|
In Paulus’ eerste brief aan Timotheüs is de volgende passage opgenomen:
"Het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed
geweten en een ongeveinsd geloof. Door dit spoor te verlaten zijn
sommigen vervallen tot ijdel gepraat; zij willen leraars der wet zijn,
zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig
spreken. Wij weten, dat de wet goed is, indien iemand haar wettig
toepast..."
(1 Tim.1:5-8) .
Uit dit bijbelgedeelte kunnen we leren, dat er een wettig (d.w.z. een juist), maar ook
een onwettig gebruik van Gods wet bestaat. De tegenstanders van Paulus en
Timotheüs maakten een verkeerd gebruik van de wet. Tegen zulk misbruik wilde de
apostel waarschuwen.
Aangezien sommige mensen de wet verkeerd toepassen horen wij ons af te
vragen, wat in dit opzicht “wettig” is. Hebben wijzelf, zonder het te beseffen, bij
bepaalde gelegenheden misschien een kwalijk gebruik van Gods wet gemaakt?
Als je aan tien christenen zou vragen: "Waartoe heeft God de mens een wet
gegeven?", dan is de kans groot dat negen van de tien zouden antwoorden: "Om het
kwaad te beteugelen". Velen gaan er van uit, dat als Gods wet maar meer onder de
aandacht van het volk werd gebracht, het met de geestelijke toestand van Europa
beter zou zijn gesteld.
Toch leert de Schrift niet, dat de wet, die God via Mozes aan Israël gaf, de
bedoeling had om de zonde in te perken. Integendeel!
"De wet is er bijgekomen, opdat de overtreding zou toenemen"
(Rom.5:20, Voorhoeve).
De Statenvertalers schreven kernachtig:
"Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te
meerder worde".
Wilt u voor uw omgeving een "leraar der wet" (1 Tim.1:7) zijn? Dan zult u merken dat
de zonde ter plaatse de pan uitrijst.
Paulus had dat in de praktijk ervaren. Aan de Romeinen schreef hij:
"Van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet
zeide: gij zult niet begeren. Maar uitgaande van het gebod, wekte de
zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde
dood. Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam,
begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, en het gebod, dat
ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn"
(Rom.7:7-10).
De menselijke natuur zit volgens de apostel als volgt in elkaar: Zolang we van het
bestaan van allerlei verboden niet op de hoogte zijn, hebben we weinig zin om het
verbodene te doen. Maar zodra iemand ons vertelt, dat bepaalde dingen verboden
zijn, beginnen we er zin in te krijgen. "Uitgaande van het gebod" wekt de zonde in ons
"allerlei begeerlijkheid op". Begeerte is op zichzelf al zonde, en bovendien geven we
er dikwijls aan toe. Zodoende leidt het gebod voor ons niet ten leven, maar juist ten
dode. Geboden prikkelen de zonde in ons (vgl. 1 Kor.15:56). "De zonde begint dan te
leven". De wet van Mozes is daarom geen goed middel om het kwade de kop in te
drukken.
Van bovengenoemde groep christenen zou meer dan de helft misschien ook
antwoorden, dat God de mens een wet heeft gegeven "om hem te leren, hoe hij Hem
kan behagen en in overeenstemming met Zijn wil kan wandelen". Slechts weinigen
hebben in de gaten, dat dit antwoord met het Nieuwe Testament in strijd is. In de brief
aan de Romeinen lezen we immers het volgende:
"Uit werken der wet zal geen vlees [d.w.z. niemand] voor Hem
gerechtvaardigd worden"
(Rom.3:20, vgl. Gal.2:16).
"De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God, want het
onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kán dat ook niet;
zij die in het vlees zijn, kúnnen Gode niet behagen"
(Rom.8:7).
Volgens Paulus is de wet niet gegeven om de mens te leren hoe hij moet leven en hem
te tonen hoever hij het op die weg al heeft geschopt:
"Indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs
gestorven... Want indien er een wet gegeven was, die levend kon
maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen
zijn. Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten
gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden
van hen, die geloven"
(Gal.2:21, 3:22).
De wet is niet gegeven om ons te tonen, hoe we in overeenstemming met Gods wil
kunnen leven. Want door de wet is er geen gerechtigheid. Als kennis van de wet
voldoende was om de mensheid rechtvaardig te maken, dan had Christus niet
behoeven te sterven.
Sommige kerkmensen zullen zeggen: maar voor wie eenmaal tot Christus is gekomen,
houdt de wet toch niet op? Dan wordt ze toch een regel der dankbaarheid?
Jammer genoeg spreken wij maar al te vaak andere taal dan het Nieuwe
Testament. Deze bewering druist immers in tegen wat Paulus in 1 Tim.1:9 zegt:
"De wet is niet gesteld voor de rechtvaardige".
Er staat eigenlijk: niet bestemd voor of niet van kracht voor de rechtvaardige. Niet
bedoeld voor wie gerechtvaardigd is uit het geloof en vrede heeft met God door de
Here Jezus Christus (Rom.5:1). Paulus keerde zich tegen niet-Joden, die terug wilden
gaan naar de wet.
"Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?"
hield hij hun voor (Gal.3:3). Eigenlijk staat er:
"U bent in Geest begonnen, wilt u nu in vlees volmaakt worden?"
Terwijl God u zijn Geest heeft gegeven, van u een nieuwe schepping heeft gemaakt
(2 Kor.5:17) en een volkomen behoudenis in u wil bewerken (Fil.2:13), meent u nu met
regels Gods werk te moeten vervolmaken?
"Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend
zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke
wereldgeesten?"
(Gal.4:9).
Nu God u de positie van zonen heeft gegeven, wilt u weer slaven worden? (vgl.
Rom.8:15, Gal.4:7).
Wie Christus toebehoren, zijn voor de wet gestorven (Rom.7:4-6, Gal.2:19,
Kol.2:20). De eisen en bedreigingen van de wet zijn niet langer op hen van toepassing
(Rom.7:1) en wekken in hen geen reactie meer op. Toch zijn ze niet zonder wet (1
Kor.9:21), want ze behoren de Opgestane toe en mogen door Hem vrucht dragen. Als
leden van het lichaam van de Messias ontvangen ze levenskracht vanuit het Hoofd
(Kol.2:19). Ze mogen [als koningskinderen] "waardig" [d.w.z. in overeenstemming
met] hun roeping wandelen (Efe.4:1). God heeft hen als Zijn kinderen aangenomen en
bewerkt in hen zowel het willen als het werken door Zijn Geest (Fil.2:13). Ze mogen
wandelen zonder angst (Rom.8:15, 2 Tim.1:7, 1 Joh.4:15-19), in vertrouwen op hun
hemelse Vader die ook waar het hun levenspraktijk betreft in alles zal voorzien
(Efe.2:10, Fil.2:13).
"Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt.
Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen"
(Gal.5:1).
Hoe moet de wet dan wél worden gebruikt? Op die vraag antwoordt Paulus, dat de
wet er is
"voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars"
(1 Tim.1:10).
De wet is gegeven om mensen van zonde te overtuigen en hen te doen beseffen dat
zij door eigen inspanningen onmogelijk behouden kunnen worden. De wet is niet
bedoeld om de mens rechtvaardig te maken, maar juist om hem te veroordelen en
ieder streven naar eigen gerechtigheid te smoren. Over het doel van de wet zegt de
apostel immers:
"Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hén spreekt, die onder
de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig
worde voor God"
(Rom.3:19).
"De wet bewerkt toorn"
(Rom.4:15).
"De letter [van de wet] doodt"
(2 Kor.3:6).
Paulus omschreef de functie van de wet als volgt:
“de bediening des doods, met letters op stenen gegrift”
(2 Kor.3:7).
Over zijn eigen ervaring schreef hij:
"De zonde heeft, uitgaande van het gebod, mij misleid en door middel
daarvan gedood"
(Rom.7:11).
De bediening van de wet brengt veroordeling (2 Kor.3:9). "Overtuigen en veroordelen
is het enige dat de wet kan doen" (Isaac Watts).
De wet stelt ons niet in staat, om in overeenstemming met Gods wil te leven.
Ze laat ons zien, dat we falen en Zijn gramschap opwekken. Ze doordringt ons van het
feit, dat we een Verlosser nodig hebben en alleen door het geloof in Hem behouden
kunnen worden. God heeft de wet gegeven, "opdat de overtreding zou toenemen"
(Rom.5:20) . Om de mens te leren, dat hij zichzelf niet kan redden. Om hem te tonen,
dat zijn toestand volstrekt hopeloos is, tenzij hij zijn vertrouwen stelt op Christus. Het
juk van de wet kan geen enkel zondig mens dragen (Hand.15:10). De wet is bedoeld
om wie buiten Christus zijn te doen wanhopen en hen tot de Verlosser te leiden,
opdat zij mogen leven.
"De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat
wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden"
(Gal.3:24).
De wet is er ook om christenen die zijn vergeten, dat ze uit geloof moeten leven, tot
Christus terug te leiden. In ieder mens schuilt de neiging om door middel van vrome
inspanningen God te willen behagen en een stukje van Zijn gunst of zegen te willen
verdienen. Al kennen we God al jaren en al weten we in theorie best dat we moeten
vertrouwen op Zijn genade, we vergeten het telkens weer en beginnen op
programma’s, trainingen, opleidingen, marketing technieken of wat dan ook (kortom:
op vlees) te vertrouwen. Zodoende plaatsen we onszelf opnieuw onder een wet. Als
we aan God vragen: "Wat moet IK doen om Uw gunst of zegen te verdienen?", luidt
het antwoord: "Bewaar de geboden" (Mat.19:16-17). Vroeger of later zul je op die weg
leren dat je een verlosser nodig hebt. Dan kom je terug en bid: "Heer, wees mij zondaar
genadig!" En pas dan ga je gerechtvaardigd naar huis. Dan ontvang je gratis wat je met
werken onmogelijk kon bereiken.
| |