Tijdens Zijn bediening sprak de Heer een aantal gelijkenissen uit die verband houden met het koninkrijk. De straffen van de gelijkenissen worden volkomen verkeerd verstaan wanneer gezegd wordt dat ze zouden verwijzen naar een hel met letterlijk vuur en onuitspreekbare kwelling. Maar waar verwijzen ze dan wel naar?
Hades komt in de gelijkenissen slechts één maal voor als straf – in de gelijkenis van de rijke man en Lazarus. De toepassing die uit deze gelijkenis volgt, zoals eerder al genoemd, houdt verband met het nationale Israel dat in de huidige era lijdt onder het antisemitisme. Er is geen vuur of letterlijke kwelling in hades. Christus’ uitbeelding er van in de gelijkenis was figuurlijk, om te passen bij de dood van de rijke man en Lazarus, die ook figuurlijk was. Zoals de context van Lukas’ verslag laat zien, vertegenwoordigen de rijke man en Lazarus beide grote groepen mensen. Het is een natie die sterft, niet individuen. Deze gelijkenis verschilt van de anderen die volgen omdat ze verwijst naar Israel tijdens de interim periode, voordat Christus komt. De andere verwijzen naar het koninkrijk in de latere eras.
Buitenste duisternis is het tegendeel van innerlijk licht. Is het innerlijke licht niet dat waarvan Jesaja profeteerde? “Sta op, wees helder, want jouw licht is gekomen, en de heerlijkheid van JAHWEH straalt op jou! Want zie!, duisternis zal het land bedekken en somberheid de volkstammen. Maar op jou zal JAHWEH stralen en Zijn heerlijkheid zal over jou gezien worden. En de natiën gaan bij jouw licht en koningen bij de helderheid van jouw straling” (Jes. 60:1-3;SW).
Ook Johannes sprak over innerlijk licht, zeggend: “En de natiën zullen bij haar licht wandelen en de koningen van de aarde dragen hun heerlijkheid in haar. En haar poorten zullen zeker niet gesloten zijn, want er zal daar geen dag of nacht zijn” (Openb. 21:24,25;SW).
Uit deze passages wordt het duidelijk dat de buitenste duisternis (Matt. 8:12; 22:13; 25:30) betekent dat men buitengesloten is van de gezegendheid van het koninkrijk , terwijl anderen vrijelijk binnen mogen gaan. En deze buitenste duisternis is zeker een toestand waarin mensen bewust bestaan, anders zou hun wroeging niet beschreven kunnen worden als “weeklagen en knarsen van tanden”.
“En hij zal hem afsnijden en zijn deel zal hij toewijzen aan de hypocrieten” (Matt. 24:45-51; Luk. 12:41-46), is een andere veroordeling die verwijst naar het verlies van koninkrijksvoorrechten. Er zijn talrijke passages in de Pentateuch waarin een overtreder van een wet of iemand die onrein was geworden afgesneden werd van de natie Israel, of afgesneden van de gemeente. In deze gevallen werd de persoon beschouwd als een vreemdeling en had hij geen deel aan de natie in hun huidige relatie met Jahweh of in het toekomstige koninkrijk. Het houdt niet in dat ze gedood werden. Ze verloren de toegang tot de tabernakel, offers en ceremonieën van de wet. Deze parabolische zinsnede is vergelijkbaar met die toestand. De hypocrieten worden niet toegelaten in de zegen van koninkrijksburgerschap. Zij staan buiten. Zij van Israel die leven tijdens de tijden van het koninkrijk, maar niet toegestaan worden burgers van het koninkrijk te zijn, worden afgesneden.
Weeklagen en knarsen van tanden is een uitdrukking die iemand uitbeeldt die een onuitspreekbaar verlies heeft geleden. Denk aan de Joden die devoot waren in hun religie (maar niet in hun hart) en verwachtten dat hun Messias zou komen. Generatie na generatie van Joden was gekomen en gegaan. Uiteindelijk kwam de Messias, maar Hij werd niet erkend. Wanneer Hij terugkomt zullen weinigen klaar zijn. Denk aan de gevoelens van die uitverkoren mensen wanneer ze buiten staan, de heerlijke pracht waarnemend waaraan zij deel hadden kunnen hebben. Hen was altijd verteld dat het zou komen, en tot op zekere hoogte hadden zij het geloofd. Maar toen het eindelijk kwam, met een heerlijkheid die alles wat zij gedacht hadden verre overtrof, ondervonden ze dat ze buitengesloten waren. Natuurlijk zullen zij weeklagen en hun tanden knarsen over hun verlies.
De gelijkenissen van het sleepnet en de dolik (Matt. 13:24-30, 36-43. 47-41) werden eerder al genoemd onder het kopje
Koninkrijkvuur.
Zie dat deel voor verdere details. Zoals met de kastijding die hierboven besproken werd, is het een toestand van bewustzijn en kastijding.
Zijn de gelijkenissen die de Heer sprak toepasbaar op de mensen die ze hoorden? Zullen die ongelovige Joden van de eerste eeuw in de buitenste duisternis geworpen worden, of moeten deze passages alleen toegepast worden op hen die leven ten tijde van de wederkomst van de Heer? In Openbaring lezen we dat alleen het gelovig deel opgewekt wordt bij het begin van de duizend jaren. De ongelovige Joden van voorbije eeuwen zijn tijdens het millennium dood. Hier is de zaak: ongelovige Joden zullen opgewekt worden voor de grote witte troon, maar indien de tweede dood een letterlijke dood zou zijn, zouden ze opnieuw sterven zonder ooit het koninkrijk te hebben gezien. Dus moet de vraag gesteld worden: Wanneer zullen ze ooit getuige zijn van de koninkrijksheerlijkheid? Wanneer zullen ze buiten geworpen worden of afgesneden worden of weeklagen en hun tanden knarsen? De gelijkenissen vragen er om dat deze dingen ervaren worden tijdens het koninkrijk.
Deze gelijkenissen zijn speciaal toepasbaar op de generatie tot wie ze gesproken werden. De enige geschikte tijd waarin die generatie getuige kan zijn van de koninkrijkheidsheerlijkheid, zal zijn volgend op het grote witte troon oordeel. Aangezien zij op dat moment in leven moeten zijn, moet de tweede dood figuurlijk zijn. Anders zou de enig mogelijke tijd dat zij van enige gebeurtenis van het koninkrijk getuige kunnen zijn, zijn tijdens de tijd dat hun oordeel uitgesproken is voor de troon.
Oordeelsstraffen worden niet voor de balie van de rechter uitgevoerd, zeker niet als de duur van de straf een aanzienlijk deel van de tijd overspant. De tweede dood is op zich de straf van het oordeel. En als het dat niet zou zijn, waarom zou dan iemand er in geworpen worden? Indien het kruis God en mens verzoend zou hebben, en indien oordeel plaatsvindt om al het verkeerde in iemands leven te corrigeren, waarom zou dan, na alles wat bereikt is, iemand nog gedood moeten worden? Indien het oordeel van hen bij de grote witte troon daar voltooid zou zijn (wat niet het geval is), dan is levendmaking het enige dat nog overblijft om te doen – onsterfelijk gemaakt worden. Zij zouden dan verder vooruit geschoven zijn in Gods doelstelling voor hen dan gelovigen vandaag, die geleefd hebben en gestorven zijn. Hedendaagse gelovigen wachten nog steeds op een oordeel nadat zijn opgestaan zijn. De tweede dood moet een straf zijn die bij de grote witte troon uitgesproken wordt.
Verder licht op deze gedachten wordt gegeven door een passage in Lukas, waar de Heer Zijn opmerkingen rechtstreeks richt tot Zijn toehoorders:
“Dan zouden jullie beginnen te zeggen: 'Wij aten en wij dronken voor uw ogen en u leerde in onze markten!' En Hij zal verklaren, tot jullie zeggend: 'Ik ben met jullie niet bekend. Van waar zijn jullie? Trek je van mij terug, alle werkers van ongerechtigheid! Er zal geween zijn en knarsen van tanden, wanneer jullie Abraham en Izaäk en Jakob zouden zien en al de profeten in het koninkrijk van God, maar jullie buiten geworpen zijn. En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zij zullen tot rust gebracht worden in het koninkrijk van God”
(Luk. 13:26-29;SW).
Wanneer zullen de ongelovige Joden van de eerste eeuw Abraham, Izaäk en Jakob zien in het koninkrijk? Zij zullen dood zijn tijdens de duizend jaren. Is de era van de tweede dood niet de meest waarschijnlijke tijd? Is er enig ander tijd waarin zij koninkrijksburgers kunnen zien, die de voordelen er van genieten, terwijl zij buiten gesloten zijn? En opent dit niet een venster naar een breder verstaan van de tweede dood? Het is zeer redelijk dat de uitdrukkingen “afgesneden,” “geworpen in de buitenste duisternis,” “weeklagen en knarsen van tanden,” en andere uitdrukkingen die door Christus werden gebruikt in de gelijkenissen, alle beschrijvingen zijn van de toestanden waarin velen zullen gaan na het grote witte troon oordeel. Men zou dan verwachten dat zulke zinsneden synoniem zijn met “tweede dood.” En dan zou gevonden kunnen worden dat de Schrift heel veel te zeggen heeft over de tweede dood.
Door naar deel 14...