrond is voor het tentoonspreiden van Gods genade aan anderen, hebben een goede start gemaakt, maar zelfs dat is niet genoeg. In ieder opzicht moet de daad van verharding dienstbaar en secundair zijn aan het werk van de genade. Ze kan niet eeuwig voortgaan in haar eigen gebied, zonder dat ze aangetast wordt door de goedgunstigheden van Gods liefde.
Zoals het staat geschreven: God geeft hen een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen(Rom. 11:8). De Schrift(Deut. 29:4; Jes. 6:9,10; 29:10) getuigt van het feit dat deze verharding van Israël het werk van God is. Er is geen geloof voor nodig om de blindheid van Israël te herkennen of de koppigheid van de ongelovige. Dit is duidelijk en het is juist deze zaak die zoveel ellende heeft veroorzaakt. Vandaar dat de apostel Paulus, door bij dit feit zo uitgebreid te blijven hangen en het te verbinden met Gods handelen, ons tot een crisispunt brengt. Er staat voor ons geen andere weg open dan die van geloof en het hele probleem van Israël's slaapgeest (en die van de wereld als geheel) te relateren aan Gods essentiële karakter van liefde en ultieme doel van het goede. Aangezien de God van genade het verharden doet en Hij het is die de geest van diepe slaap geeft, kan het, hoe lang die koppigheid ook nog zal voortduren, nooit eeuwig zijn. Voor Israël heeft het geduurd "tot de dag van heden," maar het is in voorbereiding op, en zal vervangen worden door, een toekomstige dag, wanneer heel Israël Gods rechtvaardigheid zal ontmoeten.
"9 En David zegt: Hun tafel worde tot een strik en een net, en tot een aanstoot en vergelding voor hen.
10 Laten hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien, en doe hun rug voorgoed zich krommen."
De apostel gaat voort met op de zaak aan te dringen. Nogmaals presenteert hij het probleem dat voor het eerst in Romeinen 9:1-3 werd aangekaart. We kunnen misschien zeggen: "Het is allemaal Israël's eigen schuld," maar het feit blijft dat ze verblind zijn. We kunnen er mee instemmen dat dit in overeenstemming is met Gods doelstelling, maar als zij voor altijd in afvalligheid gevangen blijven, dan is het probleem alleen maar erger geworden: een nachtmerrie! De huidige tragedie van Israël's toestand moet tijdelijk zijn en moet ten gunste van allen zijn, want ze komt van God.
Hun tafel is een val; juist de voorrechten en privileges waarin zij roemen hebben hun levens nog drukkender gemaakt en hun inspanningen nog nuttelozer. Hun blik is naar beneden gericht, zodat door nauwkeurig onderzoeken van de inzettingen van de wet ze geen tijd hebben voor een verwerkelijking van de God Die hen koos als de Zijne.
En doen wij nu niet precies hetzelfde in onze theologiën, de uitspraken van God verdraaiend en rationaliserend, als we spreken van een eeuwigdurende hel of een eeuwig verloren zijn van de niet-geredden? We vinden "theodiciën"* uit die God weergeven als willend, maar niet in staat, om allen te redden, of zowel willend als kunnend, maar nog steeds vastbesloten niet allen te zegenen die Hij gemaakt heeft. Hoe kunnen we de God van alle genade waarnemen, terwijl we ons verlagen tot zulke conclusies?
(* Theodicie: een poging om een antwoord te vinden op het probleem van het kwaad).
De belangrijke les van Romeinen 9-11 is dat de God Die voor een korte tijd verhardt en overgeeft aan een geest van diepe slaap, de God is Die niet Zijn eigen Zoon gespaard heeft, maar Hem overgegeven heeft voor ons allen. Wij moeten leren deze woorden over verduisterde ogen en verstopte oren te lezen met de God van genade altijd in onze gedachten. Wij moeten niet toestaan dat Zijn werken van verharding en oordeel in onze gedachten gescheiden worden van de activiteit van Zijn liefde.
Het zou goed zijn het redeneren van het traditionele Protestantisme over deze passage om te draaien. Waar de Calvinist zal zeggen dat omdat de uitverkorenen rechtvaardigheid zullen ontmoeten, daarom de niet-verkorenen ze niet zullen ontmoeten, wij zouden moeten bevestigen dat aangezien de verkorenen rechtvaardigheid ontmoeten, daarom alle anderen ze zullen ontmoeten! Paulus' zorg betreft hier zeker hen die op dit moment geen rechtvaardigheid ontmoeten. Wat hij schrijft over de uitverkorenen is tot op zekere hoogte een illustratie, om ons te herinneren aan Gods patroon van handelen. De apostel heeft al het evangelie van rechtvaardiging ontvouwd, voor wat het de gelovige aangaat. Nu laat hij ons zien hoe deze boodschap van genade een solide fundament wordt voor vrede en vreugdevolle verwachting over het lot van "de rest." De genadevolle ontmoeting van rechtvaardigheid die ons deel is geworden, wordt hier voorgesteld als de ware weerspiegeling van Gods doel met Israël en heel de mensheid.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 74, pagina 273.
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier