De Bijbel zegt: "De duivel zondigt vanaf het begin"(1Joh. 3:8). Zijn zonde ligt in het motief achter zijn daden, maar zijn daden moesten gedaan worden in die zin dat ze nodig waren voor de vervulling van de doelstelling van God. Dit is te zien in de dood van Gods Zoon. Zij die eisten dat Hij gekruisigd moest worden, deden dat met een zondig motief. Maar Christus vroeg, na Zijn opstanding: "Moest de Christus niet deze dingen lijden?" (Luk. 24:26;SW). Ja, Hij moest lijden. Zonder Zijn lijden en dood had er geen redding kunnen zijn. En er zouden geen zondaren kunnen zijn om gered te worden als de Duivel, of Tegenstander (wat een betere vertaling is), niet vanaf het begin had gezondigd, want het was hij die de zonde in het universum en de menselijke familie introduceerde. Zijn motief was om God te verslaan en dat motief bracht de zonde tot stand. Maar zonder zondaren die gered moeten worden, zou het niet nodig zijn voor de Zoon van God om te komen en door Zijn offerend lijden te gaan, en was er ook geen noodzaak voor Hem om "het Lammetje, Dat geslacht werd vanaf de nederwerping van de wereld" te zijn (Openb. 13:8;SW).
De Tegenstander deed niet iets dat God had gepland dat hij niet zou doen. Hij deed dat wat verwacht werd gedaan te worden voor de toekomstige heerlijkheid van God. Indien de Tegenstander tegen Gods doelstelling had gehandeld, dan was, op dat moment, God niet "alles naar de raad van Zijn wil werkend(Efe. 1:11). Maar God doet dit:"naar Zijn wil doet Hij door Zijn hemelse leger en met die verblijven op de Aarde"(Dan. 4:35;SW).
De Tegenstander zelf is het werk van Gods hand, want "Door Zijn geest werden de hemelen gepast gemaakt. Zijn hand zwoegde met de vluchtende slang"(Job 26:13;SW)
De vluchtende slang is "de Tegenstander en Satan"(Openb. 20:2). De Tegenstander, in de vorm van een slang, bedroog Eva (Gen. 3:13), zo bewijzend dat hij de misleider was en is. De vrouw, bedrogen zijnde, was tot overtreding gekomen (1Tim. 2:14).
God bedoelde dat de misleider de vrouw zou bedriegen. De Tegenstander stond onder de controle van God, net zoals de vrouw dat was. Hij gebruikte de misleider om haar te bedriegen. Hij gebruikte schepselen die de Zijne waren (Job 12:10). Ja, beide waren van Hem, en Hij gebruikte hen om een toename van kennis tot stand te brengen.
God wist heel goed dat de Tegenstander Evan zou misleiden, want Hij vormde hem om een Tegenstander en een Misleider te zijn. "Het geboetseerde zal niet tot de boetserende zeggen: Waarom maak jij mij zo?"(Rom. 9:20;SW).
De Tegenstander vervulde Gods bedoeling toen hij moeder Eva misleidde. Het maakte deel uit van Gods doelstelling om een bewustzijn tot stand te brengen. De vrouw at niet van de vrucht tot ze zag dat het begeerlijk was en iemand intelligent kon maken. De slang zei tot de vrouw: "Elohim weet dat in de dag dat jullie van hem eten, jullie ogen ontsloten zullen zijn, en jullie worden als Elohim, wetend van goed en kwaad. En de vrouw ziet dat de boom goed voor voedsel is en dat hij aantrekkelijk is voor de ogen en dat de boom te begeren is omdat men verstandig wordt. En zij neemt van zijn vrucht en zij eet. En zij geeft bovendien aan haar man en hij eet met haar"(Gen. 3:5,6;SW). Hoewel het motief van de Tegenstander zondig was, was wat hij deed door het misleiden van de vrouw iets wat binnen de doelstelling van God lag, want het gevolg was een toename van bewustzijn, aangezien we lezen dat de ogen van zowel de man als de vrouw geopend werden, en zij wisten dat ze naakt waren (v. 7).
Veel gelovigen zijn verblind over de waarheid, net zoals Jozefs broers verblind waren. Er zijn er die zeggen dat God niets van doen had en heeft met Satan en zijn werken. Wanneer we hen verwijzen naar Jozef en vragen: "Waarom verkochten Jozefs broers hem?," antwoorden zij: "Omdat zij hem haatten!" Dit is natuurlijk waar, maar wanneer we hen er op wijzen dat in later jaren Jozef tot zijn broers zij: "nu moeten jullie niet bedroefd zijn en het moet niet heet zijn in jullie ogen dat jullie mij naar hier verkochten, want om leven te bewaren zond Elohim mij voor jullie aangezichten"(Gen. 45:5;SW), raken zij in verwarring, want ze wilden niet geloven dat God feitelijk kwaad deed aan Jozef. Zij willen alle blaam op zijn broers leggen. Natuurlijk kan God niet gecensureerd worden, maar de waarheid is dat Jozefs broers precies planden wat God Zich had voorgenomen hen te laten doen. Er is geen twijfel dat het de Tegenstander was die hen hun daden influisterde, maar de Tegenstander behoort God toe in de zin dat God hem schiep en hem kan gebruiken zoals Hij wil.
Dus God gebruikte Satan en Jozefs broers om leven te bewaren. Dit lijkt vreemd, want de Tegenstander is een moordenaar; maar God kan hem gebruiken (en dat doet Hij ook) voor het tegengestelde doel, waar en wanneer Hem dat goed dunkt.
Dat de Tegenstander onderschikt is aan God wordt bewezen doordat hij het bevel van de Here Jezus gehoorzaamde. Toen Jezus tot hem zei: "Ga weg, Satan", ging hij zonder te dralen weg. Hij verliet Christus (Matt. 4:11).
Over God verklaart de Schrift: "uit Hem en door Hem en tot Hem is het al" (Rom. 11:36;SW). Hij is almachtig, alwetend, alomtegenwoordig en alvoortbrengend. Dat wil zeggen: Hij is in staat alles te doen; Hij weet alles; Hij is overal op hetzelfde moment aanwezig; Hij brengt alles voort.
Indien Hij in staat is alles te doen, dan is Hij in staat de Tegenstander weg te houden van het doen van dingen die tegen Zijn bedoeling in gaan, en is Hij in staat hem te laten doen wat in overeenstemming is met Zijn bedoelingen. Als God alles weet - zelfs het einde van het begin (Jes. 46:10) - dan heeft de Tegenstander Hem nooit bedrogen. God wist altijd tevoren wat Satan ging doen. Als God overal op hetzelfde moment aanwezig is, dan is Satan nooit in staat geweest zich voor God te verbergen. Als God de voortbrenger van alles is, maakte Hij de Tegenstander, net als al het andere.
Satan dwarsboomt nooit Gods plannen; in plaats daarvan gebruikt God hem bij het uitvoeren van Zijn plannen, zoals is aangetoond. Een kijkje in het boek Job laat zien dat Satan doet wat God Zich voornam hem te laten doen. En als we het verslag in Job als model mogen gebruiken, doet hij niets meer dan God hem toestaat te doen. God gaf hem gezag om Job te benauwen, maar zei hem zijn leven te sparen, en Satan gehoorzaamde onvoorwaardelijk. Hij benauwde Job, maar spaarde zijn leven. In de verleiding in de wildernis deed Satan precies dat wat God hem wilde laten doen, toen hij Jezus testte. De Schrift zegt dat Jezus, "door de geest naar de wildernis [werd] geleid om door de Tegenstander beproefd te worden"(Matt. 4:1;SW). Toen de testperiode voorbij was, zei Jezus hem slechts één maal weg te gaan, en onmiddellijk verliet Satan Hem.
Het wordt door allen toegegeven dat toen boodschappers bij Christus kwamen nadat Satan Hem had verlaten, zij precies deden wat God hen had verteld te doen. Dit is waar, maar het ook waar dat, door Jezus te testen, de Tegenstander precies deed wat bedoelde dat hij zou doen. Wanneer we valse waarden toekennen aan de Tegenstander, kennen we ook valse waarden toe aan God, want we nemen aan dat de Tegenstander onafhankelijk van God werkzaam is, en dat God het niet op een andere wijze kan hebben. Het feit blijft dat de Here God de Here God van de Tegenstander is (hoewel Satan dit nooit zou bevestigen), want de Here Jezus citeerde voor hem de woorden van Deuteronomium (6:16): "De Heer, jouw God, zul jij niet op de proef stellen"(Matt. 4:7; Luk. 4:12).
Satan is een lasteraar, maar velen van het Christendom (inclusief veel van hun geestelijken) lasteren de lasteraar, en door dat te doen lastert en spreekt men kwaad van God. Indien we aannemen dat de Tegenstander onafhankelijk van God werkt, en dat God hem (de Tegenstander) niet de dingen laat doen die hij doet, is het duidelijk dat wij schuldig zouden zijn aan Godslastering van de Heilige Geest, en onderhorig zouden zijn aan de straf daarvoor, ware het niet voor de kostbare waarheid van de rechtvaardiging. De leden van de ecclesia die het Lichaam van Christus is (Efe.1:22,23; 2:13-16; Kol.1:13 and 24), zijn van deze verwarring bevrijd, want zij zijn "Gered in genade, door geloof" en dit is niet uit henzelf, maar is een geschenk van God, en daarom niet uit werken (Efe. 2:8). Gerechtvaardigd door het geloof van Christus (Rom.3:21-23, Gal.2:16, en 3:14), zijn de leden van de ecclesia compleet in Christus (Kol. 2:10). Voor de ecclesia werd het geschreven als waarschuwing: "voor ons, tot wie de voleindingen van de aionen zijn gekomen"(1Kor. 10:11;SW). De gelovigen zijn "tezamen begraven met Hem door de doop in de dood"(Rom. 6:4;SW), en "samen met Hem begraven zijnde in de doop.. maakt Hij samen levend, samen met Hem, genadevol handelend met al onze overtredingen,"(Kol. 2:12,13;SW). De daaruit volgende positie is: "er is nu geen veroordeling voor hen in Christus Jezus" (Rom. 8:1;SW). Daarom kunnen zij die "in Christus Jezus" zijn niets meer doen dat zal toevoegen aan of wegnemen van iets wat zij zijn of hebben in Christus Jezus.
En toch, in het licht van Schriftdelen als deze, en vele andere, zijn er leraren in het Christendom die ons vertellen die zonde niet te begaan die, indien begaan, niet vergeven zal worden "noch in deze wereld, noch in de toekomende" (Matt. 12:32; - zie ook Mark. 3:29). De waarheid wordt zo genegeerd dat zij die in Christus Jezus zijn, RECHTVAARDIG zijn gemaakt, wat veel groter is dan vergeving.
Dat wat gewoonlijk "de onvergeeflijke zonde" wordt genoemd - lastering "tegen de Heilige Geest" - is het toekennen van het werk van Gods geest (zoals die gemanifesteerd werd in de werken van God die door de Here Jezus werden uitgewerkt - Joh. 5:36; 9:4; 14:10 etc.) aan demonische machten. Zeggen dat de Tegenstander geheel onafhankelijk van God werkte, en van Gods bedoeling - bij de introductie van zonde en vervreemding in het universum - is, in werkelijkheid, zondigen tegen de Heilige Geest.
God bracht de Tegenstander in z'n bestaan, want ALLES is uit God (Rom. 11:36), en had tevoren besloten dat zonde en vervreemding het universum binnen zouden trekken door de daden van de Tegenstander. Maar dit feit moet niet op zichzelf beschouwd worden. God had ook Zijn machtig werk van REDDING voorgenomen door middel van het kruis van Zijn geliefde Zoon en om de heerlijkheid van Zijn REDDENDE KRACHT IN CHRISTUS JEZUS te onthullen had God de donkere achtergrond van zonde en vervreemding nodig. God die Zelf liefde is, kon nooit aanzien dat Zijn liefde voor altijd niet-onthuld en onbeloond zou blijven.
Had Satan, de Tegenstander, bij het introduceren (door zijn activiteiten) van zonde in het universum, gehandeld in absolute onafhankelijkheid van God, dan zou hij geprezen moeten worden voor het tot stand brengen van de toestand die God de gelegenheid gaf om Zijn reddende genade te manifesteren. God zal ZIJN HEERLIJKHEID niet aan een ander geven (Jes. 42:8).
Tot we in staat zijn de machtige kracht van God te (h-)erkennen, "Die alles [en Satan is inbegrepen in het "alles"] werkt naar de raad van Zijn wil"(Efe. 1:11;SW), kunnen we niet voorkomen dat we toekennen aan de Tegenstander wat God bewerkt en zal bewerken. Maar hiervan moeten we afzien, altijd er voor zorgend dat alle lof aan God toegeschreven zal worden.
Het zou bekend moeten zijn dat Satan niet een indringer is in Gods universum, maar eerder, als de leider van het rechtsgebied van de lucht, een hoog ambt bekleedt te midden van Gods hemelse menigten. In het boek Job wordt naar hem verwezen als "Satan," en Satan, in het Hebreeuws, betekent "tegenstander." Het is net zo nodig dat God een tegenstander in Zijn regering heeft als het nodig is dat enig ander beambte bestaat. Een tegenstander staat tegen, en Satan stond tegen Job, en zo had God de gelegenheid om te tonen wat Zijn genade en mededogen voor Job kon bereiken. Ja, was er niet de Tegenstander geweest, dan zou er geen "wijsheid van deze wereld zijn geweest (1Kor. 1:20), de donkere achtergrond waartegen de heerlijkheid van Christus wordt onthuld, Die de kracht en wijsheid van God is, de universele Redder (1Kor. 1:18-25).
Indien zij die proberen de Schrift uit te leggen zich eerst bewust zouden worden dat, en dan verkondigen dat, de Tegenstander, Satan, de rol vervult die hem door God werd toegewezen, en dat hij in die rol onderschikt is aan Gods gezag en controle, en niet verder kan gaan dan de grenzen die God voor hem heeft gesteld, dan zou er minder ongemak binnen de rangen van het Christendom zijn.