1 Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.
2 Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.
3 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees,
4 opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.
Iemand heeft eens gezegd dat als de Schrift een ring zou zijn, en de brief aan de Romeinen haar kostbare steen, hoofdstuk acht de schitterende punt van het juweel zou zijn. Het verkondigt de "goede toestand" van hen die in Christus Jezus zijn en schetst het ideale leven. Het toont het geestelijk gedrag dat voortkomt uit de levende eenheid met Christus, 1-11; dat zij die door de geest worden geleid, zonen van God zijn, 12-17; dat de schepping, samen met de heilige, diens vurig verlangen deelt naar het openbaar worden van de zonen van God, 18-25; dat in de tussentijd de geest onze zwakheid bijstaat, 26,27; dat God alle dingen laat meewerken ten goede van hen van wie de uitverkiezing deel is van Zijn doelstelling, 28-30; en dat ondanks aanvechtingen en tegenstand niemand hen kan veroordelen of scheiden van de liefde van God, 31-39. Het hoofdstuk brengt zo de onthulling naar een ander hoogtepunt.
Ten gevolge van de redding door God is er nu geen veroordeling voor de heiligen, 1; niets veroordeelt, want hij is nu bevrijd geworden uit de gevangenschap, door de wet van het nieuwe leven in Christus Jezus, 2; hoe dit mogelijk werd gemaakt wordt in de verzen drie en vier uitgelegd. De heilige is niet onder een oordeel, omdat datgene wat hem tot veroordeling zou brengen zelf veroordeeld is geworden, 3; dit werd gedaan opdat de rechtvaardige eis van de wet in ons vervuld zou worden, net zoals dat het geval was in Christus, Die de zonde in het vlees veroordeelde, opdat wij niet in overeenstemming met het vlees zouden wandelen, maar in overeenstemming met het geestelijke leven dat Hij uitdeelt.
Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.
Veroordeling, (katakrima), is een vijandig oordeel van God, zoals dat in 5:16, "het oordeel[krima, de beslissing van de rechter] leidde van een overtreding tot veroordeling(katakrima)." En ook in 5:18, "door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling.
" Dat was het vonnis dat alle kinderen van Adam verdoemde tot de dood, een vonnis dat, zoals we zien, met vaste hand wordt uitgevoerd. Het zelfstandignaamwoord (katakrima) komt slechts deze drie keer voor. Het werkwoord wordt in vers drie gevonden. De proclamatie dat nu niets veroordeelt, is gebaseerd op het feit van de redding uit de gevangenschap. Die redding uit de slavernij van de wet van de Zonde heeft onze verlossing gecompleteerd van alles wat ons nog zou kunnen veroordelen. Veroordeling is het tegengestelde van rechtvaardiging, en we zijn gerechtvaardigd geworden van de zonde die in ons vlees is(6,7).
NIETS, of het nu begane zonden zijn of overgedragen zonde(denk aan Adam), kan ooit voor heiligen tot veroordeling leiden. Wat ik ook nog verder aan ontdekkingen kan doen over de vasthoudendheid en enormiteit van de inwonende zonde, ik vrees geen vonnis van verwijdering of doem, want God heeft me niet alleen vrijgesproken van alle aanklachten, maar Hij heeft in mij de rechtvaardigheid van Zijn Zoon aangebracht.
Nu geeft het contrast aan tussen de huidige toestand en die welke in 7:7-25 werd beschreven. Het vreselijke feit is, dat zij die niet in Christus zijn nu onder het oordeel zijn. Dan laat zien dat deze vreugdevolle staat het gevolg is van de bewerkte verlossing. Het is een gevolg van de redding waar Paulus voor dankt in 7:25, zowel als van onze vrijstelling van de wet, zoals uitgesproken in 7:1-6. Dit is niet een op zichzelf staande verklaring. De waarheid hiervan hangt af van de redding, die uitgelegd wordt in de verzen 2-4. God heeft alles veroordeeld wat veroordeelbaar was.
De uitspraak dat er nu geen veroordeling is slaat alleen op hen die in Christus zijn, en is waar omdat ze in Hem zijn. Sommigen zien in deze woorden een verwijzing naar de rechtvaardigheid van God, die is toegerekend aan hen die geloven, het thema van 3:21-5:11. Er is in dit vers geen directe verwijzing naar dat feit. Geloof wordt zeker tot rechtvaardigheid gerekend, maar toch is het niet geloof maar doop waarvan gezegd wordt dat het de gelovige in Christus plaatst. Natuurlijk, het zijn slechts gelovigen die gerechtvaardigd worden die in Hem gedoopt zijn. Slechts op deze in directe wijze kunnen de woorden er is nu geen veroordeling tot verwijzing gemaakt worden naar rechtvaardiging door geloof. Het is alleen geloof dat God toerekent tot rechtvaardigheid. Er is in dit vers geen terugkeer naar eerdere onthulling. Het uitgangspunt van het huidig betoog ligt in 5:12, en de antithese voor "in Christus Jezus" is "in Adam". Eenheid met Christus is het overheersende feit. Wat ook in Adam veroordeelbaar is en wat ook in Christus Jezus, ligt allemaal buiten het bereik van veroordeling.
Geen is nadrukkelijk en het is een verzekering dat, hoewel de heilige in zichzelf een wet van zonde moge ontdekken en een aanleg die niet onderschikt is aan de wet van God, er toch geen veroordeling is. Het is niet langer: "Ik dien zelf met mijn verstand Gods wet," maar: "Ik slaaf in de nieuwheid van geest en niet in een oudheid van de letter." Er moet niet gepoogd worden het onhandelbare vlees te onderwerpen aan Gods wet. Vrijgesteld van de wet komen we niet onder haar vloek. De macht van de Zonde door wet heeft opgehouden te bestaan. De wet is de kracht van de Zonde, omdat de wet geen kracht had om de zondaar te redden. Ze kon hem veroordelen, maar ze kon niet de Zonde in het vlees veroordelen. De wet is de kracht van de Zonde, omdat ze ongehoorzaamheid uitlokt, waarvoor de dood de straf is.
Wij zijn net zo onveroordeelbaar als Christus dat is! In Hem zijn wij voor God aanvaardbaar en ontvangen we al de weelde van barmhartigheid, genade en heerlijkheid die God maar geven kan. Christus is alles wat God bij de mens in gedachte had en de mens in Christus zal dan ook voldoen aan de maatstaf van Gods ideaal. Christus is alles wat God voor de mens kan zijn en Hij is alles wat de mens voor God kan zijn. God heeft het doel van Zijn doelstelling met de mens in één Mens bereikt, Christus Jezus. De nieuwe mensheid zal ooit volkomen één gemaakt worden aan het beeld van Gods Zoon. Hij zegevierde over Zonde en Dood en maakt Zijn overwinning de onze. De feiten van van de onthulling liggen op dit moment nog voor op onze ervaring, maar geloof doet ons verheugen bij het verwachten van de heerlijkheid.
Dit is een veel mishandeld en misbruikt vers. "Geen veroordeling" wil niet zeggen dat er geen correctie zal zijn, geen oordeel van de werken van de gelovige, geen wet van oorzaak en gevolg, geen conflict, geen verval, geen sterfelijkheid en dood, en dat er niet iets in onze wandel is dat veroordeling verdient. Het is een feit dat alle zonen van Adam veroordeeld zijn te sterven(5:16,18). In Adam is er niets dan veroordeling. Ons vlees stamt af van Adam en is veroordeeld tot sterfelijkheid en dood. Vleselijk gedrag en werken moeten geoordeeld en vernietigd worden. Maar zulke zaken zijn er niet in Christus Jezus. "In Christus" is niet identiek aan "in mij." In Hem is er geen kwaad; in mij, dat wil zeggen: in mijn vlees, is er nog steeds niets goed. In Hem is er geen verval, noch is er een sterfelijk vlees; in mij zijn beide aanwezig. In Christus Jezus zijn dood en begrafenis verleden tijd; in mij zijn ze nog toekomst, want ik verblijf in een verdoemd lichaam, gekenmerkt door verval, oneer, ziekte, een lichaam dat ziels is en van de Aarde, het beeld dragend van de zielse mens: Adam. Omdat vlees gedoemd is tot verval en sterfelijkheid, is het niet in staat een verblijfplaats in het koninkrijk van God op prijs te genieten. De dood van de heilige heeft niet méér zijn strafkarakter verloren dan de dood die Christus onderging. De dood is altijd de goddelijke doem over zonde. Alles in Christus Jezus is doodloos.
Er is ook een verschil tussen de betekenis van "in Christus Jezus" en "in de Heer". In Christus Jezus ben ik een heilige, kompleet in Hem en foutloos voor God. In de Heer ben ik nog steeds op Aarde, een slaaf die kan falen in zijn dienstbetoon en afgewezen kan worden(1Kor.9:27). Het is voor een heilige in Christus Jezus onmogelijk te verspelen wat God voor hem heeft bereikt; maar als slaaf zou hij zijn beloning kunnen verliezen; zijn werk zou verbrand kunnen worden. Heiligen kunnen er in falen het voorgeleefde model voor hun wandel te imiteren(1Kor.9:24-27; Fil.3:17). Het zevende hoofdstuk ging uitgebreid in op de stelling "gij zijt niet onder de wet." De woorden "maar onder genade" werden getoond om te laten zien dat heiligen ook slaven van God zijn(6:15-23). Het huidige hoofdstuk weidt verder uit over "de genade die is in Christus Jezus," en het rechtvaardige gedrag dat genade voortbrengt.
Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.
Het tweede vers wordt nu uitgelegd, zoals het woord want laat zien. De wet der zonde en des doods is die welke Saulus ontdekte in zijn leden, en die hem in gevangenschap bracht. Ze werd zowel "de wet... het kwade is bij mij aanwezig," "een andere wet," en "de wet der zonde." Deze wet is sterker dan "de wet van God" en "de wet van mijn verstand" tezamen. Sommigen hebben geleerd dat de wet van Zonde en Dood geen andere is dan de wet van Mozes, omdat de wet de kracht is van de Zonde en de overtreder ter dood veroordeelt. Dit kan niet waar zijn, omdat Saulus deze wet in zijn leden ontdekte, net zoals vele andere mensen. Ze is geheel verschillend van de wet van God, die niet in de leden is van welke mens dan ook, en dat ook niet kan zijn, totdat God Zijn verbondsbeloften aan Israël vervult(Hebr.8:10). De wet van God verwijst alleen naar de Mozaïsche wet en niet naar enige andere wet, fysiek, moreel of geestelijk, die we als goddelijk herkennen. De wet van Zonde en Dood werkt in sterfelijk vlees en ze schrijft ongeestelijk gedrag voor.
De wet van de Geest des levens ... in Christus Jezus is een nieuwe wet die alleen in heiligen werkt. Zij zijn vrijgesteld van de wet van Mozes, maar toch zijn ze niet wetteloos, want ze zijn onderschikt aan de wet van het nieuwe leven, die ze ontvangen hebben. We zijn "wettelijk van Christus", letterlijk: ennomos Christou, IN-WETTIG VAN-GEZALFDE. Het is onze plicht de wet van Christus de vervullen(1Kor.9:21); Gal.6:2). Deze wet is niet, zoals de Mozaïsche wet, een verordening, geschreven op tafels van steen en extern aan het hart dat wordt aangesproken, maar, zoals de wet van Zonde en Dood, het is een innerlijke autoriteit die het gedrag bepaalt. Noch is dit de wet van geloof die God verving door een wet van werken(3:27). Mozes' wet vereiste werken, Gods evangelie betreffende Zijn Zoon verlangt geloof. Wanneer Paulus spreekt van een wet des geloofs, dan wil hij zeggen dat het evangelie - dat geloof verlangt - gelijk in gezag is aan de Stem in de Sinaï, die werken vereiste. Maar de wet van de geest verschilt van de wet van geloof. De wet van het geloof legt beslag op een objectieve onthulling van God en gelooft Hem eenduidig; de wet van de geest is de energie van een innerlijk geestelijk leven, de wet van Zonde en Dood tegenwerkend en rechtvaardig-, want geestelijk-, gedrag voortbrengend. Eenduidigheid is een karaktertrek van de activiteit van wet. Zoals de wet van Zonde eenduidig een wandel naar het vlees voortbrengt, zo produceert de wet van de geest een wandel overeenkomstig geest.
De wet van de geest is die welke het aardse leven van onze Heer bestuurde, waarin Hij overeenkomstig wandelde en waardoor Hij iedere verleiding om te doen wat niet naar de wil van God was, weerstond. Als een afhankelijk Geloofsmens, aan Wie God zonder maat Zijn geest gaf, vervulde Hij alle geestelijke vereisten van de wet. Hij kende geen zonde, en in Hem werd geen wet van Zonde en Dood gevonden; de wet van de geest was de enige wet in Zijn bestaan en was in volkomen harmonie met Gods wet. Hij diende altijd in wat voor ons is: nieuwheid van de geest. De wet van God vond in Hem geen lust die ze moest verbieden.
De wet van de geest is de regelende kracht van het leven dat in Christus Jezus is en dat ook aan ons is toebedeeld. Ons geestelijke leven is identiek aan het leven van Christus; dezelfde wet werkt in ons zoals in Hem. De laatste Adam is een levend makende geest, Die Zijn leven toedeelt aan Zijn leden, net zo echt als Adam zijn zonde en dood aan ons allen doorgaf. De geest ontvangen is het leven ontvangen dat in heerlijkheid in Christus Jezus is, en wordt aan iedere heilige toebedeeld, wanneer deze in Hem gedoopt wordt. Indien iemand niet Christus' geest heeft, dan is deze niet in Hem. Iedere heilige kan net zo waar als Paulus zeggen: "Christus leeft in mij." Zijn geest en onze geesten zijn verenigd, want wie toegevoegd is aan de Heer is één geest. Onze geest is levend gemaakt door de Zijne. Deze eenheid is bewerkt opdat net zoals Christus was opgewekt uit de doden door de heerlijkheid van de Vader, zo ook zouden wij moeten wandelen in de nieuwheid des levens(6:4).
We werden vrijgesteld van de Mozaïsche wet door Christus' dood, genoodzaakt er aan te sterven door het lichaam van Christus. Maar de dood voor de wet bevrijdt ons niet van de wet van Zonde en Dood, hoewel het de Zonde berooft van zijn macht. Het is Christus' leven dat ons bevrijdt. Eenmaal vrijgesteld van de wet van God, zijn we onder de genade. De genade die in Christus Jezus is, deelt leven toe en daarmee rechtvaardigheid. De dood van Christus bevrijdt ons van de claim en vloek van de wet; Christus' leven bevrijdt van de kracht van inwonende Zonde. De onthulling is voortgeschreden van: Christus voor ons in de dood en opstanding, naar: Christus in ons terwijl we in het vlees leven op Aarde. Dit geeft ons de sleutel tot heel deze passage, en dat is: Christus als vleesgewordene de Zonde in menselijk vlees veroordelend. Jezus Christus is niet slechts vleesgewordene in Zijn eigen persoonlijke vlees, maar in Zijn lichaam, de ecclesia. Het leven van Jezus - en Jezus is de naam die Hem gegeven werd toen Hij vlees werd en Hem beschrijft als een individuele Mens - moet openbaar worden in ons sterfelijke vlees(2Kor.4:11).
Veroordeling is geen uitroeiing. De Zonde is nog steeds aanwezig in het vlees van de heiligen, maar de doem daarover is al uitgesproken. Ooit hield ze, als een sterke man, haar ondergeschikten in slavernij. Maar een sterker Iemand is binnengekomen en heeft een nieuwe wet opgezet. Het bewijs van Zijn gezag en bezit wordt gezien in het feit dat de eertijdse slaven van de Zonde nu de nieuwe Heer gehoorzamen. Iedere uiting van geestelijke vrucht en gedrag is bewijs dat geestelijke mensen onder een nieuw regime leven. De gevangenen van de Zonde zijn nu de trofeeën van Christus' triomf en een geur van Christus voor God(2Kor.2:14-16).
Paulus stelt de nieuwe wet boven en tegenover de oude. De nieuwe wet bevrijdt van de oude, zonder die af te schaffen. De wet van de zwaartekracht is niet afgeschaft wanneer een grote magneet een grote massa staal optilt, noch wanneer Petrus over het water loopt, noch ook wanneer vliegtuigen oceanen en continenten oversteken. De ene kracht kan de andere opheffen. Centrifugale kracht wordt tegengewerkt wanneer in scherpe bochten in spoorbanen en snelwegen de buitenkant van de bochten opgehoogd is, om zo de krachten te weerstaan. Op gelijke wijze zijn geest en vlees aan elkaar tegengesteld, maar de geest stelt iemand in staat om aan de heerschappij van het vlees te ontkomen. Het nieuwe leven is de regerende autoriteit en ook een explosieve kracht. Van wijlen professor Huxley wordt gezegd dat hij zei: "Ik getuig dat als er de een of andere kracht zou zijn die me altijd de juiste gedachte doet denken, het juiste zeggen, het goede doen, op voorwaarde dat ik me dagelijks zou kunnen presenteren opgewonden te zijn als een klok, dan zou ik dan direct die deal zou sluiten." Dit alles is mogelijk en op betere voorwaarden dan hij nu noemt, want we mogen altijd onderworpen zijn aan de wet van de geest, die handelt op een uniform rechtvaardige manier. Dat de wet van de geest ons werkelijk bevrijdt, is iets waarover vele heiligen skeptisch zijn. Maar toch, als zij de eenheid van doelstelling zouden inbrengen, die Saulus had in zijn pogen de wet van God te houden en Paulus had in zijn geestelijke leven, dan zouden ook zij voorbeelden kunnen zijn en zeggen: "Weest allen mijn navolgers, broeders, ......, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt."(Fil. 3:17).
3 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees,
4 opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.
Deze verzen verklaren wat God deed met de Zonde in het vlees en waarom. Want laat zien dat dit het voorgaande feit verklaart en de verklaring loopt door in het vierde vers. Er is geen veroordeling, want de heilige is geëmancipeerd, want datgene dat hem tot veroordeling zou brengen is zelf veroordeeld, ja, zelfs op z'n eigen troon! Hoe ze werd veroordeeld is het onderwerp van vers drie, terwijl de realisatie van vrijheid en de vervulling van rechtvaardigheid het onderwerp is van vers vier. De onmacht van de wet, omdat ze zwak was door het vlees, werd aangetoond in het geval van Saulus, de ernstige Farizeeër, en in heel de geschiedenis van de mens onder de wet. Terwijl de wet voor de mens die er onder stond een bedienaar van veroordeling en dood was, was ze nooit in staat te worstelen met de Zonde in het vlees. Integendeel, ze was er de oorzaak van dat de overtreding toenam en versterkte de passies van zonden, zo hen die onder haar waren nog meer volledig onder de heerschappij van de Zonde brengend. Voor liefhebbers van de grammatica, die vragen naar het Grieks achter de frase wet... zwak door het vlees, volstaat het te zeggen dat het een nominatieve absoluut is, en dat hele verklaring over wet een aanhechting is aan de verklaring van wat God deed. Dat wil zeggen: God was in staat in hetzelfde vlees waarin de zwakte van de wet werd gemanifesteerd, alles te doen wat de wet niet kon; Hij veroordeelde de Zonde en kreeg de rechtvaardige vereisten vervuld in menselijk gedrag.
De wet was in staat alles te doen waar God ze voor had ontworpen: zondaren de kennis van de zonde bijbrengen, ze afsluiten van de geloofsweg van redding en ze naar geloof in Christus te leiden. Mozes is niet Christus, noch is de wet genade. Zondaren kijken tevergeefs voor redding naar de wet, want die is niet genadevol, noch kan ze leven geven(Gal.3:21). En meer dan wat dan ook hebben de zonen van Adam leven nodig! De wet kon zondige daden verbieden en de zondaar vervloeken, maar ze kon de Zonde in het vlees niet veroordelen. Ze leidde tot de ontdekking van de wet van de Zonde, maar ze kon er niet van bevrijden. Alleen Christus kon overweg met de Zonde in het vlees. Verkeerswetten zijn goed, en wanneer er een politieagent in de buurt is meestal ook effectief; maar ze veroordelen niet datgene in het menselijk hart dat de mens tot overtreder van wet maakt.
De wet was zwak door het vlees. In het vlees verblijft niets goeds. De wet kon er geen voet aan de grond krijgen, noch daar enige goedkeuring wegdragen. Vlees is wetteloos, sterfelijk en ten dode gedoemd. De wet is gericht op mensen in het vlees. Ze stelt eisen van het vlees. Tot iedere passie en lust van het vlees zegt ze: Gij zult niet... Wanneer de wet gehoorzaamheid van het vlees vraagt, ondervindt ze dat alle krachten die haar opdracht zouden moeten uitvoeren gedeserteerd zijn en overgelopen om de wet van de Zonde te dienen. Ooit werd een poging gedaan een gezonken veerboot te lichten. Er werden sterke ketenen rond gespannen en toen sterke bokken begonnen te tillen, brak de boot. Zoals de zwaartekracht triomfeerde over de zwakte van de boot, zo triomfeert de Zonde over de zwakte van het vlees. Er is een echte verwantschap tussen het vlees en de zonde, maar er is er geen tussen het vlees en de geestelijke wet van God. Men zou eerder verwachten een electrische stroom door een stuk rubber te kunnen geleiden, dan dat het vlees de rechtvaardige eis van de wet zal vervullen.
Tegengesteld aan de onmacht van de wet is er Gods kracht. Christus is de kracht van God. God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, ..... en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. God zond Zijn Zoon in het domein waar de Zonde heerste en waarin de wet geen entree kon vinden, en daar, op dat door de Zonde gekozen slagveld, ontmoette Hij de Zonde en versloeg en veroordeelde Hij deze. De vleeswording was Gods invasie van menselijk vlees met als doel Zich te meten met de Zonde. God zond Zijn eigen Zoon. In de missie van Christus trokken de Zender en de Gezondene samen op tegen de vijand. Wat de Zoon bereikte was ook wat de Vader bereikte. De veroordeling van de Zonde in het vlees door de Vader, was gelijk aan die van de Zoon. De woorden Zijn eigen vertellen van de nauwe persoonlijke relatie van de Zoon met God. Het zenden van zulk een Persoon in menselijk vlees onthult de energieke manier waarmee God handelde met vleesgeworden Zonde; ze benadrukt de grote urgentie van de noodzaak van de redding van de mens, en ze vergroot de heerlijkheid van het behaalde resultaat. God handelde met vleesgeworden Zonde door de vleesgeworden Zoon. Wanneer de vechters zijn: de Zonde en Gods Zoon, dan kan er geen vraag zijn wie de winnaar zal zijn. God sloeg in de Mens, voor de mensheid, de boosdoener.
Jezus Christus was al Gods Zoon voordat Hij werd gezonden. In de Zoon van Zijn liefde werd het universum geschapen. Hij bestond in een vorm die totaal anders was dan die waarin Hij werd gezonden. In de vorm van God was Hij de Ene door Wie het universum werd geschapen, maar om met de Zonde te kunnen worstelen moest Hij Zichzelf ontledigen, de vorm aannemen van een slaaf, gelijk worden aan de mensheid, gevonden worden mens te zijn(Fil. 2:5-8). Het zenden verwijst niet naar alleen Zijn geboorte - het is niet slechts dat Hij vlees werd, maar dat Hij door God in het vlees werd gezonden. Zijn komst introduceerde leven en rechtvaardigheid, waar eerst alleen Zonde en Dood regeerden. Waar alle waterbronnen bitter en giftig waren, ontsprong nu een rivier van leven en genezing. De aankomst in het vlees van de Redder uit de slavernij van de Zonde markeerde het einde van de Zonde.
We moeten letten op de accuraatheid en precisie van de zinsnede in een vlees, aan dat der zonde gelijk. Het beschermt tegen ernstige ketterijen over de persoon van Christus. Zou de schrijver gezegd hebben dat Gods Zoon was gezonden in.. zondig vlees, dan zou hij ruimte vrijgelaten hebben voor de vergissing dat Jezus Zelf niet vrij was van zonde die behoort bij ons sterfelijk vlees. Sommigen hebben onderwezen dat Christus' vlees zondig vlees was, en dat Hij op die wijze verleid werd als wij; maar zij geven toe dat de Zonde nooit de toestemming van Zijn wil verkreeg, noch dat het leidde tot feitelijke overtreding. Dat zou van Jezus een soortgelijk zielig geval hebben gemaakt als onszelf, die nodig gered moeten worden van de aanwezigheid van zonde. Het bewijs dat dit alles fout is zien we in het woord gelijkenis. Hij was precies als ons, afgezien van zonde.
Een andere vroege ketterij zou de voorkeur hebben gekregen, indien Paulus had geschreven "in de gelijkenis van het vlees." Dit was de fout van de Docetae, (van dokeoo, schijnen/lijken), die de echtheid van Christus' vlees ontkenden, zeggend dat het was óf een fantoom, óf van een hemelse oorsprong, zodat Hij alleen schijnbaar handelde en leed, en niet feitelijk. Johannes bestempelt dit als de geest van de antichrist(1Joh.1:1; 4:2). Jezus Christus was een echt mens en niet een geesteswezen. Een andere fout van de Gnostici was de theorie dat alle materie onafscheidelijk aan kwaad is verbonden. Het feit dat Jezus in echt vlees werd gezonden is afdoende om deze ketterij af te wijzen, die nog steeds ingang heeft onder sommige gelovigen. God zond Zijn Zoon in vlees dat leek op het vlees van de zonde, maar geen zonde in zich had. De gelijkenis was zo precies dat velen die in nauw contact met Hem leefden, nooit iets anders in Hem herkenden dat wat ze in zichzelf hadden. Slechts een enkeling ving een straaltje op van Zijn werkelijke heerlijkheid, die achter het gordijn van het vlees verborgen zat.
Het feit van de komst van de Zoon van God in menselijk vlees, jaarlijks door het Christendom gevierd, vereist onze oprechte overweging.
Toen Christus deelnam aan vlees en bloed, introduceerde God, binnen het gebied waar de Zonde heerste, een nieuwe en zondeloze mensheid. De vleeswording van Gods Zoon is blijvend. De Tweede Mens uit de Hemel bond zich door een andere band - de band van het vlees - met heel de mensheid. God neemt de eerste dingen weg, opdat Hij de tweede kan aanbrengen. De Tweede Mens zal nooit ophouden te bestaan. Hij is blijvend Mens. In de dood kende Zijn vlees geen verval, en in Zijn hemelvaart droeg Hij de mensheid in z'n geheel naar de troon van God. Jezus is nu gekroond met heerlijkheid en eer, een Mens die het oog en hart van God vult en al Diens verlangens vervult. Dit is de Mens Die ook de Zoon des Mensen is, onder Wiens voeten God in onderschikking het hele universum zal plaatsen(Ps.8:4-6; Hebr.3:6-9; 1Kor.15:27). Hij is de laatste Adam, die heel het ras voorgaat en er de oorzaak van is dat ze uiteindelijk allen deel krijgen aan de redding die Hij heeft bewerkt. Ons Familielid heeft in Zijn eigen Persoon de mensheid in haar kompleetheid van geest, ziel en lichaam op de troon aan Gods rechterhand gezet. Door Zijn geest is Hij met God verbonden, door Zijn ziel met heel de dierlijke schepping en door Zijn lichaam met heel de materiële wereld. Door Zijn intrede in menselijk vlees heeft Hij, het enige zondeloze-, onveroordeelde lid van het ras, de borgtocht betaald voor de verlossing van ons vlees van zonde en dood.
De reden waarom God Zijn Zoon in het vlees zond wordt uitgelegd in de woorden en wel om de zonde. Het was Zijn taak niet alleen te handelen met de Zonde aan het kruis, maar ook met de Zonde in het vlees. Zou het vlees van de mens niet de zetel zijn van zonde, dan zou Gods Zoon verschenen zijn in de vorm van God en met een andere opdracht, zoals Hij tot Adam kwam voordat die zondigde. Maar de abnormale en onnatuurlijke toestand van de mens vereiste dat de Zoon zou komen in de gelijkenis van de mensheid, ontdaan van Zijn heerlijkheid. Degene Die rijk was moest arm worden. Vandaar Zijn zelf-ontlediging en verschijning in de gelijkenis van het vlees der Zonde, Zichzelf in alles aanpassend aan de toestand van de mens, behalve in zonde.
Veel goede verklaarders stemmen in met de gedachte die in de marge van de Revised Version(King James vertaling;W.J.) staat: "en als een offerande voor zonde, Lev. 7:37." Maar indien het idee van boetedoening door offeren moet ingelegd worden in de woorden en wel om de zonde, dan is het toch zeker niet de leidende gedachte. Het is waar dat een doel van de vleeswording was dat Christus zou sterven, maar noch deze tekst, noch de hele context vereist deze gedachte. De frase zou overeenstemmen met het thema, dat zich niet bezig houdt met Christus' dood, maar met het leven dat Hij toebedeelt. Het idee van boetedoening werd afdoende behandeld op de juiste plaats, maar is geheel vreemd aan deze context. In Leviticus en Hebreeën, waar de woorden om de zonde verwijzen naar offers voor zonde, houdt de hele context zich bezig met offer en kwijtschelding van zonden. Maar in deze passage houdt Christus Zich niet bezig met onze zonden die Gods toorn oproepen, noch met onze overtredingen - waarvoor Hij stierf, maar met onze tiran, wiens dienst we zo haten, met de Zonde die voortdurend ons sinds 7:7 voor ogen staat. Het probleem van de inwonende Zonde blijft, nadat het evangelie van rechtvaardiging, verzoening, samen-kruisiging en opstanding duidelijk is gepresenteerd. Het huidige thema is de veroordeling van Zonde door middel van de vleeswording van de Zoon. Christus was krachtig, waar de wet zwak was; het doel van de wet was niet boetedoening, en ook het onvermogen van de wet noch het vermogen van Christus hebben in deze tekst ook maar iets te doen met boetedoening. Het enige offer waar we naar zouden kunnen verwijzen is het maaltijdoffer en dat spreekt niet van boetedoening.
God heeft.... de zonde veroordeeld in het vlees. God Zelf uit de veroordelende straf, maar Hij uit Zichzelf alleen in Zijn Zoon, Die het Woord van God is. Alles wat Christus is en doet als Gezondene van God, is Gods Woord. God spreekt niet op andere wijze tot Zijn schepselen. "Het feit zonder het Woord is dom; het Woord zonder feit is leeg." Gods veroordeling werd uitgedrukt in Christus' daad. Christus bood in het vlees aan Satan dezelfde gelegenheid als die hij vond in Adam en Eva. Door Zijn overwinning in iedere verzoeking, waarbij de Zonde een ingang probeerde te vinden in Zijn hart, ontzegde Hij de Zonde het recht op een plaats in een normaal menselijk leven. De heerschappij van de Zonde over het vlees werd gebroken toen ze een Mens tegenkwam Die ze voor de eerste maal versloeg. Alle andere mannen en vrouwen waren voor de aanslag van de Zonde bezweken, maar nu had de Zonde een Man ontmoet en Hem op iedere mogelijke wijze getest, en ondervonden dat Hij iedere subtiele uitnodiging afwees.
De overeenkomsten en tegenstellingen tussen de verleidingen van Christus en die van onze eerste ouders zijn vaak naar voren gebracht. In iedere verleiding moet verlangen zitten, de gelegenheid om ze te bevredigen en de uitnodiging het te doen. Al Christus' verlangens waren legitiem; Hij kon ze alle bevredigd hebben; Hij werd uitgenodigd ze te doen; maar toch weerstond Hij ze, omdat Hij was gekomen om alleen te doen waarvan Hij wist dat het de wil van Zijn Vader was. Ontdaan van alle gunstige omstandigheden die Adam rond zich had, verzwakt door vasten, met een intens en juist verlangen voor de zaken die Hem aangeboden werden, weerstond Hij de uitnodigingen van de Zonde en versloeg en veroordeelde Hij op die manier de Zonde in het vlees. De Zonde werd er toe gebracht in te zien dat ze teniet gedaan werd door een Sterkere. John Milton had het geheel bij het juiste eind in zijn "Paradise Regained," toen hij de verlossing van de mens koppelde aan de Christus' overwinning over de verleiding. De Zonde was vanaf toen gedwongen haar suprematie in het vlees over te dragen aan Overwinnaar. De Tweede Mens uit de Hemel had Zijn gezag gevestigd in het machtsgebied van het vlees. Zoals in Davids laatste dagen, toen Adoniah zei: "Ik zal koning zijn," David zijn wijsheid toonde door niet tegen zijn tegenstander op te trekken met een legermacht, maar door te verordenen dat Salomo tot koning zou worden uitgeroepen, met als gevolg dat het verraad in elkaar zakte in de aanwezigheid van de echte koning, zo was het toen de Mens uit de Hemel oppermachtig werd in het machtsgebied van het vlees en de Zonde werd veroordeeld als overweldiger. De godvrezende Noach veroordeelde de wereld op gelijke wijze door geloof(Hebr. 11:7).
De wet kon dit niet doen. Ze kon een mens in het vlees niet in staat stellen de Zonde te overwinnen en zo bewijzen dat deze een vreemde is in het vlees. De wet verbood alle activiteiten van de Zonde, maar al haar verboden werden bespot. De laatste Adam slaagde er in, in het vlees, aan alle rechtvaardige vereisten van de wet de voldoen. Gods veroordeling van de Zonde verdoemt ze om uitgedelgd te worden uit het vlees. Zo zeker als ons sterfelijk vlees onder het oordeel is en moet sterven, zo zeker moet de Zonde die Hij veroordeelde volkomen uitgebannen worden. God heeft de doem die Hij in Eden over het vlees uitsprak, niet herroepen. Christus nam deel aan het vlees, niet om het te vernietigen, maar om het van de Zonde, en de gevolgen daarvan, te redden. Vlees is sterfelijk vanwege zonde. Sterfelijkheid is alleen aan vlees toegekend of aan het lichaam. Wanneer dit sterfelijke wordt opgeslokt door leven zal ons vlees net zo onsterfelijk worden als Christus' nu is. De Zonde zal uitgeblust zijn, maar het vlees waarin wij leven zal gered zijn. Christus verdoemt alles wat niet van Hem is en redt alles wat Hij voor Zichzelf opeist.
De laatste woorden, in het vlees, behoren bij veroordeeld. Zonde is in het vlees, maar het punt waarop gelet moet worden is dat de veroordeling uitgesproken werd in het vlees. Dat betekent niet in Zijn vlees, want er was geen zonde in Zijn vlees, noch was de wet er door verzwakt. Het betekent: in het zelfde vlees waardoor de wet zwak was, het vlees van de mensheid, waaraan Hij deelnam.
Er is een gevaar van onderschatting van de waarde van wat Christus bereikte door Zijn vleeswording. Hij bracht leven en rechtvaardigheid in een stervende en boze mensheid. We doen de waarheid erg tekort als we zeggen dat Hij een voorbeeld gaf van wat een mens eigenlijk zou moeten zijn. Hij was een levengevende geest. Hij zij: "Ik ben het leven." Door middel van Zijn vleeswording introduceerde Hij in de mensheid een nieuw leven, en miljoenen heiligen hebben, waar ooit de Zonde oppermachtig was, dat leven in hun sterfelijke vlees laten zien.
Er zijn vijf grote offeranden in Leviticus die noodzakelijke delen van Christus' verlossende werk naar voren brengen. Ieder aspect van dat werk wordt in de brief aan de Romeinen terug gevonden. De overtredingsofferande heeft z'n antitype in Rom. 3:6; 4:25; 5:9; het zondoffer in 6:6; het vrede-offer in 5:10; het brandoffer in 5:19. Dit waren allen bloederige offers. Maar er was het maaltijdoffer, waarbij geen bloed vloeide, wat spreekt van het perfecte en onbezoedelde leven dat de Tweede Mens in het vlees leefde voor God. Het fijne meel, de olie en de wierook spreken van van Zijn positieve volmaaktheden, van de heilige Geest en van Zijn geur voor God, terwijl de afwezigheid van zuurdesem vooruitzag naar Zijn zondeloosheid. Het antitype van het maaltijdoffer wordt gevonden in Christus' leven in het vlees. Zo geeft Romeinen een volledig panorama van het reddend werk van Christus. Deze aspecten worden los van elkaar voorgesteld terwille van de duidelijkheid en het leidt alleen maar tot verwarring en vergissing om verzoening, dood of kruisiging van onze oude mensheid of Zijn gehoorzaamheid tot de dood te lezen in een vers dat zich uitsluitend bezig houdt met de vleeswording. Waar we herinnerd worden aan het feit dat het maaltijdoffer nooit alleen gepresenteerd werd, dan stemmen we van harte in. Christus' leven, zonder Zijn offer aan het kruis, kan niet redden! Maar ook zou Hij geen verzoening geweest zijn in Zijn bloed, als Hij niet het maaltijdoffer type zou zijn geweest: heilig, argeloos, onbesmet en afgezonderd van zondaren. Wat God als type heeft samengebracht, laat geen mens dat scheiden!
opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.
Gods doel met het zenden van Zijn Zoon en het veroordelen van de Zonde in het vlees wordt nu gegeven. Het is opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons. Hoe vloeit deze vervulling voort uit het zenden van de Zoon en de veroordeling van de Zonde? Door de Zonde te veroordelen ontnam Christus deze haar heerschappij en gezag in het machtsgebied van het menselijk vlees. Christus is de nieuwe autoriteit! Waar Hij ook verblijft moet Hij oppermachtig zijn. Paulus verklaart hier de stelling dat de wet des levens van de geest in Christus Jezus bevrijdt van de wet waarin heiligen eerder gevangen werden gehouden. Achter deze wetten staan gezaghebbers: Gods Zoon en de Zonde. De wet van het geestelijk leven is sterker dan de andere, omdat Hij Die de Gezaghebber is de overhand had over de Zonde. De veroordeelde Zonde kan niet langer zijn wetten opleggen, noch zijn gevangenen vasthouden. Waar de Overwinnaar Zijn eigen wet heeft gevestigd, daar is de Zonde z'n gezag ontnomen en zijn wet wordt vertrapt onder de voeten van hen die er ooit aan onderworpen waren. De Zoon is niet alleen de Overwinnaar Die de Zonde opzocht in zijn vesting, Hij is ook de Levendmaker Die Leven toedeelt aan hen die in Hem zijn, en hen onderschikt aan de wet van het geestelijk leven. Zoals Hij vervuld is van alle rechtvaardigheid, zo zullen zij die wandelen in overeenstemming met de geest in staat zijn datzelfde te doen. Zelfs hoewel ze fysiek in het vlees leven, leven ze net als Hij in overeenstemming met de geest. Zo demonstreren zij dat zij gered zijn uit gevangenschap en bevrijdt van de wet van de Zonde.
De eis van de wet staat in het enkelvoud. Het betekent: die inclusieve eis van de wet, waarvan Mozes, Christus en Paulus spreken: liefde tot God en de mens(Deut.6:5; Lev.19:18; Luc. 10:27; Matt.22:36-40; Gal.5:14). Het Griekse woord dikaiooma heeft hier dezelfde betekenis als in 2;26 en Lucas 1:6. Het kan hier niet betekenen: een rechtvaardigende straf. Die betekenis zou hoogst ongepast zijn, want de onderhevige zaak is Gods volbrenging van dat wat de wet niet kon doen. Niet alleen kon ze niet de Zonde in het vlees veroordelen, maar ze kon ook niet levendmaken; daarom kon gerechtigheid niet voortkomen uit de wet. God heeft beide gedaan. De rechtvaardige eis van de wet is niet minder de eis van het evangelie dan van de wet, maar het evangelie is niet zwak door het vlees. Omdat dit de kracht van God is, brengt ze rechtvaardigheid voort en verwerpt ze zonde.
Rechtvaardigheid wordt in ons vervuld, net zoals het was in Christus Jezus(Matt.5:17,18). Tot dusverre is de eis van de wet alleen in Hem voldaan en in hen in wie Hij leeft. Het woord in betekent niet door, of op, of te midden van, of door ons. Buiten Christus hebben we geen rechtvaardigheid, en ze is alleen in ons vervuld als Hij in ons woont en de wet van de geest onze wandel reguleert. De gedetailleerde eisen voor een geestelijke wandel worden gegeven in de inzettingen de te vinden zijn in Romeinen 13-15. Iedere brief die Paulus schreef, bereikt zijn hoogtepunt in zijn leer over de wandel van de heilige. De heilige vervult niet de rechtvaardige eis van de wet; al wat hij kan doen is wandelen in overeenstemming met de geest, opdat door de wet van de geest Christus in hem getoond kan worden. Maar hij zal ondervinden dat er in hem een houding is die vijandig is tot God en die niet onderschikt kan worden aan Zijn wet. Indien de wet zou worden toegepast op het vlees van de heilige, dan zou hij onder het oordeel zijn. Wij zijn vrijgesteld van de wet, maar toch komt door de werking van de wet van de geest de wet van God tot z'n recht in de heiligen.
Een geestelijke wandel is de menselijke voorwaarde voor de vervulling van rechtvaardigheid. Doorheen de Schrift is de wandel een stijlfiguur die werd gebruikt om iemands gewoonten en gebruiken te beschrijven. Wandel is een herhaalde stap, die spoedig een onvrijwillige gewoonte wordt. Geloven en wandelen zijn twee verschillende zaken; velen die zichzelf sterke gelovigen vinden, zijn vaak buitengewoon zwak in hun wandel. Er is een negatieve en een positieve voorwaarde. Die niet wandelen naar het vlees is de eerste. We hoeven niet te wandelen naar de wet van de Zonde in het vlees, want we zijn bevrijd en we zijn, wanneer haar oproepen afwijzen, in staat actief deel te nemen aan Gods veroordeling van de Zonde. Zij die de zonde vergoelijken die God veroordeelt, heeft geen gemeenschap met Hem. Ook betekenen de woorden "Niets veroordeelt nu" niet dat de Zonde aan het oordeel ontsnapt, of dat de zonden die door de heiligen gekoesterd worden niet veroordeelbaar is. Christus is niet méér goedgunstig voor zonden in heiligen dan in zondaren. Ook zijn heiligen niet immuun voor de pijnen en verliezen die worden geleden door anderen die naar het vlees wandelen. De zwakte van het vlees aan te voeren als excuus voor het zich overgeven aan de Zonde, staat gelijk aan de ontkenning van het feit dat God in staat is ons te redden uit de slavernij voor de Zonde.
Doch naar de geest is de positieve voorwaarde voor vervullende rechtvaardigheid. De geest is Christus' geest, waarvan het bezit ons een met Hem maakt(vers 9). Het is geestelijk leven dat Hij met Zijn leden deelt. Geestelijk leven met diens wet is niet de voorwaarde waardoor we gerechtvaardigd zijn, verzoend of gedood voor de Zonde en de wet. Het is aan ons toebedeeld die samengegroeid zijn met Hem in de gelijkenis van Zijn opstanding(6:4-11). Dit is Gods methode voor het voortbrengen van rechtvaardigheid.
Velen denken dat de heiliging het onderwerp van deze verzen is, maar is het niet veel meer de rechtvaardigheid? Alleen de geestelijken[niet het beroep! W.J.] zijn rechtvaardig en alleen de rechtvaardigen zijn geestelijk. De wet kan niet de vrucht van de geest voortbrengen, maar in het leven van vele heiligen, wie de genade heeft geleerd verstandig, rechtvaardig en eerbiedig te leven, getuigt de rijke vrucht van geestelijke genaden dat zij de wandelen in de nieuwheid van leven.
Toebedeelde rechtvaardigheid, tentoongespreid in een dagelijkse wandel, is voor ons een getuigenis van de objectieve aspecten van redding, de onze gemaakt door geloof. Het levert aan anderen het bewijs van onze persoonlijke rechtvaardiging, verzoening en eenheid met Christus, want alleen zodanigen kunnen wandelen naar de geest. Ons leven laat het zien in de wandel van de heilige, omdat Christus sterker is dan de Zonde. Om vast te stellen of iemand een heilige is, vragen we niet: "Wat is zijn belijdenis," maar "Is hij rechtvaardig?"
Calvijn wierp tegen dat deze vervulling niet plaats vindt. Hij moet wel buitengewoon onfortuinlijk zijn geweest met zijn kennissenkring! Wanneer iemand in een heilige Christus ziet, dan kan hij nooit meer de kracht van het evangelie betwijfelen. Toch is het waar dat een paar heiligen voorbeelden zijn van de genade van God. Net zoals electrisch licht of kracht kan geestelijk leven beschikbaar zijn, maar ongebruikt. Vele heiligen wandelen in een geestelijke duisternis en machteloosheid, omdat de stroom is afgesneden bij de schakelaar; dat wil zeggen: ze wandelen naar het vlees en verschillen in dat geval maar weinig van ongelovigen. Deugdelijkheid van leer kan nooit compenseren voor het verlies van geestelijkheid. Een groot leraar sprak van "dat dodelijke onderscheid tussen positie en toestand." Het is dodelijk wanneer iemand zo bezig is met zijn veronderstelde compleetheid in Christus, dat hij onverschillig staat tegenover zijn plicht rechtvaardig te leven. De leer van de Paulinische brieven is hachelijk hoog. Het evangelie moet hen die zeggen te geloven wel of rechtvaardig of hypocriet maken. Laten we goed de woorden overwegen van een Amerikaanse criticaster die vertelt hoe de Christenen overkomen op de Oosterse mens. We kunnen er ons voordeel mee doen, zonder toe te geven dat alles wat hij zegt waar is.
"De wereld heeft de Christenheid nog niet leren kennen. Ze kent alleen het Christendom. De Evangeliën hebben weinig indruk achter gelaten op het gedrag van de mens, tenzij het datgene is dat vanuit de schijnbare aanhang daaraan, langzaam het dualisme van gedrag en belijdenis heeft ontwikkeld, dat zo karakteristiek is voor de Oosterling en dat door andere rassen te simpel als hypocrisie wordt bestempeld... De schoonheid van idealen die hoger zijn dan die van welk ander geloof, is nooit door ongelovigen aangevochten, nog minder de wenselijkheid van hun vervulling. Er werd alleen van gezegd dat ze onbereikbaar waren... Christenen hebben zich altijd als rechtvaardigheid toegerekend, en het als een merkteken van hun superioriteit gezien, dat zij het christelijk streven belijden.... Voor het Christendom heeft daarom de belijdenis van de christelijke idealen gediend als ontheffing van iedere plicht om er zelfs maar zijdelings in overeenstemming naar te handelen. Nadat de idealen waren beleden, was de mens de mens vrij om achter wereldse zaken aan te gaan, die horen bij een wereldse interesse. Aziaten en anderen van analytische oorsprong, dit dualisme aanschouwend, hebben het hypocrisie genoemd. Ze begrijpen niet dat idealen en gedrag in twee geheel verschillende categorieën vallen, elkaar nergens overlappend, elkaar nergens rakend."
Leer en gedrag zijn in de Schrift nergens gescheiden in twee verschillende categorieën. Nergens is er zo'n voortdurende aandrang op onze plicht waardig naar onze roeping te wandelen als in de Paulinische brieven. Geen nadenkende heilige kan pleiten dat het ideaal onhaalbaar is. Eerder zal hij belijden dat vleselijke lusten hebben toegestaan hem te beroven van zijn privileges. God vraagt niet het onmogelijke. Onze plicht is niet rechtvaardigheid voort te brengen, maar ze te gebruiken. Als we besluiten te wandelen naar de geest, dan zal het resultaat onze eenheid met Christus aantonen, de macht van God demonstreren en Zijn genade verheerlijken. Zij die het enigermate bereikt hebben, zullen uitroepen: "Niet aan ons, O Heer, niet aan ons, maar aan Uw heilige naam zij de heerlijkheid gegeven."
Veroordeling houdt kritiek in. Laten we alle kritiek verwelkomen die in onze wandel de zonde ontdekt die Christus veroordeelde. We brengen vaak werken van het vlees voort omdat onze kritische kant zich bezig houdt met de fouten van anderen, met als gevolg dat we geen zicht meer hebben op onze eigen zonden. Het zal veel genoegen uit ons leven wegnemen als we ophouden de fouten in de leer en dagelijkse wandel te bekritiseren die we in anderen zien, maar toch zullen we daarmee moeten stoppen, tenminste tot het moment dat we zelf niet meer te bekritiseren zijn. Wat goed zal het me doen als ik andermans tuin onkruidvrij houd, terwijl het in mijn tuin manshoog staat?
Paulus' interpretatie van doel en gevolg van de wet wordt afgesloten. Christus is de Voleinding van Gods wet geworden tot rechtvaardigheid. De werking van de wet van de geest resulteert in een vlekkeloze rechtvaardigheid. Welk een uitdaging stelt dit feit aan de gehoorzaamheid van het geloof! We moeten niet alleen onszelf dood rekenen voor de Zonde, maar die stap voor stap veroordelen tijdens onze wandel naar de geest.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 25, pagina 35.
Uitgave van Concordant Publishing Concern
Voor meer delen uit deze serie, klik hier